Register
Vetr, René van der, Bespreking van J.R. Morss, The biologising of childhood (Hillsdale 1990). Nr. 48. p. 462^63.
Wolf, Kees van der, Bespreking van D.R. van Peer, Sociale ondersleuning van kinderen mei leerstoornissen (Amsterdam 1991). Nr. 47, p. 354-356.
Aan deze jaargang hebben meegwerkt als mede-beoordelaar: Gert Biesta. Geert ten Dam, Maja Dekovic, Annemieke van Drenth, Ed Elbers, Wouter van Haaften, Jan Hazekamp, E. Kats, Dolf Kohnstamm, Guuske Ledoux, Ron Martens, Saskia van Oenen, Ben Spie-cker, Leo Taveccio, GerTillekens, Wiel Veugelers, Monique Volman, Marcel Vooijs, Ed Wendrieh, Anneke Zijp, Joke van der Zwaard.
470
Uit andere tijdschriften
Psychologie en Maatschappij Jaargang 16, nr. 2 1992
Mare Schabracq, Sociale representaties en sociale psychologie
Lenie Brouwer, Turkse en Marokkaanse weg-loopsters
Ine Vanwesenbeek en Ron de Graaf, Het spel en de regels. Interactie en safe sex in heteroseksuele prostitutiecontacten
Gerrit Breeuwsma, Waarom ontwikkeling? Kant-tekeningen bij de ontwikkeling van de ontwikke-lingspsychologie
Discussie:
Peter Prudon. Zijn motieven in psychologische zin illusoir? Een reactie op Geert de Vries 'Het motief als drijfveer en als genre'
Boeken
Psychologie en Maatschappij Jaargang 16, nr. 3 1992
Themanummer: De eerste eeuw: 100 jaar psycho-logie in Nederland
Jeroen Jansz, Inleiding
Pieter J. van Strien, Temperament, karakter en de psychologisering van de Nederlandse samenle-ving
David J. Bos, 'Wee de pastor die psycholoog wordt!' Over Karl Barth, Carl Rogers en Eppe Gremdaat
Jaap van Belzen, Psychologisering van de theolo-gie. De receptie van de godsdienstpsychologie aan theologische faculteiten
Jeroen Jansz, De individualisering van migratie. Psychologische analyses van immigratie en emi-gratie 1945-1983
M.G. Kemperink en W. Schónau, De Nederland-se literatuur en de psychologie. Een terreinver-kenning
Boeken
Facuf?e:t Sec. Wet.
Bibüotntük
Wassenaarsevveg 52
2333 AK Leiden
Inhoud
Thema: Vygotsky s Legacy: Understanding and Beyond
Siebren Miedema, Marinas H. van Uzendoorn en René van der Veer
365 Vygotsky's Legacy: Understanding and Beyond. An introduction
EdElbers
371 Children's contribution to their development as a theme in
Vygotsky's work
Paul van Geert
383 Vygotsky's dynamic systems
Vfim Wardekker
402 Vygotsky's view on schooling. Reflections on R. van der Veer and
J. Valsiner, Understanding Vygotsky. A Quest for Synthesis
Sacha Bern
413 Vygotsky's modern appeal
René van der Veer en Joan Valsiner
423 Voices at play. Understanding Van der Veer and Valsiner
Hoofdartikel
Joep de Hart
Besprekingen
Jan Lenders
450 Bespreking van N.L. Dodde, ...tot der kinderen selffs proffijt... Een
geschiedenis van het onderwijs te Rotterdam ('s-Gravenhage 1991) Dymphie van Berkel
453 Bespreking van René Hoksbergen en Hans Walenkamp (ed.), Kind
van andere ouders. Theorie en praktijk van adoptie (.. 1991) Eleonoor van Gerven
456 Bespreking van Saskia van Oenen en Sjoerd Karsten, Onderwijzen,
een onmogelijk beroep. Schetsen uit de geschiedenis van het onderwijzen (Groningen 1992)
Henk van Selten
458 De armoede van de pedagogiek. Bespreking van A. Pennings e.a. ed.,
Bijdragen aan pedagogisch onderzoek 1990 (Amersfoort en Leuven
1991)
René van der Veer
462 Biologische modellen in het denken over opvoeding en ontwikkeling. Bespreking van J.R. Morss, The biologising of childhood (HillsdaJe
1990)
464 Signalementen466 Uit andere tijdschriften
Comeniuscongres
In het laatste decennium van deze eeuw is Nederland een multiculturele
samen-leving geworden. Wat betekent dat voor de pedagogiek? Is het praktisch
peda-gogisch werken veel moeilijker geworden door die multiculturaliteit? Of
bren-gen de verschillende culturen juist meer kleur in de maatschappij? Hoe kunnen
we de problematiek die het werken met verschillende culturen met zich
mee-brengt conceptualiseren? Of kunnen we de culturele verschillen wellicht juist
positief benutten?
Ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van Comenius wil de redactie
van dit wetenschappelijk forum voor opvoeding, onderwijs en cultuur aandacht
besteden aan die multiculturaliteit
Dat gebeurt in de vorm van een congres, dat gehouden zal worden op vrijdag
2 april 1993 en dat als titel meekrijgt:
Pedagogisch werken over de grenzen van culturen
Op het congres vindt een confrontatie plaats tussen twee vormen van reflectie
op de problemen die worden opgeroepen door de pluraliteit in cultuur en
sa-menleving. Aan de ene kant staan de mensen uit de praktijk: prof. dr. Lotty van
den Berg, Joan Ferner en Joke van der Zwaard en tegenover zich vinden zij de
filosoof dr. Henk Procee.
Procee is onlangs gepromoveerd op de studie Over de grenzen van
cultu-ren (Boom 1991). Hij wijst hierin het universalistisch zowel als het
relativis-tisch standpunt af en verdedigt een pluralisrelativis-tische visie op culturen, waarin
'in-teractieve verscheidenheid' centraal staat. Dit komt neer op een poging om op
een positieve wijze gebruik te maken van culturele verschillen, in plaats van ze
als probleem te zien.
Het is echter mogelijk dat de alledaagse praktijk weerbarstiger is. Zo
vraagt Joke van der Zwaard, die onderzoek doet naar jeugdgezondheidszorg
on-der wijkverpleegkundigen, zich af, wat we eigenlijk met verschillende culturen
bedoelen.
Lotty van den Berg-Eldering, deskundige op het terrein van de problemen
van multiculturaliteit, en betrokken bij de OPSTAP-projecten, en Joan Ferrier,
coördinator van jeugdopvanghuizen in Amsterdam, zullen vanuit hun dagelijkse
praktijk hun visie op het onderwerp laten horen.
Aan Henk Procee wordt gevraagd om de door die drie spreeksters
gesig-naleerde problemen binnen een theoretisch kader te plaatsen.
Besprekingen
Pedagogiek betekent in dat geval onder meer een doelbewust zoeken naar dat inzicht waaraan in de praktijk en de sociaal-politieke discussie echt behoefte bestaat. Pedagogiek impliceert dan niet alleen het verwerven van zulk inzicht, maar even goed het in brede maatschappelijke kring uitdragen ervan: het eerste blijft waardeloos zo-lang het tweede ontbreekt. In beide opzichten heeft formalistische specialistenpedagogiek, waaruit nauwelijks wezenlijke betrokkenheid of bewogenheid spreekt, akelig weinig te bieden. De vertrouw dan ook op de golfbeweging van de ge-schiedenis: niet pedagogen als Imelman, maar eerder formalisten als Creemers zullen straks als dinosaurussen aan hun eigen monumentale nutte-loosheid bezwijken.
Herstel van een normatieve pedagogiek hoeft absoluut geen terugkeer in te houden naar het be-nepen moralisme en de ongefundeerde hoogvlie-gerij van vroeger. Het betekent wél een tendens naar een pedagogiek die niet uitsluitend weten-schappelijk prestige nastreeft maar daarnaast ook blijk geeft van emotionele betrokkenheid bij de alledaagse werkelijkheid, en die daarbij normatie-ve stellingnames niet uit de weg gaat. Een peda-gogiek die serieus probeert iets te zeggen over de onderwijs- en opvoedingsproblemen die ons op alle niveaus in de samenleving boven het hoofd groeien.
Die maatschappelijke dienstbaarheid, en niets anders, is ons bestaansrecht.
Rene van der Veer
Biologische modellen in het denken
over opvoeding en onderwijs.
Bespreking van J.R. Morss, The
biologising of childhood (Hillsdale
1990)
In dit boek tracht Morss aan te tonen dat ontwik-kelingspsychologie en pedagogiek zwanger gaan van modellen en theorieën afkomstig uit de biolo-gie van vóór Darwin. Dergelijke denkbeelden
acht de auteur wetenschappelijk onhoudbaar en hij pleit er dan ook voor ze uit te bannen. Sterker nog: zolang de biologie niet ingrijpend veranderd is, staat Morss een totale ont-biologisering van voornoemde wetenschappen voor. De kinderlijke ontwikkeling moet in zijn ogen gezien worden als een proces van sociale constructie.
Een dergelijke radicale stellingname vraagt een goede onderbouwing. Men moet laten zien dat het (huidige) denken over het kind gekleurd wordt door biologische concepten en dat deze nog overwegend pre-Darwiniaans zijn. Vervol-gens dient men aan te geven waarom dergelijke begrippen verkeerd zijn. Tenslotte dient men te beargumenteren waarom élk aan de biologie ont-leend begrip uit den boze is en aan te geven hoe een alternatief eruit zou kunnen zien.
Naar mijn mening is de auteur maar ten dele in zijn opzet geslaagd. Het meest overtuigt Morss waar hij laat zien dat klassieke ontwikkelingspsy-chologen gebruik maakten van zeer dubieuze bio-logische 'wetten', zoals Haeckels recapitulatie-these. Veel klassieke auteurs hebben gespeeld met de gedachte dat de kinderlijke ontwikkeling op enigerlei wijze de ontwikkeling van de mense-lijke soort weerspiegelt en hun pedagogische ad-viezen vloeiden voort uit deze gedachte. Morss behandelt 'recapitulationisten' zoals Haeckel, Spencer, Preyer, Sully, Meynert en Down, en gaat dan over tot een bespreking van klassieke (ont-wikkelings)psychologen als Hall, Baldwin, Freud, Werner, Vygotskij, en Plaget. Allen heb-ben zij min of meer extreme versies van de reca-pitulaüethese verdedigd en in het kader daarvan bijvoorbeeld kinderen met 'wilden' vergeleken. De achtergrond van dit denken vormde de ge-dachte dat dieren, natuurvolkeren en de moderne Europese mens te ordenen vielen op een lineaire schaal van progressie. Morss stelt dat deze ge-dachte gestimuleerd werd door de toenemende populariteit van het Darwinisme, maar dat ze in wezen pre-Darwinistisch was, aangezien volgens Darwin ontwikkeling blind was en niet gelijk stond aan lineaire progressie.
Nadat Morss op deze wijze heeft aangetoond dat het denken over het kind tot voor zeer kort 'biologistisch' en pre-Darwinistisch was, vestigt
Besprekingen
hij de aandacht op een zijns inziens wijdverbreide aanname in de ontwikkelingspsychologie, name-lijk dat de kindername-lijke waarneming passief is en tot stand komt door het passief registreren van elementaire sensaties. Deze assumptie was tot op zekere hoogte ontoetsbaar en louter gebaseerd op discutabele overwegingen van filosofische aard. Na deze aanname getraceerd te hebben in het werk van de Engelse empiristen en — verrassen-derwijze - Descartes, acht Morss de tijd rijp voor een bespreking van drie verschillende leeftijdsfa-sen uit de kinderlijke ontwikkeling. Zijn doel is hierbij te laten zien hoe de eerder genoemde bio-logische denkbeelden en de aanname van het sen-sationisme een funeste rol spelen in ons denken over het kind.
Bij zijn behandeling van de drie leeftijdsfasen (eerste levensjaar, kinderjaren, adolescentie) kijkt Morss wederom wat vooraanstaande klassieke en eigentijdse auteurs over deze perioden gezegd hebben en tracht hij hun theoretisch a priori aan te tonen. Vooral het denken van Piaget krijgt veel aandacht. De auteur slaagt erin om geregeld te la-ten zien hoe de waarnemingen van de onderzoe-kers door hun eigen assumpties gestuurd werden. De gedachte bijvoorbeeld dat een zuigeling niets meer ziet dan een wirwar van onduidelijke vlek-ken waaruit zich pas later vaste objecten uitkris-talliseren, lijkt op niet veel meer dan een sensatio-nistisch vooroordeel gebaseerd. Morss toont aan dat deze gedachte ook bij een eigenzinnig denker als Piaget nog voortleefde. In de eerste levens-maanden is er volgens Piaget sprake van 'onge-differentieerde en chaotische assimilatie en ac-commodatie' en in het algemeen overstijgt het ge-drag van de zuigeling 'slechts in zeer lichte mate de fysiologie'. Hoezeer deze en andere observa-ties gebaseerd zijn op vooringenomen standpun-ten blijkt als men kennis neemt van het eigentijd-se baby-onderzoek waarin de zuigeling geschetst wordt als een sociaal wezen dat al zeer vroeg communiceert met de ander.
Niettemin gaat men zich bij Morss' kritiek op het ontwikkelingsdenken van de klassieke