Archeologisch vooronderzoek langs de Ter Aaseweg te Nieuwer-Ter-Aa, gemeente Stichtse Vecht

(1)

Vestigia BV Spoorstraat 5 3811 MN Amersfoort telefoon 033 277 92 00 fax 033 277 92 01 info@vestigia.nl

Archeologisch vooronderzoek langs de Ter Aaseweg te Nieuwer-Ter-Aa, gemeente Stichtse Vecht

Ruimtelijk advies op basis van inventariserend veldonderzoek

Rapportnummer: V1097

Projectnummer: V13-2637

ISSN: 1573 - 9406

Status en versie: Definitief 2.0

In opdracht van: TenneT

Rapportage: W.J. Weerheijm, K. Klerks

Plaats en datum: Amersfoort, 10 oktober 2013

Niets uit dit werk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, daaronder mede begrepen gehele of gedeeltelijke bewerking van het werk, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Vestigia BV of TenneT

(2)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V1097, definitieve versie 2.0, d.d. 10 oktober 2013 2

Projectgegevens Projectgegevens Projectgegevens Projectgegevens

Initiatief Nieuwbouw schakel- en transformatorstation

Toponiem / locatie Ter Aaseweg

Plaats Nieuwer-Ter-Aa

Gemeente Stichtse Vecht

Provincie Utrecht

Opdrachtgever TenneT TSO B.V.

Postbus 718 6800 AS Arnhem

Contactpersoon opdrachtgever Mevr. R. Dusée, tel. 026-3731330

Oppervlakte plangebied Ca. 5000 m2

Diepte grondwerkzaamheden Fundering d.m.v. heipalen ca. 4-7 m -mv

Huidig grondgebruik Onbebouwd

Onderzoeksmelding 56.734

Soort onderzoek Inventariserend veldonderzoek

RD-hoekcoördinaten van het plangebied 128.203/467.321 128.254/467.310

128.203/467.321 128.254/467.310

Kaartblad (1:25.000) 31E

Uitvoerder en documentatie Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie Projectleider/Senior archeoloog Dr. R.M. van Heeringen

Projectmedewerkers Drs. K. Klerks (fysisch geograaf)

Mr. W.J. Weerheijm MA (archeoloog)

Uitvoering booronderzoek 6 mei 2013

Bevoegd gezag RIP Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

vertegenwoordigd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE)

Smallepad 5

3811 MG Amersfoort

Contactpersoon Mevr. drs. L. Theunissen

Bevoegd gezag omgevingsvergunning Gemeente Stichtse Vecht Endelhovenlaan 1 3601 GR Maarssen

Contactpersoon Dhr. Van Cleef

Deskundige namens BG Mevr. drs. F. Hogenboom (Omgevingsdienst Regio Utrecht)

Gecontroleerd door Vestigia/R.M. van Heeringen d.d. 7 mei 2013

Geaccordeerd door RCE d.d. 3 juli 2013

Gemeente Stichtse Vecht d.d. 27 september 2013

(3)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V1097, definitieve versie 2.0, d.d. 10 oktober 2013 3 Inhoudsopgave

Samenvatting en advies ... 5

Onderbouwing advies ... 7

1 Projectomgeving ... 7

1.1 Plangebied ... 7

1.2 Onderzoeksdoel en -methode ... 7

2 Bureauonderzoek ... 9

3 Inventariserend veldonderzoek ... 11

3.1 Vraagstelling onderzoek ... 11

3.2 Onderzoeksmethode ... 11

3.3 Resultaten veldonderzoek... 11

3.1 Conclusies veldonderzoek ... 12

Literatuur ... 15

Digitale bronnen ... 15

Kaarten en bijlagen ... 16

(4)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V1097, definitieve versie 2.0, d.d. 10 oktober 2013 4 Afbeelding 1:

Afbeelding 1:

Afbeelding 1: Foto plangebied richting het zuiden (Foto: Vestigia).

(5)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V1097, definitieve versie 2.0, d.d. 10 oktober 2013 5 Samenvatting en advies

In opdracht van TenneT heeft Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie een archeologisch inventariserend veldonderzoek door middel van boringen uitgevoerd voor een plangebied aan de Ter Aaseweg te Nieuwer Ter Aa, gemeente Stichtse Vecht (kaart 1, afbeelding 1). Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 0,5 ha en is momenteel in gebruik als grasland. TenneT is voornemens om op deze locatie bodemingrepen te laten plaatsvinden in het kader van de aanleg van het 380/150kV schakel- en transformatorstation Breukelen. Hier zal de bovenste toplaag (ca. 30 cm) worden verwijderd en zullen betonplaten worden aangebracht, met heipalen tot op het zand, om plaatselijk het transport van een transformator vanaf het kanaal naar de A2 tijdens de aanleg van het station mogelijk te maken. De periode dat het platform in gebruik zal zijn, zal inclusief bouwen en afbreken 6 tot 8 weken bedragen.

De aanleg van het transformatorstation vindt plaats in het kader van een rijksinpassingsplan.

Voorafgaand aan de ontwikkelingen dient in kaart gebracht te worden of zich binnen het

onderzoeksgebied behoudenswaardige archeologische resten (zouden kunnen) bevinden, die tegen de achtergrond van de bodemingrepen gevaar lopen. In het kader van dit project is reeds eerder een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Op basis van dit bureauonderzoek had het plangebied een hoge archeologische verwachting en is dientengevolge geadviseerd voor het onderhavige plangebied een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen uit te voeren.

Tijdens het veldonderzoek is geconstateerd dat het plangebied zich op de uitlopers van de oeverwal van de Oude Aa bevindt. In het oostelijk deel van het plangebied is de top van de oeverwal niet (meer) aanwezig maar bevindt zich slootvulling of opgebracht slib. In het westelijk deel is de bodemopbouw intact, er bevinden zich echter geen sporen van bodemvorming of vergaande rijping in de top van de oeverwal. De omstandigheden waren waarschijnlijk te nat voor bewoning. Tijdens het onderzoek zijn geen primaire of secundaire archeologische indicatoren aangetroffen.

Gezien de aangetroffen verstoringen binnen het plangebied en het ontbreken van archeologische indicatoren in de boringen, kan worden gesteld dat de kans op het aantreffen van een (intacte) archeologische vindplaats klein is. Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek is de archeologische verwachting voor het plangebied daarom bijgesteld naar ‘laag’ en adviseert Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie dan ook geen vervolgstappen in het kader van de Archeologische

Monumentenzorg (AMZ). Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische ‘toevalsvondst’ wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van dit grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, het Ministerie voor onderwijs, Cultuur en Wetenschap, vertegenwoordigd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

(6)

(7)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V1097, definitieve versie 2.0, d.d. 10 oktober 2013 7 Onderbouwing advies

1 Projectomgeving

1.1 Plangebied

In opdracht van TenneT heeft Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie een archeologisch inventariserend veldonderzoek door middel van boringen uitgevoerd voor een plangebied aan de Ter Aaseweg te Nieuwer Ter Aa, gemeente Stichtse Vecht (kaart 1, afbeelding 1). Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 0,5 ha en is momenteel in gebruik als grasland. TenneT is voornemens om op deze locatie bodemingrepen te laten plaatsvinden in het kader van de aanleg van het 380/150kV schakel- en transformatorstation Breukelen. Hier zal de bovenste toplaag (ca. 30 cm) worden verwijderd en zullen betonplaten worden aangebracht, met heipalen tot op het zand, om plaatselijk het transport van een transformator vanaf het kanaal naar de A2 tijdens de aanleg van het station mogelijk te maken. De periode dat het platform in gebruik zal zijn, zal inclusief bouwen en afbreken 6 tot 8 weken bedragen.

Voorafgaand aan de ontwikkelingen dient in kaart gebracht te worden of zich binnen het

onderzoeksgebied behoudenswaardige archeologische resten (zouden kunnen) bevinden, die tegen de achtergrond van de bodemingrepen gevaar lopen. In het kader van dit project is reeds door Vestigia een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd.¹ Op basis van dit bureauonderzoek had het plangebied een hoge archeologische verwachting en is dientengevolge geadviseerd voor het onderhavige plangebied een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen uit te voeren.

1.2 Onderzoeksdoel en -methode²

Doel van het archeologisch vooronderzoek was vast te stellen of er in het plangebied sprake is (of kan zijn) van archeologische resten die door de bodemingrepen verstoord dreigen te worden en, indien mogelijk, uitspraken te doen over de waarde hiervan in termen van fysieke en inhoudelijke kwaliteit zoals zeldzaamheid en gaafheid. Hiertoe is eerst een bureauonderzoek verricht, waarbij voor het plangebied een specifiek archeologisch verwachtingsmodel is opgesteld.³ Het onderhavige onderzoek omvat een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen om het verwachtingsmodel te toetsen. Op basis van dit veldonderzoek is een advies opgesteld in het kader van de cyclus van de archeologische monumentenzorg (AMZ).

1 Weerheijm/Pierik 2013.

2 Het onderzoek is uitgevoerd volgens de richtlijnen van de KNA versie 3.2 (zie bijlage 2).

(8)

(9)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V1097, definitieve versie 2.0, d.d. 10 oktober 2013 9 2 Bureauonderzoek

Voor dit project is reeds een bureauonderzoek uitgevoerd.⁴ Voor het volledige bureauonderzoek verwijzen wij naar dit rapport. Gemakshalve volgt hier een samenvatting uit het rapport:

Het plangebied heeft op de gemeentelijke archeologische beleidskaart een hoge archeologische

verwachting (afbeelding 2). Gezien het oppervlak van het plangebied en de diepte van de voorgenomen ingrepen is het project volgens het gemeentelijk archeologisch beleid onderzoeksplichtig. Het plangebied ligt waarschijnlijk net buiten de bedding van de Oud-Aa. Waarschijnlijk ligt er een oeverwal waardoor een hoge verwachting geldt vanaf de IJzertijd (afbeelding 3). Voor het onderliggende dekzand geldt een verwachting tot het Midden Neolithicum (tussen 4 en 9 m – NAP; het plangebied ligt op circa 0,2 m - NAP). De kleiige meerafzettingen hier tussenin hebben geen verwachting (Bronstijd/Vroege IJzertijd).

Gezien het feit dat binnen het oostelijk plangebied de afgelopen twee eeuwen geen ontwikkelingen hebben plaatsgevonden en het plangebied alleen in gebruik is geweest als grasland bestaat de kans dat zich hier mogelijk nog archeologische resten bevinden van bewoning uit de periode vanaf de IJzertijd.

Deze sporen kunnen in principe op of direct onder het maaiveld worden aangetroffen. Om dit verwachtingsmodel te toetsen wordt geadviseerd een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen uit te voeren.

Afbeelding 2:

Afbeelding 2: Gemeentelijke archeologische beleidskaart met ArchisII gegevens. Het plangebied is in rood aangegeven (Bron: Weerheijm/Pierik 2013, kaart 4A).

(10)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V1097, definitieve versie 2.0, d.d. 10 oktober 2013 10 Afbeelding

Afbeelding Afbeelding

Afbeelding 3333:::: Rivierenkaart van Cohen et al. 2012. Het plangebied is in rood aangegeven (Bron:

Weerheijm/Pierik 2013, kaart 3).

(11)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V1097, definitieve versie 2.0, d.d. 10 oktober 2013 11 3 Inventariserend veldonderzoek

3.1 Vraagstelling onderzoek

Aan de hand van het booronderzoek zijn voor zover mogelijk de volgende onderzoeksvragen beantwoord:

- wat zijn de geo(morfo)logische en bodemkundige kenmerken van de ondergrond van het plangebied?

- in hoeverre is de oorspronkelijke bodemopbouw intact met het oog op de eventuele aanwezigheid en gaafheid van archeologische vindplaatsen?

- bevinden zich in de ondergrond van het plangebied archeologische indicatoren en zo ja, waaruit bestaan deze?

- geven de resultaten van het veldonderzoek aanleiding tot vervolgstappen in het kader van de planontwikkeling in relatie tot de archeologische monumentenzorg?

3.2 Onderzoeksmethode

Voor het karterende onderzoek werd in eerste instantie een grid aangehouden van 30 x 35 m (Methode D1: Archeologische laag/Bronstijd-Middeleeuwen). Vanwege de langgerekte vorm van het plangebied en de aanwezigheid van kabels en leidingen zijn de boorpunten in een iets dichter grid gezet van circa 25 x 30 m. Binnen het plangebied zijn in eerste instantie zeven boringen gezet; boring 4 is komen te vervallen omdat de geplande locatie in de aangrenzende sloot ligt. Deze sloot valt deels binnen het plangebied.

Daarnaast zijn twee aanvullende boringen gezet om het gebied verder te karteren (totaal 9 boringen).

Voor het plangebied met een oppervlakte van minder dan 0,5 ha komt dit neer op circa 18 boringen per ha. Tijdens het onderzoek is geboord met een edelmanboor (diameter 7 cm); onder het grondwaterniveau zijn de boringen voortgezet met een guts (diameter 3 cm). De boringen zijn niet dieper gegaan dan 4 meter onder het huidig maaiveld.

De opgeboorde grond is handmatig (macroscopisch) met behulp van een boormes onderzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals houtskool, aardewerkfragmenten, vuursteen, (verbrand) bot en het voorkomen van fosfaatvlekken.

NAP-hoogtes zijn via het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) verkregen.⁵ De boorpunten zijn met Global Positioning System (GPS) ingemeten en op een boorpuntenkaart geplot. De boorstaten zijn beschreven conform de NEN 5104⁶, de horizontbeschrijving volgens De Bakker/Schelling.⁷ Het onderzoek is uitgevoerd conform de in de beroepsgroep geldende richtlijnen vastgelegd in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.2).⁸

3.3 Resultaten veldonderzoek

Vanwege begroeiing met gras kon geen veldverkenning worden uitgevoerd. Drie van de negen

uitgevoerde boringen zijn dieper dan strikt noodzakelijk uitgevoerd om de landschappelijke situatie beter te kunnen begrijpen (zie kaart 1). Eén van deze boringen is tot 4 meter onder maaiveld uitgevoerd, twee boringen tot drie meter onder maaiveld. De overige boringen zijn tot ongeveer 2 meter onder maaiveld uitgevoerd. In alle boringen bevindt zich een afdekkende zandige kleilaag direct onder het maaiveld.

5 www.ahn.nl.

6 Nederlands Normalisatie Instituut 1989.

7 De Bakker/Schelling 1989.

8 Beleidskaart; Tol/Verhagen/Verbruggen 2006.

(12)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V1097, definitieve versie 2.0, d.d. 10 oktober 2013 12 Deze kleilaag is sterk verbruind en humeus en wordt geïnterpreteerd als bouwvoor. In boringen 6, 7, 8 en 10 bevindt zich een laag zeer grof zand tussen 0,2 en 0,5 m dik, aan het oppervlak of direct onder de bovenste kleilaag. Het gaat hierbij om grof, soms schelphoudend ophoogzand. De reden waarom dit zand hier is opgebracht is niet bekend, maar het kan te maken hebben met de aanleg van de spoorlijn of het transformatorstation langs het spoor.

In boring 2, 6, 8 en 10 bevindt zich op een diepte van ongeveer 0,5 tot 1,0 m onder maaiveld een matig humeuze, donkergrijze tot zwarte laag zandige klei. Dit materiaal is gehomogeniseerd en bevat vaak organisch plantmateriaal in gereduceerde toestand en is in een twee boringen zwak fosfaathoudend. Dit, samen met de aanwezigheid van (recent) bouwmateriaal, duidt er op dat het waarschijnlijk afkomstig is vanuit een sloot of vaart. Het is niet te achterhalen of het opgebaggerd materiaal is of dat het gaat om een opgevulde sloot. Het feit dat het afgedekt is met een laag klei of zand doet vermoeden dat het gaat om een oude, opgevulde sloot.

In de overige boringen is deze slootvulling niet aanwezig maar bevindt zich een matig tot sterk siltige klei op deze diepte, geleidelijk overgaand in een matig tot sterk zandige klei op een diepte van ongeveer 1 meter onder maaiveld. Met name de zandige kleien vertonen een sterke gelaagdheid die past bij de oorsprong van het materiaal, het gaat hierbij om oeverafzettingen. Er bevindt zich aan de top van de oeverafzettingen geen begraven bodem of laklaag. Deze zandige oeverafzettingen bevinden zich ook onder de boringen waar een slootvulling is aangetroffen. Slechts in één boring is tot onder de oeverafzettingen geboord en zijn, zoals op basis van de geologische kaarten verwacht werd, oudere komafzettingen aangetroffen. De oeverafzettingen behoren tot de stroomgordel van de Oude Aa. Het feit dat er geen sporen van bodemvorming of vergaande rijping zijn aangetroffen in de oeverafzettingen wijst er op dat het gebied waarschijnlijk te nat was voor bewoning.

3.1 Conclusies veldonderzoek

Wat zijn de geo(morfo)logische en bodemkundige kenmerken van de ondergrond van het plangebied?

Het plangebied bevindt zich op de uitlopers van de oeverwal van de Oude Aa. In het oostelijk deel van het plangebied is de top van de oeverwal niet (meer) aanwezig maar bevindt zich slootvulling of opgebracht slib.

In hoeverre is de oorspronkelijke bodemopbouw intact met het oog op de eventuele aanwezigheid en gaafheid van archeologische vindplaatsen?

In het westelijk deel is de bodemopbouw intact, er bevinden zich echter geen sporen van bodemvorming of vergaande rijping in de top van de oeverwal. De omstandigheden waren waarschijnlijk te nat voor bewoning.

Bevinden zich in de boormonsters archeologische indicatoren en zo ja, waaruit bestaan deze?

Tijdens het onderzoek zijn geen primaire of secundaire archeologische indicatoren aangetroffen.

Geven de resultaten van het veldonderzoek aanleiding tot vervolgstappen in het kader van de planontwikkeling in relatie tot de archeologische monumentenzorg?

Gezien de aangetroffen verstoringen binnen het plangebied en het ontbreken van archeologische indicatoren in de boringen, kan worden gesteld dat de kans op het aantreffen van een (intacte) archeologische vindplaats klein is. Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek is de archeologische verwachting voor het plangebied daarom bijgesteld naar ‘laag’ en adviseert Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie dan ook geen vervolgstappen in het kader van de Archeologische

Monumentenzorg (AMZ). Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische ‘toevalsvondst’ wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van dit grondwerk te

(13)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V1097, definitieve versie 2.0, d.d. 10 oktober 2013 13 wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de gemeente Stichtse Vecht.

(14)

(15)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V1097, definitieve versie 2.0, d.d. 10 oktober 2013 15 Literatuur

BAKKER,H. DE/J.SCHELLING,1989: Systeem van bodemclassificatie voor Nederland. De hogere niveaus, Wageningen (Staring Centrum).

BERENDSEN,H.J.A.,1999: Handleiding voor fysisch geografisch veldwerk in het laagland, Universiteit Utrecht (Vakgroep fysische geografie).

BOS,I.J.,2010: Distal delta-plain successions - Architecture and lithofacies of organics and lake fills in the Holocene Rhine-Meuse delta plain, The Netherlands, Utrecht (Dissertatie Universiteit Utrecht).

BOTMAN,A./N. DE JONGE/J.DIJKSTRA/S. VAN DER A,2009:De Archeologische verwachtings- en

beleidsadvieskaart voor de gemeenten Maarssen, Loenen, Abcoude en Breukelen, Amersfoort (ADC Heritage rapport H032).

BUSSCHERS,F.S.,2008: Unravelling the Rhine - Response of a fluvial system to climate change, sea level oscillation and glaciation, dissertatie Vrije Universiteit, Amsterdam.

COHEN,K.M./E.STOUTHAMER/H.J.PIERIK/A.H.GEURTS,2012: Rhine‐Meuse Delta Studies’ Digital Basemap for Delta Evolution and Palaeogeography. Dept. Physical Geography. Utrecht University. Digital dataset:

http://persistent‐identifier.nl/?identifier=urn:nbn:nl:ui:13‐nqjn‐zl.

GEEL,B. VAN/S.J.P.BOHNCKE/H.DEE,1980/1981: A palaeoecological study of an upper late glacial and holocene sequence from “De Borchert”, The Netherlands, Review of Palaeobotany and Palynology 31, 367-392.

HOEK,W.Z.,2001: Vegetation response to the ~14.7 and ~11.5 ka cal. BP climate transitions: is vegetation lagging climate?, Global and Planetary Change 30 (1-2), 103-115.

HOEK,W.Z.,2008: The Last Glacial-Interglacial transition, Episodes 31(2), 226-229.

MEENE,E.A. VAN DE/M. VAN MEERKERK/J. VAN DER STAAY,1988: Toelichtingen bij de geologische kaart van Nederland 1:50.000, Blad Utrecht Oost (31O), Rijks Geologische Dienst, Haarlem.

LOUWE KOOIJMANS,L.P./P.W. VAN DEN BROEKE/H.FOKKENS/A. VAN GIJN,2005: Nederland in de prehistorie, Amsterdam.

NEDERLANDS NORMALISATIE INSTITUUT,1989: Geotechniek: Classificatie van onverharde grondmonsters, Delft (NEN 5104).

RASMUSSEN,S.O./K.K.ANDERSEN/A.M.SVENSSON/J.P.STEFFENSEN/B.M.VINTHER/H.B.CLAUSEN/M.-L.SIGGAARD- ANDERSEN/S.J.JOHNSEN/L.B.LARSEN/D.DAHL-JENSEN/M.BIGLER/R.RÖTHLISBERGER/H.FISCHER/K.GOTO-

AZUMA/M.E.HANSSON/U.RUTH,2006: A new Greenland ice core chronology for the last glacial termination, Journal of Geophysical Research 111, D06102.

SCHOKKER J./H.J.T.WEERTS/W.E.WESTERHOFF/H.J.A.BERENDSEN/C. DEN OTTER,2007: Introduction of the Boxtel Formation and implications for the Quaternary lithostratigraphy of the Netherlands Netherlands, Journal of Geosciences, - Geologie en Mijnbouw 86 – 3.

TOL,A/P.VERHAGEN/M.VERBRUGGEN,2006: Leidraad Inventariserend Veldonderzoek, deel karterend booronderzoek (uitgave SIKB).

WEERHEIJM,W.J./H.J.PIERIK 2013:Archeologisch vooronderzoek op twee locaties nabij Nieuwer-Ter-Aa, gemeente Stichtse Vecht. Ruimtelijk advies op basis van bureauonderzoek, Amersfoort (Vestigia rapport V1073).

WEERTS,H.J.T./P.CLEVERINGA/J.H.J.EBBING/F.D. DE LANG/W.E.WESTERHOFF,2000: De lithostratigrafische indeling van Nederland – Formaties uit het Tertiair en Kwartair, Utrecht (TNO-NITG).

WEERTS,H.J.T./P.CLEVERINGA/M.J.P.GOUW,2002:De Vecht/Angstel, een riviersysteem in het veen.

Grondboor en Hamer, 3/4, 66-71.

WESTERHOFF,W.E./T.E.WONG/E.F.J. DE MULDER,2003: Opbouw van de ondergrond – Opbouw van het Neogeen en Kwartair, in: E.F.J. de Mulder/M.C. Geluk/I.L. Ritsema/W.E. Westerhoff/T.E. Wong (red.), De ondergrond van Nederland, Houten.

Digitale bronnen

- Actueel Hoogtebestand Nederland: www.ahn.nl.

- Archeologisch Informatiesysteem (Archis): http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html.

(16)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V1097, definitieve versie 2.0, d.d. 10 oktober 2013 16 Kaarten en bijlagen

Kaart 1: Boorpuntenkaart

Bijlage 1: Overzicht van archeologische en geologische perioden

Bijlage 2: Toelichting Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek

(17)

! !

!

! 9 1

2

8 7

6 5

4

3 10

128200 128300

467200467300

Project:

Rapport:

Datum:

Bron:

Tekenaar:

Schaal:

V13-2637 IVO Ter Aaseweg Nieuwer Ter Aa

V1079 mei 2013 top10nl

kk 1:1250 / A4

0 25 m

Plangebied Niet uitgevoerd Slootvulling op oever Oeverafzettingen

Sloot

(18)

(19)

(20)

(21)

Nieuwe tijd Late-Middeleeuwen Vroege-Middeleeuwen

Romeinse tijd IJzertijd

Bronstijd

Neolithicum

Mesolithicum 2.600

Subatlanticum

Subboreaal

Atlanticum

Boreaal

Preboreaal Laat

Holoceen

Midden Holoceen

Vroeg Holoceen

Jonge Dryas

Allerød

Bølling

Laat Pleniglaciaal

Midden Pleniglaciaal

Vroeg Pleniglaciaal

Vroeg Glaciaal

Eemien Pleniglaciaal

Laat Glaciaal

HOLOCEEN

PLEISTOCEEN Weichselien

Paleolithicum

Saalien

8.800 v. Chr.

5.300 v. Chr.

4.900 v. Chr.

2.000 v. Chr.

800 v. Chr.

12 v. Chr.

450 na Chr.

1.050 na Chr.

1.500 na Chr.

5.700

8.700

10.250

11.650

12.850

13.900 14.030 14.640

30.000

60.000

75.000

117.000

130.000 15.000

C14 ouderdommen en gekalibreerde ouderdommen van het Holoceen volgens Van Geel et al. (1980/1981). C14 ouderdom van het Laat Glaciaal volgens Hoek (2001/2008) en gekalibreerde ouderdommen van het Laat Glaciaal volgens Rasmussen et al. (2006). Overige pleistocene chronostratigrafie volgens Westerhoff et al. (2003). Archeologische perioden van de prehistorie volgens Louwe Kooijmans et al. (2005) en overige archeologische perioden volgens Archis.

2.500

5.000

7.900

9.150

10.150

10.950

11.700 12.100 12.500

Oude Dryas

(22)

Midden-Paleolithicum Laat-Paleolithicum

300.000-35.000 voor Chr.

35.000-8800 voor Chr.

Vroeg-Mesolithicum Midden-Mesolithicum Laat-Mesolithicum

88.00-7100 voor Chr.

7100-6450 voor Chr.

6450-4900 voor Chr.

Vroeg-Neolithicum Midden-Neolithicum Laat-Neolithicum

5300-4200 voor Chr.

4200-2850 voor Chr.

2850-2000 voor Chr.

Vroege-Bronstijd Midden-Bronstijd Late-Bronstijd

2000-1800 voor Chr.

1800-1100 voor Chr.

1100-800 voor Chr.

Vroege-IJzertijd Midden-IJzertijd Late-IJzertijd

800-500 voor Chr.

500-250 voor Chr.

250-12 voor Chr.

Vroeg-Romeinse tijd Midden-Romeinse tijd Laat-Romeinse tijd

12 voor-70 na Chr.

70-270 na Chr.

270-450 na Chr.

Vroege-Middeleeuwen Late-Middeleeuwen

450-1050 na Chr.

1050-1500 na Chr.

Nieuwe Tijd A Nieuwe Tijd B Nieuwe Tijd C

1500-1650 na Chr.

1650-1850 na Chr.

1850-1950 na Chr.

(23)

( K N A 3 . 2 D e e l I I P r o t o c o l 4 0 0 2 )

H e t d o e l v a n e e n b u r e a u o n d e r z o e k i s h e t v e r w e r v e n v a n i n f o r m a t i e , a a n d e h a n d v a n b e s t a a n d e b r o n n e n , o v e r b e k e n d e o f v e r w a c h t e a r c h e o l o g i s c h e w a a r d e n , b i n n e n e e n o m s c h r e v e n g e b i e d . H e t r e s u l t a a t i s e e n

s t a n d a a r d r a p p o r t m e t e e n g e s p e c i f i c e e r d e a r c h e o l o g i s c h e v e r w a c h t i n g , o p b a s i s w a a r v a n e e n b e s l i s s i n g g e n o m e n k a n w o r d e n t e n a a n z i e n v a n ( e v e n t u e e l ) v e r v o l g o n d e r z o e k .

H e t r a p p o r t b e v a t , w a a r m o g e l i j k , g e g e v e n s o v e r a a n - o f a f w e z i g h e i d , a a r d , o m v a n g , o u d e r d o m , g a a f h e i d , c o n s e r v e r i n g e n ( r e l a t i e v e ) k w a l i t e i t v a n a r c h e o l o g i s c h e w a a r d e n e n a a r d w e t e n s c h a p p e l i j k e e i g e n s c h a p p e n ( L S 0 2 t / m L S 0 4 ) . A f h a n k e l i j k v a n d e o m v a n g v a n d e t o e k o m s t i g e ( p l a n o l o g i s c h e ) i n g r e e p e n w e r k z a a m h e d e n , d e a a r d v a n d e a a n l e i d i n g t o t h e t b u r e a u o n d e r z o e k e n d e v r a a g s t e l l i n g ( L S 0 1 ) , z u l l e n a a n v u l l e n d e g e g e v e n s m o e t e n w o r d e n v e r z a m e l d . H i e r b i j b l i j f t d e d o e l s t e l l i n g v a n h e t b u r e a u o n d e r z o e k ( h e t k o m e n t o t e e n g e s p e c i f i c e e r d e v e r w a c h t i n g ) o v e r e i n d ( L S 0 5 ) . T e n a a n z i e n v a n a r c h e o l o g i s c h o n d e r z o e k i n d e b e b o u w d e o m g e v i n g k u n n e n o n d e r g r o n d s e b o u w h i s t o r i s c h e w a a r d e n a a n g e t a s t w o r d e n . H e t i s d a a r o m w e n s e l i j k o m o o k i n h e t a r c h e o l o g i s c h b u r e a u o n d e r z o e k a a n d a c h t t e s c h e n k e n a a n d e b e b o u w d e o m g e v i n g e n h e t v o o r k o m e n v a n o n d e r g r o n d s e b o u w h i s t o r i s c h e w a a r d e n , e n z o e e n g e s p e c i f i c e e r d e v e r w a c h t i n g o p t e s t e l l e n o p b a s i s v a n a l l e

c u l t u u r h i s t o r i s c h e w a a r d e n i n h e t o n d e r z o e k s g e b i e d . V e r v o l g e n s w o r d t h e t r a p p o r t o p g e s t e l d ( L S 0 6 ) e n d e g e g e v e n s a a n g e l e v e r d b i j A r c h i s , w a a r n a h e t p r o c e s k a n w o r d e n a f g e s l o t e n . D a a r n a a s t d i e n t d e d i g i t a l e

d o c u m e n t a t i e b i n n e n t w e e j a a r n a a f r o n d i n g v a n h e t s t a n d a a r d r a p p o r t o v e r g e d r a g e n t e w o r d e n a a n h e t e - D e p o t (w w w . e d n a . n l) ( D S 0 5 ) .

H e t b u r e a u o n d e r z o e k g e l d t a l s o n d e r b o u w i n g v o o r h e t d o o r V e s t i g i a B V A r c h e o l o g i e & C u l t u u r h i s t o r i e o p g e s t e l d e a d v i e s . D i t a d v i e s g a a t n a d e r i n o p d e e v e n t u e l e r i s i c o ’ s e n b e n o d i g d e v e r v o l g s t a p p e n b i j d e v e r d e r e r u i m t e l i j k e o n t w i k k e l i n g . U i t h e t a d v i e s k a n v o l g e n d a t h e t a r c h e o l o g i s c h e v e r w a c h t i n g s m o d e l n a d e r i n h e t v e l d g e t o e t s t d i e n t t e w o r d e n . D i t k a n d o o r m i d d e l v a n e e n I n v e n t a r i s e r e n d V e l d o n d e r z o e k O v e r i g ( b o o r o n d e r z o e k ) e n / o f e e n I n v e n t a r i s e r e n d P r o e f s l e u v e n o n d e r z o e k . D i t v e l d o n d e r z o e k l e i d t o f t o t v r i j g a v e v a n h e t

o n d e r z o e k s g e b i e d o f t o t e e n a d v i e s v o o r b e h o u d v a n d e v i n d p l a a t s e n i n d i e n n i e t m o g e l i j k n a d e r a r c h e o l o g i s c h o n d e r z o e k . I n d i e n f y s i e k b e h o u d n i e t m o g e l i j k i s , d i e n t e e n o p g r a v i n g o f a r c h e o l o g i s c h e b e g e l e i d i n g u i t g e v o e r d t e w o r d e n .

V o o r e e n I n v e n t a r i s e r e n d V e l d o n d e r z o e k O v e r i g i s e e n P l a n v a n A a n p a k v e r e i s t , d a t 1 0 d a g e n v a n t e v o r e n t e r i n z a g e d i e n t t e l i g g e n b i j d e R i j k s d i e n s t v o o r h e t C u l t u r e e l E r f g o e d . V o o r d e a n d e r e t y p e n a r c h e o l o g i s c h o n d e r z o e k d i e n t e e r s t e e n P r o g r a m m a v a n E i s e n o p g e s t e l d t e w o r d e n . D i t P r o g r a m m a v a n E i s e n d i e n t

g o e d g e k e u r d t e w o r d e n d o o r h e t b e v o e g d g e z a g ( m e e s t a l d e b e t r e f f e n d e g e m e e n t e ) . V e s t i g i a i s b e v o e g d o m h e t g e h e l e a r c h e o l o g i s c h e p r o c e s t e d o o r l o p e n .

H e t i s a a n h e t b e v o e g d g e z a g o m u i t e i n d e l i j k t e b e s l i s s e n o f n a h e t b u r e a u o n d e r z o e k n o g a n d e r e a r c h e o l o g i s c h e w e r k z a a m h e d e n v e r r i c h t d i e n e n t e w o r d e n . H e t a d v i e s u i t g e b r a c h t d o o r V e s t i g i a k a n d a a r b i j e e n b e l a n g r i j k e r o l s p e l e n e n a l s z o d a n i g i n g e b r a c h t w o r d e n b i j b e s t e m m i n g s p l a n o n t w e r p e n o f – w i j z i g i n g e n e n a a n v r a g e n v o o r b o u w v e r g u n n i n g e n . I n d i e n g e w e n s t , d r a a g t V e s t i g i a z o r g v o o r e e n a d e q u a t e a f s t e m m i n g v a n d e r e s u l t a t e n m e t d e b e t r o k k e n g e m e e n t e l i j k e a f d e l i n g e n . O p d e z e w i j z e w o r d t v o o r k o m e n d a t i n e e n l a t e r s t a d i u m d i s c u s s i e o n t s t a a t o v e r d e g e m a a k t e a n a l y s e s .

(24)

H e t d o e l v a n i n v e n t a r i s e r e n d v e l d o n d e r z o e k ( I V O ) i s h e t a a n v u l l e n e n t o e t s e n v a n d e g e s p e c i f i c e e r d e a r c h e o l o g i s c h e v e r w a c h t i n g d o o r m i d d e l v a n w a a r n e m i n g e n i n h e t v e l d , w a a r b i j ( e x t r a ) i n f o r m a t i e w o r d t v e r k r e g e n o v e r b e k e n d e e n / o f v e r w a c h t e a r c h e o l o g i s c h e w a a r d e n b i n n e n e e n o n d e r z o e k s g e b i e d . D i t o m v a t d e a a n - o f a f w e z i g h e i d , d e a a r d , d e o m v a n g , d e d a t e r i n g , d e g a a f h e i d , d e c o n s e r v e r i n g e n d e i n h o u d e l i j k e k w a l i t e i t v a n d e a r c h e o l o g i s c h e w a a r d e n . H e t r e s u l t a a t v a n e e n I V O i s e e n r a p p o r t m e t e e n w a a r d e r i n g e n e e n

i n h o u d e l i j k ( s e l e c t i e - ) a d v i e s ( b u i t e n n o r m e n v a n t i j d e n g e l d ) , a a n d e h a n d w a a r v a n e e n b e l e i d s b e s l i s s i n g ( m e e s t a l e e n s e l e c t i e b e s l u i t ) g e n o m e n k a n w o r d e n ( S P 0 2 , V S 0 2 t / m V S 0 7 , D S 0 1 t / m D S 0 5 ) . D i t b e t e k e n t d a t d e v e l d a c t i v i t e i t e n u i t g e v o e r d w o r d e n t o t h e t n i v e a u w a a r o p d e z e b e s l i s s i n g g e f u n d e e r d g e n o m e n k a n w o r d e n . V e s t i g i a b r e n g t n a a r a a n l e i d i n g v a n h e t v e l d o n d e r z o e k e e n g e s p e c i f i c e e r d a d v i e s u i t , o p b a s i s w a a r v a n h e t b e v o e g d g e z a g e e n b e s l u i t k a n n e m e n o v e r d e w i j z i g i n g i n h e t b e s t e m m i n g s p l a n v a n h e t o n d e r z o e k s g e b i e d e n e v e n t u e e l n o g t e n e m e n v e r v o l g s t a p p e n i n h e t o n d e r z o e k .

B i j h e t I V O k a n e e n o n d e r s c h e i d a a n g e b r a c h t w o r d e n i n e e n v e r k e n n e n d e , k a r t e r e n d e e n w a a r d e r e n d e f a s e : D e v e r k e n n e n d e f a s e h e e f t t o t d o e l i n z i c h t t e k r i j g e n i n d e g a a f h e i d v a n v o r m e e n h e d e n v a n h e t l a n d s c h a p , v o o r z o v e r d e z e v a n i n v l o e d z i j n o p d e l o c a t i e k e u z e i n h e t v e r l e d e n . H e t d o e l i s k a n s a r m e z o n e s u i t t e s l u i t e n e n k a n s r i j k e z o n e s t e s e l e c t e r e n v o o r d e v o l g e n d e f a s e n v a n o n d e r z o e k . D e k a r t e r e n d e f a s e h e e f t t o t d o e l h e t o n d e r z o e k s t e r r e i n s y s t e m a t i s c h t e o n d e r z o e k e n o p d e a a n w e z i g h e i d v a n v o n d s t e n e n / o f s p o r e n . D e

w a a r d e r e n d e f a s e h e e f t t o t d o e l h e t w a a r n e m i n g s n e t t e v e r d i c h t e n o m d e a a r d , o m v a n g , d a t e r i n g , g a a f h e i d , c o n s e r v e r i n g e n i n h o u d e l i j k e k w a l i t e i t v a n d e a r c h e o l o g i s c h e r e s t e n v a s t t e s t e l l e n .

C r u c i a a l v o o r d e u i t v o e r i n g v a n h e t I V O i s d e k e u z e v o o r e e n b e p a a l d e o n d e r z o e k s m e t h o d e , w a a r m e e d e g e s p e c i f i c e e r d e a r c h e o l o g i s c h e v e r w a c h t i n g , g e s t e l d i n h e t b u r e a u o n d e r z o e k s r a p p o r t g e t o e t s t k a n w o r d e n i n h e t v e l d . D i t d i e n t i n e e n P l a n v a n A a n p a k d u i d e l i j k g e m a a k t t e w o r d e n ( V S 0 1 , S P 0 1 ) . A l s e i s e n g e l d e n e e n

v e r a n t w o o r d i n g v a n a l l e g e b r u i k t e i n f o r m a t i e , w a a r o p d e k e u z e g e b a s e e r d w o r d t e n e e n b e s c h r i j v i n g v a n d e v e r o n d e r s t e l d e k e n m e r k e n v a n d e v e r w a c h t e a r c h e o l o g i s c h e v i n d p l a a t s e n m . b . t . d i e p t e l i g g i n g , o m v a n g , a r c h e o l o g i s c h e i n d i c a t o r e n , r u i m t e l i j k e v e r d e l i n g e n b i n n e n d e v i n d p l a a t s , a r t e f a c t e n . B o o r - e n

p r o e f s l e u v e n o n d e r z o e k z i j n o p d i t m o m e n t d e e n i g e k a r t e r e n d e m e t h o d e n v o o r h e t o p s p o r e n v a n ( n i e t - z i c h t b a r e ) s i t e s b u i t e n d e h i s t o r i s c h e k e r n d i e b r e e d i n z e t b a a r z i j n . A n d e r e p r o s p e c t i e t e c h n i e k e n z i j n a l l e e n i n s p e c i f i e k e o m s t a n d i g h e d e n t o e p a s b a a r ( b v . g r o n d r a d a r ) . D a a r n a a s t k a n d e o p p e r v l a k t e k a r t e r i n g e e n b i j z o n d e r w a a r d e v o l l e a a n v u l l i n g z i j n o p e e n b o o r - o f p r o e f s l e u v e n o n d e r z o e k , m e t n a m e d a a r w a a r ( p l a a t s e l i j k ) s p r a k e i s v a n h e t a a n p l o e g e n v a n v o n d s t l a g e n o f d e a a n w e z i g h e i d v a n m o l s h o p e n e n g e s c h o o n d e s l o t e n . B o o r o n d e r z o e k i s e e n g e s c h i k t e p r o s p e c t i e t e c h n i e k v o o r h e t o p s p o r e n v a n s i t e s d i e z i c h k e n m e r k e n d o o r e e n a r c h e o l o g i s c h e l a a g o f e e n v o n d s t s t r o o i i n g m e t e e n v o l d o e n d e h o g e d i c h t h e i d . I n d i e n e e n o p t e s p o r e n s i t e z i c h k e n m e r k t d o o r e e n l a g e v o n d s t d i c h t h e i d ( < 4 0 v o n d s t e n / m ²) i s b o o r o n d e r z o e k m i n d e r g e s c h i k t e n k a n e e n p r o e f s l e u v e n o n d e r z o e k e e n b e t e r e m e t h o d e z i j n . V o o r d e t a i l s n a a r v e r s c h i l l e n d e b o o r m e t h o d e n w o r d t v e r w e z e n n a a r d e K N A L e i d r a a d I n v e n t a r i s e r e n d V e l d o n d e r z o e k d e e l K a r t e r e n d b o o r o n d e r z o e k .

V e s t i g i a B V A r c h e o l o g i e & C u l t u u r h i s t o r i e i s b e v o e g d t o t h e t d o e n v a n a l l e f a s e n v a n b o o r o n d e r z o e k . T e n a a n z i e n v a n d e r a p p o r t a g e e n a a n l e v e r i n g s e i s e n t o t d e p o n e r i n g g e l d e n d e z e l f d e e i s e n a l s b i j e e n

b u r e a u o n d e r z o e k m e t h e t v e r s c h i l d a t e v e n t u e e l v o n d s t m a t e r i a a l ( v o n d s t e n , m o n s t e r s ) b i n n e n t w e e j a a r n a a f r o n d i n g v a n h e t v e l d w e r k c o n f o r m d e e i s e n v a n h e t d e p o t b i j h e t a a n g e w e z e n d e p o t w o r d t a a n g e l e v e r d ( D S 0 1 t / m D S 0 5 ) .

(25)

(26)

1 / 4 Soort boring : Archeologische boring

Coordinaatsysteem : Rijksdriehoeksmeting X-coordinaat (m) : 128206

Y-coordinaat (m) : 467317 Locatiebepaling : Gemeten, GPS

Referentievlak : Normaal Amsterdams Peil

Maaiveld (cm) : -25

Bepaling maaiveldhoogte : Actueel Hoogtebestand Nederl.

Datum boring : 6-5-2013

Uitvoerder : KK/WW

Projectnaam : Nieuwer ter Aa

Lithologie

Diepte (cm)

Grondsoort Omschrijving

Archeologische indicatoren

Opm.

0 - 30 klei zwak zandig, zwak humeus, bruin-grijs, bouwvoor

30 - 80 klei uiterst siltig, bruin-grijs, spoor roestvlekken, spoor mangaanconcreties 80 - 120 klei matig zandig, bruin-grijs, spoor roestvlekken, spoor mangaanconcreties 120 - 160 klei sterk zandig, grijs, weinig mangaanconcreties, zandlagen

160 - 200 klei zwak zandig, grijs, spoor mangaanconcreties, zandlagen

02 Soort boring : Archeologische boring

Maaiveld (cm) : -50

Uitvoerder : KK/WW

Lithologie

Diepte (cm)

Opm.

0 - 40 klei matig zandig, zwak humeus, grijs-bruin, bouwvoor 40 - 50 klei uiterst siltig, grijs-bruin, spoor roestvlekken

50 - 80 klei sterk siltig, zwak humeus, donker-grijs, spoor roestvlekken, opgebrachte grond

80 - 100 klei zwak zandig, grijs, spoor roestvlekken, spoor mangaanconcreties, spoor fosfaatvlekken 100 - 170 klei sterk zandig, grijs, spoor mangaanconcreties, spoor roestvlekken, doorworteling, brokkelig

170 - 300 klei sterk zandig, grijs, spoor plantenresten, zandlagen, Opm.: hout hout 300 - 380 klei uiterst siltig, grijs, zandlagen

380 - 400 klei zwak siltig, grijs, Opm.: hout hout

Maaiveld (cm) : -30

Uitvoerder : KK/WW

Lithologie

(27)

2 / 4 0 - 3 klei zwak zandig, zwak humeus, grijs-bruin, bouwvoor

3 - 80 klei uiterst siltig, zwak humeus, grijs-bruin, spoor roestvlekken, spoor mangaanconcreties

spoor baksteen, spoor slakken/sintels

80 - 130 klei uiterst siltig, grijs-grijs, spoor roestvlekken, spoor mangaanconcreties, doorworteling, zandlagen 130 - 180 klei zwak zandig, grijs, zandlagen

Maaiveld (cm) : -45

Uitvoerder : KK/WW

Lithologie

Diepte (cm)

Opm.

0 - 30 klei zwak zandig, zwak humeus, grijs-bruin, bouwvoor

30 - 90 klei uiterst siltig, bruin-grijs, spoor roestvlekken, spoor mangaanconcreties

90 - 120 klei uiterst siltig, bruin-grijs, spoor roestvlekken, spoor mangaanconcreties, zandlagen 120 - 170 klei zwak zandig, grijs, spoor zwarte vlekken, brokkelig

170 - 190 klei sterk siltig, bruin-grijs, spoor roestvlekken, Opm.: hout hout 190 - 220 klei sterk siltig, grijs

220 - 270 klei zwak zandig, grijs, zandlagen, brokkelig

Maaiveld (cm) : -30

Uitvoerder : KK/WW

Lithologie

Diepte (cm)

Grondsoort

Omschrijving

Opm.

0 - 40 zand zwak siltig, bruin-grijs, Zand: matig grof, opgebrachte grond

40 - 100 klei zwak zandig, zwak humeus, donker-grijs, homogeen, opgebrachte grond spoor baksteen 100 - 170 klei uiterst siltig, bruin-grijs, spoor roestvlekken, spoor mangaanconcreties

170 - 200 klei zwak zandig, grijs, zandlagen

(28)

3 / 4 X-coordinaat (m) : 128186

Maaiveld (cm) : -40

Uitvoerder : KK/WW

Lithologie

Diepte (cm)

Grondsoort

Omschrijving

Opm.

0 - 20 klei zwak zandig, zwak humeus, grijs-bruin, bouwvoor

50 - 90 klei uiterst siltig, bruin-grijs, spoor roestvlekken, spoor mangaanconcreties

90 - 150 klei zwak zandig, bruin-grijs, spoor roestvlekken, spoor mangaanconcreties, zandlagen 150 - 220 klei matig zandig, grijs, spoor zwarte vlekken, zandlagen

220 - 240 klei sterk zandig, grijs, zandlagen 240 - 300 klei matig zandig, grijs, zandlagen

Maaiveld (cm) : -25

Uitvoerder : KK/WW

Lithologie

Diepte (cm)

Grondsoort

Omschrijving

Opm.

0 - 30 klei zwak zandig, grijs-bruin, bouwvoor, Opm.: puin puin

60 - 90 klei uiterst siltig, matig humeus, grijs-zwart, spoor plantenresten, spoor roestvlekken, spoor fosfaatvlekken, Opm.: slootvulling

slootvulling

90 - 140 klei uiterst siltig, bruin-grijs, spoor plantenresten, spoor roestvlekken, spoor fosfaatvlekken, doorworteling, omgewerkte grond

140 - 210 klei uiterst siltig, grijs, zandlagen, oxidatie-reductiegrens 210 - 260 klei zwak zandig, grijs, zandlagen

260 - 300 klei matig zandig, grijs, spoor zwarte vlekken, zandlagen

Maaiveld (cm) : -35

Uitvoerder : KK/WW

Lithologie

(29)

4 / 4 indicatoren 0 - 30 klei zwak zandig, zwak humeus, grijs-bruin, bouwvoor

30 - 60 klei matig zandig, bruin-grijs, spoor zwarte vlekken

60 - 80 klei sterk siltig, grijs, spoor roestvlekken, spoor mangaanconcreties, zandlagen 80 - 130 klei matig zandig, grijs, zandlagen

130 - 190 klei zwak zandig, grijs, zandlagen

Maaiveld (cm) : -40

Uitvoerder : KK/WW

Lithologie

Diepte (cm)

Grondsoort

Omschrijving

Opm.

0 - 10 klei zwak zandig, grijs-bruin, bouwvoor

10 - 60 zand zwak siltig, bruin-grijs, Zand: matig grof, opgebrachte grond 60 - 100 klei matig zandig, zwak humeus, donker-grijs, spoor roestvlekken

100 - 180 klei matig zandig, grijs, spoor roestvlekken, spoor mangaanconcreties, zandlagen 180 - 200 klei sterk zandig, grijs, zandlagen

(30)

with Reserved Font Name <Inconsolata_dz>.

This Font Software is licensed under the SIL Open Font License, Version 1.1.

The license is available with a FAQ at: http://scripts.sil.org/OFL

oﬂ