• No results found

DE WIARDI BECKMAN STICHTING

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "DE WIARDI BECKMAN STICHTING "

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

MAANDBLAD

VAN

DE WIARDI BECKMAN STICHTING

JAARGANG 52

I

1995

H. ACHTERHUIS

De moraliteit van de techniek

R. VAN DER PLOEG

Een offensievc strategie voor de 'binnenlandse' sector

R. PLASTERK

Medischc ethick voor sociaal-democraten?

H. SCHELLEKENS

Een paarse genetica

BOEKEN

Hct goede Ieven van De Beus

1 oo jaar sociaal democratic Het eindc van de democratic De dromcn en twijfels van Stemerdink

PEN OP PAPIER Het kabinet-Kok onder vuur:

Andeweg versus De Kam De winkclsluitingswet

(2)

SOCIALISME

&.

DEMOCRATIE

MAANDBLAD VAN DE WIARD! BECKMAN

STICHTING

JAARGANG 52

NUMMER I 1995

ISSN 0037-8 I 35

INHOUD

FLIP DE KAM

V erbroken evenwicht

I

H. ACHTERHUIS

De moralisering van apparaten 3

R. VANDER PLOEG

De-industrialisatie en sociale cohesie. Een cjfensieve strategie voor de 'binnenlandse' sector

I 2

R. PLASTERK

Medische ethiek voor sociaal-democraten?

2o

H. SCHELLEKENS

Een paarse genetica

2

5

Boeken Economische aelijkheid 3 o

1

oo jaar sociaal- democratie 3

2

Het einde van de democratie 34 Bram Stemerdink 3 6

Poezie 39

Pen op papier 'Biifstuk-socialisme': Andewea versus De Kam 40 De winkelsluitingswet 4 7

-

De ver vat ze < fon kriJ het Lul jaat

zor era slir nie hol eer nin tin de'

list

VOl

de1 zij1 mi be:

- ;

arr

he

pe

ler bu tel

op

ko m• st< cit

bli zo

on ja1 en no va ei1 kv

(3)

e

s&..o' '995

De aanpassing van de verzorgingsstaat is een moeizaam en langzaam verlopend proces gebleken, dat zeker nog niet is voltooid. In feite be- vat het regeerakkoord van augustus 1994 ter zake de meest ambitieu- ze doelstelling die sinds het einde van de Tweede W ereldoorlog is ge- formuleerd, omdat de paarse coalitiegenoten uitgaan van een volume- krimp bij de collectieve uitgaven met bijna 1 procent per jaar. Onder het bewind van de drie kabinetten die werden geleid door premier Lubbers ( 198 2-1994) zijn de reele collectieve uitgaven daarentegen jaar-in jaar-uit nog gegroeid.

Ondanks de tien jaar geleden in gang gezette sanering lijdt de ver- zorgingsstaat in toenemende mate aan professionalisering en bureau- cratisering. Van de bijna twee miljoen publiek bezoldigden staat een slinkend deel in de frontlinies, ten dienste van de burgerij. De reden is niet ver te zoeken. Wie bij de overheid of gesubsidieerde instellingen hogerop wil, moet hebben doorgeleerd, en raakt verschanst achter een bureau. Zij besteedt haar tijd voortaan aan management, plan- ning, administratie, evaluatie, documentatie, reorganisatie, voorlich- ting, maar is niet Ianger beschikbaar voor directe dienstverlening aan de burgers.

AI Ianger lopende processen van bureaucratisering en professiona- lisering zijn versterkt, doordat het bezuinigingsmes de laatste tien jaar vooral op de 'lagere' etages van het salarisgebouw heeft huis gehou- den: de rangen van portiers, s.choonmaaksters en plantsoenarbeiders zijn uitgedund, de gezinsverzorging kent wachtlijsten en er zijn steeds minder agenten op straat op uren dat daaraan de grootste behoefte bestaat (in de avond en's nachts). Toch is het totale aantal ambtenaren - als wordt gecorrigeerd voor de gevolgen van privatisering - nog maar weinig verminderd. De conclusie luidt dat het aantal beleids- ambtenaren exponentieel moet zijn gegroeid.

Paradoxaal genoeg neemt door deze ontwikkeling de betrokken- heid van de burgers bij publieke voorzieningen toe. Vrijwilligers hel- pen steeds vaker in ziekenhuizen en bij de maatschappelijke dienstver- lening, voorleesouders zijn ingeschakeld bij het basisonderwijs, de buurtwacht is in opkomst. Meer kapitaalkrachtigen wapenen zich tegen de gevolgen van een falende overheid door marktconforme oplossingen te zoeken. De particuliere bejaardenzorg is sterk in op- komst. Terwijl de effectieve politiesterkte in de periode 1985-1991 met 3500 man verminderde tot 25.ooo, groeide het personeelsbe- stand van de particuliere beveligingsdiensten in diezelfde periode met circa Sooo man tot 17 .coo.

Veelal ontbreken zelfs zulke globale cijfers over trends bij de pu- blieke en private dienstverlening aan burgers op essentiele terreinen zoals zorg, onderwijs en openbare orde.

Maar wanneer de voortekenen niet bedriegen en huidige trends ongewijzigd doorzetten, bestaat de kans dat al over enkele tientallen jaren het vuile werk hoofdzakelijk wordt opgeknapt door vrijwilligers en banenpoolers, terwijl beter bezoldigden in de publieke sector zich nog uitsluitend bezig houden met planning, aansturing en evaluatie van die vrijwilligersarbeid. Het is de hoogste tijd dat 'ze' in Den Haag eindelijk wakker worden en eens een fundamenteel debat aan deze kwestie wijden.

Verbroken evenwicht

FLIP DE KAM Redacteur s &.p

I

(4)

-

'De van me

gro

stel vee Nat deb

zon te ' de de gen

nof w wei va~

'

on

nal eet ri All tie vijl ter

SOl

he1 ce1 ka] me en dil H

vr1

bll ku he

en ale efl

OF

dE

(5)

s&..o' •995

De moralisering van apparaten

'De schadelijke gevolgen van het wereldwijde toeris- me voor het milieu zijn groot'. Dit was een van de stellingnames uit de met vee! publiciteit omgeven

HANS ACHTERHUIS derlandse Reisorganisato- ren, in augustus bekend maakte, gebeurt exact het tegengestelde van wat in de Nationale Duurzaamheids- Hoosleraar Systematische Wijsbeseerte aan de

Universiteit Twente

Nationale Duurzaamheids-

debatten die vorigjaar werden gehouden. In het bij- zonder de toeristische sector kreeg het daarin zwaar te verduren. Het reizen per vliegtuig en auto naar de stranden van Zuid-Europa en de wintersport in de Alpen lagen onder vuur. De desastreuze gevol- gen van dit type massa-toerisme, zowel voor de ge- noemde gebieden als voor het wereldwijde milieu, werden breed uitgemeten. De individuele toerist werd aangesproken op zijn verspillende wijze van vakantiehouden, de overheid werd opgeroepen om 'ons vakantiegedrag aan te pakken'.

In een nummer van Duurzaam waarin de Natio- nale Debatten werden aangekondigd, stond ook al een fel artikel tegen het reizen per vliegtuig. Het richtte zich met name tegen het voomemen van Albert Heijn, ABN-AMRO en Shell om een spaarac- tie op te zetten waarbij het mogelijk was met elke vijftig gulden boodschappen twee vliegtuigkilome- ters te verdienen. In Canada en Engeland waren dit soort acties al een groot succes geworden. Aileen al het voornemen om ze ook in Nederland te introdu- ceren was reden de genoemde bedrijven flink te kapittelen. Met een beroep op de kennelijk alge- meen aanvaarde en beleden principes van soberheid en duurzame ontwikkeling werden vertegenwoor- digers van deze bedrijven publiekelijk in het be- klaagdenbankje gezet. Via scherpe en suggestieve vragen werden ze als kwaaie pieren te kijk gezet. Ze bleken vragen te ontwijken en geen antwoord te kunnen geven op de aantijgingen van de duurzaam- heidsapostelen.

Je zou mogen verwachten dat zoveel publiciteit en een dergelijk klemmend beroep op kennelijk alom beleden morele principes toch rninstens enig effect zouden sorteren. Dat lijkt niet of hoogstens op averechtse wijze het geval te zijn. Afgaande op de gegevens die de ANVR, de Vereniging van Ne-

debatten werd bepleit. On- clanks de mooie zomer bleeker sprake te zijn van een daling van de boekin- gen in Nederland zelf. Zelfs in de maanden juni en juli was er nauwelijks een terugval vergeleken met 199 3, toen de Nederlanders massaal het slechte weer in eigen land ontvluchtten. Met name het aan- tal vlieg- en autovakanties naar de stranden van de Middellandse Zee bleek sterk toegenomen. Er waren 2 1 procent meer vliegtuigboekingen en naar Spanje bijvoorbeeld 51 procent meer autoreizen.

De meer rnilieuvriendelijke wijzen van vervoer gin- gen daarentegen achteruit. Het reizen per trein nam sterk af, de busreizen stegen slechts Iicht. Ook de Air Miles-actie is inrniddels een feit geworden en een groot succes als we afgaan op de overwel- digende deelname.

De Nederlanders 'moeten bewust hun eigen omgeving herontdekken. Zij moeten thuisblijven.' Aldus luidde een van de morele oproepen in het Nationale Duurzaamheidsdebat. We kunnen niet anders concluderen dan dat de aangesprokenen pre- des het tegenovergestelde doen. Aile vertegen- woordigers uit politiek en maatschappij op het duurzaamheidsdebat waren het erover eens dat 'er een toeristische revolutie moet komen'. De inhoud hiervan zou uit 'hedonistische soberheid en een fun- damentele keuze voor minder consumptie' moeten bestaan. Weer kunnen we niet anders concluderen dat degenen die de sprekers hier pretenderen te representeren, precies het tegengestelde doen van dat waartoe hun 'vertegenwoordigers' oproepen.

Hetjalen van de morele milieucampaane

Wat voor toerisme het geval is, geldt helaas ook voor de andere sectoren waarop het Duurzaam- heidsdebat betrekking had. Morele oproepen aan individuen om hun gedrag te veranderen, om milieuwaarden in hun handelen en houding te ver-

3

(6)

4

S &_0 I I 995

innerlijken, blijken niet of averechts te werken. In het vervolg wil ik dit falen van de morele milieu- campagne in de eerste plaats kort op een aantal ni- veaus analyseren. Daarna zal ik als tegenhanger van het moraliseren van mensen de moralisering van apparaten bepleiten. Zowel de mentale barrieres om in deze richting te denken als de gevaren die aan deze benadering kunnen kleven, zullen daarbij uit- voerig aan de orde komen.

In de herfst van 199 2 voerde de Novib, een van de belangrijkste deelnemers in het Platform voor Duurzame Ontwikkeling, een actie voor het be- houd van het tropisch regenwoud. Het ging onder andere via het Tv-spel Lingo, waar mooie prijzen mee te winnen waren. De belangrijkste bestonden uit. een vliegreis naar Brazilie en een week op een snow-camp in de Alpen, aangeboden door de Ne- derlandse Skivereniging. Een ingezonden stuk in De Volkskrant (31-10-1992) stelde: 'een week lang ski en op een versgekapte helling als beloning in een actie die als motto heeft Koppen met kappen.'

Is het nodig om theoretisch uit te werken dat wat hier gebeurt niet aileen uiterst hypocriet maar ook zeer ineffectief is? Vele volkswijsheden als 'een goed voorbeeld doet goed volgen', getuigen ervan dat morele waarden allereerst via daden in plaats van woorden worden overgedragen. Als woorden en daden in morele oproepen met elkaar in conflict komen, belanden wij in de vee! geanalyseerde double bind-situatie. Met woorden wordt het ene gezegd - vliegen en skien mag niet, het schaadt het milieu - , met daden wordt precies het tegenover- gestelde - vliegen en skien zijn begerenswaardige activiteiten- beweerd. Uit de literatuur over 'dou- ble-bind' -situaties weten we dat de moreel aange- sprokenen uit deze beide boodschappen vanzelf- sprekend degene zullen kiezen die het beste aansluit bij het huidige cultuurpatroon en gedrag.

Duurzaamheidsapostelen

Welnu, ten aanzien van duurzaamheid schijnen Nederlanders dit laatste massaal te doen. Oat heeft met vee! meer te maken dan met de genoemde Novib-actie. Het is denk ik niet overdreven om te stellen dat er een internationaal duurzaamheidsnet- werk is ontstaan. De !eden hiervan reizen per vlieg- tuig heel wat af want wie verre reizen doet kan ten- slotte vee] verhalen. Wie !eden van het Platform Duurzaamheid toespraken hoort houden, verneemt van de ene internationale conferentie na de andere, krijgt het ene persoonlijk ervaren voorbeeld over

duurzaam gedrag in Azie, Afrika of Latijns-Amerika na het andere voorgeschoteld. De duurzaamheidsa- postelen overschrijden zelf met hun vliegtuigkilo- meters ongetwijfeld vele malen de milieugebruiks- ruimte. Dit weerhoudt hen er niet van om te plei- ten voor een soort strippenkaart, waarbij 'elke bur- ger een beperkt aantal kilometers mag vliegen', zo- dat hij binnen de milieugebruiksruimte blijft.

Op een dieper niveau dan de kennelijk door ve- len ervaren hypocrisie van vee! duurzaamheidspro- feten, vinden we een ander manco voor het falen van hun morele oproepen. Ondanks de kwade reuk waar hij tegenwoordig in staat, kan ik het niet nala- ten de oude Marx hier ten tonele te voeren. In De Duitse ldeolonie schrijft deze, samen met Engels: 'Er was eens een moedig man die er het denkbeeld op na hield dat de mensen in het water slechts verdron- ken omdat zij van het idee van de zwaartekracht beze- ten waren. Als zij zich dit idee uit het hoofd .zouden zetten . . . zouden zij hoven ieder verdrinkingsge- vaar verheven zijn. Zijn Ieven lang bestreed hij de illusie van de zwaartekracht, van de schadelijke gevolgen waarvan hem iedere statistiek nieuwe en talrijke bewijzen leverde.' Ik besef dat deze bouta- de van Marx tegen de Duitse kritische fi.losofi.e veel te eenzijdig is om recht te doen aan de relatie tussen morele houdingen en voorstellingen van mensen en de maatschappelijke en materiele ontwikkelingen die de eerste bei"nvloeden. Toch lijkt zij met aile noodzakelijke nuances wei degelijk van toepassing op de voortdurende, verontwaardigde geluiden uit de duurzaamheidshoek; die steeds stellen dat alle nieuwe feiten en statistieken Iaten zien dat mens en maatschappij nog altijd de verkeerde kant op gaan.

De les van Marx aan de vele wereldverbeteraars uit de vorige eeuw luidde dat het noodzakelijk was maatschappelijke en materiele ontwikkelingen te analyseren alvorens morele leuzen ongericht op de samenleving los te Iaten. Zij lijkt mij nog steeds van toepassing. Het globale doe! van duurzaamheid -en ik wil er hier geen misverstand over Iaten bestaan dat ik dit in een vrij radicale versie onderschrijf- lijkt voorlopig meer gediend met kritische analyses die de structurele aspecten van onduurzaam gedrag proberen te begrijpen en te verklaren dan met morele oproepen om dit te veranderen.

Als ik tenslotte nog een niveau dieper ga dan de door Marx geanalyseerde maatschappelijke structu- ren, kom ik op de kern van mijn voorstel: een nieu- we analyse van de verhouding tussen moraal en techniek. Ondanks zijn materialisme blijft Marx

nam moe selij dat beh•

ceer objf bedJ lijld ses' non de F

WOI

hei<

'Inc

WOI trOI

ren en, bru het son kw1 een te' laat dat ein le' bef eer Dit lijk pr<

dui var die ka1 sd ate ke1 uit de ke: mi ge1 nis Te

(7)

, 1erika

·eidsa- gkilo- iruiks-

~ plei- e bur- ' , zo-

'

or ve-

~spro­

: falen

~reuk

~ nala- In De ls: 'Er dd op

·dron- beze-

;mden lgsge- hij de lelijke we en )OUta- :e vee!

russen sen en Ungen :t aile as sing ,en uit

~t aile

~ns en gaan.

ars uit

k

was

•en te

,

iop de dsvan 1id -en estaan chrijf- :alyses (edrag

1 met

lan de -uctu-

1 nieu- lal en

·Marx

s &..o 1 1995

namelijk gevangen in de vooronderstelling van de moderniteit dat moraal uiteindelijk aileen op men- selijke subjecten betrekking heeft. Zeker, hij erkent dat in zijn tijd de samenleving vaak lijkt te worden beheerst door de objecten die de mensen geprodu- ceerd hebben. Filosofisch wordt dit als een 'subject- object-omkering' beschreven: het gemaakte object bedreigt en overheerst zijn maker. Zowel de moge- lijkheidsvoorwaarde voor, als het doe! van de analy- ses van Marx liggen echter in de uiteindelijke auto- nomic en vrijheid van het subject. Dit kan en moet de produkten die het heeft geschapen weer de baas worden door zeals middelen voor door hem in vrij- heid gestelde doelen te gaan hanteren.

Het panopticum

'Indien deze techniek ooit op een onjuiste manier wordt toegepast, is dat te wijten (in elke situatie trouwens) aan hen die haar op zo'n manier hante- ren. Messen, hoe scherp ook, zijn nuttige dingen en, in de meeste gevallen, hoe scherper des te bruikbaarder. Ik ben er daarom niet bang voor datu het gebruik ervan zou willen verbieden, omdat ze soms gebruikt zijn door kwajongens om er katte- kwaad mee uit te hal en, of door moordenaars om er een doodssteek mee te geven'. Aldus luidt de geijk- te visie op de relatie tussen mens en techniek. Deze laatste zou nooit meer dan een neutraal middel zijn, dat de mens voor zijn eigen, slechte of goede, doel- einden zou kunnen gebruiken. In deze instrumente- le visie kan er geen sprake van zijn dat de techniek bepaalde waarden belichaamt, laat staan dat zij als een actor op het maatschappelijk toneel verschijnt.

Dit wordt alleen bevolkt door handelende mense- lijke subjecten, die in een politiek-maatschappelijk proces richting geven aan hun samenleven.

Het vreemde is ondertussen dat dit soort een- duidige uitspraken over het instrumentele karakter van de techniek vaak gedaan wordt door personen die met hun ontwerpen en uitvindingen juist dit karakter lijken te loochenen. Hoe groter de maat- schappelijke impact van een technologic is, van atoomenergie tot telematica, hoe luider de ontdek- kers en ontwerpers ervan lijken te roepen dat het uiteindelijk toch maar om een middel gaat waarvan de mens zelf moet beslissen hoe hij het wil gebrui- ken. 'Hoe fascinerend ook, techniek is en blijft een middel' roept bijvoorbeeld een van de sprekers ons geruststellend toe in de folder De arenzen van de ken- nis, waarin de Stichting Publiek, Wetenschap en Techniek ons voor het gelijknamige festival op

29 oktober uitnodigde. Een ander stelt: 'de toe- komst wordt niet zozeer bepaald door de ontwik- keling van de techniek als wei door . . . . politieke keuzen en ons eigen gedrag als gebruiker.' Dit klinkt uiterst geruststellend. Een derde spreker belooft ons dat 'wij kunnen bepalen of deze veran- dering [in communicatietechnieken) een verlichting of vervlakking van het samenleven betekent.' Mo- rele, maatschappelijke en politieke waarden liggen hier aileen maar aan de kant van de mens, techniek lijkt als middel ervan gespeend.

De uitspraak waarmee ik deze paragraaf begon, is afkomstig van Jeremy Bentham. Ze stamt uit een publikatie van deze Engelse filosoof die in I 79 I ver- scheen, Panoptikon,

I{

het huis van toezicht, waarin 'een nieuw constructieprincipe' werd uiteengezet.

De openingszinnen van Benthams geschrift maken duidelijk hoe verstrekkend zijn architectonisch on t- werp is. 'Zedelijk gedrag verbeterd- gezondheid in stand gehouden - ijver verhoogd - onderricht verbreid - gemene lasten verlicht- doelmatigheid onwrikbaar veranderd ... - dit ailes door een een- voudig bouwkundig idee'. Het gaat hem om 'een nieuwe wijze om de menselijke geest onder contro- le te krijgen, en in een mate tot nu toe zonder pre- cedent'.

Het panopticum is in eerste instantie een simpel bouwkundig idee dat Bentham aan zijn broer Samuel, die ingenieur en architect was, ontleende.

Het bestaat uit een toren met een ring van cellen eromheen. Die cellen hebben aile een raam naar de centrale toren toe. Men hoeft zo slechts een opzich- ter in de toren te plaatsen om elke celbewoner nauwkeurig te kunnen waarnemen en beheersen.

Sterker nog, er hoeft zelfs geen opzichter aanwezig te zijn. Aileen a! het besef dat men steeds gecontro- leerd kan worden is voor de mensen in de cell en -of dat nu gevangenen, leerlingen of arbeiders zijn- voldoende om rust en orde, vlijt en arbeidzaamheid te garanderen. We hebben hier met een machine te maken die uit zichzelf, onafhankelijk van de motieven van betrokkenen die, zo onderstreept Bentham, 'er absoluut niet toedoen', een bepaald soort gewenst gedrag genereert. In plaats van mo- rele aansporingen waar zijn 'collega's, die zoge- naamde sociale hervormers' op vertrouwen, maakt Bentham gebruik van automatische 'prikkels'. Zijn apparaat is zo geconstrueerd dat het gewenst gedrag vanzelf wordt bereikt. Het zit als het ware reeds in het technisch antwerp besloten. Aan dit laatste be- steedt Bentham dan ook verreweg de meeste aan-

5

(8)

6

s &.o' '995

dacht in zijn geschrift. Maten en materialen, hoogte en diepte, sanitaire voorzieningen en ventilatie worden alle nauwgezet voor het grote doe! van een totale preventie en beheersing van de mens ont- worpen. Uiteindelijk gaat het daarbij om diens ge- luk. Bentham staat in de filosofiegeschiedenis ten- slotte nog steeds te boek als een utilist die 'het grootste geluk voor het grootste aantal mensen' beoogde. Het panopticum was hiervoor het voor- naamste instrument. Bentham was er ten diepste van overtuigd dat zijn 'nieuwe beheerstechniek' het geluk van ingezetenen -en idealiter zou 'elke per- soon op elk moment van de dag' in panoptische om- standigheden dienen te verkeren- zou bevorderen.

Het subjectkarakter van de mens verdwijnt wei in deze algehele euforische situatie. 'Noem hen solda- ten, monniken of machines, zolang ze gelukkig zijn, is het mij om het even'.

Het vrijwel vergeten geschrift van Bentham uit 1791 staat weer volop in de belangstelling, sinds Michel Foucault in zijn studie Surveiller et Punir uit 197 5 er een centrale plaats aan toekende in het dis- ciplineringsproces van de moderne westerse mens.

De Franse filosoof onderzocht in zijn boek vooral 'de geboorte van de gevangenis'. Daarin bleek zich, zoals Bentham het ook bewust gepropageerd had, het panoptisch principe het duidelijkst te mani- festeren. Onze hele maatschappij was er volgens Foucault echter van doortrokken: scholen, zieken- huizen, fabrieken, steden incorporeerden aile zo- veel als maar mogelijk was het panoptisch principe van een perfecte beheerstechniek. Bij de analyse hiervan richt Foucault zijn aandacht vooral op de materiele aspecten van de maatschappelijke omge- ving die de laatste eeuwen in de westerse maat- schappij gestalte heeft gekregen. Met een voor een filosoof ongekende aandacht voor materiele details beschrijft hij politiebusjes, slaapzalen van kostscho- len, fabrieksruimten, klaslokalen en militaire kam- pementen. Zijn hypothese hierbij is steeds dat de moderne humanistische mens gevormd is en wordt door zijn omgeving. De ziel van de hedendaagse mens -en daarmee bedoelt Foucault zoiets als het geheel van diens overtuigingen en attitudes- is zo- wel het effect als het instrument van een fysica van de macht die hem in velerlei artefacten en technie- ken, omringt, bepaalt eP disciplineert. Deze mo- derne ziel is niet meer zoals de christelijk-platoonse traditie stelt de gevangene, maar de gevangenis van het lichaam. De concrete gedragingen van de he- dendaagse mens krijgen gestalte vanuit deze onder-

werping door een ziel die door technisch-materiele interventies in het Ieven is geroepen.

Moraal en techniek

In de ideologisch geladen jaren zeventig werden de analyses van Foucault door de Nederlandse linkse intelligentsia als manna begroet. Marx en het marx- isme begonnen uit de gratie te raken en een nieuwe intellectuele leidsman ofleer diende zich niet direct aan. In deze leegte kwamen de analyses van Foucault als geroepen. Gedurende een aantal jaren beheersten zij de intellectuele discussie van links.

De manier waarop Surveiller et Punir in deze Foucault-hausse gerecipieerd werd, verhulde ech- ter de centrale boodschap van dit boek. Foucault pretendeerde zelf met dit boek een neutrale, histo- rische beschrijving van het beschavingsproces van de moderne mens gegeven te hebben. Hij liet zien hoe dit niet zozeer door vertogen en ideeen van filosofen en juristen als wei door materiele ingre- pen van ingenieurs en architecten begeleid en be- paald was. De wijze waarop de Franse historicus over zijn onderwerp praatte, maakte echter al dui- delijk dat zijn analyse normatief geladen was: bet ging bij hem niet over civilisatie of over beschaving, zoals bij Norbert Elias aan wiens analyses in Uber den Prozess des Zivilisation Foucault vee! te danken heeft, maar over normalisering, disciplinering en onder- werping van de mens. Foucaults sympathie ligt bij- voorbeeld duidelijk bij een naamloze wetsovertre- der uit 1 84o die hij tegen het eind van zijn hoek ten tonele voert. Vanuit een diepe anarchistische over- tuiging verdedigt deze zijn weigering om in een plaats, rang of beroep vastgezet te worden. 'De ci- vilisatie' die Foucault hier vanuit diens perspectief schetst, is niet anders dan een 'dwangsysteem'.

Foucault is het hier kennelijk eens met de beschrij- ving van de rechtszitting tegen deze zwerver, zoals die in de Phalanae, het blad van de anarchistische aanhangers van Fourier, gegeven werd.

Hoe het ook gesteld mag zijn met de kritisch- normatieve geladenheid van de analyses van Foucault, in ons land werd vooral dit aspect naar voren gebracht. Voorzover er in de lijn van Foucault concreet onderzoek werd gedaan naar ma- teriele en technische ontwikkelingen die de moder- ne mens geschapen hebben, lag het accent daarin toch vooral op de kritiek van deze vorm van disci- plinering. In de benadering van de zogenaamde nieuwe sociale bewegingen, die massaal het per- spectief van Foucault omhelsden, lag de nadruk

-

voor ten proc lage1 Fow aspe vidu over gevi verd 1 in ZE zoe~

bepl sche kijkt zed onzt als · begJ Fou schc maa gen mer mer

in e lane ber1 me I

met me1 niet niet pro zijn ver•

ren der dat sub nie· me: inl der om mo filo me me

(9)

1teriele I

I

;den de linkse tmarx- lieuwe

; direct s van 1! jaren

links.

! deze leech- Lucault

I histo- es van et zien

~n van lingre-

~n be- oricus al dui- .s: het aving, )er den heeft, lnder- gt bij- ertre-

!k ten .over- h een

;)e ci- ectief .em'.

chrij- ' zoals :ische tisch-

van

I naar van rma- )der- aarin disci- Lmde

per- druk

s &.o' '995

vooral op de strijd tegen de disciplinerende mach- ten in plaats van op een analyse van de materiele processcn die aan de disciplinering ten grondslag lagen. Mede tengevolge van latere werken van Foucault verschoof de aandacht sterk naar morele aspecten van levensstijl en bestaansethiek van indi- viduen. Het oorspronkelijke, verrassende inzicht over de morele geladenheid van onze materiele om- geving en van de moderne technische apparaten verdween bijna geheel onder tafel.

In Frankrijk is deze draad uit Foucaults denken in zekere zin weer opgevat door de techniekonder- zoeker Bruno Latour. Geheel in lijn met Foucault bepleit deze om in het onderzoek van technologi-

che en wetenschappelijke praktijken niet zozeer te kijken naar wat mensen beweren, als wei naar wat ze doen. Ook hij bepleit om de kleinste details van onze materiele omgeving nauwgezet te analyseren, als wij het gedrag van de moderne mens willen begrijpen. Daarbij gaat hij een stap verder dan Foucault. In zijn actor-netwerk theorie maakt hij schoon schip met het onderscheid tussen natuur en maatschappij, tussen mensen en dingen. Ook din- gen kunnen in een actor-netwerk worden opgeno- men om daarin vervolgens weer andere actoren - menselij k of niet- menseli j k-te betrekken.

'Wij zijn nooit modern geweest' betoogt Latour in een studie uit 1991, die onlangs ook in Neder- landse vertaling verschenen is. De moderniteit berustte op scheidingen: moraal en technologic, mensen en dingen, cultuur en natuur zouden her- metisch van elkaar afgegrensd zijn. Het wordt ken- merkend geacht voor de middeleeuwse en voor niet-westerse culturen dat deze onderscheidingen niet gemaakt werden. Meewarig praten wij over processen die in de Middeleeuwen gevoerd zouden zijn tegen stenen die de dood van een mens hadden veroorzaakt of over kwade bedoelingen die aan die- ren, bomen of dingen werden toegeschreven. Van dergelijke misvattingen zijn wij bevrijd. Wij weten dat moraliteit aileen aan vrije en verantwoordelijke subjecten kan worden toegeschreven, dat dingen niet handclen, maar slechts instrumenten voor de menselijke actoren zijn. Welnu, Latour maakt ons in zijn hoek duidelijk dat dit kernidee van de mo- derniteit altijd op een illusie heeft berust. Naarmate onze omgeving steeds technologischer wordt - de moderne mens leeft volgens de Franse techniek- filosoof Jacques Ellul, wiens denken zowel funda- menteel botst als diepe overeenkomsten vertoont met dat van Foucault en Latour, niet meer in een

biotoop maar in een technotoop- wordt deze illusie niet aileen steeds meer onhoudbaar maar ook rond- uit gevaarlijk. Wij dienen nieuwe concepten te ont- wikkelen om de verwevenheid van maatschappij en techniek, van mensen en dingen, van cultuur en na- tuur te begrijpen. Een van die concepten zou dat van 'de moralisering van de apparaten' kunnen zijn.

Ik wil het met twee concrete voorbeelden toelich- ten.

De moralisering van apparaten

Moralisten die in de moderne samenleving klagen over het gebrek aan moraal, zoeken deze volgens Latour op de verkeerde plaatsen. In plaats van in het menselijke domein dienen we haar te onderkennen in het niet-menselijke, ze is niet aanwezig in de be- weegredenen van het hart of de roerselen van de ziel maar 'in de machines en de apparatuur.' Model hiervoor staat de veiligheidsgordel in de recente ge- neratie auto's. 'Nadat ik zorgeloos in mijn auto ben gestapt merk ik dat hij niet start, hij knippert en kermt. Verbaasd kijk ik naar het dashboard: 'denk aan uw veiligheidsgordel!' Ik gehoorzaam het ge- bod van het dashboard, maak mijn gordel vast en heb eindelijk toestemming gekregen om te kunnen autorijden. Hij laat zich niet starten eer ik gehoor- zaam. Is mijn handeling conform zijn eisen, dan krijg ik toestemming om te doen wat ik wilde: de weg oprijden richting werk.'

Moralisten zullen zich vermoedelijk opwinden over deze beschrijving. Zij hebben het of over de zorgeloosheid van de mens die in de auto stapt zon- der zich om zijn veiligheid te bekomrheren of over de brute machine die de mens zijn gedrag voor- schrijft en zijn vrijheid ontneemt. In dit verband is het interessant dat in de Verenigde Staten tot aan het Hoge Gerechtshof toe geprocedeerd is tegen het technisch ontwerp van een auto waarin de mo- gelijkheid tot starten letterlijk aan het vastkoppelen van de gordel verbonden was. In naam van de indi- viduele vrijheid van de mens werd dit on twerp ver- boden. Machines mogen de automobilist kennelijk wei dringend adviseren om zijn gordel om te doen maar niet dwingen.

Maar zelfs als aileen het eerste het geval is, is het duidelijk dat bij de veiligheidsgordel de moraliteit eerder in het apparaat dan in de mens verinnerlijkt is. Kennelijk kan de norm 'u zult niet te hard rijden' moeilijk in de persoon van de bestuurder verinner- lijkt worden. Veiligheidsdeskundigen lijken ervan overtuigd dat ze geen moreel vertrouwen in de

7

(10)

8

s &..o ' '995

automobilist kunnen hebben. Ook verboden en fi- nanciele maatregelen blijken te weinig uit te halen.

Vandaar dat de veiligheidsnorm wordt verinnerlijkt in het ontwerp van de auto. De inventiviteit van ingenieurs, ergonomen en monteurs dwingt de chauffeur te Ieven 'met deze morele wet die onze buik gevangen zet en ons verplicht geen andere dan rustige of soepele bewegingen te maken.'

Het zal duidelijk zijn dat Latour de veiligheids- gordel interpreteert als een bescherming van de mens tegen zichzelf. 'Hij weet dat zijn vlees zwak en vooral zwaar is met honderdtwintig kilometer per uur.' Om trouw te blijven aan het contract dat hij voor zijn eigen veiligheid met zichzelf gesloten heeft, verlaat de chauffeur zich op de apparatuur. In het on twerp voor de auto die niet kan starten zon- der dat de gordel vast zit, kan de bestuurder niet rij- den 'zonder verzekerd te zijn van de morele wet, ondanks zichzelf'.

De benadering van Latour waarin de apparatuur moreler is dan de mens en waarin aan de Kantiaanse verwondering over de sterrenhemel hoven ons en de morele wet in ons de verwondering over de morele wetten van de technologische apparaten wordt toegevoegd, zal voor de meeste moderne mensen schokkend zijn. Ze vergt inderdaad een totale omkering van de gebruikelijke ethische blik- richting. Het spreken over de noodzakelijke verin- nerlijking van (milieu)waarden blijkt niet zozeer over de mens als wei over de machine te gaan.

Aan deze uitgebreide illustratie die Latour voor het eerst presenteerde in een serie lezingen in 'De Balie' over de technologische cultuur, voeg ik nog een kort eigen voorbeeld toe dat ik ook al eerder gebruikte (Trouw 30-10-1993) in een discussie met ex-minister Hirsch Ballin. Tegen diens oproepen voor een nieuwe publieke moraal stelde ik toen vooral de noodzaak tot een materiele in bedding van moreel handelen. Wie bijvoorbeeld geen tourni- quet bij de metro plaatst of de conducteur uit de tram haalt, moet niet al te verbaasd of te veront- waardigd zijn als het zwartrijden toeneemt. W at in deze gevallen ontbreekt is niet de publieke moraal maar de materiele voorwaarde om moreel te han- delen. Het klaphek bij de metro is een dringende uitnodiging tot fatsoenlijk gedrag, die natuurlijk, daar maak ik mij geen illusies over, door echte kwaadwillenden altijd gesaboteerd kan worden.

In Latours terminologie is de tourniquet bij de metro moreler dan de gemiddelde reiziger. Juist

omdat deze laatste dit beseft, omdat hij weet dat hij niet individueel steeds op zijn geweten kan koer- sen, heeft hij dit hekje nodig. Tegen Hirsch Ballin pleitte ik indertijd voor dit soort moralisering door de overheid. Deze is geen zedenmeester en hoeft geen moraallessen uit te delen. Langs deze directe weg moet zij niet proberen algemeen beleden maatschappelijke doeleinden te realiseren. Zij moet niet de mensen maar de apparaten moraliseren. Dit is ook van eminent belang als we in de richting van een duurzame samenleving willen koersen. Niet mensen moeten allereerst milieuwaarden verinner- lijken, maar apparaten. In de huidige technologie wordt een waarde als veiligheid meer en meer van meet af aan in het ontwerpproces ge"integreerd.

W aarom zou dat ook niet nagestreefd kunnen wor- den voor zoiets als duurzaamheid? De strijd hier- voor zal ongetwijfeld vee! inventiviteit en creativi- teit vergen, meer in elk geval dan de gebruikelijke puur ethische bezinning. Ze lijkt mij echter vrucht- baarder voor de verbetering van ons milieu dan het permanente gemoraliseer waar we nu vaak getuige van zijn.

Een technoloaische utopie

Hoe aantrekkelijk en eenvoudig mijn voorstel ook mag klinken, ik ben mij bewust dat er de nodige voetangels en klemmen aanzitten. Zander naar ik verwacht vee! gras voor de voeten van mijn critici weg te maaien, wil ik toch wijzen op een aantal kri- tische vragen die bij de doordenking van de idee van een moralisering van de techniek niet vermeden kunnen worden. Mijn vragen zullen cirkelen rond- om het centrale concept waar ik mij recentelijk mee bezig houd.

In zijn geschrift over het Panoptikon heeft Bentham het met enige vertedering over 'mijn ei- gen Utopia'. Met dit begrip slaat hij de spijker op de kop. Zijn antwerp is in vee! opzichten karakteris- tiek voor het utopisch denken. Vanaf More ging het hier om pogingen om zowel de moraal als het geluk van de mens via manipulatie van zijn omgeving te realiseren. Van de meeste literaire utopieen zijn de bewoners deugdzaam en gelukkig. Zij kunnen niet anders, ze worden door de organisatie van hun ma- teriele omgeving min of meer gedwongen goed en tevreden te zijn. De vrijheid voor afwijkend gedrag ontbreekt praktisch altijd. Juist hierom fulmineerde iemand als Dostojewski in de vorige eeuw ook zo heftig in naam van de vrijheid tegen 'het kristallen

-

palei auto hebl:

~ heef ven1 van 1

ven<

scha stee1 ong•

pro<

ove1 kan nen kan en r Voo dig utO) een pan1

(

al e•

dys1

del

van ene klas zoa, der Hu:

een zijn gen onz teg' der: ted bes zijn wo in' om van zali rui: gin om

(11)

i dat hij

~ koer- 1 Ballin 1gdoor

\ hoeft directe eleden j moet

!n. Dit ng van

·· Niet inner- ologie er van reerd.

1 wor- hier- eativi- :elijke rucht- m het etuige

I

!] ook odige tar ik tritici ll kri- :evan

!eden

·ond- lmee

he eft n ei-

~pde

leris- ghet

~eluk

)g te 'n de niet lma- tl en drag erde

k

zo lllen

s &_o' '995

palcis' van de technologische utopieen. Morele autonomic en keuzevrijheid zouden hier afgedaan hebben.

Mijn voormalige Groningse collega Lolle Nauta heeft de moderne westerse samenleving omschre- ven als een gerealiseerde utopie. De grondprincipes van utopia zijn in een lang historisch proces maatge- vend geweest voor de vormgeving van onze maat- schappij. Wij Ieven al deels in Utopia en zijn nog steeds verder op weg ernaar toe. Bentham maakt ongetwijfeld een belangrijk dee! van dit historisch proces uit. 'Stel dat we zouden kunnen beschikken over een middel om alles te controleren wat maar kan gebeuren met een groep personen, dat we kun- nen bepalen dat niets het door ons gewenste effect kan verhinderen ... dat zou toch een zeer krachtig en nuttig middel zijn in handen van de overheid'.

Voor weinig mensen zal dit soort alomtegenwoor- dige controle dat Bentham hier propageert nog utopische trekken hebben. Ze zullen het eerder als een nachtmerrie ervaren. Zo beschreef Foucault de panoptische droom van Bentham dan ook.

Op zich is dit laatste niet verwonderlijk. Ik heb al eens eerder betoogd dat de grens tussen utopie en dystopie, tussen de gereguleerde samenleving van de klassieke utopieen en van de recente dystopieen van Huxley en Orwell flinterdun is. Zo blijken enerzijds veel huidige lezers de neiging te hebben klassieke utopieen als nachtmerries te beschouwen, zoals Foucault met het panopticum doet, terwijl an- derzijds in de jaren zestig Amerikaanse studenten Huxley's Brave New World met zijn drugcultuur als een wenselijke utopie bleken te zien. Hoe dit ook zijn nlag, en hier liggen ongetwijfeld weer veel vra- gen die van belang zijn om het utopisch gehalte van onze samenleving te beoordelen, de bezwaren tegen de moralisering van de apparaten zijn verbon- den met een brede traditie van zowel utopie- als technologiekritiek. De grote angst in deze traditie bestaat eruit dat de mens zijn menselijkheid, die in zijn morele autonomic en in zijn morele kwaliteiten wordt gesitueerd, zou verliezen. Dostojewski geeft in zijn Memories uit het souterrain er de voorkeur aan om als vrij mens in een kippenhok te Ieven in plaats van als 'orgelpijp' in een kristallen paleis van geluk- zaligheid te functioneren. Foucault probeert vrije ruimtes te veroveren in de panoptische verzor- gingsmaatschappij, waarin het individu door zijn omgeving gestuurd wordt.

Drie jaar voor Surveiller et Punir verscheen Beyond Freedom and Dignity van de Amerikaanse psycholoog B.F. Skinner, die ook de auteur was van de utopie Walden II. Deze studie bandelt over exact dezelfde problematiek als bet hoek van Foucault, terwijl in een aantal opzichten de mensvisie van beide auteurs ook op elkaar lijkt. Het verschil bestaat eruit dat Skinner probeert van bet gegeven dat de technolo- giscbe omgeving gemoraliseerd kan worden, ge- bruik te maken om een aantal gewenste maatschap- pelijke doelen te bereiken. Zijn hoek werd duson- vermijdelijk verketterd en afgebrand in de jaren

'70, zoals dat al eerder met zijn utopie was ge- beurd. Tot een serieuze overweging van de vragen die Skinner stelt, is het nooit gekomen. Oat is jam- mer. Want je boeft zijn utopie niet volledig te omhelzen om te erkennen dat hij een aantal funda- mentele vraagstukken aansnijdt, die ook in het be- gin van mijn verbaal een rol speelden. Zo lijken de aanhangers van het verhaal 'van vrijbeid en mense- lijke waardigheid' dat hij wil overstijgen in vee!

opzicbten op de moralistische duurzaamheidsapos- telen die ik ten tonele voerde.

Een van de punten die Skinner aan de orde stelt is dat in de historiscbe literatuur 'van vrijheid en waardigbeid' voortdurend tegen elke technisch- utopische verbetering is geprotesteerd in naam van morele waarden. Elke technische verbetering maakt bepaalde morele eigenscbappen overbodig, waarbij aan de einder altijd de volmaakte maat- schappij zou dreigen waarin de mens volledig ont- bloot zou zijn van zijn moraliteit en slechts als een orgelpijp zou functioneren. Om maar wat wille- keurige voorbeelden te noemen, de uitvinding van bet schrift zou de intieme relatie tussen meester en leerling verzwakken, die van het buskruit de rid- derlijke deugden de das om doen, anesthesie zou het vermogen van mensen om heldhaftig pijn te verdragen, ondermijnen, enz. enz. Geheel in deze lijn luidde de voornaamste kritiek die ik op mijn voorstel tot moralisering van de .apparaten kreeg, dat dit mensen zou ontslaan van de noodzaak om hun mentaliteit te verbeteren en om zelf rnilieu- vriendelijke keuzes te maken. De aanhangers van de leer van 'vrijbeid en waardigheid' hebben altijd de voorkeur gegeven aan morele oproepen hoven het nadenken over effectieve middelen om een gewenst doe! te bereiken, stelt Skinner. De grote vraag, die ook in de milieuproblematiek speelt, is of bet grote doe! van de duurzaamheid hun werkelijk ter harte

9

(12)

10

s &_o' '995

gaat. Ik heb soms de indruk dat het streven naar duurzame ontwikkeling voor een aantal teleurge- stelde ex-marxisten eerder een middel is om onze kapitalistische maatschappij met zijn consumentis- me te kritiseren, dan een doel dat men werkelijk wil bereiken.

Natuurlijk, ook ik wil liever niet in een van de vele utopieen die de Westerse traditie mij aanbiedt, Ieven. Een volledig gerealiseerde technologische utopie ontkent inderdaad de morele autonomie van mensen. Tegelijkertijd blijkt het met elk technolo- gisch stapje in utopische richting in de praktijk steeds nog wei mee te vallen. Ondanks Foucault Ie- ven we zeker niet in het panopticum van Bentham.

Er zullen tegenwoordig weinig mensen zijn die aile technologische ontwikkelingen in deze richting al.Jeen maar negatief als disciplinering van de mo- derne mens beschouwen. De angst dat een morali- sering van de apparaten tot een uitholling van de moraal van de mens zou leiden, is lang niet altijd terecht gebleken. Het is op voorhand moeilijk te zeggen waar hier grenzen liggen. Om de moeilijk- heid hiervan te illustreren eindig ik met drie korte voorbeelden.

Het intellisente toilet

Op een recente bijeenkomst over het thema dat ik vandaag aan de orde stelde, werd ik verrast met de aankondiging van een nieuwe technologische ont- wikkeling, die in Japan a! gestart schijnt te zijn: het intellisente toilet. Het woord alleen allaat zien hoe uitsluitend aan de mens toebedachte eigenschappen kennelijk ook in dingen kunnen huizen. Waar gaat het om? De afvoer van een toilet kan regelrecht aan- gesloten worden op een medisch laboratorium.

Daar kunnen continu of met regelmatige tussenpo- zen de faecalien op allerlei ziekten preventief wor- den onderzocht. De gezondheid van de mens wordt zo voortdurend bewaakt en sterk bevorderd. Leef- regels en eetregels kunnen op grond van het faeca- lien-onderzoek op ieder individu worden afge- stemd, en gecontroleerd kan worden of de persoon in kwestie zich eraan houdt. Dit nieuwste technolo- gische snufje, waar men in Japan enthousiast over is, past perfect in het beeld van de panoptische con- trole die zich nu zelfs tot aan onze stoelgang uit strekt. Mijn eigen instinctieve reactie was dan ook sterk afwijzend. In mijn visie is gezondheid deels een morele zaak: mensen zijn er zelf verantwoorde- lijk voor. Ik moest er niet aan denken deze verant- woordelijkheid uit handen te geven en weer een

stuk van mijn privacy op te offeren. Bij nader inzien geef ik toe dat mijn eerste reactie weinig bereflec- teerd is. Als Japanners nu al warm !open voor dit nieuwste technologische snufje, is het heel goed mogelijk dat Europeanen dat over een of meer de- cennia ook doen. In elk geval vereist mijn primaire afwijzing een dieper gaande ethische reflectie dan ik eerst dacht.

Een tweede voorbeeld: 'Ais alle mensen in de wereld kunnen profiteren van een badkamer, toilet en keuken zoals ik, dan zullen alle mensen direct geconfronteerd worden met een acuut tekort aan water. Omdat het merendeel van de mensen kampt met een tekort aan goed water, kan ik mij de vrij- heid gunnen om op elk gewenst moment gebruik te maken van water. Wie daar lang over nadenkt wordt 'gek'. A Is je nog beschikt over een zweempje verantwoordelijkheidsbesef dan voel je je toch vreemdeling in deze wereld die je, met haar tegen- stellingen op vrijwel aile gebieden, neurotisch maakt.' Aan het woord is Hans Visser, de bekende predikant van de Rotterdamse Pauluskerk. Hij deed deze uitspraak op een bijeenkomst op 2 3 april van de zgn. 'Derde Kamer'. In dit initiatief discussieren mensen uit verschillende sociale bewegingen over maatschappelijke problemen die in de Tweede Ka- mer niet of op verkeerde wijze aan de orde komen.

Het gaat mij nu niet om het feit dat Vissers uit- spraak, die hij in de openingsrede deed, onzinnig is.

Water is nu net zo ongeveer de enige grondstof die wij niet aan de derde wereld onttrekken. Waar het mij om gaat is dat Vissers woorden kennelijk door niemand betwist of opgepakt werden. Als het echt waar is wat hij zei, zou je verwachten dat er een brede beweging zou ontstaan om badkamer, toilet en keuken anders in te richten. Technologische oplossingen lijken aangewezen voor de problema- tiek die de Rotterdamse predikant signaleert. In plaats daarvan diende zijn uitspraak kennelijk alleen maar voor het krijgen van een goed moreel gevoel, waarin op paradoxale wijze schuldbesef ertoe bij- draagt je moreel hoven anderen die zich onder de douche niet schuldig voelen, te verheffen.

Met een laatste voorbeeld ben ik terug bij de thematiek die Latour met zijn autogordel aan de or- de stelde: de verkeersveiligheid. Vanuit het Mini- sterie van Verkeer en Waterstaat is een meerjaren- plan ontwikkeld, waarin men in 2 o 1 o een 'duur- zaam veilig wegverkeer' hoopt te bereiken. Wie kennis neemt van de nog steeds grote aantallen ver- keersslachtoffers, zowel doden als gewonden, kan

-

deze ven. wil met traa·

infn vidu dwe resu wer

tro~

Ver dd foui veri gisc den deri de voo ster kee

veill een gev bij 0 ove and len hee gis<

del aft het lin! ge2 het

(13)

er inzien )ereflec- voor dit el goed Jeer de- lrimaire 1e dan ik

1n in de r, toilet

1 direct ort aan

1 kampt de vrij-

~ruik te tadenkt -empje

e

toch

tegen- rotisch ekende ij deed ril van 1sieren n over

~e Ka- omen.

rs uit- lnigis.

:of die :ar het :door t echt :r een toilet

~sche lema- rt. In tlleen

lVOe),

e bij- er de

•ij de e or- vl.ini- tren- luur- Wie ver-

kan

s &..o ' '995

deze doelstelling aileen maar van harte onderschrij- ven. Als men echter ziet hoe men deze doelstelling wil bereiken, komen onvermijdelijke associaties met een technocratische utopie naar hoven. Cen- traal staat het zodanig aanpassen van omgeving en infrastructuur dat de handelingsvrijheid van de indi- viduele verkeersdeelnemer zo ongeveer geheel ver- dwenen is. Een verkeersongeval is merstal het resultaat van een keten van fouten, van wegenbou- wers, wegbeheerders, autofabrikanten en de be- trokkene zelf. Kempunt van het meerjarenplan Verkeersveiligheid is nu dat 'de verkeersdeelnemer de kans ontnomen behoort te worden om de laatste fout in de keten te maken.' In dit verband wordt het verkeer in onze samenleving als een groot technolo- gisch systeem beschreven, dat vergeleken kan wor- den met andere technologische systemen als raffina- derijen en kemcentrales. In deze laatste systemen is de veiligheid vaak gewaarborgd door stringente voorschriften die de handelingsvrijheid van mensen sterk inperken. Dit zou op analoge wijze in het ver- keers-en vervoerssysteem dienen te gebeuren.

In de inleiding op de studie Naar een duurzaam veilia weaverkeer wordt opgemerkt dat de belofte van een duurzaam veilig systeem waarin door de vorm- geving van de infrastructuur de kans op ongevallen bij voorbaat a! drastisch beperkt is, 'nogal utopisch' overkomt. Dat is ongetwijfeld waar, zij het in een andere zin dan de opstellers waarschijnlijk bedoe- len. Zij schetsen het beeld van een volstrekt be- heerste maatschappij die als een feilloos technolo- gisch systeem duurzaam functioneert. Is dit uitein- delijke schrikbeeld een reden om het Verkeersplan af te wijzen en geen enkele stap in de richting van het hoge doe! te ondememen in naam van de hande- lingsvrijheid van de verkeersdeelnemer? Dat kan gezien de ernst van het probleem toch nauwelijks het geval zijn.

Schone motieven

In het begin van deze eeuw maakt Max Weber on- derscheid tussen 'Gesinnungsethik' en 'Verantwor- tungsethik'. De begrippen spreken voor zich. Te- genover de ethisch zuivere gezindheid staat de na- druk op het nate streven doe!, het te behalen resul- taat waarvoor verantwoordelijkheid wordt aan- vaard. Nederlanders vertonen een grote voorliefde voor de eerste vorm van moraal. Nergens blijkt dat duidelijker dan in de debatten over ontwikkelings- hulp, waar vaak aileen de motieven en niet de resul- taten lijken te tell en. Ook in de milieudiscussie gaat de 'gezindheidsethiek' een steeds grotere rol spe- len. Vliegtuigkilometers met een schoon geweten of voor het goede doe! schijnen minder milieuver- vuilend te zijn, een wasbeurt vol schuldgevoel schijnt minder water te vragen. Schone motieven krijgen de voorrang hoven een schoon milieu. Wie het laatste ter harte gaat en er verantwoordelijkheid voor wil dragen, ontkomt er niet aan de weg van de moralisering van de apparaten in de richting van duurzaamheid te verkennen.

Biblioarcifie

J.

Bentham, 'Panoptikon, rifhet huis van toezicht', in:

Recht en Kritiek, 3/198 1 .(oorspronkelijk 1791) M. Foucault, Surveiller et Punir, Ga!Hmard, Paris.

B. Latour, Wij zijn nooit modern aeweest, Amsterdam:

VanGennep, 1994(1991).

Ministerie van V erkeer en Waterstaat, Meerjarenplan Verkeersveiliaheid, Den Haag 199 1.

K. Marx/F. Engels, De Duitse ideoloaie, dee/ I, Nijmegen:

SUN, 1972.

B. F. Skinner, Walden Two, New York: Mac Millan, 1948.

B.F. Skinner, Beyond freedom and dianity, ~ew York:

A.A. Knopf, 1971.

Stichting W etenschappelijk Onderzoek V erkeers veiligheid, Naar een duurzaam veiliB verkeer, Den Haag 1 990.

*

Dit artikel is een bewerking van een door Hans Achterhuis op 1 7 oktober 1 994 gehouden voordracht in het kader van de Nieuwe Kerk Lezinaen 1994 (naar aanlei- ding van recent verschenen boeken over nieuwe ontwik- kelingen op cultured en wetenschappelijk gebied).

I I

(14)

I 2

s &_o • •995

De-industralisatie en sociale cohesie

Men kan in de Nederlandse economie verschillende sec- toren onderscheiden. H:n sector is de harde sector.

Deze sector bestaat uit tuinbouw, landbouw, delf- stoffenwinning, industrie, internationaal transport,

z~elijke en overige com- merciele dienstverlening

Een cifJensieve strateaie voor de

'binnenlandse'

door de subsidies op over- produktie ophouden en de landbouw meer concurren- tie van buitenlandse pro- dukten zal ondervinden. Er wordt in Nederland geluk- kig een steeds steviger anti- kartel beleid gevoerd.

Hopelijk krijgen ontwikke-

sector

lingslanden meer kansen (zoals het verzekerings- en

bankwezen), handel en communicatie. De harde sector is voornamelijk in particuliere handen en wordt gekenmerkt door een toenemende concur-

RICK VAN DER PLOEG

hun produkten op onze markten te slijten, opdat er een rechtvaardiger wereld- orde tot stand komt. 2 Dit vormt een fantastische uit- daging voor de harde (of Lid van de T weede Kamer voor de PvdA en hooa-

leraar economie aan de Universiteit van Amsterdam

rentie op internationale markten. Vrijhandels- afspraken zoals het 1 99 2 -programma van de Euro- pese Unie en de recente GATT-afspraken in Marakkesh hebben de harde sector steeds meer blootgesteld aan de tucht van de markt. De harde sector kan daarom ook wei de buitenlandse sector genoemd worden. Vrijhandel komt de economi- sche welvaart in de Westerse wereld ten goede. 1 Regionale specialisatie leidt tot lagere prijzen en daar profi.teren de burgers van. Tevens ontstaan er meer multinationale ondernemingen waardoor er een rationalisatie van het produktieproces mogelijk is. Besparing op vaste kosten (zoals het opzetten van een fabriek of onderzoek en ontwikkeling) leidt uit- eindelijk ook tot lagere prijzen. Bovendien zijn de burgers gebaat bij een grotere varieteit aan produk- ten. Denk aan de vele verschillende soorten kaas, wijn, auto's, enzovoorts die we in Westerse win- kels aantreffen in vergelijking met de saaie keuze die men heeft in Ianden die zichzelf uitsluiten van internationale handel. Kortom, de harde sector moet zich efficient organiseren anders maakt deze geen kans op de wereldmarkt. Deze concurrentie- slag zal in de toekomst aileen maar heviger worden.

Zo worden de prijssubsidies voor landbouwpro- dukten vervangen door inkomensgaranties, waar-

buitenlandse) sector om nieuwe afzetmarkten aan te boren in Oost-Europa, China en de Tijgers. Met een succesvol exportbe- leid kunnen deze verschuivingen in handelspatro- nen bijdragen aan een nieuwe dynamiek voor onze economie.

Een ander belangrijk kenmerk van de harde sec- tor is een substantiele groei van de arbeidsprodukti- viteit. Het is verbazingwekkend hoe inventief de mens is in het ontwikkelen van machines, technolo- gie en methoden zodat er elk jaar minder arbeids- uren nodig zijn om hetzelfde produktieniveau te halen. Automatisering, verbetering van produktie- processen en onderzoek en ontwikkeling zijn aan de orde van de dag in de harde sector. De hele Botlek kan tegenwoordig bij wijze van spreken door een handjevol procesoperators bestuurd worden, maar ook in het bankwezen is er sprake van een opmars van de automatisering en dus van arbeidsbesparing.

Vee! mensen zemelknopen over de technologische vooruitgang omdat deze arbeidsuitstoot en dus werkloosheid zou veroorzaken. Dergelijke klaag- zangen kan ik niet goed begrijpen. Als we dezelfde economische welvaart kunnen bereiken door min- der te werken dan lijkt me dat een goede zaak.

Willen we echter het aantal banen handhaven en dus het fenomeen van de jobless arowth in de harde

-

Bijdn p

Bron

sect1 duc1 veel eng van deg gen.

VOOI

199 gen•

naru indt de 1

'

ZO I

geg1 gen de i

Een eco zijn veil nin;

nin1 lan1 sen ver sec1

(15)

over- len de urren- : pro- en. Er geluk- r anti- 'Oerd.

vikke- lansen

onze dater

!reld-

2 Dit

!'! uit- e (of

I om

ropa, lrtbe- latro-

·Onze

\sec- 'ukti-

~f de wlo- eids- tu te ktie- tnde 1tlek een raar rtars

~ng.

lche dus

!iag- lfde 1in- 1ak.

en rde

s &.o I 1995

Bijdraaen aan het natianale inkomen, de export, de werkeeleeenheid en de vervuilinB

per sector, 1989,% Land-en lndustrie Electriciteit Bouw Transport Oiensten tuinbouw

netto binnenlands

produkt 4 20

arbeidsvolume 4 19

export 6 69

broeikaseffect I 3 36

aantasting ozonlaag 0 54

verzuring 47 24

vermesting 85 I I

afval 5 40

Bron: Steven

1 .

Keuning, Centraal Bureau voor de Statistiek.

ector vermijden dan moeten we steeds meer pro- duceren. Een hoge economische groei gaat echter veelal gepaard met uitstoot van schadelijke stoffen en gassen en dus met een aantasting van de kwaliteit van het milieu. Dit is een reden waarom sommigen de groei van de harde sector aaQ banden willen leg- gen. Toch is de harde sector van wezenlijk belang voor de werkgelegenheid. Hoewel de industrie in 1990 zo'n Boo.ooo arbeidsplaatsen opleverde, genereert de industrie een enorm uitstralingseffect naar andere sectoren van de economic. Totaal is de industrie verantwoordelijk voor ruim anderhalf van de ruim vijf miljoen banen in Nederland, waarvan zo'n 53o.ooo banen in de tertiaire dienstensector gegenereerd worden.3 Zo bezien is de werkgele- genheid elders in de economic gebaat bij een gezon- de industrie.

De zachte sector en Baumol

Een andere belangrijke sector van de Nederlandse economic is de zachte sector. Deze bestaat uit wel- zijn, volksgczondheid, zorg, cultuur, onderwijs, veiligheid, bestrijding van de criminaliteit, de wo- ningbouw, en bepaalde takken van de dienstverle-· ning die zich voornamelijk richten op de binnen- landse markt. Er zijn vijf wezenlijke verschillen tus- sen de zachte sector en de harde sector. Het eerste verschil met de harde sector is dat er in de zachte sector relatief weinig sprake is van milieuvervui-

1. Zie bijvoorbeeld E. Bomhoff, Een Haaase Lente?, Academic Service, Schoonhoven, 1994.

2. Zie ook 1. Pronk, De Kritische Grens.

Over Tweespalt en Orde, Prometheus, Amsterdam, 1994.

6 5 64

8 5 64

0 10 16

28 6 '7

0 25 6 15

10 I 2 7

0

2 I I 3 20

ling. Uit de tabel blijkt dat de bouw en de diensten vergeleken met land- en tuinbouw en de industrie relatief arbeidsintensief zijn, een relatief kleine bij- drage aan de export leveren, en weinig bijdragen aan het broeikaseffect, de verzuring en de vermes- ting. Hoewel de bouw een relatief hoge bijdrage aan de afvalproblematiek Ievert, veroorzaken de andere takken van de zachte sector relatief weinig afval.

Het tweede verschil is dater, alilians in Nederland, relatief vee! sprake is van gevestigde belangen in de zachte sector. Er is immers weinig onderlinge con- currentie tussen scholen, universiteiten en zieken- huizen, laat staan van serieuze mededinging van buiten Nederland. Bovendien is er in vee! takken van de zachte sector sprake van kartels, prijsvor- ming en marktverdeling. Gelukkig worden notaris- sen, makelaars en wellicht de medische specialisten nu gedwongen hun vaste tarieven op te geven, maar helaas zijn er nog steeds teveel belemmeringen op toetreding tot deze beroepsgroepen. Het gebrek aan concurrentie in de zachte sector kan gedeelte- lijk worden ondervangen door oplegging van kwali- teitseisen, invoering van Michelin-gidsen voor bij- voorbeeld het onderwijs en de zorg, meer open tendering voor overheidsopdrachten, en het stimu- leren van concurrentie door prijzen in een regio te Iaten afhangen van efficiency-verbeteringen in

3. Zie F. Suijker en P. Eering, 'Het belang van de industrie voor de werk- gelegenheid', ESB, biz. 325-326, 6/4/ I 994·

13

(16)

s &..o' '995

andere reg10 s (oftewel 'meetlat-concurrentie').4 Toch kan volgehouden worden dat de zachte sector van nature minder dynamisch en agressief is dan de harde sector. De dienstverlening in de zachte sector blijft namelijk mensenwerk. Het derde verschil met de harde sector is dat de zachte sector groten- deels afgeschermd is van internationale concurren- tie. Geen wonder dat de zachte sector ook wei de binnenlandse sector genoemd wordt.

Een vierde verschil met de harde sector is dat het merendeel van de zachte sector collectief ge- financierd wordt, van overheidsopdrachten afhan- kelijk is, of uit ambtenaren bestaat, en dat er rela- tief weinig gebruik gemaakt wordt van het profijt- beginsel. Ambtenaren en politici, in plaats van de burgers, bepalen te vaak welke diensten er geleverd worden in de zachte sector. Tevens is er het gevaar dat de actoren in de zachte sector tot op zekere hoogte verslaafd raken aan de subsidiestromen, en dat bewindslieden die een subsidie willen stopzet- ten het hoofd stoten tegen gevestigde belangen.

Het ontbreken van een goed prijsmechanisme be- moeilijkt het goed aansluiten van de vraag bij het aanbod in de zachte sector. Het gebrek aan markt- discipline tezamen met de afhankelijkheid van col- lectieve financiering brengen het gevaar met zich mee van verstarring en lethargic. Deze tendens wordt in de cultuursector versterkt door een legiti- matie in de intrinsieke waarde en in de gezond- heidszorg door een beroep op professionele auto- nomie van de medische specialisten.

Het vijfde verschil met de harde sector is de relatieflage groei van de arbeidsproduktiviteit in de zachte sector. Illustratief is de gezondheidszorg.

Gedurende de periode 1973-87 bleef de gemiddel- de jaarlijkse groeivoet van het volume van de gezondheidszorg ( 1 ,9 procent) ietsje achter bij de groeivoet van het volume van het nationale inko- men ( 2 procent), terwijl de gemiddelde prijsstij- ging in de gezondheidszorg (6,6 procent) gemid- deld hoger is dan die van het nationale inkomen (S,o procent).5 Ondanks forse bezuinigingen op salarissen in de zachte sector en efficientieverbe- teringen, is de produktiviteitsgroei in de zachte sec- tor achter gebleven bij die in de harde sector. Het is dan een boekhoudkundige onvermijdelijkheid dat

4· Zie A. Schliefer, A theory of yard·

stick competition, Rand journal

rif

Economics, 1985.

5. Zie Nederland in Drievoud, hoofdstuk 4.8, Centraal Planbureau, '993·

de prijsstijging in de zachte sector en dus de kosten- stijging bij gegeven kwaliteit hoger is dan die in de harde sector. Daarom slokt de zachte sector een steeds groter aandeel van het nationale inkomen op. Dit fenomeen staat bekend als Baumol's ziekte. 6 Het aandeel van de gezondheidszorg in het nationa- le inkomen steeg van 3,7 procent in 1960 tot 7,o procent in 1987 en 8,5 procent in 1990. Deze kos- tenstijgingen zijn niet zozeer het gevolg van inhalige dokters en ambtenaren of het over de balk gooien van geld, maar vee! meer een onvermijdelijke con- sequentie van een produktiviteitsgroei in de zachte sector die achterblijft bij de produktiviteitsgroei in de harde sector. Ondanks grote efficiency-verbete- ringen (denk bijvoorbeeld aan de groei van polikli- nische verrichtingen of technologische vooruitgang in medische apparatuur), stegen de prijzen in de gezondheidszorg meer dan elders. Dergelijke ont- wikkelingen zien we ook in het onderwijs, de cul- tuur, veiligheid, bestrijding van de criminaliteit, en woningbouw. De technologische vooruitgang in deze sectoren ( denk aan computer-gestuurd onder- wijs of electronische vrijheidsstraffen) heeft een bovengrens. Voor bijvoorbeeld het.basisonderwijs is er een plafond aan de technologische vooruitgang die mogelijk is. Indien je onderwijzers met steeds grotere klassen opzadelt gaat dat uiteindelijk ten koste van de kwaliteit van het onderwijs. Hetzelfde geldt voor de bejaardenzorg, het toneel, de politic en de meeste andere takken van de zachte sector.

De-industrialisatie

Hoezeer de mensen in de zachte sector ook hun best doen, het lijkt welhaast onvermijdelijk dat het aandeel van de zachte sector in het nationale inko- men stijgt en het aandeel van de harde sector daalt.

Als industriele produkten en diensten van de zachte sector relatief slechte substituten in consumptie zijn, om precies te zijn als de elasticiteit van substi- tutie tussen industriele produkten en diensten van de zachte sector kleiner dan een is, vertaalt de stij- ging van relatieve prijzen in de zachte sector zich inderdaad in een stijging van het aandeel van de zachte sector in het nationale inkomen. Tevens vindt er dan een verschuiving van werkgelegenheid plaats van de harde naar de zachte sector. Dit pro-

6. Zie W.J. Baumel, Macroeconomics of unbalanced growth: The anatomy of urban crisis, American Economic Review~

biz. 741-755, 1967.

-

ces st ting \1

deel • dienst prod1 Ieven D tor Vt

nadn lag en zacht druk1 zacht ding een zacht een ~

zou blijkl aan c gers mce1 zachl gezo

s Dd

curr.

expc

bog~

dukt heef relat hard heid gen den

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

politieke agenda voor de PvdA, Wiardi Beckman Stichting, Amsterdam 2008.. Frans Becker, Menno Hurenkamp, Monika Sie Dhian Ho (red.), Het ongemak

Bijvoorbeeld door ze een extra steun in de rug te geven met startersleningen, waar wij als CDA in navolging van het CDJA voor gepleit hebben en wat het kabinet nu ook gaat

De werkgroep meldt echter niet dat het inkomenseffect voor de twee maatregelen voor de sociale minima tezamen in deze variant uiteindelijk ongeveer –25 procent bedraagt.. Daarmee

Tegelijkertijd spreekt het voor zich dat 'Wageningen' niet geïsoleerd opereert, noch zou kunnen (of moeten) opereren. Vandaar dat hier ook gekozen is voor het wat meer

Een tweede reden is dat de televisie en in haar kielzog de andere media zich meer dan voorheen zijn gaan richten op het dagelijkse politieke besluit- vormingsproces in

Meer dan opiniecijfers die voor een groot deel hun eigen werkelijkheid scheppen, vormt de ontwikke- ling van het ledental een harde zowel als r e levant e indicatie

Het in de stelling laten zetter dat Israël een aantal niet- strategische nederzettingen mag behouden impliceert dat we in feite erkennen dat Israël rechten heeft

onderwijsorganisaties bestuurd worden door mensen van een wél geschakeerde, maar tóch homogene overtuiging, zonder dat de ouders van die leerlingen er aan te pas komen,