Vraag nr. 63 van 6 januari 1997
van mevrouw MARIJKE DILLEN Woningrenovatie – Subsidies
Voor de renovatie van woningen kan de initiatief-nemer een subsidie van 30 % krijgen, bedrag dat kan worden verhoogd tot 70 % wanneer het gebouw gelegen is in een woonnoodgebied en bestemd is om te worden verhuurd.
1. Wat is het totale bedrag dat gedurende de laat-ste drie jaar – graag gedetailleerd per jaar – op de begroting is ingeschreven voor deze subsi-dies ?
2. Aan welke criteria dient de aanvrager te vol-doen om in aanmerking te komen voor deze subsidies ?
3. Kan de minister mij een overzicht geven van het totaal aantal aanvragen voor de jaren 1993 – 1994 – 1995 – 1996 ?
Bestaat er een evenwicht tussen het aantal aan-vragen en het aantal toegekende subsidies ? Zo neen, hoe liggen de verhoudingen ?
Zijn er speciale criteria om bij een te hoog aan-tal aanvragen voorrang te verlenen aan sommi-ge aanvrasommi-gen ?
4. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen woonnoodgebieden en niet-woonnoodgebie-den.
Kan de minister mij een overzicht geven van de verhouding tussen deze twee categorieën ? Graag had ik van de minister een opsplitsing per provincie gekregen.
Op hoeveel aanvragen kan er per categorie op een gunstige wijze worden geantwoord ?
5. Er wordt soms gesteld dat er een te grote tijds-spanne ligt tussen het toekennen van de subsi-dieaanvraag en de effectieve uitbetaling.
Kan de minister dit bevestigen ? Zo ja, kan de minister de oorzaken hiervoor geven ? Wordt er gewerkt aan een verbetering ?
Antwoord
1. Kredieten opgenomen in de begroting voor de uitvoering van projecten via artikel 94 van de Huisvestingscode. VK (1) OK (2) 1994 390.700.000 237.100.000 1995 400.000.000 220.500.000 1996 656.800.000(3) 387.200.000 (1) VK : vastleggingskrediet (2) OK : ordonnanceringskrediet
(3) na kredietoverdrachten binnen het programma 2. De administratieve criteria waaraan een
aanvra-ger moet voldoen en de technische criteria waaraan het gebouw moet beantwoorden om in aanmerking te komen voor subsidiëring worden omstandig beschreven in de vigerende regle-mentering.
Momenteel zijn de volgende besluiten van kracht :
– besluit van de Vlaamse regering van 7 maart 1990 houdende uitvoering van de artikelen 94 en 95 van de Huisvestingscode, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 5 november 1996 ;
– ministerieel besluit van 30 november 1990 met betrekking tot de toepassing van artikel 94 van de Huisvestingscode ;
– ministeriële omzendbrief van 30 november 1990 betreffende de toepassing van de arti-kelen 94 en 95 van de Huisvestingscode. 3. Overzicht aantal aanvragen en goedkeuringen
van 1993 tot en met 1996
1993 1994 1995 1996
Aantal aanvragen 26 23 21 33
Aantal goedgekeurde
aanvragen 22 19 18 9(*)
(*)Onder abstractie van de dossiers die momenteel onvolledig zijn
Er zijn geen speciale criteria om bij een hoog aantal aanvragen voorrang te verlenen aan som-mige aanvragen. De reglementering blijft dan ook onverkort van toepassing.
4. Onderscheid woonnoodgebied/niet-woonnood-gebied en verhouding 1993 1994 1995 1996 Aantal aanvragen 26 23 21 33 Aantal aanvragen 17 17 14 13 in woonnoodgebied Aantal goedge- 22 19 18 9(*) keurde aanvragen Aantal goedge- 15 16 14 4(*) keurde aanvragen in woonnoodgebied
(*)Onder abstractie van de dossiers die momenteel onvolledig zijn
Opsplitsing per provincie : aantal aanvragen
1993 1994 1995 1996 Vlaams-Brabant 4 0 0 11 Antwerpen 8 5 1 4 Limburg 1 2 3 3 Oost-Vlaanderen 13 5 11 10 West-Vlaanderen 0 11 6 5
Totaal aantal aan- 26 23 21 33
vragen
Opsplitsing per provincie : aantal erkenningen
1993 1994 1995 1996 Vlaams-Brabant 4 0 0 2 (*) Antwerpen 6 4 1 2 (*) Limburg 1 1 2 0 (*) Oost-Vlaanderen 11 3 10 5 (*) West-Vlaanderen 0 11 5 0 (*)
(*)Onder abstractie van de dossiers die momenteel onvolledig zijn
Aantal erkenningen per provincie in woon-noodgebied 1993 1994 1995 1996 Vlaams-Brabant 2 0 0 0 (*) Antwerpen 6 4 1 2 (*) Limburg 0 0 2 0 (*) Oost-Vlaanderen 7 2 10 2 (*) West-Vlaanderen 0 10 1 0 (*)
(*)Onder abstractie van de dossiers die momenteel onvol-ledig zijn
5. Er wordt soms gesteld dat er een te grote tijds-panne ligt tussen het toekomen van de subsidie-aanvraag en de effectieve uitbetaling.
Artikel 10 van het besluit van 7 maart 1990 sti-puleert dat de betalingen geschieden bij minis-terieel besluit. Hierdoor is de administratieve behandeling langer dan bij dossiers waarbij de betaling rechtstreeks door de administratie zou gebeuren.
Nochtans verloopt de samenwerking tussen het kabinet en de administratie soepel en is er momenteel geen achterstand bij de betaling van de dossiers.
In de reeds door de Vlaamse regering goedge-keurde besluiten voor de nieuwe procedures is in een voorschottenregeling voorzien, die de betaling in principe nog vlotter zal doen verlo-pen.