Vraag nr. 294 van 15 april 1997
van de heer FILIP DEWINTER
Werken Leugenbergbocht Ekeren – Planning Het afsnijden van de gevaarlijke Leugenbergbocht van de A12-havenweg in Ekeren en het creëren van een volwaardige autoweg naar Nederland is van primordiaal belang voor de efficiëntere ont-sluiting van de Antwerpse haven en de verkeers-veilige mobiliteit naar Nederland toe.
Tijdens een hoorzitting van 25 februari laatstleden in het Vlaams Parlement stelde de directeur van Openbare Werken Antwerpen dat de aanbesteding van de bovengenoemde bocht nog dit jaar zou g e b e u r e n . Bovendien vertelde hij dat het opstellen van een milieueffectrapport (MER) over de bocht-afsnijding en over de vier wisseloplossingen voor de op- en afritten aan Hoevenen heel wat tijd deed verloren gaan.
Nu blijkt dat het kabinet van Openbare We r k e n nog een nieuwe, bijkomende studie heeft laten uit-voeren over een mogelijkheid zonder op- en afrit-ten.
Wat is de reden en het nut van deze nieuwe bijko-mende studie ?
Is een volwaardige autoweg zonder op- en afrit ter hoogte van Hoevenen wel realistisch in het licht van de reeds overbezette afrit Ekeren voor het ver-keer richting Ekeren en Hoevenen en de op- en afrit aan het Laageind voor het verkeer richting S t a b r o e k , met andere woorden : werkt een bochtaf-snijding zonder op- en afritten niet verkeersbelem-merend ?
Hoeveel vertraging zal de aanvang van de werken aan de Leugenbergbocht door dit maneuver van het kabinet oplopen en wanneer zullen de werken daadwerkelijk aanvangen ?
Hoelang zullen de werken aan de bocht duren ? Welke concrete maatregelen zullen tijdens de wer-ken getroffen worden om het verkeer efficiënt om te leiden en om de spoorbrug (de enige spoortoe-gang tot de haven) bereikbaar te houden ?
Antwoord
Gezien de aard van de vraag is het niet mogelijk binnen de gestelde termijn een antwoord te ver-strekken.
Zodra de gegevens beschikbaar zijn, zal ik via de diensten van het Vlaams Parlement een aanvullend antwoord bezorgen.
Aanvullend antwoord
De startnota voor de MER-studie voor het uitvoe-ren van de bochtafsnijding voorzag oorspronkelijk in vier varianten. Op mijn vraag werd een vijfde variant toegevoegd, namelijk het uitvoeren van de bochtafsnijding zonder op- of afritten.
De herinrichting van de Leugenberg dient globaal bekeken te worden in samenhang met de opties die zullen worden genomen met betrekking tot de kruispunten Laageind, Smalle Weg en zelfs een eventuele doortrekking van de Kalmthoutsesteen-weg N122 tot op de A 1 2 . De A12 is immers in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen gecategori-seerd als hoofdweg, waarop slechts om de 8 kilo-meter een toegangscomplex zou mogen voorko-m e n . Alle voorko-mogelijke interessante varianten aan de startnota toevoegen, zou de eigenlijke bochtrecht-trekking vertragen en was onaanvaardbaar. D a a r-om werd geopteerd r-om enkel de vijfde variant aan de startnota toe te voegen om op korte termijn een bouwvergunning voor de eigenlijke bochtafsnijding te verkrijgen en deze werken alvast te laten star-ten.
Deze bijkomende studie heeft slechts een geringe vertraging veroorzaakt, vermits de resultaten ervan reeds werden verwerkt in de ontwerpversie van het M E R , dat door het studiebureel Technum werd o p g e s t e l d . Het ontwerp-MER-rapport werd op 4 juni besproken in de MER-cel van A n i m a l . Tot op heden werd de studie nog niet conform verklaard. De technische voorbereiding van de aanbesteding der werken is rond, doch de bouwvergunning kan slechts worden verkregen na de conformverklaring van het MER. Voor deze werken werden 400 mil-joen kredieten ingeschreven op het programma 1 9 9 7 . De duurtijd van de werken zal ongeveer anderhalf jaar bedragen en de werken zullen voor 95 % buiten het normale verkeer op de A12
kun-nen geschieden. Enkel wanneer de aansluitingen met de bestaande wegen gebeuren, zal het verkeer hiervan hinder ondervinden en zal het gedurende een korte periode over één rijstrook moeten gebeuren.
Tegelijk met de aanleg van de bochtafsnijding zal mijn administratie de noodzakelijke studies, p r o c e-dures en overleg met de lokale overheden opstar-ten om de optimale plaats van de verkeerswisse-laar(s) te bepalen. Hiervoor zal onder meer gebruik worden gemaakt van het multimodaal ver-keersmodel.