• No results found

Broerse namens RWE Energy BV (‘RWE’) Dhr

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Broerse namens RWE Energy BV (‘RWE’) Dhr"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

102690

Ontheffingsaanvraag art. 37aTenneT

Mevr. Kranenburg Directie Toezicht energie, voorzitter

Dhr. Buijs Directie Toezicht energie, lid hoorcommissie Dhr. Ibrovic Directie Toezicht energie, lid hoorcommissie Dhr. Frans Directie Toezicht energie, lid hoorcommissie

Mevr. Broerse namens RWE Energy BV (‘RWE’) Dhr. Morelisse namens RWE Energy BV

Dhr. El Hammadi namens InterGen NV (‘InterGen’) Dhr. Kerstholt namens InterGen NV

Dhr. Nuijt namens Eneco Netbeheer BV (‘Eneco Netbeheer’)

Dhr. Meeuwis namens TenneT TSO BV (‘TenneT’) Dhr. Van Oostveen namens TenneT TSO BV

Dhr. Vrolijk namens Eneco Energie

Dhr. Van Basten namens E.ON Benelux Holding (‘E.ON Benelux’) Dhr. Van Biert namens E.ON Benelux Holding

Mevr. Van Splunter Bajol Tekst & Interpretatie i.o.v. Verslagdienst NMa

De voorzitter opent de hoorzitting en heet de aanwezigen welkom. De hoorzitting is georganiseerd naar aanleiding van de door TenneT TSO BV (‘TenneT’) op 11 april 2007 ingediende

ontheffingsaanvraag op grond van art. 37a Elektriciteitswet 1998 (‘E-wet ‘98’). Zij benadrukt dat de ontheffingsaanvraag ziet op het onder beperkende voorwaarden aanbieden van run-backcapaciteit op de Maasvlakte en niet op de kosten van extra investeringen daarvan. Het gaat dus om de beperkende voorwaarden en de afschakelkosten die met de aanvraag zijn gemoeid. Zij verzoekt partijen hiermee rekening te houden bij de toelichting.

Zij stelt de leden van de hoorcommissie voor. Op haar verzoek stellen de aanwezigen zich voor.

Zij schetst de gang van zaken ter zitting.

Van de zitting wordt een verslag gemaakt, dat betrokkenen zal worden toegezonden. Commentaar op de redactie van het verslag leidt niet tot wijziging ervan, doch wordt toegevoegd aan het dossier.

Zij nodigt RWE Energy (‘RWE’) haar zienswijze toe te lichten.

Mevr. Broerse houdt een betoog dat volledig overeenkomt met de tekst van haar pleitnota. Een kopie van deze pleitnota is aan dit verslag gehecht als Bijlage 1.

Dhr. Morelisse vult aan dat RWE aanwezig is, omdat het besluit in de onderhavige kwestie een precedentwerking kan hebben voor Eemshaven. RWE verwacht dat de oplossing voor Rotterdam vrij snel zou kunnen worden gevonden en dat de periode dat het run-backsysteem in werking is, heel beperkt kan zijn. Voor Eemshaven kan dat mogelijk heel anders zijn. RWE heeft daarom in haar zienswijze drie punten naar voren gebracht.

Het eerste punt betreft de tijdelijkheid.

(2)

Het tweede punt betreft transparantie bij terugregeling. Men is met TenneT in goed gesprek, maar de realiteit is dat de situatie in de komende vijf tot tien jaar nog zou kunnen veranderen. Dat zou ertoe kunnen leiden dat als de centrale onder run back produceert, deze steeds frequenter wordt teruggeschakeld, ten dele ook door bijvoorbeeld vanwege een verandering in het beleid. Daarom is het voor RWE heel belangrijk dat er transparantie bestaat over de manier waarop de dispatch plaatsvindt.

Het derde punt betreft eventuele verschillen van mening. Het is immers nooit uit te sluiten dat die ontstaan. Dan is het belangrijk in discussie te komen met TenneT om te bezien wat de oorzaak is van bijvoorbeeld een trend om steeds meer terug te schakelen, in het geval dat dit plaatsvindt. Nu ziet het ernaar uit dat als de ontheffing eenmaal wordt verleend, die mogelijkheid niet meer bestaat. Dat zou RWE een zeer ongelukkige situatie vinden.

De voorzitter dankt RWE voor haar toelichting. Zij wijst nogmaals op de reikwijdte van de hoorzitting. Aan het begin kwam al het allocatiebeginsel naar voren. Art. 37a E-wet ’98 ziet op de afwijkingen van de Codes, van de tariefstructuren en voorwaarden. De aanvraag ziet zoals

aangegeven op de beperkende voorwaarden en de afschakelkosten, niet op de extra investeringen, noch op het allocatieprincipe. Dat zijn zaken die niet onder art. 37a E-wet ’98 kunnen worden beoordeeld. Zij nodigt InterGen NV ( ‘InterGen’) uit haar zienswijze op de ontheffingsaanvraag te geven.

Dhr. El Hammadi belooft te proberen zich te houden aan het verzoek van de voorzitter zich te beperken tot de beperkende voorwaarden en de bijbehorende kosten. Toch wil InterGen een en ander in perspectief plaatsen tegen de achtergrond van de eerdere gesprekken die zij heeft gehad met TenneT en de wijze waarop zij tot een overeenkomst met TenneT is gekomen. InterGen heeft de indruk dat zij in een wat afwijkende positie zit, omdat zij valt onder een beperkt run-

backscenario, terwijl de andere partijen vallen onder het ruimere run-backscenario. InterGen vindt dit onduidelijk en wil dit hier ook naar voren brengen. De heer Kerstholt is betrokken geweest bij de onderhandelingen met TenneT en kan een en ander verder toelichten.

Dhr. Kerstholt zal niet nader ingaan op de netversterking. Dat hierover discussie is, is bekend bij TenneT en DTe. InterGen wil echter wel graag enkele punten naar voren brengen en heeft ook enkele vragen. Allereerst merkt InterGen op dat tijdens de onderhandelingen over de aansluit- en transportovereenkomsten op een aantal punten discussie is geweest. Uiteindelijk zijn deze discussies opgelost door een overeenkomst te sluiten waarin is bepaald dat de Codes gaan vóór hetgeen in de overeenkomsten is opgenomen. Op dit moment ligt er een ontheffingsaanvraag voor een aantal bepalingen in de Codes. Dat betekent in de ogen van InterGen in ieder geval dat TenneT meent dat de Codes op een aantal punten in strijd zijn met hetgeen is overeengekomen tussen partijen en dat zij daarover vooraf duidelijkheid wil hebben. Dit vindt InterGen een goede zaak.

De basisafspraken over het run-backscenario houden in dat de producenten accepteren dat er beperkingen zijn en dat zij afgeschakeld kunnen worden. In ruil daarvoor stelt TenneT zich niet op het standpunt dat er geen capaciteit is waardoor er helemaal geen aansluiting kan plaatsvinden. In algemene zin is in de overeenkomsten bepaald dat alle financiële gevolgen van afschakelen voor de producenten zijn. Daar rijst dan alleen de vraag in hoeverre de Codes daar afwijkingen op bevatten, daar de Codes conform de overeenkomst immers voorgaan. Dit begint bij de vraag in hoeverre de beperkingen noodzakelijk zijn en in hoeverre er geen volwaardige capaciteit aanwezig is. In die zin is wellicht het onderscheid van belang dat in de aansluitovereenkomst is gemaakt tussen het beperkte en het verruimde run-backscenario – dat kan InterGen niet geheel inschatten. Het beperkte run-backscenario heeft dezelfde beperkingen als het verruimde run-backscenario. Alleen, om het verruimde run-backscenario aan te kunnen bieden moeten onvoorziene investeringen worden gedaan. TenneT heeft gesteld dat er onvoldoende volwaardige capaciteit is. Voor de vraag in hoeverre het nodig is om een ontheffing te krijgen van de in de Codes opgenomen bepalingen, is van belang dat TenneT ook daadwerkelijk aantoont dat er inderdaad onvoldoende volwaardige capaciteit is. Het wordt wel gesteld dat dit zo is, maar dat wordt niet verder onderbouwd met gegevens.

(3)

Een andere vraag is in hoeverre het verschil tussen voorziene en onvoorziene omstandigheden van invloed zou moeten zijn op de uitleg van het begrip ‘volwaardige capaciteit’. Op het moment dat er een bepaalde capaciteit 450 MW beschikbaar is, nadat er een aantal voorziene investeringen zijn gedaan, is het de vraag of er wel sprake is van beperkte beschikbare capaciteit om een volwaardige aansluiting aan te bieden. In dat kader is ook de situatie bij de Eemshaven interessant. Een groot deel van de kosten daar wordt gesocialiseerd. In hoeverre er verder iets wordt afgewenteld op RWE is onduidelijk.

Naast de verantwoordelijkheid van de kostenverdeling voor de netversterkingen, zijn ook de financiële consequenties van daadwerkelijke afschakeling een discussiepunt. InterGen kan de ontheffingsaanvraag niet anders begrijpen dan dat TenneT nu meent dat de Codes bepalen wie de financiële consequenties draagt voor afschakeling in een run-backscenario en dat het vanwege de contractuele afspraak dat alle afschakelgevolgen financieel voor rekening moeten komen van de producenten, nodig is dat er een ontheffing wordt verkregen van de artikelen 5.1.1.8 en 5.1.1.9 uit de NetCode. Daarover kan discussie zijn. Het is ook de vraag of DTe daarvan ontheffing zou moeten verlenen, omdat zij daarmee eigenlijk in de contractuele verhouding treedt die producenten met TenneT zijn overeengekomen. Als alle gevolgen voor de producenten zijn, betekent dat naar de mening van InterGen dat TenneT geen incentive heeft om de afschakelingen tot een minimum te beperken, anders dan de algemene zorgvuldigheid. Aangezien er in het contract geen uitdrukkelijk risico-allocatie in dezen wordt gegeven, is het wellicht een slechte zaak als er geen enkele

consequentie zou zijn voor TenneT zelf om ervoor te zorgen dat de afschakeling tot een minimum wordt beperkt. In dat verband is het ook van belang dat er een kader wordt geschetst.

Dhr. El Hammadi vult aan dat het voor InterGen bevreemdend is dat de producent opdraait voor de onbalanskosten, terwijl hij op dat moment geen maatregelen kan nemen om de ontstane onbalans te minimaliseren. In alle contracten die zij afsluit – daarom is ook Oxxio ter hoorzitting vertegenwoordigd – probeert InterGen de incentives daar te leggen waar deze horen te liggen. Als InterGen bijvoorbeeld een trip veroorzaakt, ligt de incentive bij haar om ervoor te zorgen dat zij zo snel mogelijk weer beschikbaar is. Datzelfde zou voor TenneT moeten gelden: op het moment dat er wat in het net gebeurt, is zij degene die de touwtjes in handen heeft en maatregelen kan treffen om de gevolgen te minimaliseren. Daarom zouden ook de incentives bij haar moeten worden gelegd. Verder is het onduidelijk op welk moment in de tijd er alleen nog maar capaciteit

aangeboden kan worden onder het run-backscenario. Het is InterGen verteld, maar ook niet meer dan dat. Het zou helpen als InterGen daarover wat meer zou mogen horen.

De voorzitter verzoekt InterGen haar vragen aan TenneT te herhalen.

Dhr. Kerstholt formuleert de vragen. De eerste vraag is wat meer te vertellen over de onvolwaardige beschikbare capaciteit. Vanaf welk moment treedt die situatie op? Gesteld wordt: vóór het tekenen van de aansluitovereenkomst met InterGen op 17 november 2006. Kan TenneT daarover wat preciezer zijn? De tweede vraag luidt: in hoeverre er naar de mening van TenneT verschil moet worden gemaakt bij de financiële consequenties van afschakeling voor de partijen in het beperkte run-backscenario en partijen in het verruimde run-backscenario, of is dit wellicht niet relevant?

De voorzitter vraagt of de eerste vraag ziet op de verdeling van capaciteit.

Dhr. Kerstholt ontkent dit. Het gaat om de vraag of er daadwerkelijk onvoldoende volwaardige capaciteit beschikbaar is om alle producenten die gevraagd hebben om een aansluiting in het Maasvlaktegebied ook daadwerkelijk van een volwaardige aansluiting te voorzien.

De voorzitter begrijpt dat deze vraag niet zozeer ziet op het feit dat onder beperkende voorwaarden worden geleverd.

Dhr. Kerstholt antwoordt dat het dan gaat om de vraag of er wel feitelijke beperkingen zijn, waarvoor een ontheffing zou moeten worden aangevraagd.

De voorzitter dankt de heren El Hammadi en Kerstholt voor hun toelichting. Zij biedt de aanwezigen gelegenheid om vragen naar aanleiding van de toelichting van InterGen te stellen.

(4)

Dhr. Morelisse zegt dat RWE in het geval van de Eemshaven wat achterloopt bij het

Maasvlakteproject. Het is RWE daarom ook niet bekend welke rechten en plichten TenneT en de aangeslotenen in dezen hebben. RWE begrijpt uit het betoog van InterGen dat de rechten die zij heeft inzake inzicht in de redenen waarom zij zou kunnen worden afgeschakeld, slechts beperkt zijn. Wellicht kan dit punt worden toegelicht. Het is immers een hoogst relevant punt. In de Nederlandse wet is het zo dat bij aansluiting de rechten van degene die aangesloten wordt, eigenlijk heel beperkt zijn. Dat leidt in dit geval van run back ook tot het probleem dat het achteraf wellicht moeilijk is in te zien, waarom de afschakeling plaatsvindt. Dat sluit aan bij het eerder genoemde punt van willekeur. Ook zijn er economische belangen die wellicht haaks op elkaar staan. De belangen van TenneT kunnen andere zijn dan van degene die wordt aangesloten.

TenneT’s doel om netverliezen te minimaliseren is een zeer te rechtvaardigen doelstelling, maar dit zou ertoe kunnen leiden dat bepaalde producenten niet kunnen produceren, hetgeen economisch misschien tot een veel grotere schade zou kunnen leiden. Gaat het RWE met name om

transparantie en de plichten vanuit TenneT?

Dhr. Kerstholt legt uit dat in de kern in de aansluitovereenkomst vrij concreet en helder is omschreven onder welke omstandigheden er mag worden afgeschakeld. Aangezien het allemaal vrijedomeinaansluitingen betreft – en er dus veel onderhandelingsruimte zou moeten zijn – zou het zo kunnen dat dit per partij anders is geregeld. Dat onttrekt zich aan de waarneming van InterGen, maar conform de wet is dit mogelijk. Op zich is wel vrij concreet omschreven onder welke omstandigheden TenneT wel en niet mag afschakelen. De financiële consequenties daarvan zijn in het contract afgewenteld op de producent.

Dhr. El Hammadi vult aan dat TenneT duidelijk heeft aangegeven dat als er iets met een

transformatorstation gebeurt, dit run back zou kunnen triggeren. Het enige probleem dat InterGen vervolgens had, is dat moeilijk is in te schatten hoe vaak dat zou kunnen gebeuren. Dat

risicoperspectief wilde InterGen graag kennen. De events die run back kunnen triggeren zijn bekend, maar wat betekent dat in de praktijk voor InterGen? Is het iets dat gemiddeld één keer in het jaar gebeurt, of is het heel zeldzaam en gebeurt het eens in de tien jaar? Dat was op dat moment nog onduidelijk voor InterGen. Daarom was het ook behulpzaam om in de

ontheffingsaanvraag te zien dat er wat meer duidelijkheid is gegeven over de verwachting dat run back wordt getriggerd.

De voorzitter nodigt Eneco Netbeheer uit haar zienswijze toe te lichten.

Dhr. Nuijt stelt dat Eneco Netbeheer een wat vreemde eend is in de bijt, omdat de overige

aanwezigen producenten vertegenwoordigen en spreker als enige een netbeheerder is. Toch heeft Eneco Netbeheer gemeend een zienswijze te moeten geven. Deze is schriftelijk ingediend; het mondelinge betoog zal daarvan een korte herhaling zijn maar tevens een aanvulling daarop vormen.

Eneco Netbeheer betreurt het dat zij tot op dit moment niet meer is geïnformeerd door TenneT over de beschreven scenario’s. TenneT heeft met Eneco Netbeheer gesproken in verband met het 150 kV-net van de laatste. Dit betrof Simonshaven, waarover ook concrete afspraken zijn gemaakt.

Tevens is gesproken over de bouw van een nieuw station Ypenburg. Voor de rest is Eneco

Netbeheer tamelijk ongewis over de plannen en afspraken. Deze zijn voor Eneco Netbeheer echter wel van belang omdat het gaat om de betrouwbaarheid van de voorziening van haar klanten. Eneco Netbeheer heeft dan toch het recht om te weten wat de plannen in dezen zijn. Ditzelfde geldt in beperkte mate voor Continuon en in ieder geval ook voor Westland Energie, omdat het immers gaat om de netbeheerders, en indirect de afnemers, in Zuid-Holland. Eneco Netbeheer constateert dat in het proces niet is voldaan aan de opgestelde samenwerkingsregeling, in het bijzonder aan art. 2 van deze samenwerkingsregeling.

Ten aanzien van de inhoud van de ontheffingsaanvraag heeft Eneco Netbeheer haar twijfels over de betrouwbaarheid van het transport naar en van haar netten. In het industriegebied Botlek zitten nog enkele producenten die terug moeten naar het 150 kV-net. Voor het overige betreft het de afnemers in de provincie Zuid-Holland. De twijfels worden ingegeven door de onbekendheid met de knelpunten in het net. In algemene zin wordt daarover in de ontheffingsaanvraag wel wat

(5)

gezegd, maar details worden verder niet gegeven. Eneco Netbeheer mist een planning in het opheffen van de knelpunten.

De producenten hebben ook al aangegeven dat er volstrekte onduidelijkheid heerst ten aanzien van de beslispunten en de criteria inzake het inroepen van de scenario’s. Eneco Netbeheer is in de schriftelijke zienswijze al ingegaan op het tijdstip en de tijdsduur van ingrijpen en de snelheid van het afregelen: daar komt men niet uit. Verder is met name de ontheffing die is gevraagd voor de artikelen 4.1.4.5 en 4.1.4.6 NetCode – het n-1- of het n-2-principe – van belang. Daarbij zou Eneco Netbeheer graag betrokken worden, omdat het om haar afnemers gaat. In dat verband wordt de term ‘systeemintegriteit’ gelanceerd zonder dat duidelijk is wat deze inhoudt. Deze term is immers niet opgenomen in de Begrippenlijst. Bovendien wordt de term gecombineerd in samenhang met de term n-1. In de aanvraag wordt op pagina 4 onder het kopje ‘Procedure en voorwaarden’ weer een andere term gelanceerd, te weten ‘continuïteit van de voorziening in Zuid-Holland’. Het is Eneco Netbeheer niet duidelijk wat wordt bedoeld met de term ‘systeemintegriteit’ en dat ook nog eens in relatie met systeemdiensten.

Eneco Netbeheer vindt dat er te veel open einden zijn. Dat geeft TenneT te veel vrijheid en mogelijkheden om zich te verschuilen. Er zitten te veel onzekerheden in de ontheffingsaanvraag.

Graag ziet Eneco Netbeheer deze geconcretiseerd. Reeds genoemd is ook het ontbreken van een begrenzing in de tijd. Daarnaast zijn er allerlei interpretaties mogelijk. Wat wordt er bijvoorbeeld precies bedoeld met ‘een enkelvoudige storing met een onderbreking’? Het lijkt erop dat er toch situaties mogelijk zijn waarbij overbelasting dan wel uitschakeling van netdelen ontstaat met nadelige gevolgen voor de klanten. Daarbij komt dat er onvoldoende duidelijkheid is over de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor enerzijds producenten als deze niet of niet

voldoende voldoen aan de afregeloproep. Anderzijds geldt ook voor TenneT dat zij mogelijk fouten maakt in de interpretatie van de netsituatie, en daardoor in het afroepen van de run-backscenario’s.

Eneco Netbeheer heeft begrip voor de situatie en wil best meegaan met oplossingen. Daarbij plaatst zij echter wel de volgende kantekeningen. Het huidige voorstel vindt zij niet professioneel;

Eneco Netbeheer had daarvan iets anders verwacht. Het voorstel is ook niet concreet genoeg, waardoor Eneco Netbeheer de risico’s niet goed kan inschatten. Zij verwacht een betere uitwerking en sluit zich aan bij het verzoek van de producenten om meer transparantie en meer en betere informatie.

Vervolgens gaat Eneco Netbeheer in op de link met het dossier ‘compensatie bij ernstige

storingen’. Naar verluidt heeft TenneT een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit van de Raad d.d. 21 februari 2007, dat zou zien op het 150 kV-net. Eneco Netbeheer heeft om inzage in het bezwaarschrift gevraagd, maar heeft dat tot op dit moment nog niet gehad. Hierdoor kan zij niet beoordelen of en welke invloed dit heeft op de consequenties van de onjuiste toepassing van het run-backscenario. In de randnummers 51 t/ m 56 van het besluit van 21 februari 2007 wordt gemotiveerd waarom er geen compensatie bij storingen in het 220 en 380 KV-net zou moeten worden uitbetaald. In randnummer 52 komt het begrip ‘systeemintegriteit’ voor – wat dit dan ook zou zijn. Dat wordt in ieder geval gebruikt als argument om het 220 en 380 kV-net uit te sluiten van de compensatieregeling. In de voorliggende aanvraag wordt gesproken over beperking in

transportmogelijkheden in het 380 kV-net. Er zijn dan toch genoeg motieven om bij storingen van bijvoorbeeld langer dan een half uur in het 380 kV-net compensatie uit te betalen. Dat zou ook een proportionele prikkel zijn voor TenneT om de run-backscenario’s uit te voeren.

Dhr. Buijs herinnert Eneco Netbeheer aan het verzoek van de voorzitter om zich te beperken tot zaken die relevant zijn voor de voorliggende ontheffingsaanvraag.

Dhr. Nuijt acht het zojuist door Eneco Netbeheer naar voren gebrachte punt absoluut relevant in dezen, omdat er ontheffing wordt gevraagd van een aantal artikelen in de NetCode. Dit punt zal in ieder geval ook worden meegenomen bij het dossier ‘compensatie bij ernstige storingen’. Eneco Netbeheer heeft tegen het besluit in dat kader ook bezwaar aangetekend.

Het laatste punt betreft het afwegingskader. In de publicatie in de Staatscourant wordt onder punt 7 genoemd dat partijen tijdens de hoorzitting ook hun visie zouden kunnen geven op het

(6)

afwegingskader. Dat afwegingskader heeft Eneco Netbeheer niet kunnen vinden. Kunnen partijen op een later tijdstip hun commentaar hierop nog geven?

De voorzitter begrijpt dat Eneco Netbeheer verzoekt om de mogelijkheid haar zienswijze op een later tijdstip aan te vullen.

Dhr. Nuijt citeert uit de Staatscourant: ‘DTe nodigt partijen uit om hun zienswijze op de ontheffingsaanvraag en het voorgestelde afwegingskader mondeling toe te lichten tijdens een hoorzitting’. Wat is dat afwegingskader?

De voorzitter veronderstelt dat dit een typefout is geweest. Het gaat niet om een afwegingskader, de Raad zal een besluit nemen op de aanvraag. Deze aanvraag is ook gepubliceerd.

Dhr. Nuijt deelt mee verder geen punten meer naar voren te willen brengen.

De voorzitter dankt de heer Nuijt voor zijn toelichting. Zij nodigt TenneT uit om te reageren op het naar voren gebrachte.

Dhr. Meeuwis verzoekt om een korte schorsing zodat TenneT haar reactie kan voorbereiden.

De voorzitter willigt dit verzoek gaarne in. Zij schorst de hoorzitting.

---

De voorzitter heropent de hoorzitting. Zij deelt mee dat tijdens de hoorzitting de schriftelijke zienswijze van VEMW is verstrekt aan alle aanwezige partijen. Deze zal ook op de website van DTe worden geplaatst. Zij geeft het woord aan TenneT.

Dhr. Meeuwis zal ingaan op de mondelinge reacties die tijdens de hoorzitting zijn gegeven en de schriftelijke reacties die voorafgaand aan de hoorzitting bekend waren. Helaas kan TenneT de zienswijze van VEMW hierin dus niet meenemen.

Allereerst schetst TenneT de achtergrond van het run-backscenario. Al een behoorlijk aantal jaren geleden heeft TenneT geconstateerd dat zij in de regio Zuid- en Noord-Holland op basis van de in de Codes vastgelegde ontwerpcriteria voor het 220 en 380 kV-netwerk medio 2009-2010 uit de bepalingen van de Code zou lopen, gezien de ontwikkeling van vraag en aanbod in deze regio’s.

Het netwerk zou bij normaal bedrijf technisch niet langer op n-2 kunnen opereren. Dat heeft ertoe geleid, dat TenneT in 2001 het project Randstad 380 heeft gelanceerd om dit probleem op te lossen. Dat project is momenteel in volle gang; er wordt hard aan gewerkt. De problemen waar TenneT tegenaan loopt zijn de vergunningen en procedures, die veel tijd zullen nemen. Naar verwachting – heel voorzichtig, met alle slagen om de arm en als alle vergunningverleners

meewerken – zou de Zuidring in 2011-2012 gesloten moeten zijn. Over de tijdelijkheid van het run- backscenario, dat enkele partijen hebben aangeroerd, kan TenneT daarom zeggen dat op het moment dat de Zuidring gesloten is, het run-backscenario ook vervalt. Dat is ook zo opgenomen in de overeenkomsten met de drie partijen die dit betreft. Op dat moment is er weer sprake van een normale situatie waarbij TenneT op basis van de normale criteria in de Codes en dergelijke het netwerk kan bedrijven. TenneT zou er ook geen voorstander van zijn, indien het run-backscenario niet een tijdelijke maatregel zou zijn. Dergelijke regelingen wil een landelijk netbeheerder niet op permanente basis toestaan. Waarom zouden dan de bepalingen in de Codes zijn opgenomen dat het 380 kV-net n-2-veilig zou moeten zijn? In dat geval zou het beter zijn om die bepaling aan te passen, zodat er ook geen uitzonderingsgevallen meer nodig zouden zijn.

De afgelopen twee jaar heeft TenneT echter enkele partijen aan haar poort gehad – dat zijn er meer dan de drie waarmee een overeenkomst is gesloten – die de wens hadden om toch aangesloten te worden. De capaciteit op basis van het criterium n-2 was op. Op de vraag hoe men dat zeker kan weten, luidt het antwoord: ‘Kijk naar de opgestelde capaciteitsplannen’. Daarin is nadrukkelijk aangegeven dat dit knelpunt er is en dat de capaciteit er niet is. TenneT is vervolgens toch gaan nadenken over een oplossing, omdat de partijen nu reeds capaciteit vragen. Deze willen om hun moverende redenen niet wachten tot het sluiten van de Zuidring, maar eerder op het netwerk worden aangesloten. TenneT heeft zich afgevraagd of er mogelijkheden zijn. Daarbij heeft zij

(7)

gekeken naar de ontwerpcriteria van het netwerk. Het n-2-criterium is daarin opgenomen omdat ook in geval van onderhoud of storing men nog altijd n-1-veilig moet kunnen opereren. De levering naar de klanten toe kan op die manier doorgang vinden. Aan de storingscijfers van de BV

Nederland is te zien dat het 220 en 380 kV-netwerk sinds jaar en dag nul minuten bijdraagt aan de gemiddelde storingstijd per aansluiting in Nederland. Dat is bijvoorbeeld het verschil met de ontwerpcriteria voor 150 kV-netten en lager, die uitgaan van een n-1-criterium. De gezamenlijke 150 kV-netwerken in Nederland zijn goed voor ongeveer 5 minuten van de 30 minuten die iedere aangeslotene per jaar gemiddeld zonder stroom zit.

TenneT moet altijd n-1-veilig kunnen komen te staan. Als zij extra productie aansluit, haalt zij dat echter niet meer. Vervolgens heeft zij gezien dat zij door bedrijfsvoeringsmaatregelen te nemen wel hetzelfde effect kan bereiken. Dat effect is dat in feite partijen worden aangesloten binnen de marge tussen n-1 en n-2, maar met deze partijen wordt tegelijkertijd afgesproken dat op het moment dat er wat gebeurt, zij van het net verdwijnen. Daarmee wordt altijd de ondergrens van n-1 overeind gehouden. Dat gebeurt dan weliswaar niet door een stuk techniek, door een stuk netwerk te bouwen, maar door de producenten die aangesloten willen worden dat werk te laten doen. Op die manier kan TenneT er toch voor zorgen dat naar de overige aangeslotenen toe, de ondergrens van n-1 wordt gewaarborgd. Op de vraag van Eneco Netbeheer over wat dit betekent voor haar klanten, kan dan ook worden geantwoord dat er niets verandert. Juist door het op deze manier in te regelen en op te zetten wordt gewaarborgd dat voor de overige aangeslotenen in de regio er de facto niets verandert. Alleen de wijze waarop de doelstelling wordt bewerkstelligd, wordt anders. Dit gebeurt dus niet door lijnen en stations, maar door een stuk productie uit bedrijf te nemen.

Een dergelijke afspraak is echter strijdig met de huidige Codes. Daarom heeft TenneT het verzoek gedaan om hiervan tijdelijk ontheffing te krijgen, zodat zij deze partijen toch kan aansluiten.

Het bevreemdt TenneT daarom ook dat drie partijen die aangesloten willen worden, nu stellen dat dit leidt tot kosten. Daartegenover wil TenneT stellen dat het de partijen zelf zijn die om hun moverende redenen aangesloten willen worden voordat er capaciteit is. Kennelijk wordt daarmee dan geld verdiend, want waarom zou men het anders doen. Wie moet die kosten dan dragen?

Vooropgesteld zij dat het niet aan TenneT is om daarover een besluit te nemen, maar zij zou het afwentelen van de kosten op de maatschappij door ze te socialiseren, een bijzondere maatregel vinden. Men kan immers wel stellen dat voor het commercieel gewin van partijen die per se voortijdig – dat weten ze – aangesloten willen worden op een bepaalde locatie in het netwerk en daarmee winst willen gaan maken door hun bedrijf te voeren, de rest van Nederland daarvoor zou gaan moeten betalen. Daarover zijn hele bomen op te zetten, maar daarover mag DTe een besluit nemen. Bijzonder zou dan ook zijn dat gezegd wordt: ‘Leuk dat TenneT dit verzonnen en bedacht heeft..’ – waarmee zij in wezen in strijd handelt met de huidige Codes – ‘..maar we vinden wel dat TenneT maximaal moet worden geprikkeld om het run-backscenario niet af te roepen’. Onder prikkels worden vaak financiële prikkels verstaan. Daarbij houdt TenneT toch de gedachte dat de partijen in kwestie geld verdienen aan de nieuwe aansluiting. TenneT schiet met deze actie helemaal niets op; het levert haar geen extra geld op. TenneT wordt hiervan niet beter. Zij maakt niet meer winst door het invoeren van het run-backscenario. In dat opzicht is het bijzonder dat voor een activiteit waarbij TenneT als organisatie geen profijt heeft, zij wel een boete zou kunnen krijgen.

Dat is in haar ogen scheef. Op het moment dat de drie producenten zouden zeggen: ‘Weet je wat, TenneT? Je krijgt van ons een bedrag per megawattuur dat wij op het netwerk kunnen zetten’, dan zou TenneT misschien willen overwegen: ‘Nou, dat is goed. Dan willen wij ook wel een prikkel accepteren om dat run back wat minder af te roepen’. Het lijkt TenneT echter onwaarschijnlijk dat partijen die kant op zouden willen gaan.

Dat geeft ook aan welk gevoel TenneT heeft over deze situatie: hiermee wordt voor partijen een mogelijkheid gecreëerd om ondanks het feit dat het netwerk onvoldoende capaciteit heeft, een aansluiting te maken. Dat geeft ook aan dat daarvoor dan wel bijzondere voorwaarden gelden.

Gesteld is dat er strakke richtlijnen zouden moeten zijn. Gesuggereerd is zelfs dat er vooroverleg zou moeten zijn alvorens run back af te roepen. Helaas zal dat onmogelijk zijn. Bij storingen moet er direct worden gereageerd. Dan is er geen tijd om te overleggen of het al dan niet noodzakelijk is, het moet dan gewoon gebeuren. TenneT is van mening dat het onmogelijk is om alle situaties die

(8)

voor zouden kunnen komen, te beschrijven en daarbij aan te geven wat de daaruit voortvloeiende actie zou moeten zijn. Dan ontstaat een enorme waslijst aan zaken die misschien zouden kunnen gebeuren en wat deze dan mogelijk voor effect zou kunnen hebben, wat dan ook nog eens

afhankelijk is dan hoe de belasting op dat moment in de regio is. Het zou wel eens langer dan een jaar kunnen duren om die hele procedure goed op orde te kunnen krijgen.

Gevraagd is ook hoe het gaat bij een klacht of geschil. TenneT heeft daarover het volgende als beeld in het geval dat zij run back zou afroepen. DTe kan als toezichthouder TenneT bevragen over het hoe, wat en waarom. Mocht daaruit blijken dat TenneT foutief heeft gehandeld, dan valt zij onder de jurisdictie van DTe. Er kunnen dan ook gevolgen aan verbonden worden. Als een partij de indruk heeft dat iets niet goed zou gaan, dan bestaat er ook de klachtenmogelijkheid, door een klacht in te dienen bij DTe. DTe is op dat moment gedwongen zich te verdiepen in hetgeen er is gebeurd en moet daarover ook een oordeel hebben. In die zin bestaat er al een geschillenregeling en hoeft er niet een aparte regeling te worden opgetuigd in het kader van het run-backscenario.

InterGen heeft gevraagd naar het beperkte en het volledige run-backscenario. Het beperkte run- backscenario past binnen het huidige netwerk. Bij partijen waarmee het volledige run-backscenario is afgesproken is ook een kostenpost opgenomen voor het doen van additionele investeringen. Alle overige bepalingen zijn gelijk; daarin zit geen verschil in hoe om te gaan met de kosten van het afroepen van run back. Het betreft alleen een investeringscomponent.

De voorzitter dankt de heer Meeuwis voor zijn reactie. Zij stelt de aanwezigen in de gelegenheid te reageren.

Dhr. Nuijt gaat in op de opmerking van TenneT dat het onmogelijk is plaatjes of scenario’s te overleggen. Is de afregelsnelheid van 4 MW per minuut bij storingen wel voldoende? De tweede vraag ziet op de opmerking dat uitputtend rekenwerk nodig zou zijn om al die scenario’s, mogelijke storingen en dan te volgen scenario’s te bepalen. Hoe is dan nu bepaald dat de voorgelegde

scenario’s voldoende zijn? Daarvoor is immers hetzelfde rekenwerk nodig.

Dhr. Kerstholt vraagt of het Tennet zich op het standpunt stelt dat zij zonder wijziging van de Codes niet aan haar verplichtingen in de aansluitovereenkomst kan voldoen. In de visie van InterGen zou dit niet voor alle bepalingen gelden waarvoor ontheffing wordt gevraagd. Graag zou InterGen vernemen waarom de ontheffing noodzakelijk is om aan de verplichtingen te voldoen voor het aanbieden van aansluit- en transportcapaciteit onder run back. Hopelijk is het niet een kwestie van achteraf aansprakelijkheden inperken of financiële consequenties regelen via ontheffing van bepalingen in de Codes.

Dhr. Vrolijk gaat allereerst in op de capaciteitsplannen van TenneT. Voorzien was dat er knelpunten voor de hoeveelheid transportcapaciteit zouden ontstaan op de Maasvlakte. In diezelfde

capaciteitsplannen is ook aangegeven dat daarvoor in 2009 een oplossing zou zijn. Producenten die wilden aansluiten konden er dus van uitgaan dat er vanaf die periode voldoende capaciteit zou zijn. Dat de oplossing voor het knelpunt langer duurt en dat daardoor tijdelijk geen

transportcapaciteit beschikbaar is, is dan ook niet een punt dat de producenten kan worden

aangerekend met woorden als: ‘Die willen per se op een plek zitten, waar geen capaciteit is’. Als het nu één producent op één plaats in Nederland zou betreffen, dan had men daar anders over kunnen denken, maar duidelijk is intussen wel dat het niet een lokaal probleem is dat een enkele partij treft.

Nu worden meerdere producenten op één plek en ook op andere plaatsen hierdoor getroffen.

Een tweede punt betreft de kosten van run back. Dat producenten geld verdienen door het feit dat zij een aansluiting hebben op het net, is volgens Eneco Energie een van de basisprincipes van liberalisering en marktwerking. In de Elektriciteitswet was het ook helemaal de bedoeling dat dit ging gebeuren. De suggestie dat producenten onder run back zouden moeten betalen voor het mogen invoeden van megawattuurtjes lijkt Eneco Energie dan ook een beetje een vreemde. Het is de taak van de netbeheerder om voor voldoende transportcapaciteit te zorgen. Daarvoor zijn er ook capaciteitsplannen. Daarvan mogen partijen uitgaan als zij hun plannen ontwikkelen voor

aansluitingen, productie en afname. Aangezien dit een taak van de netbeheerder is, zou hierover

(9)

ook niet in termen als ‘extra winst’ moeten worden gesproken. Als de netbeheerder in staat is om een en ander zeer effectief te doen, is hij zeker in staat hierop extra winst te maken – dat juicht Eneco Energie ook zeer toe – maar het gaat om een wettelijke taak die gewoon moet worden uitgevoerd. Bovendien mag ook TenneT volgens de reguleringssystematiek rendement maken op haar investeringen. Dat geldt dus ook voor de uitbreidingen die onder run back vallen.

Een belangrijk punt is het verschil tussen onvoorziene en voorziene niet-beschikbaarheid. Eneco Energie kan ermee leven dat er tijdelijk naar alternatieven wordt gezocht, zoals nu onder het run- backscenario. Zij vindt voorziene niet-beschikbaarheid als tijdelijke oplossing acceptabel. Dat speelt met name bij onderhoud. Dan wordt de producent tijdig op de hoogte gebracht van de momenten dat hij moet terugregelen en naar alternatieven zoeken. Ook de producenten begrijpen dat TenneT geen ijzer met handen kan breken en niet termijnen van procedures is de hand heeft. Dat is echter een belangrijk verschil met onvoorziene niet-beschikbaarheid, waar het de producent totaal aan duidelijke middelen ontbreekt om maatregelen te nemen en alternatief vermogen aan te roepen.

Als die middelen er al zijn, zijn ze heel erg duur en is TenneT veel beter in staat deze te overzien en die middelen af te roepen.

Dhr. Morelisse gaat in op de oorzaak van het probleem. RWE begrijpt dat het voor TenneT lastig is dat zoveel gebruikers ineens moeten worden aangesloten. Aan de andere kant is het ook de taak van TenneT op deze ontwikkelingen te anticiperen en te zorgen dat de capaciteit beschikbaar is.

Het probleem is er nu eenmaal en dan is het de vraag hoe dit wordt opgelost. TenneT stelt dat zij er geen belang bij heeft om het probleem tijdig op te lossen. RWE wijst er echter op dat TenneT ook namens de Nederland BV werkt. Voor Nederland is het van belang dat die nieuwe

productiecapaciteit er daadwerkelijk komt, omdat er schoner wordt geproduceerd, er

werkgelegenheid wordt gecreëerd en de leveringszekerheid groter wordt – nu is er immers 25 procent import. Ook leidt het tot lagere prijzen. De prijzen zijn in de piektijden in Nederland veel hoger. Deze zouden gigantisch worden gereduceerd. Prijsreductie van 1 procent bijvoorbeeld bespaart de BV Nederland al 30 miljoen per jaar.

Natuurlijk willen producenten ook geld verdienen. Dat is nu eenmaal hoe de markt werkt en zoals iedereen het ook wil hebben.

Een ander punt is dat deze situatie uniek is voor Nederland. In de Duitse wet is bijvoorbeeld geregeld wat de informatieplicht is van de Transport Systems Operator (‘TSO’). RWE is in Duitsland een TSO en moet als er een knelpunt in het net is, volledig openleggen hoe vaak het voorkomt, hoe groot het is, hoe lang het gaat duren en wat zij gaat doen om het op te lossen.

Daarnaast moet RWE ook een inschatting geven over de belasting van het net. In Duitsland moet het hoe, wat en waarom dus volledig worden blootgelegd, conform EU-regelgeving. Iets dergelijks zou RWE in Nederland dan ook zeer begroeten. Een onduidelijk punt voor RWE is op welke wijze de informatie vanuit de netwerkbeheerder wordt opengelegd. Nu kijkt men eigenlijk naar een black box.

Het laatste punt is de geschillenregeling. TenneT heeft erop gewezen dat die er is. Het is RWE niet duidelijk op welke wijze deze in de onderhavige situatie zou kunnen worden toegepast. Hoe wordt ermee omgegaan als een producent twijfels heeft of zij wel terecht is afgeschakeld? Kan de

producent dan naar DTe stappen met de vraag dit te onderzoeken? Hoe vaak kan zij dat dan doen?

Eenvoudiger zou zijn als de informatie beschikbaar was, zodat de producent zelf kan inschatten of het terecht is dat hij werd afgeschakeld.

Dhr. Van Basten sluit zich namens E.ON Benelux aan bij de door Eneco Energie gemaakte opmerkingen. Inderdaad valt het niet onder het normale bedrijfsrisico om onvoorziene niet- beschikbaarheid af te wentelen op de producenten. Het is ook de taak van de netbeheerder om ervoor te zorgen dat er voldoende capaciteit beschikbaar is.

Dhr. El Hammadi gaat in op de tijdelijkheid van de maatregel. TenneT geeft aan dat het een tijdelijke maatregel betreft met de verwachting dat deze duurt tot 2011-2012. Graag zou InterGen

(10)

duidelijkheid willen verkrijgen over hetgeen er gebeurt als het veel langer gaat duren dan men op dit moment verwacht. De producenten gaan ervan uit dat dit inderdaad niet langer duurt, omdat TenneT ervaring heeft en binnen no time alles zal hebben gerealiseerd opdat run back niet langer relevant zal zijn. Maar wat gebeurt er als er omstandigheden zijn die ook TenneT niet had voorzien, waardoor het veel langer duurt? Dan draaien de producenten voor die vertraging op, in het geval dat de Raad besluit TenneT ontheffing te verlenen.

De voorzitter vat samen dat Eneco Netbeheer vragen heeft gesteld over afregelsnelheid en

scenario´s, InterGen over de aansluitovereenkomst, bepalingen en waarom het noodzakelijk is aan haar verplichtingen te voldoen, en over de tijdelijke maatregel. Eneco Energie heeft geen concrete vragen gesteld. RWE heeft gevraagd naar de geschillenregeling.

Dhr. Morelisse herinnert aan zijn vraag over transparantie en hoe deze wordt geregeld.

De voorzitter memoreert dat de laatste vraag van InterGen betrekking had op hoe het gaat als de tijdelijke maatregel langer gaat duren.

Zij kondigt een reeks vragen van de hoorcommissie aan.

Dhr. Ibrovic herhaalt de vraag van Eneco Netbeheer om een toelichting te geven op het woord

´systeemintegriteit´. Diverse partijen hebben gerefereerd aan prikkels of incentives voor TenneT ter voorkoming van onvoorziene niet-beschikbaarheid. Welke additionele maatregelen treft TenneT ter uitbreiding van de capaciteit? E.ON Benelux heeft in haar zienswijze een en ander toegelicht.

Dhr. Meeuwis gaat allereerst in op de door Eneco Netbeheer gemaakte opmerkingen. De

afregelsnelheid is opgenomen in de overeenkomst. Dit is minimaal 4 MW per minuut per eenheid.

Dat betekent dat indien men sneller kan, men ook sneller moet. Mocht er een storing optreden en de situatie van n-2 onder n-1 zakken, dan gaat men met de afregelsnelheid van 4 MW terug naar n- 1. Daarvoor is op basis van de regels een uur de tijd. Bij de verschillende eenheden zoals die in het netwerk voorkomen en de capaciteiten daarvan, kan men voldoende snel terug komen op niveau.

Als dat in een heel extreme situatie niet het geval zou zijn en als er in het net iets serieus ernstigers aan de hand is, treden andere bepalingen in werking, die ook in de wet- en regelgeving zijn

opgenomen. Deze geven TenneT de mogelijkheid om vrij hard op te treden en vrij letterlijk de stekker eruit te trekken. Dat geldt niet alleen voor de drie partijen onder het run-backscenario maar voor iedereen. TenneT heeft bij wet het mandaat om hard en direct af te schakelen. Als er zich een calamiteit voordoet die groter is dan een enkelvoudige storing, bijvoorbeeld een dubbele storing, dan geschiedt het afschakelen ook niet meer op basis van run back, maar op basis van een calamiteitenregeling. TenneT verwacht dat als een dergelijke situatie optreedt, niet alleen de drie betrokken partijen met een harde afschakelopdracht worden geconfronteerd, dat zal dan ook breder in de regio gelden. Het gaat dan echter niet over de situatie dat er een enkelvoudige storing

optreedt, waarvan in het run-backscenario sprake is.

Dhr. Nuijt begrijpt niet precies op wat voor situaties TenneT doelt. TenneT vraagt ontheffing van een n-2-situatie. Dat betekent in de ogen van Eneco Netbeheer dat er sprake is van een n-1-situatie.

Zij begrijpt daarom niet dat er een run-backscenario wordt afgeroepen om terug te komen in een n- 1-situatie. Voor de n-2-situatie is ontheffing gevraagd, dus dat betekent dat men zich standaard in een n-1-situatie bevindt. En als er dan wat gebeurt, komt men in een n-situatie en vandaar uit komt men weer in een n-1-situatie. In de optiek van Eneco Netbeheer is hier toch wel een beetje sprake van lopen langs de afgrond.

Dhr. Meeuwis stelt dat geen sprake is van living life on the edge, omdat men zich met het run- backscenario bevindt tussen n-1 en n-2. Men bevindt zich als het ware tussen die twee niveaus in.

Dat betekent dat een enkelvoudige storing, zoals het uitvallen van één circuit Krimpen-Maasvlakte kan worden opgevangen, zonder dat dit leidt tot onderbrekingen elders in het netwerk. Op dat moment wordt wel run back afgeroepen, omdat er geen marge meer zou zijn bij het optreden van een tweede storing. Dat is dezelfde situatie als er momenteel is: het niveau is momenteel n-2. Als er een storing optreedt in dat circuit staat het net n-1-veilig. Dat betekent dat er voor de

aangeslotenen in wezen niets aan de hand is en zij daarvan ook geen hinder hebben. Dat is wat TenneT met het run-backsysteem doet. In het ene geval zit de oplossing in het net, in het

onderhavige geval ligt de oplossing in het net en een stuk bedrijfsvoering in de richting van de drie aangeslotenen. Tezamen heeft dit hetzelfde effect als wanneer het net conform de Codes met die

(11)

capaciteit zou zijn gebouwd. Het leidt dus niet tot een andere situatie voor de andere aangeslotenen op het desbetreffende stuk 380 kV-net.

De voorzitter vraagt Eneco Netbeheer of dit voldoende antwoord is op haar vraag.

Dhr. Nuijt is van mening dat er om het antwoord toch allerlei rookwolken liggen. Graag zou Eneco Netbeheer antwoord hebben op haar verzoek om op basis van de samenwerkingsregeling meer inzicht te krijgen in oorzaken, gevolgen, maatregelen enzovoorts.

Dhr. Buijs vraagt op welke manier Eneco Netbeheer zich deze inzage voorstelt. Is daarin voorzien in de samenwerkingsregeling of is het de bedoeling dat er iets ter inzage wordt gelegd?

Dhr. Nuijt acht in ieder geval nader overleg tussen de netontwerpers en netberekenaars van Eneco Netbeheer en TenneT noodzakelijk. Eneco Netbeheer betreurt het dat er geen techneuten van TenneT aanwezig zijn.

De voorzitter verzoekt TenneT om een reactie.

Dhr. Meeuwis benadrukt dat het ter zitting gaat om een ontheffingsverzoek op basis van de Codes en niet om een technische discussie over netberekeningen en dergelijke. TenneT is van mening dat de hoorzitting niet het forum is om de technische discussies breed te voeren. Voorts twijfelt TenneT zeer aan het mogelijk effect van het te bediscusssiëren van deze issues met techneuten.

Bottom line zal de redenering niet anders zijn dan TenneT al heeft aangegeven. Met betrekking tot de genoemde samenwerkingsregeling merkt TenneT op dat het wel heel frappant is dat deze wordt opgevoerd, terwijl aan de andere kant partijen in algemene zin zich daaraan niet altijd even veel gelegen laten liggen als het hun goed uitkomt. Dat is een beetje een tweesnijdend issue. Bij discussies over de knelpunten in het netwerk en wat daarbij speelt, zijn er zeer nauwe contacten tussen Eneco Netbeheer, het voormalig TZH, en TenneT, zowel in het kader van de diverse aansluitingen die moeten worden gerealiseerd en de zaken waarmee men in het netwerk bezig is, alsook de discussies over de capaciteitsplannen en de berekeningen die daaraan ten grondslag moeten liggen, die elke twee jaar worden gevoerd. TenneT werpt de suggestie dat zij zich niet zou houden aan art. 2 van de samenwerkingsovereenkomst, verre van zich.

De voorzitter verzoekt TenneT door te gaan met het volgende punt.

Dhr. Meeuwis gaat in op het effect van scenario´s en het doorrekenen van scenario´s. TenneT heeft aangegeven dat het niet mogelijk is om een limitatieve lijst op te stellen met condities en volumes waarbij zij het run-backscenario zou mogen afroepen. Die scenario´s heeft TenneT niet gedraaid, ook niet voorafgaand aan deze ontheffingsaanvraag. Op het moment dat er iets voorvalt, bekijkt TenneT de situatie in het netwerk. Wat betekent het voorval al dan niet voor belasting van circuits, transformatoren en dergelijke? Ook bij de afroep van run back zal keer op keer moeten worden gekeken naar wat daadwerkelijk de situatie in het netwerk is. Wat geven de meters aan? Wat is de belasting van trafo´s, van lijnen? Is het inderdaad noodzakelijk om run back geheel of gedeeltelijk af te roepen? Of hoeft er geen run back te worden afgeroepen, gezien het belastingspatroon in de regio en de manier waarop de elektriciteit zich door het hele netwerk verplaatst? Kan men dan zeggen dat run back niet hoeft te worden afgeroepen omdat het netwerk nog voldoende veilig staat? Het probleem is dat er een dergelijk groot complex aan factoren bij elkaar wordt gebracht, dat de afweging niet per situatie is vast te stellen. Partijen zouden dat ook niet moeten willen, omdat er dan een automatisme komt in het afroepen van run back, waarbij de kans dat run back wordt afgeroepen terwijl het niet nodig zou zijn, groter is dan het per keer per situatie bekijken en besluiten. TenneT heeft dus niet zoals Eneco Netbeheer veronderstelde alle scenario´s

doorgerekend.

Mevr. Broerse vraagt op welke wijze TenneT dan willekeur denkt te voorkomen. Zij stelt immers dat zij de situatie zoals deze zich voordoet bekijkt en wel ziet hoe het uitkomt. Hoe kan TenneT

voorkomen dat er willekeur ontstaat?

Dhr. Meeuwis antwoordt dat TenneT zal kijken naar de technische parameters. Als de lampjes op rood gaan, dan wordt er run back afgeroepen. Dan kan men tegenwerpen dat dit willekeur is.

(12)

Daarop moet TenneT antwoorden: ´Dat klopt´, als partijen dat zo interpreteren. Daaraan kan TenneT echter niets veranderen.

Mevr. Broerse vraagt of TenneT de parameters vaststelt zonder vooroverleg met marktpartijen.

TenneT bepaalt dit zelf?

Dhr. Meeuwis antwoordt dat dit inderdaad het geval is. Dat is ook de wettelijke verantwoordelijkheid van TenneT ten aanzien van de leveringszekerheid.

Dhr. Morelisse acht dit een belangrijk punt. Wellicht is TenneT bekend met de Duitse wet, artikel 4?

Dhr. Meeuwis antwoordt dat hij daarmee niet bekend is. Hij werkt bij een Nederlands bedrijf met Nederlandse wet- en regelgeving. De referenties aan Duitse wet- en regelgeving zijn zeer

interessant maar niet relevant.

Dhr. Morelisse legt uit dat in Duitsland nog geen wet bestaat op dit gebied. Duitsland heeft erkend dat men in strijd is met de EU-regelgeving. In Nederland is dat overigens ook het geval. In

Duitsland is vastgelegd wat de plicht is van een TSO, met vrij gedetailleerde documentatie – RWE heeft daar ook ´last´ van in die zin dat zij in Duitsland een TSO is. Daar wordt echter de

netbeheerder verplicht om de informatie benodigd voor de beoordeling open te leggen. Dat blijkt helemaal niet zo moeilijk te zijn. Het is goed te omschrijven. RWE blijft tegen de Nederlandse situatie van een black box aanlopen. TenneT heeft ook aangegeven dat de mogelijkheid blijft bestaan dat willekeurig wordt afgeschakeld. RWE begrijpt niet waarom het in de onderhavige situatie zo moeilijk zou zijn om vast te leggen wat de plichten zijn van een TSO.

Dhr. Meeuwis herhaalt dat de referentie aan Duitse wetgeving interessant is. RWE stelt dat het gemakkelijk zou zijn een en ander aan te geven. TenneT heeft al aangegeven dat het gaat om het n- 1- en n-2-criterium. Op het moment dat die grenzen zijn overschreden, wordt run back afgeroepen.

Het gaat er bij TenneT ook niet in dat zusterbedrijf RWE Hochspannungsnetz GmbH, dat, voor zover TenneT weet, een volstrekt zelfstandige entiteit is binnen het concern, op een andere wijze transparant zou maken onder welke condities zij zou overgaan tot afschakelen dan op basis van de eerder door TenneT aangegeven punten.

Dhr. Morelisse verduidelijkt dat het gaat om de informatieplicht en de criteria.

Dhr. Meeuwis benadrukt dat de criteria in de wet staan. TenneT heeft zich te houden aan de criteria n-2 en n-1. Op het moment dat die overschreden worden, dienen alle partijen al het nodige te doen om ervoor te zorgen dat men weer terugkomt in de veilige situatie.

De voorzitter verzoekt partijen zich te beperken tot de geldende wetgeving en tot de ontheffingsaanvraag.

Dhr. Meeuwis gaat in op de vraag naar de overeenkomst en de Codes. TenneT benadrukt dat zij in de aanvraag de zinsnede ´voor zover noodzakelijk´ heeft opgenomen, omdat er een discussie kan zijn over hetgeen noodzakelijk is.

Dhr. Kerstholt verzoekt TenneT om een toelichting waarom zij het noodzakelijk acht ontheffing te krijgen van de artikelen 5.1.1.8 en 5.1.1.9 NetCode.

Dhr. Oostveen antwoordt dat deze artikelen de biedladder et cetera bepalen. TenneT heeft in haar aanvraag juist gesteld dat zij daar geen ontheffing voor moet krijgen als DTe vindt dat de financiële consequenties van onvoorziene niet-beschikbaarheid over de bied hadden moeten lopen.

Dhr. Kerstholt spreekt zijn nieuwsgierigheid uit naar de mening van DTe in dezen.

Dhr. Meeuwis gaat in op de verplichtingen en zaken waar partijen van uit mogen gaan. TenneT is verheugd dat partijen onderschrijven dat de capaciteitsproblemen inderdaad via de

capaciteitsplannen kenbaar zijn gemaakt. Indertijd is daarop actie ondernomen in de

veronderstelling dat het, gezien de kennis indertijd van de wet- en regelgeving en de procedures, mogelijk moest zijn om tijdig de Zuidring af te krijgen. Door allerlei vergunningenperikelen is daar echter veel tijd verloren. In dat opzicht is het wel merkwaardig dat gesteld wordt dat TenneT dit dan op de een of andere manier op had moeten lossen. TenneT vraagt zich daarbij af hoe men een en ander ziet.

De voorzitter vraagt of aan deze opmerkingen een expliciete vraag is verbonden.

Dhr. Meeuwis reageert dat net zoals Eneco Energie geen expliciete vraag heeft gesteld, dit een opmerking en geen vraag is.

RWE heeft gewezen op transparantie. Die transparantie over de knelpunten in het netwerk en over de zaken die moeten worden opgelost is er echter. In Nederland heet dat het capaciteitsplan. Dat is

(13)

een tweejaarlijkse verplichting waarin al dergelijke zaken zijn opgenomen. Bij het onterecht afroepen van het run-backscenario geldt hetzelfde als wanneer er een dispuut of vraag is tussen twee partijen. Eerst meldt de desbetreffende partij zich bij TenneT met de vraag waarom zij van het net af is gegooid, of met de stelling dat zij daar ten onrechte vanaf is gegooid. Als daarop een onbevredigend antwoord komt, is er alle gelegenheid om door te gaan richting DTe. DTe is dan ook verplicht om de kwestie in behandeling te nemen, als de gevraagde ontheffing wordt verleend.

Dhr. El Hammadi vraagt of in geval van triggering van het run-backscenario de producenten achteraf door middel van een korte mail ook worden geïnformeerd over hetgeen is voorgevallen en waarom de producent verplicht was terug te regelen. Is TenneT iets dergelijks van plan?

Dhr. Meeuwis antwoordt dat dit niet is vastgelegd in de overeenkomst, maar een dergelijke handelwijze lijkt niet onlogisch.

Dhr. El Hammadi deelt mee dit op prijs te stellen. Ook voor de interne bedrijfsvoering, als er bijvoorbeeld vragen komen vanuit het hoofdkantoor, weet een producent dan wat zij daarop kan antwoorden.

Dhr. Meeuwis ziet hier geen probleem.

De hoorcommissie heeft gevraagd naar een toelichting op de term ´systeemintegriteit´ en de incentive ter voorkoming van onvoorziene niet-beschikbaarheid. Dit werd uiteengerafeld in twee delen, te weten naar additionele maatregelen en naar maatregelen inzake uitbreiding van de capaciteit. TenneT heeft enkele additionele maatregelen genomen.

Ten eerste wordt ervoor gezorgd dat in de regio Zuid-Holland alle voorziene

onderhoudswerkzaamheden die periodiek moeten worden uitgevoerd, voorafgaand aan het in werking treden van het run-backscenario zijn gedaan. Daarmee wordt de hoeveelheid voorziene onderhoudssituaties zoveel mogelijk beperkt. TenneT zal bijvoorbeeld niet besluiten hier in het eerste jaar nog de masten te gaan schilderen of iets dergelijks. Dergelijke zaken worden zoveel mogelijk voor of na de periode van run back gepland, zodat de voorziene niet-beschikbaarheid zoveel mogelijk worden beperkt.

Een tweede maatregel heeft een vrij technische aard. TenneT heeft geconstateerd dat er iets aan de hand is met de bundelscheiders in het traject Krimpen-Maasvlakte. Dat dit zou leiden tot

problemen is een te groot woord, maar TenneT heeft besloten om de bundelscheiders vóór het ingaan van het run-backscenario te vervangen, zodat deze niet kunnen leiden tot een storing in de circuits. Dit probleem betreft heel specifiek het genoemde lijnstuk. Kennelijk heeft men ooit, om nu volstrekt onduidelijke redenen, besloten om iets anders te doen dan in andere lijnen. Daarvan is nu geconstateerd dat dit niet zo gelukkig is. De bundelscheiders worden vervangen, zodat het netwerk zo spic en span mogelijk klaar staat op het moment dat run back gaat spelen.

Met betrekking tot maatregelen ter uitbreiding van de capaciteit merkt TenneT het volgende op.

Specifiek gaat het dan om de omgevingstemperatuur die medebepalend is voor de capaciteit van lijnen. De capaciteit waarop de lijnen, trafo´s en beveiliging staan ingeregeld zit aan de maximale grens. Wel is het zo, dat men in de winter wat meer op die lijnen kan hebben dan bij 30 of 35 graden Celsius. Dat hangt dan ook nog eens af van de hoeveelheid wind die er op dat moment staat. Dit zijn echter geen maatregelen die leiden tot een structurele uitbreiding van capaciteit. Zo men dit al uitbreiding van capaciteit wil noemen, moet daarbij in aanmerking worden genomen dat deze over het jaar fluctueert. Men zou er zelfs een dag-nachtritme in kunnen zien. De capaciteit die in dit opzicht aanwezig is, zal wel mede in ogenschouw worden genomen bij het al dan niet

afroepen van het run-backscenario. Daarmee wordt een stukje marge gecreëerd, die mede bepalend zal zijn voor het afroepen van run back en het niveau daarvan. Het is echter niet zo dat hierdoor structureel het hele jaar door een X hoeveelheid meer megawatt ter beschikking is.

Dhr. Buijs vraagt of de temperatuurafhankelijke monitoring een voorbeeld is van de technische parameters, waarover enige discussie was, die TenneT wenst toe te passen bij het afroepen van het run-backscenario.

Dhr. Meeuwis antwoordt dat op basis daarvan sprake is van ontoelaatbare overbelasting van de systemen.

Dhr. Buijs vraagt in hoeverre de technische parameters vooraf bekend zijn. Het

(14)

temperatuurafhankelijke monitoren is niet opgenomen in de aanvraag.

Dhr. Meeuwis antwoordt dat dit onafhankelijk is van de ontheffingsaanvraag zelf. In de ontheffingsaanvraag is evenmin vermeld dat de bundelscheiders worden vervangen.

De voorzitter merkt op dat het eventueel een omschrijving van de toepassing van het run- backscenario zou kunnen zijn.

Dhr. Meeuwis wijst op het probleem dat als dit gebeurt, men wellicht ook moet gaan omschrijven in welke mate en op welke manier de belasting in de regio zijn effect heeft, plus de windsnelheid van dat moment en dergelijke. Dan komt er een veelheid aan factoren naar boven, terwijl het er bottom line op neerkomt in welke mate lijnen en/ of trafo´s al dan niet overbelast raken. Daar omheen zit wel een schil van meetpunten, op basis waarvan die analyses worden gemaakt.

Dhr. Buijs vraagt of een niet uitputtende opsomming van factoren die in ieder geval relevant zijn voor het afroepen van run back, eventueel zou kunnen worden opgenomen.

Dhr. Meeuwis antwoordt dat TenneT hierop later wil terugkomen.

Dhr. Van Biert komt terug op de temperatuurafhankelijkheid. Is het zo dat TenneT bij het bepalen van het afroepen van het run-backscenario rekening houdt met lokale klimatologische

omstandigheden? Daarbij denkt E.ON Benelux bijvoorbeeld aan wind. De omstandigheden op de Maasvlakte zijn zo specifiek, daar waait het altijd – spreker komt er nog wel eens .

Dhr. Meeuwis antwoordt dat hij er zelden komt, dus dit kan hij niet bevestigen of ontkennen. Het zo gedetailleerd meenemen van de omstandigheden doet TenneT niet standaard. Wel is het zo dat het al in het TZH-netwerk op 150 kV-niveau wordt toegepast. TenneT heeft er dus al enige ervaring mee. Het is wel iets dat TenneT wil gaan toepassen, zij is daarmee bezig. Zij zal inderdaad

dergelijke factoren gaan meenemen, maar doet dit op dit moment niet. Verder duurt het nog twee jaar voor het run-backscenario in werking treedt.

Dhr. Ibrovic vraagt naar maatregelen ter voorkoming van onvoorziene niet-beschikbaarheid. Heeft TenneT overwogen de onderhoudsfrequentie te verhogen, waardoor de kans op storingen zou kunnen worden verkleind?

Dhr. Meeuwis wijst op het bijzondere fenomeen dat de meeste storingen zich voordoen net na onderhoud. Dit klinkt wellicht merkwaardig, maar dat heeft TenneT geconstateerd. Heel vaak blijkt het zo te zijn, dat bij onderhoud in stations waar eigenlijk niets aan de hand is, er bij mensen een natuurlijke neiging bestaat om toch iets te doen, omdat men zich anders zo nutteloos voelt. Dan wordt er toch ergens aan een palletje gedraaid. Meer onderhoud doen wil dus niet per definitie zeggen dat er minder storingen komen. Belangrijk is het goede onderhoud te doen, daarvoor heeft TenneT ook haar eigen werkwijzen. Twee keer zo vaak onderhoud doen halveert echter niet de kans op storingen. In de onderhoudsschema´s is het zo georganiseerd, dat dit zoveel mogelijk

voorafgaand aan de run-backperiode wordt uitgevoerd. Daarmee wordt er ook voor gezorgd dat de voorziene niet-beschikbaarheid zo klein mogelijk is. Natuurlijk blijft dan de onvoorziene niet- beschikbaarheid van het netwerk over. Deze is echter erg laag. Natuurlijk heeft TenneT bezien of door middel van onderhoud vooraf, preventief iets extra’s zou kunnen worden gedaan. De conclusie moet echter luiden dat het geen toegevoegde waarde heeft om de frequentie van onderhoud te verhogen. Dat zou er zelfs toe leiden dan de voorziene niet-beschikbaarheid weer toeneemt.

Dhr. Morelisse brengt naar voren dat om te beoordelen of iets willekeurig gebeurt of niet, twee aspecten moeten worden onderscheiden. Ten eerste moet worden vastgelegd wat de belasting is van de trafo’s en de lijnen. Dat vastleggen is ook belangrijk omdat zo achteraf ook kan worden bewezen dat er bepaalde belastingen waren. Het tweede punt is dat duidelijk is op basis van welke criteria tot het run-backscenario wordt overgegaan. Op basis van deze twee zaken kan achteraf ook worden beoordeeld of er terecht is afgeschakeld. Stel dat er toch naar willekeur is afgeschakeld en dit leidt tot kosten van bijvoorbeeld 10 miljoen. Wie gaat daar dan voor opdraaien?

Dhr. Meeuwis zegt dat hij daarover geen flauw idee heeft.

De voorzitter vraagt of RWE daarover zelf een idee heeft.

Dhr. Morelisse ziet juist daar het probleem. Als willekeurig handelen geen consequenties heeft voor TenneT, dan is er ook geen incentive om het niet te doen. RWE heeft er het volste vertrouwen in dat een en ander zeer professioneel gebeurt, maar in het zeer onwaarschijnlijke geval dat er toch

(15)

willekeurig blijkt te worden gehandeld – misschien omdat niet gemeten wordt of dat de criteria niet duidelijk zijn – zou het toch zo kunnen zijn dat de kosten eenzijdig bij de gebruiker liggen. In dat opzicht sluit RWE zich aan bij de opmerking van InterGen dat dit een grote zorg is. Als de

transparantie wordt gegeven, doordat er wordt gemeten en vastgelegd en criteria eenduidig zijn, zal het beslechten van geschillen ook geen probleem zijn. Het punt wie er voor de kosten opdraait, is toch een belangrijk punt. RWE hoopt dat dit niet de gebruikers zijn.

Mevr. Broerse vult aan dat RWE de opmerking ‘geen flauw idee’ opmerkelijk vindt. Er wordt immers een ontheffingsaanvraag gedaan, waarbij bepaalde producenten weliswaar rechten worden

gegeven, maar deze zijn onderhevig aan beperkingen. Vervolgens wordt gezegd dat de beperkingen kunnen worden ingeroepen en dat daarbij willekeur kan ontstaan. TenneT erkent dat ook. De ontheffing moet toch ook aan bepaalde voorschriften zijn verbonden om de betreffende

producenten te beschermen? TenneT stelt dat de producenten zo graag willen het dat het daarom niet haar probleem is. RWE vraagt zich dan af of deze passieve houding van TenneT – anders is deze toch niet te omschrijven – wel past bij haar wettelijke taak. De markt doet het verzoek om informatie te geven, op welke wijze TenneT haar discretionaire bevoegdheden wil toepassen.

InterGen heeft gevraagd in ieder geval achteraf informatie te geven, waarop TenneT heeft

gereageerd dat zij dat misschien wel kan doen. Duidelijk is dat er nog niet voldoende is nagedacht over de consequenties die deze ontheffingsaanvraag kan hebben. Dat vindt RWE uitermate zorgelijk, omdat het een ontheffingsaanvraag betreft die voor de markt een flinke economische impact kan hebben als er willekeurig gebruik van wordt gemaakt.

Wat betreft de reactie op de verwijzing naar de Duitse wet dat men bij een Nederlands bedrijf werkt, merkt RWE op dat ook een Nederlands bedrijf zich aan de wet moet houden. Het is niet voor niets dat in de wet de verplichting van de beginselen van behoorlijk bestuur zijn opgenomen. Er is het zorgvuldigheidsbeginsel: men moet partijen informeren hoe men van bepaalde bevoegdheden gebruik gaat maken. Er is de deugdelijke motivering: als men gebruik maakt van deze

bevoegdheden, moet men ook beschrijven waarom men dat zo heeft gedaan. Er is het verbod van willekeur. Over al deze omstandigheden komt eigenlijk geen reactie terug. TenneT stelt eigenlijk:

´We zien het wel, als het zover is´. Naar de mening van RWE dient deze ontheffingsaanvraag daarvoor niet de ruimte te bieden.

Dhr. Frans verzoekt RWE de genoemde economische impact nader toe te lichten.

Mevr. Broerse wijst erop dat deze al enige malen naar voren is gebracht. Op het moment dat er sprake is van een onrechtmatige afschakeling – ervan uitgaande dat dit mogelijk is – dan gaat het om miljoenen euro´s. Het genoemde voorbeeld van 10 miljoen is niet uit de lucht gegrepen. Het gaat om een wettelijke taak, dan kan TenneT niet zeggen: ´We zien dan wel wie er voor de kosten opdraait´.

Dhr. Meeuwis brengt naar voren dat de term ´willekeur´ op twee manieren wordt gebruikt. De ene is min of meer juridisch in de zin van: ´Gij zult niet willekeurig zijn´ en de andere in de zin van: ´Er kunnen allerlei verschillende omstandigheden zijn, met allerlei verschillende parameters of zaken die anders zijn, die in het ene geval wel leiden tot afschakeling en in het andere geval niet´. Dat laatste wordt ook willekeur genoemd. TenneT bedoelde met willekeur dat gekeken wordt naar wat lokaal de omstandigheid is. De ene storing, die vrijwel identiek is aan de andere storing, hoeft niet noodzakelijkerwijs te leiden tot dezelfde reactie in het kader van het afroepen van run back. Dat laatste wordt geïnterpreteerd als willekeur, terwijl dat niet zo is bedoeld.

Mevr. Broerse verduidelijkt dat TenneT aangeeft dat zij zelf de parameters bepaalt waaraan zij meet. Er is, ook door DTe, gevraagd of de technische parameters niet naar voren kunnen worden gebracht. TenneT blijft daar eigenlijk het antwoord op schuldig. Zij suggereert dat bijzondere omstandigheden bijzondere maatregelen vergen – daarmee is iedereen het wel eens, dat is ook het probleem niet. Het probleem is, dat nergens te horen is dat TenneT bereid is de algemene lijn aan te geven. RWE kan zich niet voorstellen dat die niet bekend is bij TenneT – zij mag hopen dat deze wel bekend is. Welke omstandigheden, welke technische parameters kunnen tot een afschakeling of terugregeling leiden? TenneT heeft verder de mogelijkheid om heel bijzondere maatregelen te treffen. Daartoe biedt het bestuursrecht haar alle mogelijkheden, zoals de inherente afwijking.

TenneT hoeft in dat opzicht niet bevreesd te zijn om een gedragslijn op te schrijven.

Dhr. Morelisse vergelijkt run back met een noodlanding. Het kan niet zo zijn dat piloten zelf maar

(16)

een beetje bepalen wanneer een noodlanding al dan niet relevant is. De aangeslotenen draaien op voor de crash. Ook bij een noodlanding ligt eenduidig vast welke de criteria en de stappen zijn om een crash te vermijden. Natuurlijk blijft het ter beoordeling van de piloot om het al dan niet te doen. In de realiteit blijkt ook dat er wel eens fouten worden gemaakt. Voorstelbaar is dat ook een dispatcher fouten maakt. Gevraagd wordt dus om een soort flight recorder voor de eigen operatie, zodat duidelijk is wat er is gemeten, welke de beslissingen waren en of die juist waren. Ook valt niet uit te sluiten dat sommige piloten beter getraind moeten worden. Als dispatchers niet allemaal op dezelfde manier omgaan met een en ander, moeten zij misschien ook een stukje additionele scholing krijgen. Voor de partijen heeft de ontheffing een enorme impact. Dan willen zij toch het gevoel hebben dat er alles aan gedaan wordt om run back te vermijden.

De voorzitter stelt vast dat TenneT geen behoefte heeft hierop te reageren. Zij vraagt TenneT op de overige punten te reageren.

Dhr. Meeuwis komt terug op de vraag over systeemintegriteit. Daarop zal de heer Van Oostveen ingaan.

Dhr. Van Oostveen legt uit dat de term ‘systeemintegriteit’ in het kader van deze aanvraag is gebruikt als ‘het integer zijn van het systeem’, het blijven voldoen aan de betrouwbaarheid en de leveringszekerheid die van TenneT mag worden verwacht.

Dhr. Buijs vraagt of ‘systeemintegriteit’ een term is die al bekend is in de Codes of is het een ander woord voor een uit de Codes bekende term.

Dhr. Van Oostveen heeft, ook van Eneco Netbeheer, begrepen dat deze term niet in de Begrippenlijst voorkomt.

Dhr. Buijs vraagt of er een ander woord voor komt om tegemoet te komen aan de wens van Eneco Netbeheer.

Dhr. Van Oostveen antwoordt dat dit mogelijk is, als er na deze hoorzitting een expliciete wens is om een ander woord te zoeken voor ‘systeemintegriteit’.

Dhr. Nuijt wijst erop dat het woord ‘systeemintegriteit’ op een aantal plaatsen in de

ontheffingsaanvraag voorkomt. Later is er naar de mening van Eneco Netbeheer een iets andere betekenis aan gegeven. Dan is er sprake van continuïteit. De Raad heeft het woord zelf ook toegepast in het besluit ‘Compensatie bij ernstige storingen’. Eerder heeft Eneco Netbeheer al vastgesteld dat de term niet is opgenomen in de Begrippenlijst. Daarom is het niet duidelijk of hetzelfde wordt bedoeld als een n-1- of n-2-situatie. Eneco Netbeheer spreekt de wens uit die vraag een keer gezamenlijk te kunnen beantwoorden.

Dhr. Van Oostveen vindt dit een helder pleidooi. Het lijkt TenneT ook logisch om erbij stil te staan.

In het kader van de ontheffingsaanvraag is echter duidelijk wat is bedoeld, zoals eerder al kort is aangegeven. Een bredere discussie is altijd mogelijk, maar dat staat buiten deze

ontheffingsaanvraag.

De voorzitter brengt naar voren dat uit meerdere zienswijzen blijkt dat onduidelijkheid bestaat over wanneer er sprake is van n-1 of n-2. Zij verzoekt TenneT, Eneco Energie en Eneco Netbeheer hierop te reageren, om duidelijk te krijgen of het plaatje van partijen op elkaar lijkt.

Dhr. Vrolijk legt uit dat Eneco Energie in haar schriftelijke zienswijze met name heeft gewezen op de term ‘enkelvoudige storing met onderbreking’. Deze term suggereert dat ergens het licht is uitgegaan, terwijl het er in de context van de ontheffingsaanvraag blijkbaar om gaat dat het n-1- criterium niet meer wordt gehaald, maar er nog wel transporten plaatsvinden en het licht dus nog steeds aan is. Dat is voor Eneco Energie een van de begrippen waarvan wel duidelijk moet zijn wat er precies wordt bedoeld. Ook omdat het moment dat run back wordt ingeroepen wordt bepaald door het criterium van ‘enkelvoudige storing met onderbreking’.

Dhr. Meeuwis legt uit dat TenneT veel spullenboel heeft staan waarvan componenten in storing kunnen vallen. Dat wil echter niet in alle gevallen zeggen dat de storing van die component ook leidt tot een onderbreking in de energievoorziening. Daarom heeft TenneT gespecificeerd dat niet iedere willekeurige storing leidt tot het aan de grenzen komen van de criteria. Het moet dan gaan om een storing die leidt tot onderbreking in de elektriciteitsdoorvoer. Aangezien het netwerk in

(17)

principe n-2-veilig staat, heeft de aangeslotene er geen last van – dat betreft dan

Krimpen/ Kraayenstein-Maasvlakte. Dat is een dubbel circuit. Als er één circuit onderbroken wordt, neemt het andere circuit de elektriciteitsvoorziening volledig over. Als een beveiligingsrelais op een station in storing raakt, heeft dat verder geen effect op de werking van trafo’s of lijnen. Om het onderscheid te maken tussen ‘storing’ als koepelbegrip – met de suggestie dat bij elke kleine storing meteen het run-backscenario wordt afgeroepen – en een storing die leidt tot een onderbreking in de elektriciteitsstroom, heeft TenneT de term ‘enkelvoudige storing met onderbreking’ gebruikt. De omschrijving is misschien iets te moeilijk gemaakt, maar dit was de achterliggende gedachte bij de formulering ‘storing met onderbreking’.

Dhr. Ibrovic vat samen dat in deze context met ‘onderbreking’ wordt bedoeld ‘onderbreking van de fysieke verbinding’ en niet ‘onderbreking van de levering’.

De voorzitter stelt vast dat dit punt duidelijk is voor de aanwezigen.

Dhr. El Hammadi herinnert aan de vraag over tijdelijkheid. Wat gebeurt er als de Zuidring niet in 2012 is gesloten, maar pas in 2015? Als de Raad besluit ontheffing te verlenen en de kosten voor de producenten komen, hoe wordt er dan met de zaak omgegaan als de situatie niet tot 2012 maar tot 2016 voortduurt?

Dhr. Meeuwis antwoordt dat TenneT de sluiting van de Zuidring wel bouwtechnisch maar niet vergunningtechnisch in de hand heeft. TenneT is daarin afhankelijk van derden. Daarom kan zij ook niet garanderen dat de situatie slechts tot 2012 duurt. Als de Zuidring pas in 2015 definitief

gesloten wordt, zou de consequentie zijn dat het run-backmodel doorloopt tot het sluiten ervan. De overeenkomst is ook in die zin opgesteld.

Dhr. El Hammadi begrijpt dat TenneT stelt dat als het langer duurt, dit pech is voor de producenten.

Dhr. Meeuwis bevestigt dit.

Dhr. Vrolijk komt terug op de eerder door TenneT genoemde capaciteitsplannen en het oplossen van knelpunten. Het feit dat oplossingen worden vertraagd door procedures is niet iets wat TenneT in de hand heeft, maar een netbeheerder kan er toch van uitgaan dat het aanleggen van nieuwe verbindingen langer duurt dan de technische bouwtijd van een hoogspanningslijn of het leggen van een kabel. Van een professionele organisatie als TenneT mag dan ook worden verwacht dat zij tijdig start met de procedures. Bovendien zullen procedures op een schaal waarvan hier sprake is, altijd langer duren dan in eerste instantie wordt verwacht. Daaruit mag evenwel niet de conclusie worden getrokken, dat het de producenten zijn die de kosten moeten gaan dragen voor allerlei oplossingen.

Er moet dus een prikkel zijn voor TenneT om tijdelijke oplossingen te realiseren en om deze vervolgens zo kort mogelijk te laten duren.

Dhr. Meeuwis wijst erop dat als TenneT zich netjes zou houden aan wet- en regelgeving zij tegen partijen had kunnen zeggen: ‘Jongens, zo zit het verhaal in elkaar; dit is de planning. Kom maar terug op het moment dat de Zuidring gesloten is’. Dan had TenneT keurig netjes conform de wet gehandeld. Deze geeft ook nadrukkelijk aan dat er een aansluitplicht is. Die plicht is er echter voor zover er capaciteit is, anders moet TenneT capaciteit aanbieden op het dichtst bijzijnde punt in het netwerk waar de capaciteit wel beschikbaar is. Dan had TenneT partijen kunnen uitnodigen om met de aansluiting naar Krimpen te komen. Tot welke problemen dat vervolgens zou hebben geleid, hoeft waarschijnlijk niet te worden geschetst.

Het lijkt erop dat er een verwijt heerst in de trant van: ‘TenneT, je doet het allemaal niet zo best, je had het anders moeten doen en het allemaal veel eerder moeten voorzien’. TenneT heeft zelf ook geconstateerd dat de zichthorizon van het capaciteitsplan zoals deze in de wet is vastgelegd, met een zichttermijn van zeven jaar, te kort is. Bij problemen voorzien voor over zeven jaar in het capaciteitsplan is de netbeheerder, en zeker de landelijk netbeheerder, per definitie te laat. Deze problemen leiden immers meestal tot het bouwen van nieuwe circuits en de gemiddelde bouwtijd van een nieuw lijnstuk bedraagt tien jaar. Dat heeft niet te maken met het realiseren ervan, maar met het voor elkaar krijgen van het benodigde tracé en de daarbij behorende vergunningen. Dat is ook de reden geweest dat TenneT anderhalf/ twee jaar geleden is begonnen met het ontwikkelen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze kosten die de capaciteit van het transportnet betreffen zijn, als aangegeven van algemene nutte en dienen niet te worden uitgezonderd van socialisatie van de

[r]

Het college besluit om in te stemmen met het voorstel van de Sportraad BES om het Sportbureau Alkmaar in te huren voor verenigingsondersteuning, onderzoek naar sportevenementen

[r]

In het LAP3 wordt specifiek ook aandacht besteed hoe moet worden omgegaan met ZZS in afvalstoffen.. In het AV-beleid van RWE dient hieraan expliciet aandacht te

Voor zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) heeft u in voorschrift 5.3.1 opgenomen dat binnen een jaar en daarna elke vijf jaar de vergunninhouder een rapportage moet indienen over de

Weliswaar zijn deze efficienter (in termen van C02-uitstoot) dan bestaande centrales, maar de besluiten hiertoe zijn naar onze mening niet genomen vanuit het perspectief van

Met ingang van 2019 is de BENG (Bijna Energie Neutraal Gebouw) van kracht geworden voor met name de gebouwen die door de overheid worden gebouwd.. Dit betreft een