• No results found

Biologische modellen in het denken over ontwikkeling en opvoeding. Review of J.R. Morss, The biologising of childhood

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Biologische modellen in het denken over ontwikkeling en opvoeding. Review of J.R. Morss, The biologising of childhood"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

148

N E D E R L A N D S T I J D S C H R I F T V O O R D E P S Y C H O L O G I E , 4 7 ( 1 9 9 2 ) , 1 4 8 - 1 4 9

Boekbesprekingen

Ellen Perecman (red.)

Integrating theory and practice in clinical neuropsychology

Hillsdale Erlbaum. 1989,438 pag.

De experimentele psychologie heeft zich lange tijd ontwik-keld binnen de 'veilige' muren van het laboratorium. Er werden theorieën getoetst over waarnemen, leren en ont-houden, denken, taalgedrag en motoriek bij gezonde proefpersonen c.q. psychologiestudenten. Vanaf de jaren zestig is bij de bestudering van effecten van hersenletsel op het cognitief functioneren in toenemende mate een beroep gedaan op de bestaande experimentele psychologische me-thoden en theorieën. Er zijn enkele coryfeeën te noemen zoals Baddeley en Posner, die voor een verdere ontwikke-ling van hun modellen regelmatig uitstapjes maakten naar de cognitieve neuropsychologie.

Hoewel daardoor de kloof tussen de theorie uit het labora-torium en de praktijk in de kliniek enigszins is verminderd, is het gat bij lange na niet gedicht. Het boek dat Perecman heeft samengesteld probeert een verdere stap op weg naar de integratie te zetten onder het motto 'a theoretical appli-cation of practical techniques in clinical neuropsychology is as ill-conceived as a neuropsychological theory that fails to acknowledge the role of historical or situational context in behavior or task performance', ofwel: 'Niets is zo goed voor de praktijk als een goede theorie.'

Het boek is ontstaan naar aanleiding van een serie work-shops die Perecman in New York organiseerde in 1986-1987 en waarin veel van de auteurs die een bijdrage leveren aan het boek participeerden. Het boek is een schoolvoor-beeld van de produktiewijze van hedendaagse wetenschap-pelijke boeken: rond een (globaal) thema wordt een aantal auteurs uitgenodigd om een hoofdstuk te schrijven waarin literatuuroverzichten en eigen onderzoek gecombineerd worden. Het grote gevaar - en dat blijkt uit dit boek - is dat er weinig samenhang tussen de hoofdstukken onderling is en er niet al te veel nieuws in staat voor een onderzoeker die zijn literatuur goed bijhoudt.

Het boek bevat zestien hoofdstukken, die laten zien dat het terrein van de neuropsychologie de laatste jaren sterk is ge-groeid: niet alleen worden steeds meer neurologische beel-den door de neuropsycholoog onderzocht, ook breidt de neuropsycholoog zijn vaardigheden uit van diagnostiek tot cognitieve revalidatie. En dat beperkt zich tegenwoordig niet aleen meer tot de 'functietraining', maar ook het trai-nen van vaardigheden in de alledaagse omgeving wordt door de neuropsycholoog gepraktizeerd, zo blijkt uit het hoofdstuk van Noemi Cohen.

De zestien hoofdstukken zijn niet eenvoudig verder in te delen. In haar introductie groepeert Perecman de hoofd-stukken onder de thema's modeling, neurofysiologie van hersenletsel, geheugenstoornis, stoornissen in emoties, persoonlijkheidsveranderingen, afasie, nieuwe ontwikke-lingen in de revalidatie, etiologie en leeftijd als factoren bij de revalidatie en het gebruik van pc's in de revalidatie. Ver-schillende hoofdstukken blijken dan onder meerdere the-ma's te kunnen vallen en de volgorde van de hoofdstukken lijkt ook willekeurig. Om een indruk te geven van de au-teurs kunnen de volgende namen genoemd worden. Uit de meer experimentele hoek: Grafman. Cermak, Caramazza en Mirsky; uit de meer klinische hoek: Borod, Levin en Kertesz; bekenden op het gebied van cognitieve revalidatie zijn: Wilson, Katz en Cohen.

Een groot voordeel van het boek is dat theorie en praktijk, diagnostiek en behandeling dicht bij elkaar staan. In veel hoofdstukken komen al deze punten wel aan de orde. Voor jonge neuropsychologen (en dat kunnen best oudere psy-chologen zijn die de laatste jaren meer belangstelling heb-ben gekregen voor de neuropsychologie) die vooral gericht zijn op de klinische neuropsychologie, zal het prettig zijn om informatie over de verschillende invalshoeken in één bundel op de plank te hebben staan. Ook de wijze waarop getracht wordt om de relevantie en bruikbaarheid van fun-damenteel onderzoek voor de kliniek zichtbaar te maken. is een positief punt van dit boek. Ik betwijfel echter of er veel neuropsychologen zo breed werkzaam zijn dat alle hoofdstukken relevant zijn voor hun werk. Vanuit die op-tiek is het boek wellicht beter te karakteriseren als: voor elk wat wils.

Paul Eling, Katholieke Universiteit Nijmegen

J.R. Morss

The biologizing of childhood

Hillsdale: Lawrence Erlbaum Associates, 1990,262 p., I S B N o 86377 129 7

(2)

B O E K B E S P R E K I N G E N 149

Een dergelijke radicale stellingname vraagt een goede on-derbouwing. Men moet laten zien dat het (huidige) denken over het kind gekleurd wordt door biologische concepten en dat deze pre-Darwiniaans zijn. Vervolgens dient men aan te geven waarom dergelijke begrippen verkeerd zijn. Ten slotte dient men te beargumenteren waarom elk aan de biologie ontleend begrip uit den boze is en te laten zien hoe een alternatief er zou kunnen uitzien.

Naar mijn mening is de auteur maar ten dele in zijn opzet geslaagd. Het meest overtuigt Morss waar hij laat zien dat klassieke ontwikkelingspsychologen gebruik maakten van zeer dubieuze biologische 'wetten', zoals Haeckels recapi-tulatiethese. Vele klassieke auteurs hebben gespeeld met de gedachte dat de kinderlijke ontwikkeling op enigerlei wijze de ontwikkeling van de menselijke soort weerspiegelt en hun pedagogische adviezen vloeiden voort uit deze ge-dachte. Morss behandelt 'recapitulationisten' zoals Haec-kel, Spencer, Preyer, Sully, Meynert en Down, en gaat dan over tot een bespreking van klassieke (ontwikkelings)psy-chologen als Hall. Baldwin, Freud, Werner, Vygotskij en Piaget. Allen hebben zij min of meer extreme versies van de recapitulatiethese verdedigd en in het kader daarvan, bijvoorbeeld, kinderen met 'wilden' vergeleken. Nadat Morss op deze wijze heeft aangetoond dat het den-ken over het kind tot voor zeer kort 'biologistisch' was, ves-tigt hij de aandacht op een zijns inziens wijdverbreide aan-name in de ontwikkelingspsychologie, aan-namelijk dat de kin-derlijke waarneming passief is en tot stand komt door het passief registreren van elementaire sensaties. Na deze aan-name getraceerd te hebben in het werk van de Engelse em-piristen en - verrassend -in dat van Descartes, acht Morss de tijd tijp voor een bespreking van drie verschillende leef-tijdsfasen uit de kinderlijke ontwikkeling. Zijn doel is hier-bij te laten zien hoe de eerdergenoemde biologische denk-beelden en de aanname van het sensationisme een funeste rol spelen in ons denken over het kind.

Bij zijn behandeling van de drie leeftijdsfasen (eerste le-vensjaar, kinderjaren, adolescentie) kijkt Morss wederom wat vooraanstaande klassieke en eigentijdse auteurs over

deze perioden gezegd hebben. Vooral het denken van Pia-get krijgt veel aandacht. De auteur slaagt erin om regelma-tig te laten zien hoe de waarnemingen van de onderzoekers door hun eigen assumpties gestuurd werden. De gedachte, bijvoorbeeld, dat een zuigeling niet meer ziet dan een wir-war van onduidelijke vlekken waaruit pas later vaste objec-ten naar voren komen, lijkt op niet veel meer dan een sen-sationistisch vooroordeel gebaseerd.

Niettemin gaat men zich bij Morss' kritiek op Piaget en an-deren steeds meer afvragen of zijn kritiek wel hout snijdt en of er wel een alternatief beschikbaar is. Terecht stelt de au-teur zeer belangrijke assumpties ter discussie: de idee dat de kinderlijke ontwikkeling maar langs één weg zou kun-nen verlopen; de idee dat ontwikkeling gelijk staat aan vooruitgang en differentiatie; de idee dat volwassenen op enigerlei wijze competenter, hoger, of beter zouden zijn dan kinderen; de idee van ontwikkelingsstadia, enzovoort. Terecht ook stelt Morss dat voor Darwin ontwikkeling blind was en vooruitgang slechts een toevallige bate. Maar wanneer de lezer op dit punt in het boek is aangekomen, begint hij zich af te vragen wat er dan nog onderontwikke-ling verstaan moet worden. Is ontwikkeonderontwikke-ling dan slechts een synoniem voor voortgang? Bestaat ontwikkeling wellicht uit zowel evolutie als involutie, zoals Baldwin beweerde? Moeten wij Darwins conceptie van de fylogenetische ont-wikkeling wel overnemen in het denken over kinderen? Het is juist hier dat de auteur ons in de steek laat. In plaats van te analyseren wat in het algemeen onder ont-wikkeling verstaan wordt en aan te geven wat hij zelf een juiste zienswijze acht. behandelt Morss nog een aantal -door hem ontoereikend geachte - eigentijdse ontwikke-lingstheorieën en verwijst dan naar niet nader gespecifi-ceerde marxistische alternatieven die mogelijk een betere visie op de kinderlijke ontwikkeling zou kunnen bieden. Dat is toch wel een teleurstellend einde van een boek dat een goed beeld geeft van de biologische vooronderstellin-gen in de ontwikkelingspsychologie en de pedagogiek.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- mentale modellen zijn simpel (grof en ongenuanceerd). Het zal duidelijk zijn, dat de persoonlijke modellen die voldoen aan alle hierboven genoemde kenmerken, nog ver af staan van

In plaats van te analyseren wat in het algemeen onder ontwikkeling verstaan wordt en aan te geven wat hij zelf een juiste zienswijze acht, behandelt Morss nog een aantal - door

‘Hij heeft een lijstje gekregen van te snoeien bomen, kijkt niet naar het bestek, maar gaat snoeien zoals hij denkt dat het goed is.. Als de opdrachtgever dan kritisch naar het

Zo snappen scholen beter waar ze staan en kunnen ze laten zien wat hun kwaliteiten zijn en hoe ze die voor elkaar krijgen.’’. Daarbij gaat het niet alleen over scores, zegt

Normale problemen die zich in deze periode voordoen waaraan de opvoeder het hoofd moet (kunnen) bieden zijn problemen met slapen en eten, huilen, scheidingsangst, angst voor vreemden

l., opdat er mensen op aarde zouden zijn, die onderlinge gemeenschap zouden onderhouden.' Evenwel kan betwijfeld worden, of deze tekst tot de nakomelingschap moet worden

Steeds meer mensen laten met een ketting zien: reanimeer mij alsjeblieft niet.. 12 oktober

Hier kunnen verschillende opdrachten bij horen maar die werken allemaal hetzelfde. MAAK ALTIJD EERST