• No results found

Middelengebruik en partnerselectieprocessen in een speeddate setting op festivals : de modererende rol van impulsiviteit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Middelengebruik en partnerselectieprocessen in een speeddate setting op festivals : de modererende rol van impulsiviteit"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Middelengebruik en Partnerselectieprocessen in een Speeddate Setting op

Festivals

De Modererende Rol van Impulsiviteit

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek

Naam: Lisette ten Oever Studentnummer: 3986306 Begeleider: Dr. Daphne van de Bongardt Tweede beoordelaar: Dr. Inge Wissink Amsterdam, juli 2016

(2)

2 Abstract

A popular place nowadays for young adults to meet a romantic partner is at a festival. A risk factor in this environment is the use of substances like alcohol and drugs. The effects of substances on behaviour could potentially influence the partner selection process. The aim of the present study was to identify the relationship between substance use and partner choice processes during speeddates at a festival, and whether this relationship was moderated by impulsivity. A sample of 163 young adults aged 18 to 38 participated in 9 different

heterosexual speeddate sessions. It was hypothesized that participants would be less selective in their partner selection when under the influence of substances, and thus would give more speeddate nominations. The expectation was that this relationship would be stronger for high-impulsive participants. Findings indicated that there was no relationship between substance use and the number of given speeddate nominations. Also, this relationship was not

moderated by impulsivity. Further analysis to investigate a possible curvilinear relationship between alcohol use and the number of given speeddate nominations showed no relationship either. The regression analyses did show that men give more speeddate nominations than women. Further investigation should provide more information about this relationship. All in all, this study contributes to the knowledge on the role of substance use and impulsivity in partner selection processes that will help young adults make more positive choices in selecting a future romantic partner.

Keywords: Partner selection processes, Substance use, Impulsivity, Speeddates,

(3)

3 Middelengebruik en Partnerselectieprocessen in een Speeddate Setting op Festivals – De

Modererende Rol van Impulsiviteit

In de huidige Nederlandse cultuur hebben mensen een vrije keuze in het kiezen van een romantische partner (Gringo, 2009). Een populaire omgeving om nieuwe mensen en een romantische partner te ontmoeten is tijdens het uitgaan (Packer & Ballantyne, 2011). Een onderzoek onder jongvolwassenen laat zien dat bijna 40% een romantische relatie heeft gehad met iemand die zij ontmoet hebben in een bar, club, discotheek of tijdens een festival

(Telegraaf, 2008). Ook onderzoek door het Centraal Bureau voor de Statistiek (2011) wijst uit dat ongeveer 40% van de samenwonende stellen elkaar heeft ontmoet tijdens het uitgaan.

Echter brengt het uitgaansleven ook risico’s met zich mee. In het uitgaansleven, bijvoorbeeld op verschillende feesten en festivals, worden vaak middelen gebruikt (Straathof & Nikkels, 2013). Onderzoek wijst uit dat jongvolwassenen die vaak naar feesten gaan ook vaker middelen gebruiken (Calafat, Fernandez, Juan, & Becona, 2008). Tevens ligt het gemiddelde aantal middelengebruikers op een feest of festival veel hoger dan het gemiddelde van de nationale populatie (Duff, 2005). De soorten middelen die gebruikt worden tijdens uitgaansgelegenheden zijn onder andere alcohol, softdrugs en harddrugs (Forsyth, Barnard, & McKeganey, 1997). Uit het Grote Uitgaansonderzoek (Goosens, Frijns, Van Hasselt, & Van Laar, 2013) blijkt dat 78% van de frequente feest- of festivalbezoekers het afgelopen jaar ecstasy gebruikt, waar dit 40% is onder de niet-frequente bezoekers. Ook voor alcohol, softdrugs en andere harddrugs als cocaïne en speed ligt de prevalentie hoger bij frequentie feest- of festivalbezoekers dan bij niet-frequente bezoekers (Goosens et al., 2013). Het doel van de huidige studie was het onderzoeken van de relatie tussen middelengebruik en

partnerselectieprocessen in een festivalsetting (zie Figuur 1, verband A).

Middelengebruik kan partnerselectieprocessen beïnvloeden doordat het gedrag van personen verandert wanneer men onder invloed is van middelen (Ashton, 2001; Hendriks,

(4)

4 2012; Zeigler et al., 2004). Zo veroorzaakt alcohol een lichte roes en zorgt alcohol ervoor dat mensen grensverleggend gedrag vertonen. Daarnaast ervaren consumenten in sociale situaties alcohol als ontspannend en bevorderlijk voor een goede stemming (Van Laar et al., 2012). Ook softdrugs geeft bij consumenten een ontspannend gevoel. Daarbij kan het effecten als hallucinaties, wanen en hyperactief en impulsief gedrag veroorzaken (Niesink & Van Laar, 2012; Van Harten, 2005). Ecstasy, een veelgebruikte soort harddrug op feesten (Ter Bogt & Engels, 2005), heeft een stimulerende en een entactogene werking. Door de entactogene werking van ecstasy voelen mensen zich verbonden met elkaar en leggen ze gemakkelijk contact (Van Laar et al., 2012). Deze effecten van middelen kunnen ervoor zorgen dat mensen sneller het gevoel hebben dat zij iemand leuk vinden en dus minder selectief worden in hun partnerselectie (Ericksen & Trocki, 1992; Molgaard, Nakamura, Hovell, & Elder, 1988).

Naast middelengebruik kan impulsiviteit van invloed zijn op de partnerkeuze.

Impulsiviteit wordt vaak gedefinieerd als ongevoelig zijn voor de consequenties van gedrag. Impulsieve mensen gaan vaak een situatie in zonder vooraf voldoende na te denken over de gevolgen van hun acties (Eronen, Nurmi & Salmela-Aro, 1997). Ook kiezen impulsieve personen eerder voor kleine korte-termijn beloning dan voor een hogere, lange-termijn beloning (Richards, Zhang, Mitchell, & De Wit, 1999) en zijn zij zelfverzekerder (Eronen et al., 1997). Uit onderzoek blijkt dat hoog-impulsieve mensen sneller initiatief tonen in het aangaan van contact met onbekende mensen (Eronen et al., 1997), sneller zorgen voor positief contact, veel hechte vriendschappen hebben en vaker een romantische partner dan

laag-impulsieve personen (Richards et al., 1999). Wanneer hoog-laag-impulsieve personen onder invloed van middelen een partnerkeuze moeten maken zouden de genoemde eigenschappen ervoor kunnen zorgen dat zij minder selectief zijn in de partnerselectie dan laag-impulsieve personen. Daarom was het tweede doel van deze studie te onderzoeken of de relatie tussen

(5)

5 middelengebruik en partnerselectieprocessen afhankelijk is van impulsiviteit (zie Figuur 1, verband B).

Een veelgebruikte manier om deze partnerselectieprocessen te onderzoeken is door middel van speeddates (Eastwick & Finkel, 2008; Luo & Zhang, 2009; Overbeek, Nelemans Karremans, & Engels, 2013). Speeddate onderzoek bevat alle kenmerken van een ideaal paradigma om partnerselectieprocessen te onderzoeken (Eastwick & Finkel, 2008). Ten eerste kunnen beide individuen van echte relaties met een potentiële toekomst worden onderzocht. Ook kunnen participanten meerdere opties gegeven worden waardoor het keuzeproces duidelijk gemaakt wordt. Ten derde kunnen achtergrondgegevens verzameld worden voordat de individuen elkaar ontmoeten zodat verschillende verbanden kunnen worden onderzocht. Tot slot houden de onderzoekers de controle en kunnen zij eventueel manipulaties

implementeren.

Een speeddate experiment is ecologisch gezien een valide methode van onderzoek (Overbeek et al., 2013). Het werkelijke proces van partnerselectie kan met speeddates goed worden onderzocht (Klohnen & Luo, 2003). Het gaat namelijk om echte dates waarin twee personen er achter moeten komen of op romantisch vlak interesse in elkaar is. Het

partnerselectieproces wordt zonder ingrijpen van de onderzoekers bekeken. Op deze manier ontstaat een hoge mate van overeenkomst tussen de onderzoeksresultaten en de werkelijkheid.

In het huidige onderzoek werd daarom door middel van speeddates op een festival de relatie tussen middelengebruik en het aantal gegeven speeddate nominaties onderzocht. Er werd verwacht dat, door de eerdergenoemde effecten van middelen, jongvolwassenen meer speeddate nominaties gaven wanneer zij onder de invloed waren van middelen. Daarnaast werd verwacht dat dit verband sterker was voor hoog-impulsieve personen dan voor laag-impulsieve personen.

(6)

6 Doordat eerder onderzoek naar het verband tussen middelengebruik en

partnerselectieprocessen sterk verouderd is (Ericksen & Trocki, 1992; Molgaard et al., 1988) en we nog weinig weten over het verband in combinatie met impulsiviteit, is het interessant een actueel beeld te krijgen van deze relaties. Daarbij werd in dit onderzoek door middel van speeddates gekeken naar de relaties in een festivalcontext. Dit was nog niet eerder gedaan. Volgens het sociaal-ecologisch model van Bronfenbrenner (1979) heeft de context invloed op verschillende processen van de persoonlijkheidsontwikkeling en het gedrag. Met de

uitkomsten van dit onderzoek kan een beeld gevormd worden van partnerselectieprocessen in een festivalcontext, vanuit waar onderzoek gedaan kan worden naar selectieprocessen in andere contexten.

Tevens is het van belang de relatie tussen middelengebruik en partnerselectieprocessen te onderzoeken, omdat het minder selectief worden in de partnerselectie risico’s met zich mee kan brengen. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat mensen door het gebruiken van drank en drugs meer seksuele partners hebben. Hierdoor neemt de kans op seksueel overdraagbare aandoeningen en ongewenste zwangerschappen toe (Ericksen & Trocki, 1992; Lim, Hellard, Aitken & Hocking, 2006; Molgaard et al., 1988), omdat middelengebruik er voor zorgt dat iemand sneller het seksuele contact aangaat (Lim et al., 2006) en eerder onverantwoordelijke beslissingen neemt, zoals het niet gebruiken van een anticonceptiemiddel (Molgaard et al., 1988). Eventueel kunnen naar aanleiding van dit onderzoek interventies ingezet worden bij verschillende festivals of andere uitgaansgelegenheden om de risico’s van middelengebruik in de partnerselectie te benadrukken.

Methode Steekproef

In het huidige onderzoek is gebruik gemaakt van een reeds bestaande dataset verzameld tijdens het muziekfestival Lowlands 2015. Aan dit onderzoek deden 177

(7)

7 jongvolwassenen mee. Door exclusie van de personen met een relatie en uitschieters wat betreft leeftijd (M + 2SD) kwam de analysesteekproef uiteindelijk op 163 jongvolwassenen. De leeftijd van deze analysesteekproef varieerde van 18 tot 38 jaar, met een gemiddelde van M = 25.7 jaar (SD = 5.0). Van deze participanten was 50.3% man (n = 82) en 49.7% vrouw (n = 81). Het grootste deel van de participanten had een Nederlandse of anders westerse

etniciteit (91.8%). Slechts een klein deel had een Surinaamse, Antiliaanse/Arubaanse, Marokkaanse of Turkse etniciteit (8.2). Wat betreft seksuele oriëntatie was 80.4% van de analysesteekproef 100% heteroseksueel. Daarnaast was 17.2% voornamelijk heteroseksueel, maar voelt zich enigszins aangetrokken tot mensen van hetzelfde geslacht, een klein deel was biseksueel (1.8%), dus voelt zich aangetrokken tot zowel mannen als vrouwen en 1

participant (0.6%) was voornamelijk homoseksueel, maar voelde zich enigszins aangetrokken tot mensen van het andere geslacht. Wat opleidingsniveau betreft had 78.7% van de

jongvolwassenen een hoge opleiding genoten (HAVO/VWO of hoger) waar 21.3% een lage opleiding had gedaan (lager dan HAVO). Gegevens over de steekproef staan tevens in Tabel 1.

Procedure

De participanten werden door de onderzoekers tijdens het festival op het festivalterrein aangesproken en gevraagd mee te doen aan de speeddate studie. Zij deden op vrijwillige basis mee aan het onderzoek. Eerst lazen alle participanten een informatiebrief en ondertekenden zij een consentformulier. Vervolgens werd een vragenlijst afgenomen waarmee verschillende gegevens verzameld werden, waaronder sociaal-demografische gegevens en

zelf-gerapporteerde gegevens over middelengebruik en impulsiviteit. Daarna werden er

heteroseksuele speeddate sessies gehouden. Er waren in totaal 9 sessies met 10 daterondes elk. De dates duurden 3 minuten. Na elke date bleven de vrouwen zitten en schoven de mannen door naar de volgende tafel. Bijna iedere deelnemer had met tien andere deelnemers

(8)

8 van het andere geslacht gespeeddatet. In een klein aantal gevallen waren dit er minder door tekort aan participanten.

Instrumenten

Het aantal gegeven speeddate nominaties werd aangegeven op een matchformulier

aan de hand van het volgende item: “Was het een match?”. Zodra de vraag beantwoord werd met “Ja” stond dit gelijk aan 1 speeddate nominatie. Het minimale aantal nominaties dat een persoon kon geven was 0 nominaties en het maximale aantal was 10 nominaties (wanneer er 10 dates waren).

Middelengebruik werd gemeten met drie items in de vragenlijst. Om alcohol te meten

werd de volgende vraag gesteld: “Hoeveel alcoholische drankjes heb je de afgelopen 4 uur gedronken?” (1 = 0 glazen, 8 = Meer dan 10 glazen). Om softdrugs te meten werd de volgende vraag gesteld: “Heb je de afgelopen 4 uur softdrugs (bv. cannabis, wiet, hasj) gebruikt?” (ja/nee). Om harddrugs te meten werd de volgende vraag gesteld: “Heb je de afgelopen 4 uur harddrugs (bv. coke, speed, GHB, LSD, paddo’s, XTC) gebruikt?” (ja/nee). Voor de analyses werden de drie items samengenomen en gold: 0= Nee, geen middelen gebruikt en 1 = Ja, wel middelen gebruikt.

Impulsiviteit werd gemeten met een Nederlandse versie (Reitz et al., 2015) van de

Eysenck Impulsiveness Scale (Vitaro, Arseneault, & Tremblay, 1997). Het betrof de volgende items uit de vragenlijst: “Ik ben een impulsief persoon”, “Ik denk meestal niet na voordat ik iets doe of zeg”, “Ik denk altijd goed na voordat ik iets doe of zeg” (1 = Helemaal mee

oneens, 6 = Helemaal mee eens). Voor de analyses werd een nieuwe variabele aangemaakt

waarbij er een gemiddelde genomen is van de scores op de drie vragen. Hiervoor werd van het laatste item (“Ik denk altijd goed na voordat ik iets doe of zeg”) omgescoord. Een hogere score indiceerde een hogere mate van impulsiviteit. De Cronbach’s Alpha van de nieuwe variabele was α = .79 waardoor de variabele betrouwbaar genoeg was voor verder gebruik.

(9)

9 Analyse

Allereerst werden beschrijvende analyses uitgevoerd waar frequenties of gemiddelden en standaarddeviaties werden berekend voor de steekproefeigenschappen, middelengebruik, impulsiviteit en aantal gegeven speeddate nominaties. Ook werd gekeken naar de verschillen in aantal gegeven speeddate nominaties voor jongvolwassenen die wel of niet middelen hadden gebruikt en voor jongvolwassenen die hoog- of laag-impulsief waren.

Vervolgens werden er t-toetsen, ANOVA’s en correlatietoetsen uitgevoerd om te onderzoeken welke controlevariabelen mee moesten worden genomen in de regressieanalyses. De relatie tussen het aantal gegeven speeddate nominaties en de volgende controlevariabelen werd onderzocht: verschillende dagen, dagdelen, leeftijd, geslacht, onderwijsniveau, seksuele oriëntatie en etniciteit. Significante controlevariabelen werden meegenomen in de

regressieanalyses.

Het verband tussen middelengebruik en het aantal gegeven speeddate nominaties werd onderzocht aan de hand van een multipele regressieanalyse. Controle variabelen werden meegenomen. Om het modererende effect van impulsiviteit op het verband tussen

middelengebruik en het aantal gegeven speeddate nominaties te toetsen werd het interactie-effect tussen impulsiviteit en middelengebruik toegevoegd aan de regressieanalyse. In het geval van een significant interactie-effect, werden regressieanalyses opnieuw uitgevoerd voor laag-impulsieve en hoog-impulsieve jongvolwassenen (1 SD onder en boven het gemiddelde) apart van elkaar om de regressiecoëfficiënt van beide groepen met elkaar te vergelijken.

Resultaten Beschrijvende analyses

Uit de beschrijvende statistieken (zie Tabel 1) bleek dat 39.4% (n = 63) van de jongvolwassenen uit de steekproef geen middelen had gebruikt, waar 60.6% (n = 97) dit wel deed. De meeste middelengebruikers waren onder invloed van alcohol. Harddrugs en

(10)

10 softdrugs werden het minst gebruikt (zie Tabel 1). Tevens bleek dat er gemiddeld M = 4.20 nominaties gegeven werden door de participanten (SD = 2.57, min = 0, max = 10, n = 163) en dat participanten gemiddeld redelijk impulsief waren (M = 3.62, SD = 1.06, min = 1.33, max = 6.00, n = 156).

Daarbij werden t-toetsen uitgevoerd om te onderzoeken of er een verschil was in het aantal gegeven speeddate nominaties tussen de participanten die wel middelen hadden gebruikt en de participanten die dit niet hadden gedaan en tussen jongvolwassenen die hoog- en laag impulsief waren. Uit de resultaten kwam naar voren dat er geen verschil was in het aantal gegeven speeddate nominaties tussen de participanten die wel middelen hebben gebruikt en de participanten die geen middelen hadden gebruikt (t(158) = .06, p = .840). Ook bleek er geen verschil te zijn in het aantal gegeven speeddate nominaties tussen hoog- en laag impulsieve participanten (t(47) = .24, p = .809).

Toetsing controlevariabelen

Met t-toetsen, ANOVA’s en correlaties werd gekeken welke controlevariabelen mee zouden worden genomen in de regressieanalyses. T-toetsen werden uitgevoerd voor de

controlevariabelen geslacht, opleidingsniveau en etniciteit. Uit de resultaten kwam naar voren dat het aantal gegeven speeddate nominaties significant verschilde voor mannen en vrouwen (t(161) = 5.33, p = .000) en voor jongvolwassenen met een hoog of laag opleidingsniveau (t(153) = 2.95, p = .004). Mannen en jongvolwassenen met een laag opleidingsniveau gaven namelijk meer speeddate nominaties dan vrouwen en jongvolwassenen met een hoog

opleidingsniveau. Het aantal gegeven speeddate nominaties verschilde niet significant voor participanten met een Nederlandse of een andere westerse etniciteit en participanten met een niet-westerse etniciteit (t(157) = -.29, p = .841).

ANOVA’s werden uitgevoerd voor de controlevariabelen dag, dagdeel en seksuele oriëntatie. Hieruit bleek dat het uitmaakte op welke dag er mee is gedaan aan het speeddate

(11)

11 experiment, aangezien er een significant verschil werd gevonden in het aantal gegeven

speeddate nominaties tussen de dagen (F(2,159) = 4.08, p = .019). Uit de Post Hoc toetsen bleek dat op de zondag meer speeddate nominaties werden gegeven dan op de zaterdag, maar dat geen verschil was met vrijdag. Daarnaast maakte het niet uit in welk dagdeel mee was gedaan met het speeddate experiment, omdat het aantal gegeven speeddate nominaties niet verschilde voor de verschillende tijden (F(2,160) = .30, p = .736). Tevens werd geen verschil in het aantal gegeven speeddate nominaties gevonden voor de verschillende seksuele

oriëntaties (F(3,159) = 1.51, p = .213).

Tenslotte werd een Pearson correlatietoets uitgevoerd om te kijken of de variabele leeftijd mee zou worden genomen in de analyse. Het bleek voor het aantal gegeven speeddate nominaties niet uit te maken welke leeftijd participanten hadden (r = .11, p = .152).

Op basis van deze analyses werden de controlevariabelen dagdeel, leeftijd, etniciteit en seksuele oriëntatie niet meegenomen in de analyses. Dag, geslacht en opleidingsniveau werden wel als controlevariabelen meegenomen in de analyses.

Regressieanalyse

Uit de resultaten van de eerste multipele regressieanalyse (zie Tabel 2) bleek dat geslacht een significante voorspeller voor het aantal gegeven speeddate nominaties was, omdat mannen meer speeddate nominaties gaven dan dat vrouwen. Middelengebruik en de controlevariabelen dag, geslacht en opleidingsniveau waren geen significante voorspellers voor het aantal gegeven speeddate nominaties. Middelengebruik en de controlevariabelen samen verklaarden 20.6% (p < .001) van de variantie in het aantal gegeven speeddate nominaties.

Moderator analyse

Om te onderzoeken of het verband tussen middelengebruik en het aantal gegeven speeddate nominaties werd gemodereerd door impulsiviteit is de interactieterm aan de

(12)

12 regressieanalyse toegevoegd. Uit Tabel 3 blijkt dat de interactieterm niet significant was. Dit betekent dat de relatie tussen middelengebruik en het aantal gegeven speeddate nominaties niet werd gemodereerd door impulsiviteit. De relatie tussen middelengebruik en het aantal gegeven speeddate nominaties was dus niet sterker of minder sterk voor hoog- of laag-impulsieve jongvolwassenen. Middelengebruik, impulsiviteit, de interactieterm en de controlevariabelen verklaarden tezamen 22.7% van de variantie in het aantal gegeven speeddate nominaties (p < .001).

Curve-lineair effect van alcohol

Tenslotte werd naast de bovengenoemde analyses een additionele hiërarchische regressie uitgevoerd, omdat er geen lineair verband bestond tussen middelengebruik en het aantal gegeven speeddate nominaties. Met deze additionele regressieanalyse werd een curve-lineair verband tussen alcohol en het aantal gegeven speeddate nominaties getoetst. Alleen het verband met alcohol werd getoetst, omdat dit een continue variabele was. De gegevens over soft- en harddrugs werden niet mee genomen, omdat dit dichotome variabelen betroffen waardoor een curve-lineair verband niet mogelijk was. Er werd verwacht dat mensen meer speeddate nominaties zouden geven wanneer zij meer middelen op hadden, maar dat er vanaf een bepaald punt minder of geen speeddate nominaties meer gegeven zouden worden,

waardoor er dus een curve-lineair verband aanwezig zou zijn tussen alcohol en het aantal gegeven speeddate nominaties. Uit de resultaten kwam naar voren dat er geen curve-lineair verband bestond tussen de hoeveelheid alcohol die mensen hadden gedronken en het aantal gegeven speeddate nominaties (zie Tabel 4). Er was dus geen optimaal aantal alcoholische drankjes in het geven van meer of minder speeddate nominaties.

Discussie

In de huidige studie is de relatie tussen middelengebruik en partnerselectieprocessen onderzocht. Daarnaast is gekeken of deze relatie afhankelijk was van de mate van

(13)

13 impulsiviteit van een persoon. Dit is gedaan aan de hand van cross-sectioneel speeddate-onderzoek in een festivalsetting. Ten eerste werd verwacht dat participanten meer speeddate nominaties zouden geven wanneer ze middelen hadden gebruikt. Uit eerder onderzoek blijkt namelijk dat middelen als alcohol, softdrugs en ecstasy bevorderend zijn voor iemand zijn stemming en het vertonen van prosociaal gedrag. Zo zorgt ecstasy ervoor dat men graag fysiek contact heeft en geeft softdrugs een relaxed gevoel (Niesink & Van Laar, 2012; Van Laar, et al., 2012). Uit de resultaten bleek dat er, in tegenstelling tot wat verwacht werd, geen relatie was tussen middelengebruik en het aantal gegeven speeddate nominaties. De

verklaring hiervoor kan worden gezocht worden in de effecten van het middelengebruik. Positieve effecten van middelen zorgen voor een goede stemming en over het algemeen een toename van behoefte aan contact (Van Laar et al., 2012). Echter kunnen negatieve gevolgen van middelengebruik ook afvlakking van de gedachten en emoties zijn en kunnen ze voor een negatieve, agressie stemming zorgen (Van Laar et al., 2012). Met een negatieve stemming en wanneer emoties en gedachten worden afgevlakt kan de interesse in de persoon waarmee gespeeddatet wordt verminderen wat hinderlijk kan zijn voor het partnerselectieproces. Dit kan verklaren waarom personen juist minder speeddate nominaties geven na het gebruik van middelen.

Ten tweede is de manier waarop middelengebruik werd gemeten een verklaring voor de onverwachte resultaten. Hoewel dit wel werd gedaan bij alcohol, werd bij softdrugs en harddrugs geen onderscheid gemaakt tussen veel of weinig gebruik. Er werd daarom gekozen voor een dichotome variabele om het concept middelengebruik te operationaliseren. Een bredere, continue variabele meet het concept middelengebruik wellicht beter, omdat de effecten van middelen sterker worden wanneer er meer geconsumeerd wordt (Van Laar et al, 2012). In het vervolg zou bij softdrugs en harddrugs ook onderscheid gemaakt moeten worden in veel of weinig gebruik, zodat middelengebruik breder gemeten kan worden. De

(14)

14 verwachting is dan dat er meer speeddate nominaties gegeven zouden worden wanneer er meer middelen zijn gebruikt.

Doordat alcohol wel gemeten werd met een continue variabele, werd hiervoor een additionele regressieanalyse uitgevoerd. De verwachting was dat er een curve-lineair verband bestond tussen alcohol en het aantal gegeven speeddate nominaties. Uit onderzoek blijkt namelijk dat alcohol in sociale situaties in eerste instantie zorgt voor ontremming van het gedrag en het ervaren van een fijne roes. Echter naarmate er meer alcoholische

versnaperingen worden genuttigd, komt men op een punt dat er niet meer naar behoren kan worden gefunctioneerd (Van Laar & Van Ooyen-Houben, 2015). In tegenstelling tot de verwachting bleek er eveneens geen curve-lineair verband te bestaan tussen de hoeveelheid gedronken alcoholische drankjes en het aantal gegeven speeddate nominaties. Een verklaring voor dit resultaat kan zijn dat de gegevens over alcohol niet overeen komen met wat de jongvolwassen participanten werkelijk gedronken hadden. Zij kunnen zijn vergeten hoeveel alcoholische drankjes zij precies gedronken hadden of kunnen sociaal wenselijke antwoorden gegeven hebben waarin zij een lager aantal drankjes invulden dan zij werkelijk gedronken hadden. Hierdoor zijn de gegevens minder betrouwbaar waardoor een curve-lineair effect minder goed onderzocht kon worden.

Tot slot werd verwacht dat de relatie tussen middelengebruik en het aantal gegeven speeddate nominaties afhankelijk was van impulsiviteit. De verwachting was dat het verband sterker zou zijn voor hoog-impulsieve personen, omdat zij namelijk meer zelfverzekerd zijn dan laag-impulsieve personen, sneller zorgen voor positief contact en vaker een situatie in gaan zonder na te denken over de gevolgen (Eronen, et al., 1997). Het lijkt dus aannemelijk dat zij sneller hun date als “leuk” bestempelen. Echter bleek uit de resultaten dat de relatie tussen middelengebruik en aantal gegeven speeddate nominaties niet afhankelijk was van impulsiviteit. De relatie tussen middelengebruik en het aantal gegeven speeddate nominaties

(15)

15 was dus niet sterker voor hoog-impulsieve personen. Een verklaring hiervoor kan zijn dat hoog-impulsieve personen, door sneller een keuze te maken of het een match betreft, sneller kiezen voor “ja”, maar dus ook sneller kiezen voor “nee”. Dat hoog-impulsieve personen sneller positief contact maken (Eronen, et al., 1997), hoeft namelijk niet te betekenen dat de persoon waarmee gedatet wordt sneller een positieve indruk maakt. Het wil dus niet per definitie zeggen dat hoog-impulsieve personen minder selectief zijn in het

partnerselectieproces door meer speeddate nominaties geven.

Een sterke kant van dit onderzoek is de hoge ecologische validiteit door twee eigenschappen van het onderzoek. Ten eerste maakte dit onderzoek gebruik van speeddates om partnerselectieprocessen te onderzoeken (Eastwick & Finkel, 2008). Zoals blijkt uit de literatuur zijn speeddates om verschillende redenen een goede manier om

partnerselectieprocessen te onderzoeken. Er hebben werkelijke gesprekken plaatsgevonden tussen mannen en vrouwen die moesten bepalen of zij een match voelden met de persoon tegenover zich. Ten tweede is dit onderzoek ecologisch valide op de manier dat een deel van de participanten van het onderzoek werkelijk middelen had gebruikt in een festivalsetting en echt onder invloed was van deze middelen tijdens het onderzoek. Hierdoor zijn de resultaten beter generaliseerbaar naar de doelgroep jongvolwassenen in een festivalsetting.

Tevens is een sterke kant van dit onderzoek dat er partnerselectieprocessen door middel van speeddates in een festivalsetting waren onderzocht. Hoewel speeddate onderzoek eerder is gebruikt om partnerselectieprocessen te onderzoeken (Fisman et al., 2006; Luo & Zhang, 2009; Overbeek et al., 2013), is dit nog niet eerder gedaan in een festivalsetting waarbij participanten onder invloed waren van middelen. Hierdoor wordt een gat in de literatuur opgevuld en zijn er nieuwe suggesties voor vervolgonderzoek naar dit onderwerp.

Het huidige onderzoek kent echter ook enkele beperkingen. Behalve het beperkt meten van middelengebruik, is het feit dat ongeveer 60% van de steekproef middelen had gebruikt

(16)

16 een beperking van dit onderzoek. De gegevens over de participanten die voor de speeddates waren verzameld, waren gebaseerd op zelfrapportage vragenlijsten. Het merendeel van de jongvolwassenen in de steekproef had deze vragen beantwoord terwijl zij onder invloed waren van middelen. De betrouwbaarheid van deze gegevens kan dus in twijfel worden getrokken, omdat antwoorden kunnen verschillen van wanneer ingevuld in nuchtere staat. Mogelijk kwamen er daarom nu resultaten uit die niet gevonden hadden moeten worden.

Een aanbeveling voor vervolgonderzoek is het onderzoeken van genderverschillen in de onderzochte verbanden. Uit de resultaten bleek geslacht namelijk een significante

voorspeller van het aantal gegeven speeddate nominaties. Mannen bleken meer speeddate nominaties te geven dan vrouwen. Dit komt overeen met eerder onderzoek, waaruit blijkt dat mannen minder selectief zijn in speeddate experimenten dan vrouwen (Overbeek et al., 2013). Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat mannen meer biologisch gedreven zijn en

daarom sneller een partner geschikt vinden voor voortplanting dan vrouwen. Bij vrouwen blijkt de selectiviteit van de partnerselectie meer afhankelijk van hoe zij hun eigen

aantrekkelijkheid en partnergeschiktheid zien (Baumeister, 2000). Verwacht wordt dat ook onder invloed van middelen mannen minder selectief zullen zijn in de partnerselectie. In vervolgonderzoek kan dieper worden ingegaan op de verschillen in partnerselectiviteit van mannen en vrouwen onder invloed van middelen.

Daarnaast is het interessant onderzoek te doen naar partnerselectieprocessen in een speeddate setting bij homoseksuele, lesbische of biseksuele (HLB) participanten. In dit onderzoek betroffen alle speeddate sessies heteroseksuele speeddates. Uit een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt dat 6% van de Nederlandse bevolking

homoseksueel, lesbisch of biseksueel is en hier ook openlijk voor uitkomt (Keuzenkamp, 2010). Eerder onderzoek laat zien dat HLB-personen meer moeilijkheden moeten doorstaan om een geschikte partner te vinden. Zij moeten bijvoorbeeld vaker inschatten wat de seksuele

(17)

17 oriëntatie is van een ander (Miller, 2015). Daarnaast zijn er minder HLB-personen dan

heteroseksuele personen op de wereld wat het vinden van een partner lastiger maakt (Kurdek, 2005). Omdat het lastiger is om een geschikte partner te vinden voor HBL-personen dan voor heteroseksuele personen is het dus voor te stellen dat HLB-personen minder selectief zullen zijn in hun partnerselectie in vergelijking met heteroseksuele personen. De verwachting is dat zij ook onder invloed van middelen daarom meer speeddate-nominaties zullen geven dan heteroseksuele personen.

Een derde aanbeveling voor vervolgonderzoek is het doen van speeddate onderzoek in een andere context van het uitgaansleven van jongvolwassenen dan festivals. Doordat

uitgaansgelegenheden tegenwoordig een populaire plek zijn om een nieuwe romantische partner te ontmoeten (Packer & Ballantyne, 2011), is het belangrijk en relevant ook in andere uitgaansgelegenheden dan festivals soortgelijk onderzoek te doen, bijvoorbeeld

vakantieoorden, clubs of discotheken. De verwachting is enerzijds dat in deze contexten ook geen verbanden worden gevonden tussen middelengebruik, impulsiviteit en het aantal gegeven speeddate nominaties, omdat de omstandigheden in andere uitgaansgelegenheden vergelijkbaar zijn met die op festivals. Anderzijds zou het ook kunnen dat er wel een verschil wordt gevonden met de uitkomsten van het huidige onderzoek, omdat volgens het sociaal-ecologisch model van Bronfenbrenner (1979) elke context een bepaald effect op processen in het gedrag heeft. Verder onderzoek zal daarom uit moeten wijzen aan welke verwachting wordt voldaan.

Al met al draagt het huidige onderzoek bij aan de ontwikkeling van kennis over de rol van middelengebruik en impulsiviteit in partnerselectieprocessen. Op basis van dit onderzoek weten we dat middelengebruik wellicht een minder grote invloed heeft op

partnerselectieprocessen dan in eerste instantie werd verwacht. Ook zorgt het hebben van een hoog-impulsieve persoonlijkheid in combinatie met middelengebruik wellicht niet voor het

(18)

18 minder selectief worden in de partnerselectie bij speeddates op festivals. Deze uitkomsten zijn relevant, omdat tegenwoordig steeds meer mensen hun toekomstige partner op festivals of in andere uitgaansgelegenheden ontmoeten (Packer & Ballantyne, 2011). Een eventueel risico voortkomend uit een minder selectieve partnerselectie was het sneller aangaan van seksueel contact, waardoor de kans op een seksueel overdraagbare aandoening toeneemt (Lim et al., 2006). Hier hoeft men zich dus wellicht minder zorgen om te maken wanneer er middelen gebruikt worden tijdens festivals dan verwacht door eerder onderzoek. Daarbij doet het onderzoek goede aanbevelingen voor vervolgonderzoek. Meer onderzoek naar

genderverschillen en niet-heteroseksuele jongvolwassenen is belangrijk om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van de festivalpopulatie en jongeren te helpen voorbereiden op een positieve partnerselectie op festivals.

(19)

19 Referentielijst

Ashton, H. (2001). Pharmacology and effects of cannabis: A brief review. British Journal of

Psychiatry, 178, 101-106. doi:10.1192/bjp.178.2.101

Baumeister, R. F. (2000). Gender differences in erotic plasticity: The female sex drive as socially flexible and responsive. Psychological Bulletin, 126, 347-374.

doi:10.1037/0033-2909.126.3.347

Bronfenbrenner, U. (1979). Contexts of child rearing: Problems and prospects. American

Psychologist, 34, 844. doi:10.1037/0003-066X.34.10.844

Calafat, A., Fernandez, C., Juan, M., & Becona, E. (2008). Recreational nightlife: Risk and protective factors for drug misuse among young Europeans in recreational

environments. Drugs: Education, Prevention and Policy, 15, 189-200. doi:10.1080/09687630701267366

Centraal Bureau voor de Statistiek (2011). Partner steeds vaker via internet of werk.

Verkregen op 1 juni 2016 van https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2011/40/partner-steeds-vaker-via-internet-of-werk

Duff, C. (2005). Party drugs and party people: Examining the ‘normalization’ of recreational drug use in Melbourne, International Journal of Drug Policy, 16, 161-170.

doi:10.1016/j.drugpo.2005.02.001

Eastwick, P. W., & Finkel, E. J. (2008). Speed-dating: A powerful and flexible paradigm for studying romantic relationship initiation. In S. Sprecher, A. Wenzel, en J. Harvey (Eds.), The handbook of relationship initiation (pp. 217-234). New York, NY: Erlbaum.

Ericksen, K. P., & Trocki, K. F. (1992). Behavioral risk factors for sexually transmitted disease in American households. Social Science and Medicine, 34, 843-853. doi:10.1016/0277-9536(92)90254-N

(20)

20 Eronen, S., Nurmi, J. E., & Salmela-Aro, K. (1997). Planning-oriented, avoidant, and

impulsive social reaction styles: A person-oriented approach. Journal of Research in

Personality, 31, 34-57. doi:10.1006/jrpe.1997.2169

Forsyth, A. J., Barnard, M., & McKeganey, N. (1997). Musical preference as an indicator of adolescent drug use. Addiction, 92, 1317-1325. doi:10.1111/j.1360

-0443.1997.tb02850.x

Goosens, F. X., Frijns, T., Van Hasselt, N. E., & Van Laar, M. W. (2013). Het grote

uitgaansonderzoek. Utrecht: Trimbos-instituut.

Gringo (2009). Partnerkeuze, hoe en waarom kiezen we een partner. Verkregen op 16 maart, 2016 van http://www.mens-en-samenleving.infonu.nl/

Hendriks, R. J. (2012). Alcohol special deel 2: De effecten van alcohol op je lichaam en je directe omgeving. Verkregen op 2 februari 2015 van

http://www.optimalegezondheid.com/

Keuzenkamp, S., (2010). Steeds gewoner, nooit gewoon. Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau

Klohnen, E. C., & Luo, S.(2003). Interpersonal attraction and personality: What is attractive self similarity, complementarity, or attachment security? Journal of Personality and

Social Psychology, 85, 709–722. doi:10.1037/0022-3514.85.4.709

Kurdek, L. A. (2005). What do we know about gay and lesbian couples? Current Directions

in Psychological Science, 14, 251-254. doi:10.1111/j.0963-7214.2005.00375.x

Lim, M. S., Hellard, M. E., Aitken, C. K., & Hocking, J. S. (2007). Sexual-risk behaviour, self-perceived risk and knowledge of sexually transmissible infections among young Australians attending a music festival. Sexual Health, 4, 51-56. doi:10.1071/SH06031

(21)

21 Luo, S., & Zhang, G. (2009). What leads to romantic attraction: Similarity, reciprocity,

Sscurity, or beauty? Evidence from a speed‐dating study. Journal of personality, 77, 933-964. doi:10.1111/j.1467-6494.2009.00570.x

Miller, B. (2015). “They’re the modern-day gay bar”: Exploring the uses and gratifications of social networks for men who have sex with men. Computers in Human Behavior, 51, 476-482. doi:10.1016/j.chb.2015.05.023

Molgaard, C. A., Nakamura, C., Hovell, M., & Elder, J. P. (1988). Assessing alcoholism as a risk factor for acquired immunodeficiency syndrome (AIDS). Social Science and

Medicine, 27, 1147-1152. doi:10.1016/0277-9536(88)90344-9

N.N. (2008, 2 september). Eén derde studenten ontmoet huwelijkspartner op hogeschool of universiteit. De Telegraaf. Verkregen op 25 maart van http://www.telegraaf.nl/vrouw /relatie/article20657314.ece

Niesink, R., & Van Laar, M. (2012). THC, CBD en gezondheidseffecten van wiet en hasj:

Recente inzichten.. Utrecht: Trimbos-instituut.

Overbeek, G., Nelemans, S. A., Karremans, J., & Engels, R. C. (2013). The malleability of mate selection in speed-dating events. Archives of Sexual Behavior, 42, 1163-1171. doi:10.1007/s10508-012-0067-8

Packer, J., & Ballantyne, J. (2011). The impact of music festival attendance on young people’s psychological and social well-being. Psychology of Music, 39, 164–181. doi:10.1177/0305735610372611

Reitz, E., van de Bongardt, D., Baams, L., Doornwaard, S., Dalenberg, W., Dubas, J., . . . Vanwesenbeeck, I. (2015). Project STARS (Studies on Trajectories of Adolescent Relationships and Sexuality): A longitudinal, multidomain study on sexual

development of Dutch adolescents. European Journal of Developmental Psychology,

(22)

22 Richards, J. B., Zhang, L., Mitchell, S. H., & Wit, H. (1999). Delay or probability discounting

in a model of impulsive behavior: Effect of alcohol. Journal of the Experimental

Analysis of Behavior, 71, 121-143. doi:10.1901/jeab.1999.71-121

Straathof, M., & Nikkels, W. (2013). Excessief drugsgebruik jongeren op technofeesten Amsterdam. Verkregen op 15 maart 2016 van http://www.parool.nl

Ter Bogt, T. F. M., & Engels, R. C. M. E. (2005). “Partying” hard: Party style, motives for and effects of MDMA use at rave parties. Substance Use and Misuse, 40, 1479-1502. doi:10.1081/JA-200066822

Van Harten, P. N. (2005). Katatonie, een syndroom om te herinneren. Tijdschrift voor

Psychiatrie, 47, 371-382.

Van Laar, M.W., Cruts, A.A.N., Van Ooyen-Houben, M.M.J., Meijer, R.F., Croes, E.A., Ketelaars, . . . J.E.E, Brunt, T. (2013). Nationale Drug Monitor: Jaarbericht 2012. Utrecht: Trimbos-instituut.

Zeigler, D. W., Wang, C. C., Yoast, R. A., Dickinson, B. D., McCaffree, M. A., Robinowitz, C. B., & Sterling, M. L. (2005). The neurocognitive effects of alcohol on adolescents and college students. Preventive Medicine, 40, 23-32. doi:10.1016

(23)

Tabel 1

Frequenties, Gemiddelden en Standaarddeviaties van de Steekproef en op de Variabele van Interesse N (%) Leeftijd 18-38 (M, SD) 25.67 (5.02) Geslacht Man 82 (50.3) Vrouw 81 (49.7) Opleidingsniveau Laag 33 (21.3) Hoog 122 (78.8) Etniciteit NL / anders westers 146 (91.8) Niet-westers 14 (8.2) Seksuele oriëntatie 100% heteroseksueel 131 (80.4) Voornamelijk heteroseksueel 28 (17.2) N (%) Biseksueel 3 (1.8) Dag Vrijdag 47 (29) Zaterdag 58 (35.8) Zondag 57 (35.2) Dagdeel 12 uur 55 (33.7) 14 uur 54 (33.1) 16 uur 54 (33.1) Middelengebruik Niet 63 (39.4) Wel 97 (60.6) Alcohol 85 (87.6) N (%) Softdrugs 1 (1.0) Harddrugs 3 (3.1)

Combinatie van middelen 8 (8.2) Impulsiviteit

Laag 23 (46.9)

(24)

Tabel 2

Multipele Lineaire Regressieanalyse Resultaten: Voorspelling van het Aantal Gegeven Speeddate Nominaties op Basis van Middelengebruik

B SE β p Controlevariabelen Geslacht -2.06 .41 .40 .000 Opleidingsniveau -.93 .48 -.15 .054 Dag -.38 .24 -.12 .106 Middelengebruik_DUM -.59 .42 -.11 .162 Model R2 = .20***

Noten. B = unstandardized regression coefficient; β = standardized regression coefficient; SE

= standard error.

(25)

25 Tabel 3

Multipele Lineaire Regressieanalyse Resultaten: Voorspelling van het Aantal Gegeven Speeddate Nominaties op Basis van Middelengebruik, Gemodereerd door Impulsiviteit

B SE β p Controlevariabelen Geslacht -2.17 .42 -.42 .000 Opleidingsniveau -.89 .49 -.14 .074 Dag -.49 .24 -.16 .041 Middelengebruik_DUM -.69 .43 -.13 .107 Impulsiviteit_mean .16 .20 .06 .432 Middelengebruikximpulsiviteit .30 .38 .06 .438 Model R2 = .23***

Noten. B = unstandardized regression coefficient; β = standardized regression coefficient; SE

= standard error.

(26)

26 Tabel 4

Toetsing van een Curve-lineair Verband tussen Alcohol en Aantal Gegeven Speeddate Nominaties met Behulp van een Multipele Lineaire Regressieanalyse

B SE β p Controlevariabelen Geslacht -2.05 .42 -.40 .000*** Opleidingsniveau -1.00 .47 -.16 .035* Dag -.40 .24 .13 .097 Alcohol -.29 .44 -.22 .511 Alcohol kwadraat .03 .06 .15 .664 Model R2 = .20***

Noten. B = unstandardized regression coefficient; β = standardized regression coefficient; SE

= standard error.

(27)

27 A

B

Figuur 1. Schematische Weergave van de Onderzochte Verbanden

Middelengebruik (wel/niet gebruikt)

Aantal gegeven speeddate nominaties

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The research highlighted that the centre managers who are based in support centres, as reported by the Department of Basic Education in the 2011 – 2025 Technical Report (see

The findings in these chapters showed that customer attractiveness and supplier satisfaction, a firm’s selection and relational capabilities and the different dimensions of power

Dit kan in het huidige onderzoek niet bevestigd worden, omdat er geen significant effect is gevonden tussen het gebruik van een bekende of onbekende sport endorser en de

Medium or large scale landslide run-out modelling for many possible landslide initiation areas has been a cumbersome task in the past.. This arises from the difficulty to

In univariate regression analyses, Z-scores for all BTMs were significantly higher in women aged ≤ 50 years compared to women aged &gt; 50, which is in line with the finding that

Using content analysis, media cover- age messages (N = 128) and corporate communication messages (N = 24) were compared regarding an organization in crisis.. All messages were

Since additional data on passenger behaviour and flows become available (via smartcards for instance), service reliability impacts per passenger per stop may be calculated

Onder andere ligt er nu een voorstel voor hoe de klasse van een ruimte gecommuniceerd kan worden, hoe medische procedures ingepland kunnen worden, ge- bruikmakend van