• No results found

Vraag nr. 102 van 24 j anuari 2003 van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 102 van 24 j anuari 2003 van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 102 van 24 j anuari 2003

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Resolutie arbeidszorg – Opvolging

Arbeidszorg in Vlaanderen bereikt vooral perso-nen afkomstig uit de welzijns- en gezondheidssec-t o r. De minisgezondheidssec-ter engageerde zich onder andere naar aanleiding van de resolutie van het V l a a m s Parlement betreffende arbeidszorg (Stuk 808 ( 2 0 0 0-2001) – Nr. 3 , goedgekeurd op 20 februari 2002). Deze resolutie vraagt onder meer om : – de nodige maatregelen te nemen om

arbeids-zorg binnen de bestaande structuren en secto-ren op een eenvoudige en transparante wijze te regelen ;

– er bij de federale regering op aan te dringen een meer rechtszekere positie van doelgroepmede-werker in de arbeidszorg uit te werken waarbij het uitkeringsgeld op een actievere manier kan worden ingezet ;

– de nodige initiatieven te nemen voor de finan-ciering van "arbeidszorg", gekoppeld aan de formele valorisatie van deze werkvorm ;

– met de federale regering de nodige afspraken te maken over de financiering van arbeidszorg binnen de sector van de geestelijke gezond-heidszorg.

Dit paste trouwens in de regeringsverklaring die integratie onder andere door tewerkstelling ook van moeilijkere doelgroepen centraal stelt.

1. Welke maatregelen werden reeds genomen in het kader van arbeidszorg in het algemeen en de resolutie in het bijzonder, voor personen met een handicap, voor doelgroepmedewerkers uit de geestelijke gezondheidszorg, uit de gehandi-captensector en het algemeen welzijnswerk ? Hoe werden deze maatregelen gefinancierd ? Welke knelpunten resten er nog ?

2. Hoeveel personen (m/v) kregen in 2001 en 2002 de kans om in het kader van arbeidszorg aan het werk te blijven/te geraken ? 3. Zijn er voor 2003 maatregelen gepland om het bereik van de doelgroepen te vergroten ? Welke ?

NB. Een gelijkaardige vraag werd op 10 januari 2003 gesteld aan minister Landuyt (vraag nr. 32).

Antwoord

1. De initiatiefnemers van arbeidszorg zijn te situ-eren in diverse sectoren : g e h a n d i c a p t e n z o r g, sociale tewerkstelling, geestelijke gezondheids-z o r g, algemeen welgezondheids-zijnswerk. Ook de doelgroep van arbeidszorgprojecten is zeer heterogeen en betreft mensen die door (een cumulatie van) persoonsgebonden factoren (tijdelijk) geen in-komen kunnen verwerven uit arbeid. Hun eco-nomisch rendement ligt te laag om de weg te vinden naar de gewone arbeidsmarkt of zelfs naar beschutte of sociale tewerkstelling. M a a r net als alle anderen hebben zij recht op een zin-volle dagbesteding, als hefboom tot activering en maatschappelijk participatie, voor sommigen zelfs in aanloop naar een betaalde baan.

Gezien de raakvlakken tussen welzijn en werk-gelegenheid in dit dossier, werd door de twee bevoegde ministers gezamenlijk een consensus-nota opgemaakt met betrekking tot het concept van arbeidszorg en een aantal wederzijdse enga-g e m e n t e n . Bovendien werd ook meermaals overleg gepleegd met de betrokken actoren en hun vertegenwoordigers, om te onderzoeken welke randvoorwaarden vervuld moeten zijn opdat arbeidszorg georganiseerd kan worden. Uitgangspunt daarbij was de consensus dat geen nieuw circuit zou gecreëerd worden van ar-b e i d s z o r g p r o j e c t e n , maar dat het concept van arbeidszorg ingebed zou worden binnen de be-staande structuren en voorzieningen. Wat de ini-tiatieven terzake betreft van de centra alge-meen welzijnswerk, bestond consensus dat het organiseren van arbeidszorg geen kerntaak is van deze centra, maar een gevolg van het feit dat er onvoldoende aanbod voorhanden was om mensen naar toe te leiden.

Uit het overleg met het werkveld werd al snel duidelijk dat ook de federale overheid een op-dracht heeft in het realiseren van de randvoor-waarden voor arbeidszorg : problematiek van aanbod voor psychiatrische patiënten, rol van de arbeidsinspectie, de fiscaliteit,.... D a a r t o e werden diverse overlegmomenten met de fede-rale kabinetten georganiseerd van de betrokken ministers (werkgelegenheid, sociale zaken, . . . ) en werden ook schriftelijk een aantal engage-menten gevraagd. Op die vragen hebben wij tot op heden nog geen antwoord ontvangen.

(2)

van 13 juli 2001 aan alle voorzieningen de mo-gelijkheid gegeven tot het omzetten van plaat-sen in ambulante begeleidingen. Dit besluit geeft de dagcentra de mogelijkheid om bijko-mende plaatsen dagcentrum om te zetten in am-bulante begeleidingen ter ondersteuning van begeleid werken en aldus structureel in te bed-den in het bestaande aanbod.

Gezien de financiering nu geregeld wordt via de bestaande financieringskanalen voor dagcentra, wordt tegemoet gekomen aan de vraag naar een eenvoudige en transparante regeling voor het begeleid werken. Bovendien werd een interde-partementale werkgroep opgericht waarin de verschillende betrokken departementen van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, d e Vlaamse openbare instellingen en de federale overheid samen met het werkveld een wettelijk kader trachten voor te bereiden.

Wat de engagementen betreft van de c o l l e g a-minister Landuyt, verwijs ik naar zijn antwoord op vraag nr. 32 van mevrouw Va n Cleuvenbergen van 10 januari 2003.

2. Voor de sector personen met een handicap is in 89 plaatsen in de dagcentra voorzien voor bege-leid werk, hierdoor kunnen ongeveer 12.400 be-geleidingsuren (hierin zijn ook de begeleidingen begrepen die minimaal 30 minuten duren) ver-zekerd worden. Deze plaatsen worden echter voor het grootste deel deeltijds bezet zodat een grote aantal personen aan begeleid werk kan deelnemen.

Wat de engagementen betreft van de c o l l e g a-minister Landuyt, verwijs ik naar zijn antwoord op vraag nr. 32 van de Vlaamse volks-vertegenwoordiger van 10 januari 2003.

3. Op 10 december 2002 werd een omzendbrief verstuurd vanuit het Vlaams Fonds aan de di-recties van tehuizen en de dagcentra met een voorstelling van de mogelijkheden voor het or-ganiseren van begeleid werken binnen de be-staande regelgeving.

Wat de engagementen betreft van de c o l l e g a-minister Landuyt, verwijs ik naar zijn antwoord op vraag nr. 32 van de Vlaamse volks-vertegenwoordiger van 10 januari 2003.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In juni 2001 liet het kabinet van de minister weten dat de erkenning van kraamverzorgsters op de agenda stond en dat men in het onderwijs ook meer aandacht aan

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Vlaamse administratie – A l l o chtonen en gehandi- capten.

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Kunstwerken in openbare gebouwen – Stand van zaken.

Deze optie gaf de mogelijkheid via het instrument sociale werkplaatsen voor een bepaalde doelgroep en bepaalde activiteiten reeds gedeeltelijk een structureel antwoord te

Een deontologische code moet dan in heldere be- woordingen aangeven dat gelijke kansen, n o n-d i s- criminatie en diversiteit prioriteiten zijn, zowel in de interne samenwerking als

Dat mijn eigen diensten (in casu de diensten van Ruimtelijke Ordening) openstaan voor initiatieven inzake doelgroependiversiteit in de tewerkstelling behoeft geen betoog. Zo zijn

Concluderend kan bijgevolg gesteld worden dat onder verantwoordelijkheid van de Vlaamse re- gering er door de Vlaams Bouwmeester en zijn team een centrale kwaliteitsaansturing met

Alle gemeenten, ook deze waarvan de inventaris nog niet is afgerond, kunnen dan een beroep doen op de cel Monumenten en Landschappen voor de uitbouw van hun monumenten en onroerend-e