0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
blok 3
naam ...Getallen en getalrelaties: tellen, plaats en volgorde in de telrij Alles telt Groep 4 © ThiemeMeulenhoff
De telrij tot 100
remediëring bij toetsopgave 2
a b c d g h j
k i
f e
10 a
a
d
b
e
c
f
b c d
15
69 71
41 50
39 19
29
40
50
59
90
100
C 2 Vul de buurgetallen in.
C 3 Maak de rijen af.
C 1 Vul de getallen in.
Getallen en getalrelaties: tellen, plaats en volgorde in de telrij Alles telt Groep 4 © ThiemeMeulenhoff
De telrij tot 100
a
a
b
c
d
b c d
10
12
70
30
20
10
50
20
18
8
40
15
16 4
30
10
14
2
20
5
10 40
60
30
50
70
10
40
70
20
50
80 30
60
80
50
70
90
20
50
80
30
60
90
Welk getal is weg?
C 4 Welk getal in het midden?
C 5 Terugtellen in sprongen.
0
0
0
0
0
0
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
blok 3
naam ...remediëring bij toetsopgave 3
Getallen en getalrelaties: springen op getallenlijn vanaf 0 Alles telt Groep 4 © ThiemeMeulenhoff
Teken de sprongen.
Teken de sprongen.
Springen op de getallenlijn, vanaf 0
a 23
a 45
b 93
c 69
d 57
e 81
f 33 b 35
c 44
d 52
0
C 1 Spring vooruit vanaf . 0
C 2 Spring vooruit vanaf .
0
0
0
0
0
0
Getallen en getalrelaties: springen op getallenlijn vanaf 0 Alles telt Groep 4 © ThiemeMeulenhoff
Vul in.
Springen op de getallenlijn, vanaf 0
a
b
a
b
c
d
0 +10 +10 +20
+40
+10
+10 +20
+10
+ 4
+ 2 + 5
+ 3 0
0
0 c
d
e
f
C 3 Kies zelf een getal en spring erheen.
C 4 Tellen met sprongen.
50 100
Let op het begingetal.
30 40 50 60 70 80
blok 3
naam ...Schrijf op naar welke getallen je springt.
Mijn getal is 10 meer dan 42.
Kim Bart
Maarten Sofie
Mijn getal is 30 meer dan 56.
Mijn getal is 10 minder dan 98.
Mijn getal is 50 minder dan 77.
Getallen en getalrelaties: structureren van getallen (heen en terug op de getallenlijn) Alles telt Groep 4 © ThiemeMeulenhoff
Vooruit en terug springen op de getallenlijn
remediëring bij toetsopgave 4
C 1 Raad mijn getal.
C 2 Maak sprongen van 10.
Let op het begingetal.
50 60 70 80 90 100
Schrijf op naar welke getallen je springt.
Vooruit en terug.
Getallen en getalrelaties: structureren van getallen (heen en terug op de getallenlijn) Alles telt Groep 4 © ThiemeMeulenhoff
Vooruit en terug springen op de getallenlijn
10
10
10
10
20
10 10
10
10
10
10 10
10
10
10 2
2
2
2
2
2
11
12
67
35
53
44 a
c
e
b
d
f
C 3 Maak sprongen van 10 terug.
C 4 Op welke getallen kom je uit?
44 26
28
34
blok 3
naam ...Vul in.
Optellen, gebruikmaken van de structuur in getallen Alles telt Groep 4 © ThiemeMeulenhoff
Optellen met de getallenlijn
remediëring bij toetsopgave 5a
a b
c d
43 38
22 11
+10 +20
+10 +10
+10 +20
+10 +10
+10 +2
+10 + 10
+ 5 + 6
+ 5 + 7
d Van 44 naar 88.
a Van 26 naar 61.
b Van 28 naar 80
c Van 34 naar 78.
C 1 Tellen met sprongen.
C 2 Teken de sprongen.
39
26
26
26
En maak de sommen kort.
Optellen, gebruikmaken van de structuur in getallen Alles telt Groep 4 © ThiemeMeulenhoff
Optellen met de getallenlijn
a
b
c
d
39 + 25 =
42 + 14 =
31 + 28 =
26 + 18 =
a 2 4 + 1 0 + 1 0 = 2 4 + 2 0 = b 1 1 + 1 0 + 1 0 + 4 = 1 1 + 2 4 = c 3 3 + 2 0 + 5 = 3 3 + = d 1 3 + 2 0 + 1 0 + 7 = 1 3 + = e 4 8 + 3 0 + 1 0 + 1 = 4 8 + =
C 3 Teken de sprongen en maak de som.
C 4 Reken uit.
39
39
39
39
blok 3
naam ...Vul in.
Teken de sprongen.
Aftrekken: gebruikmaken van de structuur in getallen Alles telt Groep 4 © ThiemeMeulenhoff
Aftrekken met de getallenlijn
remediëring bij toetsopgave 5b
a
b
c
d
76
49
85
97
76
49
85
97 –10
–10 –20
–50
–10
–10 –10
–10
–20
–20 –30
–60
– 5
– 1 – 3
– 4 – 5
– 1 – 3
– 4
d Van 82 naar 57.
a Van 70 naar 44.
b Van 50 naar 23.
c Van 75 naar 31.
50
75
82 70
C 2 Spring terug.
C 1 Tellen met sprongen.
39
39
39
39
39
Schrijf het boven de pijlen. Vul de som in.
Aftrekken: gebruikmaken van de structuur in getallen Alles telt Groep 4 © ThiemeMeulenhoff
Aftrekken met de getallenlijn
a
b
c
d
e
67 – 34 = 48 – 25 =
86 – 42 =
98 – 37 =
52 – 21 =
a
b
c
a
98
58
67
49
78
48
47
39
58
38
37
29
38
28
27
19
33
22
24
15
98 – = 33
58 – = 22
67 – = 24
49 – = 15 48
C 3 Teken de sprongen en maak de som.
C 4 Hoeveel is eraf?
blok 3
naam ...Schrijf op hoeveel groepjes.
4 + 4 + 4 =
groepjes van 4 is keer 4 is
a b c
f e
d
1 + 1 + 1 =
groepjes van 1 is keer 1 is
2 + 2 + 2 + 2 =
groepjes van 2 is keer 2 is
5 + 5 + 5 =
groepjes van 5 is keer 5 is
3 + 3 + 3 =
groepjes van 3 is keer 3 is
10 + 10 =
groepjes van 10 is keer 10 is
Optellen en aftrekken: gelijke groepjes samenstellen en optellen Alles telt Groep 4 © ThiemeMeulenhoff
Groepjes maken en optellen
remediëring bij toetsopgave 6
groepjes groepjes groepjes groepjes
a Groepjes van 2. b Groepjes van 3. c Groepjes van 4. d Groepjes van 6.
C 1 Maak groepjes.
C 2 Hoeveel?
Maak groepjes en vul in.
groepjes van keer is
groepjes van keer is groepjes van
keer is
groepjes van keer is groepjes van
keer is
groepjes van keer is
c fietsen
keer 2 wielen is wielen
b fietsen
keer 2 wielen is wielen a 1 fiets
keer 2 wielen is wielen
d fietsen
keer 2 wielen is wielen
Optellen en aftrekken: gelijke groepjes samenstellen en optellen Alles telt Groep 4 © ThiemeMeulenhoff
Groepjes maken en optellen
C 3 Hoeveel pepermuntjes?
C 4 Hoeveel wielen?
blok 3
naam ...Teken de wijzers.
Klokkijken: tijden aflezen bij halve uren en kwartieren Alles telt Groep 4 © ThiemeMeulenhoff
Halve uren en kwartieren
remediëring bij toetsopgave 7
een uur
een kwartier
een half uur
twee kwartieren
drie kwartier
kwart voor 3 kwart over 2
kwart voor vijf half 10
half 11
C 1 Maak vast.C 2 Hoe laat eten de dieren?
Klokkijken: tijden aflezen bij halve uren en kwartieren Alles telt Groep 4 © ThiemeMeulenhoff
Halve uren en kwartieren
10 uur kwart over 10 half 5 kwart over 6 kwart voor 2
C 3 Hoe laat is het?
C 4 Teken de grote wijzer.
€ 24
€ 33 € 18
blok 3
naam ...Vul in welke briefjes je krijgt.
Reken met de lege getallenlijn.
Senna koopt
Terug: € Terug: € Terug: €
Lieke koopt Stijn koopt
Je krijgt 2 briefjes: € + € = € 100
Je krijgt 5 briefjes: € + € + € + € + € = € 100
Je krijgt 5 briefjes: € + € + € + € + € = € 100
Je krijgt 6 briefjes: € + € + € + € + € + € = € 100 of
Rekenen met geld: betalen en terugkrijgen Alles telt Groep 4 © ThiemeMeulenhoff
Betalen en terugkrijgen
remediëring bij toetsopgave 8
40 – =
40 40 40
40 – = 40 – =
C 1 Wissel € 100.
C 2 Hoeveel geld krijgt ieder terug?
Hoeveel geld krijg je terug?
a
€ 20 – € 16 = €
€ 40 – € 21 = €
€ 30 – € 13 = €
b
€ 50 – € 34 = €
€ 60 – € 39 = €
€ 50 – € 27 = €
Je moet betalen: Je geeft: Je krijgt terug:
€ 13 €
€ 37 €
€ 29 €
€ 25 €
€ 21 €
€ 27 €
Rekenen met geld: betalen en terugkrijgen Alles telt Groep 4 © ThiemeMeulenhoff