• No results found

Soldaten-spreekwijzen · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Soldaten-spreekwijzen · dbnl"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Soldaten-spreekwijzen

bron

Soldaten-spreekwijzen. J. Vlieger, Amsterdam ca. 1883

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_sol001sold01_01/colofon.php

© 2011 dbnl

(2)

I. In 't Geweer!

Wanneer in dienst een Officier, Voorbij een wachtpost gaat, Dan roept de man

Die daar op Schildwacht staat, Zoo luid hij kan:

‘In 't Geweer!’

De heele wacht snelt ijlings aan, Om netjes in 't gelid te staan,

En - brengt hem eer, Met ‘Presenteer 't geweer!’

‘Dat nare wachtwoord in 't geweer, 'k Vergeet het waarlijk telken keer,

Zoo vaak ik dienst moet doen op post;

Zucht KLAAS- en

eer ik straks word afgelost:

't Heeft heel wat angstzweet mij gekost!’

En

nauwlijks heeft hij dit gezegd, En stond hij als een grenadier, 't Postuur gelijk een paal zoo recht, Of zie

daar naakt een Officier, Die met een korporaal, o wee!

Ontzettend streng de ronde deê.

‘Potsduizend!’ zegt KLAAS droef en naar, Wie redt mij nu uit dit gevaar?

Op eenmaal valt hem 't wachtwoord in, En blij van zin,

Plaatst hij den snaphaan op den grond, En met de vuurloop aan zijn mond, Roept hij - wie zach het immer meer - 't Consigne in het geweer!

‘Parbleu!’ dus bromt de korporaal, Wel honderdmaal;

‘Zeg lummel van een grenadier, Gij weet van heel den dienst geen zier:

Nu moogt gij naar 't Cachot marcheeren, Om daar soldatenplicht te leeren!’

(3)

2

Soldaten-spreekwijzen

(4)

II De Generaal neemt een versterking in.

FRITS zonder vrees, was Generaal En kort van lijf, ook kort van taal;

Hij had sinds jaren 't land gediend, En noemt zich zelv' een oorlogsvriend;

Hij was begonnen als soldaat, Had menig veldslag bijgewoond,

Geen vesting bleef door hem verschoond, De laatste vijand moest er af,

Zoodat men hem den bijnaam gaf, Van: zonder vrees en JAN kordaat.

Maar d'ouden dag genaakte ras, En toen hij niet meer vechten kon,

Verzon

En bracht hij vaak een woord te pas, Dat als soldaat hem 't liefste was.

Ook nu riep hij

‘Heer Adjudant!’

- ‘Present, heer Generaal!’’

‘Ei, zeg eens wat jou afgezant Van daag mij schaft voor middagmaal?’

- ‘Uw Exellentie weet te goed Dat zij alleen bevelen moet.’’

- Dus sprak zijn dienaar fier -

‘Welnu 'k beveel je kort van zin:

Ik neem van daag een vesting in, Zeg dit nu aan den afgezant

Heer Adjudant.’

De wakkre oorlogsheld verdween, En toen hij later weer verscheen,

Bood hij zijn heer de Generaal, Een vesting voor zijn middagmaal.

Een vesting ja, zooals 't behoort.

Met toren, wal en muur en poort,

‘Blaas storm!’

beval de Generaal.

En de Adjudant blies het signaal.

Terwijl zijn heer met oorlogsmoed, Zich aan de vesting deed te goed.

Zijn leunstoel diende hem voor paard, Een mes was thans zijn oorlogszwaard,

De suiker was hem kruid en lood, Waarmeê de vijand werd gedood.

- ‘Heer Generaal.

dus vroeg in eind zijn Adjudant, Beviel Zijn Exellentie 't maal?’

‘Hum, hum! dus bromt hij in zijn baard, De vijand was geen penning waard:

Jou vesting vriend was aangebrand.’

(5)

4

Soldaten-spreekwijzen

(6)

III. Een Kommandant trekt blij van zin, Op zijn manier de posten in.

Er heerschte rust in 't gansche land, Van Oost tot West, van strand tot strand;

Geen oproer dreigde met geweld, Zoodat er voor den oorlogsheld, Al was hij nog zoo stout en koen:

Al luttel weinig viel te doen.

De Generaal kreeg toen 't idee

't Was juist in 't warmste van 't saisoen:

Met heel zijn wakkere armee, Een tochtje naar de hei te doen;

En blijven daar een maand kampeeren, Om haar den velddienst goed te leeren.

En zoo gezegd - ook zoo gedaan.

JAN zonder zorg kreeg heel vooraan;

En daarmeê was hij zeer kontent, Voor zich alleen een ruime tent, Waar hij de posten gâ kon slaan.

De tijd vloog om - en op een dag Dat onze JAN te sluimren lag.

Kwam een Sergeant hem haastig wekken:

‘Fluks, haast u! wakkere kommandant, Wij rukken op!’ sprak de Sergeant.

‘Gij moet de posten in gaan trekken, De gansche armee staat reeds gekleed, En voor de tocht naar huis gereed.’

De man vertrok - maar onze JAN Zei boos: ‘ik geef den brui er van, Om bij zoo'n warmte spoed te maken, Ik krijg ze tóch wel hier die snaken;

Hij zet zich weêr op zijn gemak, Hij vat de beide koorden strak, En zonder moeite of tegenzin, Trekt hij de beide posten in.

(7)

6

Soldaten-spreekwijzen

(8)
(9)

8

IV. De vijand heeft het dorp geruimd.

Wanneer in bangen oorlogsstaat, De vijand 't dorp door hem bezet, Voor 't nadrend leger zeer beducht -

Het zij dan goed of kwaad geluimd, Met rassche schreden weêr ontvlucht:

Dan zegt men: ‘ziet de vijand gaat!

Hij heeft het dorp geruimd!’

Doch op het plaatje dat gij ziet, Is 't ruimen van een dorp In andren zin geschiedt.

De vijand hield een dorp bezet.

Dat waarlijk uitgestorven scheen, Want wie er woonden - vluchten heen,

Met goud en goed - met haard en bed.

Daar zat de manschap nu alleen.

Er glom geen vonkjen aan den haard, Er was geen kastelein of waard.

Om voor de middagpot te zorgen:

Het leger zwoegde van den morgen, Tot aan den avond laat.

En was ten einde raad.

Tot overmaat van ramp daarbij.

Gebeurde 't in het Wintertij,

Eerst had het dagen lang gevroren, Toen volgde er sneeuw en hageljacht;

Er viel voorwaar een heele vracht, Ja, meer dan menig jaar te voren:

Zoodat het dorp op zekren dag, Naar waarheid in de modder lag.

Dat kon geen kommandant gedoogen, Hij riep zijn gansche heldenschaar, Met spa en bezem bij elkaâr;

- En met een zware straf voor oogen, Aan ieder die zijn plicht verzuimt -

Beval hij:

- Ondanks wind en regen - Terstond de straten schoon te vegen.’

Zóó werd het dorp door hen geruimd!

Soldaten-spreekwijzen

(10)
(11)

10

V. De vijand valt ons in handen.

't Was met de lieve vreê gedaan, Toen de oorlogsramp opnieuw begon En elk wie wapens dragen kon, Moest nu in ernst ten strijde gaan;

De legers kwamen bij elkaar, En vochten, ja met leeuwenmoed, De velden waren rood van bloed,

Want menig kloeken heldenschaar Zag men voor 't doodelijk lood bezwijken -

In 't eind - gelukkig voor het land - Hield onze armee verwinnend stand;

De sterken vijand moest gaan wijken - En sneller dan men had gegist:

Was deze veldslag weer beslist.

Ook onze KLAAS - de Grenadier, Was met het leger meegegaan;

Doch bleef maar liefst van verre staan.

Hij had in 't strijden geen pleizier.

‘Ik dank je’ - sprak hij - om te vechten, Ik geef van al dien moed de brui, Ik zocht geen ruzie met die lui, Wie lust heeft mag de zaak beslechten;

Ik min den oorlog niet-met-al, En wacht hier wat er komen zal.’

En zoo gezegd - ook zoo gedaan,

KLAAS keek bedaard het schouwspel aan, En vroolijk lachte onze guit,

Toen hij op 't onverwacht den buit, Juist waar hij stil stond aan zag landen;

Hoezee! dus riep hij blij gezind, Al ben Ik ook geen oorlogsvrind:

De vijand valt mij toch in handen!

Soldaten-spreekwijzen

(12)
(13)

12

VI. De vijand wordt in de pan gehakt.

Gij vraagt met recht wat hier geschiedt, En of het waarheid is of niet,

Wat u dit plaatje biedt.

Foei! zegt hij huivrig - 'k gruw er van, Hakt men den vijand in een pan?’

't Gaat in den krijg wel vreeslijk toe:

Zijn eens de legers slaags geraakt, Dan blijkt het zwaard nooit strijdens moê

Des krijgmans, die van wraakzucht blaakt.

Men hakt en houwt en schiet en moord, - Want vriend of vijand wie 't ook zij - Zij denken aan - geen medelij - Maar aan de roem, die 't hart bekoort.

En als dan eindlijk - vroeg of laat, De laatste kloeken vijand valt, En 't winnend heir victorie schalt:

Dan -

Spreekt en veldheer en soldaat:

‘De macht des vijands is geknakt En 't leger in de pan gehakt!’

Wat jammren dus een oorlog biedt:

Zoo als gij 't op dit plaatje ziet,

Zoo wreed zijn - neen de menschen niet, En 't is ook nu - noch ooit geschiedt.

Soldaten-spreekwijzen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

cordeert, en geoctroyeert hebben, consenteeren, accordeeren, en octroyeeren haar by deezen, dat Zy, geduurende den tyd van Vyftien eerst Agtereenvolgende Jaaren, de Werken, die

[25] Ende waren in ghedaen commen/ omme Janne/ Jacobe/ ende [26] Pietren/ ute doen gane/ ende te priveerne/ watter of es/ ne [27] weetic niet/ ende ic ne wille daer of gheen

Vlaenderen, jn welcke, om jonste, die hij daertoe heeft, hij gheresideert heeft ende hem daerjn meer ghehouden dan jn eenich van sijne andere landen, ende boven al ghemint,

Hanneken is een jongen, die maar heeft to spreken, en zijn moeder draagt hem allerlei lekkere kostjes na : Goey vrou Veughe is een mal moertje ! Hij vraagt witmoes, en krijgt het,

Oldenbarnevelt drong nog steeds sterk aan op het aanvaarden van de kerkorde van 1591, maar toen de oppositie zich niet liet overhalen, werd de kerkorde alleen geldig verklaard voor

Jan zou nooit geweten hebben wie de verklikker was, zoo Rebbe zich zelven niet verraden had, door heimelijk een paar gezellen van zijn neef aan te zetten dezen te vragen of het

Hi j hoort dat de eene vrouw zeer ongelukkig is in haar huwel jk : haar man deugt heelemaal niet, hij loopt andere vrouwen achterna, is aan den drank verslaafd, komt dronken

Aldus hebben wij hier voor het eerst getracht alles wat kon gevonden worden nopens ‘Le Chevalier Délibéré’ en vooral, omtrent den vertaler Jan Pertcheval en zijn - zoo ver we