• No results found

IN HET HUIS VAN DE ISLAM

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "IN HET HUIS VAN DE ISLAM"

Copied!
69
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hanneke Heimerikx

Studentnummer: S4782720

Begeleider: J.E. Castillo Guerra

Instelling: Faculteit Filosofie, Theologie en

Religiewetenschappen van de Radboud Universiteit

Nijmegen

Jaar: 2021-2022

Versie: 1.0

Scriptie ter verkrijgen van de graad Master of Arts in de theologie en religiewetenschappen Radboud Universiteit Nijmegen.

Een pedagogische benadering van islamitische radicalisering.

IN HET HUIS VAN DE

ISLAM

(2)

Hierbij verklaar en verzeker ik, Hanneke Heimerikx, dat deze scriptie zelfstandig door mij is opgesteld, dat geen andere bronnen en hulpmiddelen zijn gebruikt dan die door mij zijn vermeld en dat de passages in het werk waarvan de woordelijke inhoud of betekenis uit andere werken- ook elektronische media- is genomen door bronvermelding als ontlening kenbaar gemaakt worden.

(3)

Voorwoord

Na een half jaar stage te hebben gelopen bij de gemeente Apeldoorn was het eindelijk tijd om mijn scriptie te gaan schrijven voor de master ‘Religie en Beleid’ aan de Radboud

Universiteit te Nijmegen. Hoewel het streven was om direct na mijn stage, begin 2019, mijn scriptie te gaan schrijven werd ik aangenomen bij mijn huidige werkgever. Dit maakte dat ik voor twee nieuwe uitdagingen kwamte staan. Allereerst de uitdaging van mijn nieuwe baan.

Maar daarnaast ook de uitdaging om naast mijn fulltime baan een scriptie te gaan schrijven.

Dit is zonder meer uitdagend geweest, maar met het schrijven van mijn scriptie heb ik twee interesses samen kunnen voegen. Nadat ik voor mijn opleiding ‘Maatschappelijk Werk en Dienstverlening’ twee jaar stage heb gelopen in het jongerenwerk kreeg ik de mogelijkheid om mijn interesse in het thema islamitische radicaliseringsproces bij de gemeente Apeldoorn te gaan onderzoeken. Het was voor mij dan ook een uitgelezen kans die ik met beide handen heb aangegrepen. Mijn interesse in deze twee onderwerpen maakt dat ik twee jaar na dato alsnog mijn scriptie heb geschreven.

Deze scriptie heb ik nooit kunnen schrijven zonder de steun van mijn omgeving en ik wil bij deze dan ook de gelegenheid gebruiken om hen te bedanken.

Allereerst wil ik graag mijn begeleider vanuit de Radboud Universiteit Nijmegen, Jorge Castillo Guerra, bedanken voor het geven van constructieve feedback en de vrij gemaakte tijd nadat ik twee jaar na dato op de deur kwam kloppen. Mijn dank hiervoor.

Daarnaast wil ik graag Christien Moene bedanken voor alle wijze woorden tijdens mijn stageperiode bij de gemeente Apeldoorn. Deze wijze woorden hebben gedurende het

schrijven van mijn scriptie in mijn hoofd rondgespookt en hebben een gepaste plek gekregen in mijn scriptie.

Verder wil ik mijn dank uiten naar mijn familie, vrienden en collega’s. De periode waarin ik mijn scriptie heb geschreven, was een periode van vele nieuwe uitdagingen waarin zij een motiverende en steunende factor zijn geweest.

Tot slot gaat mijn grootste dank uit naar mijn vrouw, Dominique Buchele. Zonder haar steun en wijsheid was deze uitdaging mij niet gelukt.

(4)

Samenvatting

Door middel van onderzoek is geprobeerd inzicht te verkrijgen in de rol van

opvoedingsonzekerheid bij het ontstaan van het islamitische radicaliseringsproces. Op dit moment wordt het islamitische radicaliseringsproces met name vanuit het perspectief van veiligheid benaderd en niet tot nauwelijks vanuit het pedagogische perspectief. Door opvoedingsonzekerheid tegen het licht van de sociale leertheorie te houden kan inzicht verschaft worden over de rol van opvoedingsonzekerheid bij het tegenaan van het

islamitische radicaliseringsproces en kunnen er andere handvatten aangereikt worden ter preventie van dit proces.

(5)

Inhoudsopgave

VOORWOORD 2

SAMENVATTING 3

INHOUDSOPGAVE 4

LEESWIJZER 6

INLEIDING 7

HOOFDSTUK 1: THEORETISCH KADER 9

1.1PROBLEEMANALYSE 9

1.2CONCEPTUELE KADER 12

1.2.1DOELSTELLING EN VRAAGSTELLING 12

1.2.2CENTRALE BEGRIPPEN 13

1.3TECHNISCH DESIGN 14

1.3.1ONDERZOEKSTRATEGIE 14

1.3.2DATAVERZAMELING 15

1.3.3ONDERZOEKSPOPULATIE 15

1.3.4INTERVIEWGUIDE 16

1.3.5DATA-ANALYSE 16

1.3.6GENERALISEERBAARHEID EN VALIDITEIT VAN DE GEGEVENS 17

1.3.7BESCHRIJVING VELDWERK 18

1.4CONCLUSIE 18

HOOFDSTUK 2: ISLAMITISCHE RADICALISERING 20

2.1ISLAMITISCHE RADICALISERING 20

2.2VATBAARHEID VOOR ISLAMITISCHE RADICALISERING 21

2.3VOEDINGSBODEMS 21

2.4TRIGGERFACTOREN 25

2.5STAIRCASE MODEL VAN FATHALI MOGHADDAM 26

2.6CONCLUSIE 28

HOOFDSTUK 3: OPVOEDINGSONZEKERHEID 30

3.1WAT IS OPVOEDINGSONZEKERHEID 30

3.2VIJF ASPECTEN VAN OPVOEDINGSONZEKERHEID 31

3.2.1VORMING VAN DE IDENTITEIT VAN HUN KINDEREN 31

3.2.2VERSCHIL IN RELIGIEUZE BELEVING TUSSEN OUDERS EN KINDEREN 32

3.2.3OPVOEDEN IN EEN SECULIERE CONTEXT 33

3.2.4VERSCHIL IN OPVOEDINGSSTIJL 34

3.2.5VERLIES VAN NETWERK 35

3.3CONCLUSIE 35

(6)

HOOFDSTUK 4: SOCIALE LEERTHEORIE IN HET PERSPECTIEF VAN OPVOEDINGSONZEKERHEID 37

4.1SOCIALE LEERTHEORIE VAN ALBERT BANDURA 37

4.2SOCIALE LEERTHEORIE EN OPVOEDINGSONZEKERHEID 39

4.3CONCLUSIE 42

HOOFDSTUK 5: CASESTUDY BIJ DE GEMEENTE APELDOORN NAAR OPVOEDINGSONZEKERHEID 43

5.1ONDERZOEKSKADER 43

5.2OPVOEDINGSONZEKERHEID BINNEN DE GEMEENTE APELDOORN. 43

5.2.1VORMING VAN DE IDENTITEIT VAN HUN KINDEREN 44

5.2.2VERSCHIL IN RELIGIEUZE BELEVING TUSSEN DE OUDERS EN KINDEREN 44

5.2.3OPVOEDEN IN DE SECULIERE CONTEXT 46

5.2.4VERSCHIL IN OPVOEDINGSSTIJL 47

5.2.5VERLIES VAN NETWERK 47

5.3CONCLUSIE 47

HOOFDSTUK 6: CONCLUSIE 49

6.1DISCUSSIE 49

6.2CONCLUSIES ONDERZOEK 51

6.2.1AANBEVELINGEN VOOR DE PRAKTIJK 53

6.2.2AANBEVELINGEN VOOR DE THEORIE 54

6.3REFLECTIE VAN DE ONDERZOEKER 54

LITERATUURLIJST 57

BIJLAGEN 64

1. INTERVIEW GUIDE 64

2. TOPICLIJST 66

3. CODEBOOM 68

(7)

L

EESWIJZER

In dit onderzoek zal de vraag beantwoord worden over in hoeverre de sociale leertheorie rekening houdt met opvoedingsonzekerheid bij niet-westerse moslimouders als mogelijke factor voor het ontstaan van het islamitische radicaliseringsproces bij moslimjongeren.

Om deze vraag te beantwoorden komt in het eerste hoofdstuk het theoretische kader aan bod. Er wordt stilgestaan bij de doelstelling van dit onderzoek en hoe dit onderzoek is uitgevoerd. Aan de hand van de vraag die gesteld is in de inleiding, zal het theoretisch kader bijdragen aan een academische vorm van dit onderzoek.

Het volgende hoofdstuk zal meer inzicht geven in islamitische radicalisering. Hier wordt stilgestaan bij wat islamitische radicalisering is, wie daar nu precies vatbaar voor is, hoe het proces van islamitische radicalisering er uit ziet en wat de voedingsbodems en

triggerfactoren voor islamitische radicalisering zijn.

In het derde hoofdstuk wordt uitgebreid stilgestaan bij het begrip opvoedingsonzekerheid.

Het begrip opvoedingsonzekerheid bestaat uit vijf verschillende aspecten. Deze aspecten zullen stuk voor stuk voorbij komen in dit hoofdstuk.

Vervolgens zal in hoofdstuk vier de sociale leertheorie van Albert Bandura aan bod komen.

Allereerst zal worden uitgelegd wat deze theorie inhoudt om vervolgens stil te staan bij hoe deze theorie zich verhoudt met islamitische radicalisering, het staircasemodel van

Moghaddam en het begrip opvoedingsonzekerheid.

In het vijfde hoofdstuk komt de casestudy die bij de gemeente Apeldoorn gehouden is aan bod. Hier komen de uitkomsten van het gehouden onderzoek bij de gemeente Apeldoorn aan de orde. In dit hoofdstuk worden ook de bevindingen van de onderzoeker beschreven.

Hierbij gaat het om punten waar de onderzoeker tegenaan is gelopen en hoe het veldwerk is verlopen. Afsluitend aan dit hoofdstuk komt ook een evaluatie van de onderzoeker over het onderzoeksproces aan bod. In deze paragraaf bekijkt de onderzoeker met kritische blik op het eigen onderzoek en de eigen vaardigheden. Daarnaast probeert de onderzoeker verbeteringen onder woorden te brengen.

Het zesde hoofdstuk staat in het teken van de conclusie en de aanbevelingen die aan de hand van dit onderzoek getrokken zijn. Hier wordt aandacht besteed aan het beantwoorden van de hoofdvraag en wordt getracht om de nieuw verkregen inzichten te vertalen naar concrete aanbevelingen. In dit hoofdstuk komt ook de discussie van het onderzoek aan bod.

Dit is een terugkoppeling vanuit de eigen resultaten op de bestaande theorie.

(8)

I

NLEIDING

Islamitische radicalisering is de laatste paar jaren een actueel thema geweest en is ook nu nog steeds een actueel thema. Er wordt wel bijna wekelijks in het nieuws gesproken over een persoon die mogelijk geradicaliseerd is. Het is een thema dat ons allen raakt. Hoewel er veel onderzoeken zijn naar het ontstaan van het islamitische radicaliseringsproces, blijft de vraag hoe het proces precies tot stand komt en welke factoren er allemaal een rol spelen nog steeds onbeantwoord.

Sinds 2015 zijn gemeenten zelf verantwoordelijk voor het opstellen van beleid met betrekking tot radicalisering. Hoewel de gemeente Apeldoorn weinig ervaring heeft met islamitische radicalisering, is dit proces vaak niet zichtbaar voor anderen. Radicalisering kan soms ontstaan in een isolement. Het is een proces dat vroegtijdig gesignaleerd en aangepakt dient te worden. Om radicalisering te voorkomen moet ingezet worden op preventie1. Alleen straffende maatregelen toepassen is dweilen met de kraan open. Hoe eerder signalen van radicalisering worden opgevangen, hoe meer er gedaan kan worden om het proces te remmen, voorkomen of zelfs terug te draaien. Het signaleren moet vooral gebeuren op plekken waar de jongeren die vatbaarder zijn voor islamitische radicalisering veel komen. Dit kunnen plekken zijn zoals op school, wijkcentra, buurtcentra en in het bijzonder ook familie en vrienden. Met name de ouders hebben een cruciale rol, zij zien namelijk als eerste het gedrag van hun kinderen veranderen. Ouders zijn zich echter vaak niet bewust voor de ontvankelijkheid voor radicalisering. Zij spelen een belangrijke rol in het bespreken van idealen en morele overtuigingen, juist wanneer deze afwijken van de heersende normen en waarden. Sieckelinck, de Winter & van San benadrukken in hun onderzoek dat gevormde idealen niet meteen afgewezen moeten worden. De vorming van idealen is namelijk een zeer belangrijk onderdeel van iemands identiteitsontwikkeling, met name in de

adolescentiefase2. Sieckelinck et al. stellen wel een voorwaarde aan deze

identiteitsontwikkeling. Ouders dienen geïnteresseerd te zijn in de beweegredenen van de kinderen en moeten tegelijkertijd een tegenwicht kunnen bieden. Zij moeten hun kinderen andere perspectieven laten zien, grenzen stellen en ook ideologische tegenkracht bieden.

Uit dit onderzoek van Stijn Sieckelinck et al. komt naar voren dat opvoedingsonzekerheid een mogelijke voedingsbodem voor islamitische radicalisering kan zijn3. Bij

opvoedingsonzekerheid ontbreekt het ouders aan de vanzelfsprekende normen en waarden waaruit zij hun kinderen op willen voeden. Met name migrantenouders komen voor veel onzekerheden te staan, zo ook met betrekking tot de opvoeding van hun kinderen.

Pedagoog Trees Pels beschrijft in haar onderzoek dat er risico’s kunnen zijn in de opvoeding van moslimjongeren. Zij beschrijft dat ouders al dan niet bewust leren dat hun kinderen bijvoorbeeld andere groepen moeten wantrouwen. Daarom is het van belang dat moslimouders worden ondersteund in de opvoeding om zo het pedagogische klimaat te

1 Steven Lenos, “Preventie radicalisering,” RadarAdvies, geraadpleegd juni 2, 2019, https://www.radaradvies.nl/themas/jeugd/preventie-radicalisering/.

2 Stijn Sieckelinck, Micha de Winter and Marion van San, Idealen op drift, een pedagogische kijk op radicaliserende jongeren (Den Haag: Boom Lemma Uitgevers, 2010), 6 & 13.;

Erik Erikson, “Eight stages of man,” Lumen, geraadpleegd op maart 1, 2019,

https://courses.lumenlearning.com/teachereducationx92x1/chapter/eriksons-stages-of-psychosocial-development/.

3 Sieckelinck, de Winter and van San, Idealen op drift, 6 & 13.

(9)

versterken4. Hoewel opvoedingsonzekerheid zeker niet de enige factor is die bij kan dragen aan het islamitische radicaliseringsproces, is het wel een factor die tot op heden

onderbelicht is gebleven en verder onderzocht dient te worden.

Vanuit die vraag heb ik vanaf januari 2019 tot en met juni 2019 een praktijkonderzoek uitgevoerd bij de gemeente Apeldoorn binnen de afdeling ‘Jeugd, Zorg en Welzijn’. Het doel van het praktijkonderzoek is om vanuit een andere invalshoek informatie te verschaffen over de mogelijkheden van de gemeente Apeldoorn met betrekking tot het beleid voor het

tegengaan van islamitische radicalisering. Aan de hand hiervan kan uiteindelijk advies gegeven worden aan de gemeente Apeldoorn over wat de mogelijkheden zijn voor het uitoefenen van invloed binnen huishoudens waar opvoedingsonzekerheid een mogelijke risicofactor is voor islamitische radicalisering. De hoofdvraag die gebruikt werd om dit doel te kunnen behalen is: “Hoe kan de gemeente Apeldoorn, via het jongerenwerk, invloed uitoefenen binnen gezinnen waarin opvoedingsonzekerheid een mogelijke risicofactor is voor religieuze en politieke radicalisering?”

Onderliggende thesis bouwt verder op de behoefte van de gemeente Apeldoorn om op een preventieve wijze met islamitische radicalisering om te gaan. De informatie die bij de gemeente Apeldoorn is vergaard, wordt meegenomen in dit onderzoek en wordt tegen het licht gehouden van de sociale leertheorie van Albert Bandura. De vraag die in dit onderzoek beantwoord zal worden, is: “In hoeverre houdt de sociale leertheorie rekening met

opvoedingsonzekerheid bij niet-westerse moslimouders als mogelijke risicofactor voor het ontstaan van het islamitische radicaliseringsproces?”

4 “Preventie en aanpak,” Nederlands Jeugd Instituut, laatst bewerkt oktober 2020,

https://www.nji.nl/nl/Kennis/Dossier/Radicalisering/Preventie-en-aanpak/Pegagogische-mismatch-in-het-onderwijs.

(10)

H

OOFDSTUK

1: T

HEORETISCH KADER

In het theoretische kader van het onderzoek komt alles aan bod wat van belang is voor het praktijkonderzoek. De gegevens die uit het praktijkonderzoek zijn gekomen vormen de basis voor het onderzoek naar in hoeverre de sociale leertheorie rekening houdt met

opvoedingsonzekerheid bij niet-westerse moslimouders als mogelijk risicofactor voor islamitische radicalisering. Als eerste komt de probleemanalyse aan bod (1.1) waarin

duidelijk wordt wat het belang is voor het onderzoek. Vervolgens wordt de aandacht gelegd op het conceptuele kader (1.2). Hierin komt de doelstelling en de vraagstelling van het onderzoek aan bod en worden de belangrijkste begrippen kort uitgelegd. Vervolgens wordt de aandacht verlegd naar het technische design van het onderzoek, waar in sub paragraaf 1.3.1 de onderzoekstrategie aan bod komt. In sub paragraaf 1.3.2 komt vervolgens de manier van data verzamelen aan bod. In de volgende sub paragraaf wordt de

onderzoekspopulatie beschreven en in de sub paragraaf daarna wordt de interviewguide uitgelegd. In sub paragraaf 1.3.5. komt de data-analyse aan bod en in de sub paragraaf daarna wordt de generaliseerbaarheid en validiteit van het onderzoek beschreven.

Het hoofdstuk wordt afgesloten met een conclusie.

1.1 Probleemanalyse

Migratie is in de Nederlandse samenleving geen nieuw onderwerp, maar is juist van alle tijden. Op 1 april 2021 had bijna een kwart van de Nederlandse bevolking een

migratieachtergrond, waarvan 14,1% een niet-westerse migratieachtergrond had5. Veel van deze migranten kennen in Nederland een succesverhaal en keren niet meer terug naar hun land van herkomst. Zij weten te integreren in de Nederlandse samenleving, leren de

Nederlandse taal, vinden een baan en hebben een betere toekomst gevonden voor hunzelf en hun kinderen in Nederland6.

Helaas geldt dit niet voor iedereen. Niet alle migranten weten uiteindelijk een weg te vinden in de Nederlandse samenleving. Een groot deel van deze migranten ervaren ongenoegen in de Nederlandse maatschappij. De eerste generatie niet-westerse migranten zijn vaak doelgericht naar Nederland gekomen voor een betere toekomst voor hunzelf en voor hun kinderen. Het betreft meestal de tweede en derde generatie migranten die grote

ongenoegen ervaren over de Nederlandse maatschappij. Zij kunnen hun draai niet vinden, voelen zich buitengesloten en hebben het idee dat zij niet de toekomst kunnen opbouwen zoals zij dat graag zouden willen zien7. Een deel van deze groep voelt dermate veel

ongenoegen dat er een kans bestaat op radicalisering8.

Er zijn vele verhalen bekend over jongeren die radicaliseren. In deze verhalen komen diverse voedingsbodems naar voren, maar wordt er nauwlijks gesproken over opvoeding. Toch komen in de verhalen vaak aspecten van opvoeding naar voren. Een voorbeeld hiervan is de Apeldoornse, met Surinaamse roots, Xaviera S. Op het forum “Islam en wij” heeft Xaviera

5 “Hoeveel mensen met een migratieachtergrond wonen in Nederland,” Centraal Bureau voor de Statistieken, laatst bewerkt april 2021, https://www.cbs.nl/nl-nl/dossier/dossier-asiel-migratie-en-integratie/hoeveel-mensen-met-een- migratieachtergrond-wonen-in-nederland.

6 Freek Bucx and Simone de Roos, “Opvoeden in niet-westerse migrantengezinnen,” Sociaal Cultureel Planbureau, 2015, 34.

7 Willem Huijnk, Jaco Dagevos, Merove Gijsberts and Iris Andriessen, “Een wereld van verschil,” Sociaal Cultureel Planbureau, 2015, 241.

8 Bucx and de Roos, “Opvoeden in niet-westerse migrantengezinnen,” 133.

(11)

zich geuit over haar moeilijke jeugd9. Een ander voorbeeld is Laura H. In het gelijknamige boek wordt zichtbaar dat ook zij geen gemakkelijke jeugd heeft gehad. Ook haar vriend, genaamd Ibrahim I. heeft geen ongecompliceerde jeugd gehad. Alle drie zijn uiteindelijk geradicaliseerd. Hun verhalen gaan vaak over een zoektocht naar identiteit en zingeving10. Verhalen waarin niet duidelijk is wat de rol van opvoeding is geweest op het

radicaliseringsproces, maar waarbij wel opmerkelijk vaak gesproken wordt over een moeizame jeugd.

Opvallend is dan ook dat tot op de dag van vandaag in wetenschappelijke onderzoeken maar weinig aandacht besteed wordt aan de relatie tussen opvoeding en het

radicaliseringsproces. Dit is des te opmerkelijker wanneer bedacht wordt dat het

radicaliseringsproces met name lijkt plaats te vinden tijdens de adolescentie en dat in de vele radicaliseringsverhalen een duidelijke overeenkomst lijkt te zijn, namelijk: een

moeizame jeugd. Het is belangrijk dat radicalisering vroegtijdig gesignaleerd wordt, zodat dit ook vroegtijdig aangepakt kan worden. Daarbij is het juist van belang dat ook de ouders en het gezin worden betrokken als een mogelijke factor voor het ontstaan van het islamitische radicaliseringsproces.

De rol van ouders bij islamitische radicalisering is tot op heden onderbelicht geweest, terwijl dit een belangrijke factor is. Zo wordt in het onderzoek “Extremistisch denken en doen” van Lars Nickolson et al. opvoeding helemaal niet als factor benoemt11. In sommige

onderzoeken, zoals bijvoorbeeld het onderzoek van Jolijn Broekhuizen, Maaike van Kapel en Rozetta Meijer, komt enkel de factor van opvoedingsstijl naar voren, maar niet een breder begrip van opvoeding zoals opvoedingsonzekerheid12. Ook het onderzoek van pedagoog Trees Pels brengt opvoeding matig naar voren in combinatie met islamitische radicalisering.

In haar onderzoek komt naar voren welke risico’s en beschermende factoren er in de opvoeding bij moslimgezinnen kunnen spelen. Zoals eerder benoemd kunnen ouders al dan niet bewust hun kinderen aanleren andere groepen te wantrouwen13. Ouders die hun kinderen leren om een wantrouwende houding aan te nemen ten opzichte van ‘de ander’

kunnen (on)bewust bijdragen aan het radicaliseringsproces, hoewel dit zeker niet altijd het geval hoeft te zijn14. In een onderzoek van Politicologe Amy Jane Gielen wordt deze relatie bevestigd. Dit onderzoek was echter niet naar moslimjongeren, maar naar extreemrechtse jongeren. Uit haar onderzoek kwam naar voren dat deze rechtse jongeren hun xenofobie en nationalistische denkbeelden in de eerste plaats deelden met hun ouders15. Ook het

onderzoek van extreemrechtsdeskundige Van Donselaar uit 2005 bevestigde dit beeld16. Hoogleraar pedagogiek Micha de Winter, hoogleraar Jeugd en Educatie van Antillianen

9 Bas Tijhaar, “IS-verdachte uit Apeldoorn opgepakt in Turkije,” Brabants Dagblad, januari 24, 2018, https://www.bd.nl/buitenland/is-verdachte-uit-apeldoorn-opgepakt-in-turkije~a302e15e/.

10 Thomas Rueb, Laura H. (Amsterdam: Das Mag Uitgeverij, 2018).

11 Lars Nickolson, et al., “Extremistisch denk en doen,” Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, juni 2021, https://repository.wodc.nl/bitstream/handle/20.500.12832/3063/3050-extremistisch-denken-en-doen-

samenvatting.pdf?sequence=2&isAllowed=y

12 Jolijn Broekhuizen, Maaike van kapel and Rozetta Meijer, “Onderzoeksinstrument zicht op radicalisering,” Kennisplatform Integratie & Samenleving, september 2018,

https://www.kis.nl/sites/default/files/bestanden/Publicaties/onderzoeksinstrument-zicht-op-radicalisering.pdf.

13 NJI, “Preventie en aanpak.”

14 Freek de Meere and Lisa Lensink, “Radicalisering, richtlijnen voor jeugdwerkers,” Verwey Jonker Instituut, november 11, 2017, https://www.ycare.eu/files/YCARE%20Guidelines%20NL.pdf

15 Amy Jane Gielen, Radicalisering en identiteit (Amsterdam: Aksant, 2008), 14.

16 De Meere and Lensink, “Radicalisering,” 11.

(12)

Marion van San en radicaliseringsexpert Stijn Sieckelinck stellen echter dat de opvoeding en de reacties van ouders nauwelijks een rol spelen in het radicaliseringproces. Zij stellen dat het veel belangrijker is om te kijken naar de identiteit van jongeren en dat ouders maar zelden de rechtstreekse aanleiding zijn voor het radicaliseringsproces. Zij benadrukken wel dat het gezin een rol speelt in de zoektocht van jongeren naar hun identiteit en naar hun plaats in de samenleving. Ouders kunnen niet altijd voorzien in de zoektocht naar identiteit van jongeren17. Dit vacuüm kan dan worden opgevuld door radicale groepen. Zij bieden de jongren namelijk een duidelijke identiteit en een duidelijk doel in het leven. O die manier krijgen de jongeren het gevoel ergens bij te horen. Aangezien zij wel erkennen dat de ouders een belangrijke rol spelen bij het vormen van de identiteit van jongeren is het belangrijk om de ouders en de opvoeding te betrekken bij het radicaliseringsproces. Naast de risico’s is het ook van belang om stil te staan bij de beschermende factoren die ouders kunnen bieden voor het tegengaan van islamitische radicalisering. Ouders kunnen een sterke en warme pedagogische context bieden voor jongeren. Zij kunnen jongeren ondersteunen bij de ontwikkeling van idealen, zodat deze niet hoeven uit te groeien tot extremisme18.

Zo’n 8.2% van de Apeldoornse inwoners heeft een niet-westerse migratie-achtergrond19. Hoewel de gemeente Apeldoorn niet heel veel ervaring heeft met islamitische radicalisering, kwam er begin 2019 vanuit het jongerenwerk het signaal dat er een mogelijke risicofactor was voor religieuze en politieke radicalisering. Doordat het proces van radicalisering, en dus ook islamitische radicalisering, niet altijd zichtbaar is, wordt het des te belangrijker

gevonden om islamitische radicalisering vroegtijdig te herkennen en aan te pakken. Hoe eerder signalen van radicalisering opgevangen worden, hoe meer er gedaan kan worden om het proces te remmen, te voorkomen of zelfs terug te draaien. Signaleren moet vooral plaatsvinden op plekken waar de jongeren die vatbaar zijn voor islamitische radicalisering komen. Dit kunnen plekken zijn zoals op school, wijkcentra, buurtcentra en met name ook familie en vrienden. Daarbij moet vooral ook de rol van ouders niet worden onderschat. Zij spelen een cruciale rol in het bespreken van idealen en morele overtuigingen, juist wanneer deze ook afwijken van de heersende normen en waarden.

Sinds 2015 zijn gemeenten zelf verantwoordelijk voor het opstellen van beleid met

betrekking tot radicalisering. In november 2018 kwam vanuit het jongerenwerk het signaal dat opvoedingsonzekerheid een mogelijk risicofactor is voor islamitische radicalisering.

Hoewel radicalisering dus niet sterk aanwezig lijkt te zijn in de gemeente Apeldoorn, is het wel de verwachting dat in de komende jaren tegenstellingen in de gemeente Apeldoorn vergroot zullen worden. Dit wordt ook wel polarisatie genoemd en dit wordt ook wel gezien als één van de voedingsbodems voor islamitische radicalisering20. In de gemeente Apeldoorn werd radicalisering tot op heden met name bekeken vanuit een veiligheidsperspectief. De vraag die vanuit de gemeente Apeldoorn kwam was dan ook of er niet andere invalshoeken zijn om islamitische radicalisering tegen te gaan, als aanvulling op het veiligheidsperspectief.

Dit heeft terugdringen van islamitische radicalisering tot het uiteindelijke doel.

17 Sieckelinck, de Winter and van San, Idealen op drift 16.

18 “Wat werkt in het voorkomen van Radicalisering?,” Vragen en antwoorden, Platform Jeugd preventie Extremisme en Polarisatie, geraadpleegd op oktober 17, 2020, https://www.platformjep.nl/documenten/vragen-en-antwoorden/wat- werkt-in-het-voorkomen-van -radicalisering.

19 “Inwoners Apeldoorn,” Cijfers Apeldoorn, OOZO, laatst bewerkt oktober 7, 2021, https://www.oozo.nl/cijfers/apeldoorn.

20 Sieckelinck, de Winter and van San, Idealen op drift, 5.

(13)

Deze scriptie probeert een nieuwe blik te geven op een bestaande theorie, waarbij er

specifiek ook aandacht besteed wordt aan de rol van ouders. Door meer inzicht te hebben in opvoedingsonzekerheid als onderdeel van de sociale leertheorie van Bandura kan

opvoedingsonzekerheid meegenomen worden bij de preventie van islamitische

radicalisering. Zo kan er op een pedagogische wijze bijdrage geleverd worden voor het tegenaan van het islamitische radicaliseringsproces.

In enkele onderzoeken naar radicalisering komen aspecten van opvoeding naar voren, toch wordt er in de literatuur die zich bezighoudt met radicaliseringsprocessen geen rekening gehouden met opvoedingsonzekerheid. Dit is een vacuüm omdat juist onderzoeken naar opvoedingsonzekerheid het islamitische radicaliseringsproces kunnen benaderen vanuit het pedagogische perspectief. In combinatie met de sociale leertheorie kan radicalisering benaderd worden vanuit de context van de persoon en het aanleren van gedrag. In dit onderzoek wordt er dan ook gekeken naar de relatie tussen opvoedingsonzekerheid bij niet- westerse moslimouders en het islamitische radicaliseringsproces. Dit vraagstuk wordt daarbij benaderd vanuit de “sociale leertheorie” van Albert Bandura. Deze theorie probeert het radicaliseringsproces te beschrijven aan de hand van de context waarin een jongere leeft en nieuw gedrag aanleert. Het is niet zeker dat de sociale leertheorie rekening houdt met opvoedingsonzekerheid voor het islamitische radicaliseringsproces.

1.2 Conceptuele kader

In het onderzoekskader is besproken wat het belang is voor het opnemen van

opvoedingsonzekerheid in de sociale leertheorie als verklaringsmodel voor islamitische radicalisering. In de komende paragrafen zal worden besproken wat er precies onderzocht wordt in deze masterscriptie en hoe het onderzocht zal worden.

1.2.1 Doelstelling en vraagstelling

De doelstelling van dit onderzoek is om een bijdrage te leveren voor het verder ontwikkelen van de sociale leertheorie als verklaringsmodel voor islamitische radicalisering. In deze masterscriptie wordt geprobeerd de grenzen van de sociale leertheorie te vinden en een bijdrage te leveren aan de theorievorming van deze theorie.

Daarnaast heeft het tot doel om een bijdrage te kunnen leveren aan preventietools voor het tegengaan van islamitische radicalisering, maar dan vanuit een pedagogisch perspectief.

Uit de doelstelling vloeit de volgende hoofdvraag voort: “In hoeverre houdt de sociale leertheorie rekening met opvoedingsonzekerheid bij niet-westerse moslimouders als mogelijke factor voor het ontstaan van het islamitische radicaliseringsproces bij moslimjongeren?”

Om antwoord te krijgen op de doelstelling en de daarbij horende hoofdvraag zijn de volgende deelvragen geformuleerd:

1. Hoe komt het islamitische radicaliseringsproces tot stand?

2. Welke factoren van opvoedingsonzekerheid spelen een mogelijke risicofactor voor islamitische radicalisering?

3. Wat is de sociale leertheorie van Albert Bandura en in hoeverre verhoudt deze zich tot de het islamitische radicaliseringsproces?

(14)

4. Welke factoren van opvoedingsonzekerheid komen aan de hand van de casestudy van de gemeente Apeldoorn naar voren als mogelijke risicofactor voor islamitische radicalisering?

1.2.2 Centrale begrippen

Eerst zullen vier centrale begrippen van dit onderzoek kort aan bod komen. Islamitische radicalisering staat centraal in dit onderzoek, maar dit begrip kent vele betekenissen.

Daarom is het belangrijk om helder te hebben welke definitie in dit onderzoek gebruikt wordt.

Islamitische radicalisering: In dit onderzoek wordt de definitie van de AIVD gebruikt: “het (actief) nastreven en/of ondersteunen van diep ingrijpende veranderingen in de samenleving, die een gevaar kunnen opleveren voor (het voortbestaan van) de democratische orde (doel), eventueel met het hanteren van ondemocratische methodes (middel), die afbreuk kunnen doen aan het functioneren van de democratische rechtsorde (effect).21.”

In hoofdstuk twee zal dit begrip uitgebreider aan bod komen.

Niet-westerse migranten: een persoon met een migratieachtergrond uit één van de landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (uitgezonderd van Indonesië en Japan) of Turkije22. Opvoedingsonzekerheid: Het ontbreken van de vanzelfsprekendheid bij het opvoeden van hun kinderen vanwege de uitdagingen waar migrantenouders voor komen te staan23. Het begrip opvoedingsonzekerheid bestaat uit vijf verschillende aspecten:

1. Verlies van netwerk

2. Verschil in religieuze beleving 3. Verschil in opvoedingsstijl

4. Opvoeden in een seculiere context 5. Vorming van identiteit van de jongeren

Deze vijf aspecten zijn uitdagingen voor niet-westerse moslimouders die hun kinderen proberen op te voeden in een samenleving die zij nog niet geheel eigen zijn. In hoofdstuk drie wordt uitvoerig op het begrip opvoedingsonzekerheid ingegaan.

Sociale leertheorie: Deze theorie verklaart het radicaliseringsproces vanuit de omgeving.

Deze theorie gaat er van uit dat iemand gedrag aanleert door dit af te kijken bij zijn omgeving24. De sociale leertheorie wordt in hoofdstuk 4 verder uitgewerkt.

21 “Extremisme,” Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst, geraadpleegd op februari 12, 2019, https://www.aivd.nl/onderwerpen.extremisme.

22 “Wat is het verschil tussen een westerse en een niet-westerse allochtoon?,” Centraal Bureau voor de Statistieken, laatst bewerkt april 2021, https://www.cbs.nl/nl-nl-faq/specifiek/wat-is-het-verschil-tussen-een-westerse-en-niet-westerse- allochtoon-.

23 Floortje Keuskamp, “Opvoedingsonzekerheid bij ouders” (PhD diss., Universiteit Utrecht, 2013), 9.

24 Albert Bandura, “Social Learning Theory,” General Learning Press, 1971, 1-41, http://www.asecib.ase.ro/mps/Bandura_SocialLearningTheory.pdf.

(15)

1.3 Technisch design

In de komende paragrafen zal stil worden gestaan bij hoe het onderzoek is opgezet en is uitgevoerd. Als eerste zal het onderzoeksstrategie centraal gesteld en vervolgens zullen de verschillende bronnen die in het onderzoek geraadpleegd zijn aan de orde komen.

1.3.1 Onderzoekstrategie

Om tot een duidelijk antwoord te komen op de hoofdvraag is er voor gekozen om een kwalitatief onderzoek te doen. De vraag die bij de gemeente Apeldoorn centraal stond leent zich hier voor. Het betrof de volgende vraag: “hoe kan de gemeente Apeldoorn, via het jongerenwerk, invloed uitoefenen binnen gezinnen waar opvoedingsonzekerheid een mogelijke risicofactor is voor islamitische radicalisering?”. Dit maakt namelijk dat er aan jongerenwerkers en aan ambtenaren gevraagd kon worden hoe opvoedingsonzekerheid in de praktijk tot uiting komt. Kwalitatief onderzoek is geschikt voor het uitvoeren van

kleinschalige onderzoeken met een kleinschalig respondentengroep en geeft de gelegenheid om door te vragen in de interviews. Dit onderzoek is dan ook uitgevoerd op grond van kwalitatieve interviews25. Deze interviews beoogde inzicht te geven in de ervaringen in het werk van jongerenwerkers en ambtenaren die werkten met moslimgezinnen en

moslimjongeren die mogelijk radicaliseerde. In de gehouden interviews kwamen relevante aspecten naar voren met betrekking tot opvoedingsonzekerheid en islamitische

radicalisering.

Deze gevonden aspecten liggen ten grondslag aan dit huidige onderzoek om zo uiteindelijk de vraag “In hoeverre houdt de sociale leertheorie rekening met opvoedingsonzekerheid bij niet-westerse moslimouders als mogelijke factor voor het ontstaan van het islamitische radicaliseringsproces bij moslimjongeren?” te kunnen beantwoorden.

Voorafgaande aan het praktijkonderzoek heeft er ook een literatuuronderzoek plaatsgevonden. Dit literatuuronderzoek ondersteunt de relevantie van het

praktijkonderzoek en geeft een plaats aan bestaande theorieën rondom verklaringsmodellen voor islamitische radicalisering. Door middel van het literatuuronderzoek wordt er meer inzicht verschaft in de verschillende begrippen die in het onderzoek naar voren komen. Zo wordt er meer inzicht verworven in het begrip islamitische radicalisering,

opvoedingsonzekerheid, voedingsbodems, triggerfactoren en migratie.

Na het gehouden praktijkonderzoek heeft er wederom een literatuuronderzoek

plaatsgevonden, maar dan ter verduidelijking van de sociale leertheorie. Aan de hand van dit gehouden literatuuronderzoek wordt er getracht om de factoren van de sociale leertheorie uit te leggen en te onderzoeken in hoeverre opvoedingsonzekerheid hierin een rol speelt. Er wordt onderzocht in hoeverre de sociale leertheorie rekening houdt met

opvoedingsonzekerheid als mogelijk risicofactor voor islamitische radicalisering. De gegevens uit dit literatuuronderzoek kunnen vervolgens vergeleken worden met de

gevonden informatie uit het praktijkonderzoek die bij de gemeente Apeldoorn gehouden is.

Uiteindelijk wordt er beschreven of deze gegevens en de informatie uit het

literatuuronderzoek overlap heeft met de sociale leertheorie en of deze theorie een aanpassing behoeft.

25 Nel Verhoeven, Wat is onderzoek? (Amsterdam: Uitgeverij Boom, 2005), Pagina 219.

(16)

1.3.2 Dataverzameling

Het praktijkonderzoek bij de gemeente Apeldoorn heeft van januari 2019 tot en met juni 2019 plaatsgevonden binnen het team Jeugd van de eenheid ‘Jeugd, Zorg en Welzijn’. De gehouden interviews hebben plaatsgevonden binnen een tijdsbestek van vier weken, startende in april 2019. De gegevens van de interviews zijn verwerkt in mei 2019. Dit onderzoek is een kleinschalig kwalitatief onderzoek dat uitgevoerd is onder een specifieke groep, namelijk jongerenwerkers en ambtenaren binnen de gemeente Apeldoorn. Een voorwaarde van deze groep is dat zij ervaring hebben met islamitische radicalisering. Het onderzoek beoogt inzicht te geven op de ervaringen in het werk van jongerenwerkers met moslimgezinnen en radicalisering.

Allereerst is er een literatuuronderzoek gehouden. Hierin zijn begrippen verhelderd en een vergelijkende studie naar het beleid van twee verschillende gemeenten gedaan. Tijdens het literatuuronderzoek hebben oriënterende gesprekken plaatsgevonden. Dit onderzoek vormt een casestudy waarbij mogelijke manifestaties van een sociaal fenomeen (radicalisering) bestudeerd wordt in haar natuurlijke omgeving26. Door gesprekken te voeren en dit te combineren met het bestuderen van allerlei documenten kan er op die manier een

diepgaand inzicht verkregen worden over opvoedingsonzekerheid als mogelijk risicofactor voor radicalisering. In dit geval is de eenheid van het onderzoek de beleidseenheid ‘Jeugd, Zorg & Welzijn’ van de gemeente Apeldoorn en jongerenwerkers uit de praktijk.

De respondenten zijn geselecteerd op basis van een selecte steekproef27. In eerste instantie was het de bedoeling dat er een aantal jongerenwerkers geïnterviewd zouden worden die bij Don Bosco, waar de onderzoeksvraag vandaan kwam, werkzaam waren. Echter bleek

gaandeweg dat de omstandigheden veranderd waren en is er uiteindelijk gekozen om te werken met de ‘sneeuwbalmethode’. Respondenten zijn gevraagd of zij nog meer

jongerenwerkers in Apeldoorn kenden die met dit thema te maken hadden. De organisaties van het jongerenwerk zijn reeds bekend bij de gemeente Apeldoorn. Wegens de beperkte tijd van het onderzoek is er voor gekozen om acht mensen te interviewen, waarvan er één als member-check heeft gefungeerd.

1.3.3 Onderzoekspopulatie

De onderzoekspopulatie is in dit onderzoek de gemeente Apeldoorn. Het onderzoek is gehouden bij de eenheid ‘Jeugd, Zorg en Welzijn’ en jongerenwerkers uit de

uitvoeringspraktijk. Jongerenwerkers die geïnterviewd zijn hebben ervaring met

moslimgezinnen, hun kinderen en met islamitische radicalisering. De leeftijd van de kinderen uit deze gezinnen behoren tussen de 15 en de 23 jaar te zijn. Dit is de leeftijd dat ze het meest ontvankelijk zijn voor het radicaliseringsproces. Het gaat erom dat de

jongerenwerkers en ambtenaren bij de gemeente Apeldoorn praktijkervaring hebben met radicalisering en inzicht hebben in mogelijke voedingsbodems. Sommige geïnterviewden willen anoniem blijven. Om die reden staan er geen namen in het verslag vermeld. Omdat het onderzoek een zeer kleine onderzoekspopulatie kent, is er ten behoeve van de

anonimiteit ook geen onderscheid gemaakt bij de beschrijving van de data tussen

jongerenwerkers en ambtenaren bij de gemeente Apeldoorn. Deze gegevens zijn wel bekend

26 Peter Swanbroek, Case Studies. Wat, wanneer en hoe? (Amsterdam: Boom Lemma Uitgevers, 2013), 133-144.

27 Piet Verschuren and Hans Doorewaard, Het ontwerpen van een onderzoek (Den Haag: Lemma, 2007), 186.

(17)

bij de Gemeente Apeldoorn, die het stageverslag in bezit heeft, en bij de coördinator van de opleiding ‘Religie en Beleid’ aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.

1.3.4 Interviewguide

De interviews zijn gehouden in opdracht van de gemeente Apeldoorn. Daarom heb ik samen met mijn stagebegeleider Christien Moene, coördinator meldpunt sociaal bij de gemeente Apeldoorn, de interviewvragen opgesteld (bijlage 1). De interviewvragen konden op deze manier antwoord geven op zaken die voor de gemeente Apeldoorn belangrijk waren. De thema’s die zij belangrijk vonden kunnen opgedeeld worden in vijf verschillende thema’s:

voedingsbodems van islamitische radicalisering, opvoedingsonzekerheid, wat is de rol van jongerenwerkers bij opvoedingsonzekerheid, wat hebben jongerenwerkers nodig om invloed uit te oefenen bij opvoedingsonzekerheid en is het wenselijk dat jongerenwerkers zich inlaten met opvoedingsonzekerheid? De gemeente Apeldoorn wilde graag te weten komen hoe zij invloed kunnen uitoefenen binnen gezinnen waar opvoedingsonzekerheid een

mogelijk risicofactor is voor islamitische radicalisering en of dit wenselijk was om te doen. De informatie die uit de interviews is gekomen, heeft geleid tot een advies aan de gemeente Apeldoorn.

Het (semigestructureerde) interview is gevoerd aan de hand van de post-it methode. De post-it methode houdt in dat de geïnterviewde op verschillende momenten gevraagd wordt om het interview tot dan toe samen te vatten in trefwoorden en een post-it nog eens in eigen woorden samen te vatten28. Het voordeel van de post-it methode is dat het de betrouwbaarheid van het onderzoek vergroot doordat de interpretatie van de onderzoeker er zo veel mogelijk uitgehaald wordt. Vervolgens is er een member-check gehouden. Er is aan een respondent gevraagd of hij het eens is met de omschrijvingen, interpretaties en conclusies die naar voren zijn gekomen uit het onderzoek. Zo kan gekeken worden of de interpretaties en conclusies recht doen aan de werkelijkheid29. Verder is de vraag over de wenselijkheid van eventuele bemoeienissen binnen gezinnen waar opvoedingsonzekerheid een mogelijk risico kan zijn voor radicalisering voorgelegd in een beleidsvergadering bij de gemeente Apeldoorn. Dit maakt dat er in dit onderzoek sprake is van triangulatie30

De interviews zijn voor een deel gehouden bij de gemeente Apeldoorn zelf, maar de interviews met de jongerenwerkers hebben ook plaats gevonden op de locatie van de jongerenwerker. De gesprekken zijn opgenomen door de interviewer met een recorder. Dit houdt in dat er enkel audio opnames zijn gemaakt. Deze opnames zijn opgeslagen in een Dropbox map en zijn beschermd met een wachtwoord. Voordat de interviews zijn

afgenomen is er schriftelijk om toestemming gevraagd om het gesprek te mogen voeren en opnemen, conform de richtlijnen van de AVG. De opnames zijn na het onderzoek verwijderd.

1.3.5 Data-analyse

Nadat de interviews zijn gehouden werd de informatie die uit de interviews kwam

geanalyseerd. De analyse heeft plaatsgevonden op basis van de acht interviews die letterlijk zijn uitgetypt (getranscribeerd). Fragmenten uit de interviews werden gelabeld op thema’s

28 Hartger Wassink, “De Post-It-methode: betekenisvol en handzaam interviewen,” Kwalon, november 7, 2018, http://www.hartgerwassink.nl/werkvormen/werkvormen/de-post-it-interviewmethode/.

29 Ben Baarda et al., Basisboek kwalitatief onderzoek (Utrecht: Noordhoff Uitgevers, 2018), 94.

30 Baarda et al., Basisboek, 276.

(18)

en konden op die manier met elkaar vergeleken worden. Het begint allereerst met het open coderen van de afgenomen interviews. Bij het open coderen worden de interviews gelezen en worden er per fragment een hoofdthema gegeven. De gegevens uit het interview worden op deze manier geordend door middel van een codesysteem, een topiclijst. De topiclijst is te vinden in bijlage 2. In deze bijlage is te zien dat er 48 topics naar voren zijn gekomen in de interviews. Zo wordt duidelijk uit welke elementen het onderzoeksmateriaal bestaat31. Dit wordt bij alle interviews gedaan en wordt gedaan aan de hand van het programma Atlas.ti.

Zodra alle interviews open zijn gecodeerd wordt er axiaal gecodeerd. Dit houdt in dat de hoofdthema’s met elkaar vergeleken worden en codes die bij elkaar horen worden bij elkaar geplaatst en krijgen een overkoepelende code32. In bijlage 2 is te zien dat de codes die met elkaar in een overkoepelende code passen dezelfde kleur hebben gekregen. Als laatste wordt er uiteindelijk selectief gecodeerd. Bij deze vorm van coderen wordt de nadruk gelegd op de integratie van bevindingen door verbanden te leggen tussen de topics die in de vorige fase, de fase van axiaal coderen, naar voren zijn gekomen33. In bijlage 3 is de codeboom te vinden, waarin de overkoepelende codes met elkaar verbonden worden door er een relatie mee te leggen. Na het uitwerken van de gegevens zijn de uitkomsten nog eens voorgelegd aan enkele geïnterviewden om na te gaan of zij de uitkomsten herkennen.

1.3.6 Generaliseerbaarheid en validiteit van de gegevens

Wegens de beperkte tijd van het onderzoek is er voor gekozen om acht mensen te interviewen. Dit maakt dat het onderzoek niet zonder meer gegeneraliseerd kan worden voor heel de gemeente Apeldoorn, laat staan voor andere gemeenten. Casestudies gaan meestal over zeldzame gevallen. Dit maakt dat grote steekproeven van vergelijkbare respondenten niet beschikbaar zijn34. Zo ook bij het thema islamitische radicalisering.

Doordat er vele voedingsbodems zijn en ieder gezin ook van elkaar verschilt, kunnen de gegevens niet zonder meer gegeneraliseerd worden35. Daarnaast betreft het een kleinschalig onderzoek, waar achteraf gezien minder jongerenwerkers aan mee konden werken dan gehoopt was. Dit kwam doordat in de gemeente Apeldoorn islamitische radicalisering niet veel voor komt, waardoor het vinden van jongerenwerkers die te maken hebben gehad met islamitische radicalisering ingewikkeld was.

Het onderzoek is betrouwbaar als het niet afhankelijk is van toevallige gegevens. Als het onderzoek betrouwbaar is betekent het niet dat het onderzoek ook valide is. Validiteit heeft te maken met de kwaliteit van de gegevens en of zij een juiste weergave geven van de praktijk36. De validiteit is in dit onderzoek vergroot door een aantal zaken. Als eerste zijn vooroordelen over de mogelijke uitkomsten opgeschreven voordat het onderzoek begonnen is. Daarnaast is het hele onderzoeksproces vastgelegd in een logboek. Dit logboek is terug te vinden in bijlage 2. Hierin staan alle keuzes beschreven. Bovendien is de validiteit van het onderzoek vergroot door collega’s te raadplegen. Dit is gedaan door gesprekken met de begeleider bij de gemeente Apeldoorn, die elke twee weken hebben plaatsgevonden. Ook waren er elke drie weken gesprekken met de begeleider van de Radboud universiteit.

31 Hennie Boeije, Analyseren in kwalitatief onderzoek (Amsterdam: Boom Uitgevers, 2014), 94-95.

32 Boeije, Kwalitatief onderzoek, 98.

33 Boeije, Kwalitatief onderzoek, 133.

34 “Casestudie onderzoek: Voor en nadelen, ontwerp en proces,” De afstudeerconsultant, geraadpleegd op oktober 10, 2021, https://deafstudeerconsultant.nl/afstudeertips/onderzoeksmethoden/casestudie-onderzoek/

35 Piet Verschuren and Hans Doorewaard, Het ontwerpen van een onderzoek (Den Haag: Lemma, 2007), 186.

36 Baarda et al., Basisboek, 94.

(19)

Tijdens deze gesprekken was er een reflectie op de methodologie van het onderzoek. Als laatste is de validiteit vergroot door triangulatie toe te passen in het onderzoek.

1.3.7 Beschrijving veldwerk

Tussen april 2019 en mei 2019 zijn zeven interviews gehouden. Twee interviews hebben plaatsgevonden bij de gemeente Apeldoorn en vijf interviews hebben plaatsgevonden op een locatie elders in Apeldoorn. De interviews verliepen over het algemeen soepel en aan het einde van de interviews werd er nog gevraagd of er punten waren ter verbetering en daar kwamen geen problematische dingen naar voren. Een respondent gaf aan het einde van het interview aan dat het prettig was geweest om van te voren meer te weten over het begrip opvoedingsonzekerheid en wat daar mee bedoeld werd. De onderzoeker heeft hier van afgezien omdat het ook juist van belang was of het begrip opvoedingsonzekerheid herkent werd in de praktijk. Door vooraf informatie te verschaffen over

opvoedingsonzekerheid zal elke respondent de losse aspecten van opvoedingsonzekerheid herkennen, terwijl zij mogelijk niet bekend waren met het begrip. Door de respondenten zonder voorkennis de interviews af te laten nemen kon de legitimiteit van het onderzoek meer gegarandeerd worden. Dit maakte wel dat de onderzoeker de vijf aspecten van opvoedingsonzekerheid tijdens de interviews moest uitleggen.

Gemiddeld duurden de interviews veertig minuten, waarbij de langste bijna een uur duurde en de korste ongeveer een half uur. Na het letterlijk uittypen van de interviews was er gemiddeld twaalf paginas per interview. De duur van de interviews werd met name bepaald door de mate waarin iemand ervaring had met islamitische radicalisering. Tijdens de

interviews bleek hoe meer iemand ervaring had met islamitische radicalisering en met gezinnen, hoe meer deze respondent daar over kon vertellen. Onderhevig onderzoek is gebaat bij voorbeelden uit de praktijk waaruit opvoedingsonzekerheid naar voren komt, deze praktijk voorbeelden kwamen vaker voor bij respondenten die meer ervaring hadden dan bij respondenten die minder ervaring hadden.

Nadat de interviews waren verwerkt en geanalyseerd heeft er eind mei 2019 nog één interview plaatsgevonden als member-check ter controle van de uitgewerkte data.

1.4 Conclusie

In dit hoofstuk stond het ontwerp van het onderzoek centraal. De afgelopen jaren zijn er veel onderzoeken geweest die getracht hebben om het islamitische radicaliseringsproces te verklaren. In de literatuur die zich bezighoudt met radicaliseringsprocessen wordt echter geen rekening gehouden met opvoedingsonzekerheid. Dit is een vacuüm omdat juist opvoedingsonzekerheid het islamitische radicaliseringsproces kan benaderen vanuit het pedagogische perspectief. In combinatie met de sociale leertheorie kan radicalisering benaderd worden vanuit de context van de persoon en het aanleren van gedrag.

Het doel van het onderzoek is om een bijdrage te leveren voor het verder ontwikkelen van de sociale leertheorie als verklaringsmodel voor islamitische radicalisering, maar ook om een bijdrage te kunnen leveren in de preventie van islamitische radicalisering in het veldwerk.

Uit dit doel vloeit de hoofdvraag voort: “In hoeverre houdt de sociale leertheorie rekening met opvoedingsonzekerheid bij niet-westerse moslimouders als mogelijke factor voor het ontstaan van het islamitische radicaliseringsproces bij moslimjongeren?”

(20)

Het onderliggende onderzoek is een kwalitatief onderzoek, waarbij er in de interviews ruimte is voor het doorvragen. Deze semi-gestructureerde interviews beoogde inzicht te geven in de ervaringen in het werk van jongerenwerkers met moslimgezinnen en

moslimjongeren die mogelijk radicaliseerden. In totaal zijn er acht respondenten

geïnterviewd binnen de gemeente Apeldoorn, waarvan de voorwaarde was dat zij ervaring hadden met islamitische radicalisering. Om aan de respondenten te komen is er gebruik gemaakt van de ‘sneeuwbal’-methode.

De uitkomsten van het onderzoek kunnen niet zonder meer gegeneraliseerd worden voor heel de gemeente Apeldoorn, omdat het een zeer kleinschalig onderzoek betreft. Om de validiteit van het onderzoek te vergroten is een logboek bijgehouden en hebben er elke twee weken gesprekken met de begeleider plaatsgevonden, waarbij er werd gereflecteerd op de methodologie van het onderzoek.

(21)

Hoofdstuk 2:

ISLAMITISCHE RADICALISERING

In dit hoofdstuk staat de vraag hoe het islamitische radicaliseringsproces tot stand komt centraal. Om dit duidelijk te krijgen wordt er als eerste een definitie van islamitische radicalisering beschreven (2.1). Vervolgens wordt de aandacht gelegd op wie er mogelijk vatbaar is voor dit proces en hoe dit proces er uit kan zien (2.2). Daarna komen verschillende voedingsbodems (2.3) en triggerfactoren voor islamitische radicalisering aan bod (2.4). Als laatste zal vervolgens het staircasemodel van Fathali Moghaddam aan bod komen die het radicaliseringsproces beschrijft (2.5). Het hoofdstuk wordt afgesloten met een conclusie.

2.1 Islamitische radicalisering

Tegenwoordig wordt er bij het woord radicalisering met name aan islamitische radicalisering gedacht. Sinds de aanslagen in 2001 en 2011 is hier veel aandacht voor gekomen. Toch is het ook belangrijk om te realiseren dat radicalisering niet exclusief te verbinden is aan één etnische, culturele of religieuze groep37. Er zijn vele definities van radicalisering in omloop. In dit onderzoek wordt er gekozen voor de definitie van de Algemene Inlichtingen en

Veiligheidsdienst (AIVD). Hier is voor gekozen omdat deze definitie aangeeft dat het bij radicalisering om een proces gaat en dat er vaak een bepaalde ideologie bij komt kijken. Het is niet enkel het ervaren van onvrede in de maatschappij, maar daarbij ook de bereidheid van een persoon om de samenleving op een drastische manier te willen veranderen ten goede van hun eigen ideologie38.

De definitie ziet er als volgt uit: “het (actief) nastreven en/of ondersteunen van diep ingrijpende veranderingen in de samenleving, die een gevaar kunnen opleveren voor (het voortbestaan van) de democratische orde (doel), eventueel met het hanteren van

ondemocratische methodes (middel), die afbreuk kunnen doen aan het functioneren van de democratische rechtsorde (effect)39.”

Kort gezegd is islamitische radicalisering het nastreven van veranderingen in de samenleving aan de hand van het islamitische geloof. Binnen deze ideologie is er echter veel

verscheidenheid waardoor niet gesproken kan worden over dé islam. Grofweg zijn er binnen de islam twee stromingen te onderscheiden: de soennieten en de sjiieten. Binnen deze twee stromingen zijn er nog vele stromingen. Het salafisme is een fundamentalistische stroming binnen de soennitische islam40. Het salafisme wordt gezien als een utopische beweging waarbij geprobeerd wordt hun leven en de samenleving naar de Koran aan te passen41. Deze fundamentalistische stroming is onder te verdelen in drie bewegingen, namelijk: de

quïetisten, politieke salafi’s en salafi-jihadi’s42. De onderlinge verschillen binnen het

salafisme zijn te onderscheiden in de mate van politieke betrokkenheid en het toestaan van geweld43. Deze drie vormen zijn hieronder schematisch weergegeven aan de hand van het boek van De Koning:

37 Marieke Slootman and Jean Tillie, “Processen van radicalisering. Waarom sommige Amsterdamse moslim radicaal worden,” (PhD diss., Universiteit van Amsterdam), 10.

38 Gielen, Radicalisering en identiteit, 14.

39 AIVD, “Extremisme.”

40 Martijn de Koning, Joas Wagemaker and Carmen Becker, Salafisme (Almere: Uitgerij Parthenon, 2014), 43.

41 De Koning, Wagemaker and Becker, Salafisme, 26.

42 De Koning, Wagemaker and Becker, Salafisme, 26.

43 Gielen, Radicalisering en identiteit, 14.

(22)

Quietisten Politieke salafi’s Salafi-jihadi Politieke betrokkenheid Nee Ja, om een islamitische

samenleving te verwezenlijken

Ja

Leven volgens de Koran,

Soenna en de Hadith Strikt Strikt Strikt

Mate van toestaan geweld

Niet toegestaan Nee, tenzij uit verdediging

Toegestaan

Tabel 1. Vergelijking salafistische stromingen44.

2.2 Vatbaarheid voor islamitische radicalisering

In Nederland zijn met name niet-westerse migranten islamitisch. Ruim driekwart van de niet-westerse migranten is religieus, waarvan 41% islamitisch is45. Echter, enkel het hebben van een religie maakt niet dat iemand radicaal wordt. Hier komen ook diverse

voedingsbodems bij kijken. Met name migrantenjongeren met een islamitische achtergrond zijn ontvankelijker voor islamitische radicalisering46. Dit is grotendeels te verklaren doordat Nederland een land is dat geworteld is in de Joods-christelijke traditie en het islamitische geloof meegenomen is door migranten. Daar komt bij dat met name jongeren tussen de 15 en 30 jaar ontvankelijker zijn voor het radicaliseringsproces47. In deze leeftijd zitten zij nog in een ontwikkelingsfase. Een kenmerk van deze fase is dat zij vaak meer moeite hebben om met negatieve gevoelens om te gaan en sterker ‘zwart-wit’ denken. Daarnaast zijn zij

gevoeliger voor identiteitsdruk en zijn zij op zoek naar een eigen identiteit48. In de puberteit zetten jongeren zich vaak ook af tegen hun ouders en de heersende maatschappij. Dat is ook niet ongebruikelijk en hoort dus ook deels bij de leeftijd. Echter kunnen radicale ideeën aantrekkelijk zijn voor jongeren die zich vreemd voelen in de samenleving waar zij in leven.

Radicale ideeën die zich afzetten tegen de maatschappij kunnen daarbij aantrekkelijk zijn49. Gedrag wat hoort bij het puberzijn kan daardoor scherpe trekken aannemen50.

Deze twee aspecten samen lijken te verklaren waarom met name jongeren met een migratieachtergrond ontvankelijker zijn voor islamitische radicalisering.

2.3 Voedingsbodems

Voor het radicaliseringsproces is er niet één enkele oorzaak aan te wijzen. Er zijn bepaalde omstandigheden die als voedingsbodem gezien worden. Het Kennisplatform Integratie en Samenleving (KIS) heeft een aantal voedingsbodems beschreven die kunnen bijdragen aan het ontstaan van het radicaliseringsproces. KIS geeft aan dat de sociaaleconomische status,

44 De Koning, Wagemaker and Becker, Salafisme, 55-56.

45 Henk Schmeets, “Wie is er religieus en wie niet?” Centraal Bureau voor de Statistieken, oktober, 2018, https://www.cbs.nl/nl-nl/achtergrond/2018/43/wie-is-religieus-en-wie-niet-.

46 Silke Renty, “Radicalisering,” Expertisecentrum Opvoedingsondersteuning, april, 2015, https://www.expoo.be/sites/default/files/atoms/files/dossier_radicalisering_-_expoo.pdf.

47 “Radicalisering,” Polderislam.nl, geraadpleegd op april 15, 2019, https://www.polderislam.nl/achtergronden/beleid-ten- aanzien-van-de-islam-in-nederpand/radicalisering.

48 “Triggerfactoren in het radicaliseringsproces,” Expertise-unit Sociale Stabiliteit, geraadpleegd april 20, 2019, https://www.socialestabiliteit.nl/triggerfactoren.

49 “Factoren bij radicalisering,” Nederlands Jeugd Instituut, geraadpleegd op augustus 31, 2021, https://www.nji.nl/radicalisering/factoren.

50 Trees Pels and Doret de Ruyter, “De relatie tussen opvoeding, socialisatie, ontwikkeling en radicalisering: overzicht van hiaten in de beschikbare kennis,” Pedagogiek, 2011,

https://www.ingentaconnect.com/content/aup/pedagog/2011/00000031/00000002/art00001?crawler=true.

(23)

werkloosheid, discriminatie, mate van orthodoxie en onrechtvaardigheid een voedingsbodem voor islamitische radicalisering kan zijn51. Hieronder worden de verschillende voedingsbodems beschreven, in willekeurig volgorde en niet in mate van belangrijkheid.

De eerste voedingsbodem volgens het KIS is werkloosheid. Migranten zijn, vergeleken met autochtone Nederlanders, vaak lager opgeleid. Zij hebben minder vaak een betaalde baan en leven vaker van een bijstandsuitkering. Daarnaast hebben gemiddeld genomen vaker werk op een lager niveau. Met name dit laatste maakt dat ze kwetsbaarder zijn bij economische crisissen. In 2013 was 7% van de autochtone Nederlanders werkloos, terwijl dat bij niet- westerse migranten maar liefst 19% was52.

Een andere voedingsbodem die beschreven wordt is de sociaaleconomische status. Dit heeft een grote samenhang met de werkloosheid. De afgelopen jaren, en nu ook door de

Coronacrisis, is de kans dat migrantenkinderen in armoede opgroeien wederom gestegen53. Voor kinderen heeft het opgroeien in armoede verschillende gevolgen voor hun

ontwikkeling. Allereerst is gebleken dat er een grotere kans is dat zij worden buitengesloten door leeftijdsgenoten. Daarnaast zorgt de financiële onzekerheid van ouders dat zij vaak stress en spanningen voelen en dit kan worden overgedragen op de kinderen. Hier komt nog bij dat zij door deze stress vaak minder goed zicht hebben op de signalen die kinderen geven en reageren ze vaker minder adequaat op deze signalen54. Gemiddeld gezien hebben

migranten in Nederland een lagere sociaaleconomische status55. Veel moslims in westerse landen hebben het gevoel dat zij minder kansen hebben in de samenleving vergeleken met niet-moslims. Dit gevoel van achterstelling kan de afkeer tegen het westen vergroten en vergroot daarmee ook de kans op radicalisering, aldus het KIS56.

In eerdere onderzoeken werd de sociaaleconomische positie als een zeer belangrijke factor gezien voor het radicaliseringsproces. Tegenwoordig wordt dit standpunt minder vaak ingenomen, maar wordt het nog wel gezien als een belangrijke voedingsbodem. Deze verandering is met name te wijten aan het onderzoek van Alan B. Krueger (professor economie en public affairs) en Jitka Maleckova (professor bij het instituut voor Midden- Oosten en Afrikaanse studies)57. Zij hebben een steekproef gedaan onder 129 landen. Aan de hand daarvan kon worden vastgesteld dat een gebrek aan burgerlijke vrijheden samen ging met een hogere bereidheid tot het participeren in terrorisme en dat daarbij het

51 “Welke voedingsbodems dragen bij aan radicalisering?,” Vragen en antwoorden, Kennisplatform Integratie en

Samenleving, laatst bewerkt april 10, 2015, https://www.kis.nl/vraag-en-antwoord/welke-voedingsbodems-dragen-bij-aan- radicalisering.

52 Bucx and de Roos, “Opvoeden in niet-westerse migrantengezinnen,” 34.

53 Nederlandse Omroep Stichting, “Door corona meer kinderen in armoede,” Nederlandse Omroep Stichting, juni 27, 2020, https://nos.nl/artikel/2338690-door-corona-meer-kinderen-in-armoede-het-is-veel-meer-dan-weinig-geld-hebben;

Maaike Bezemer, “Jeugdzorg mist veel migrantenkinderen,” Trouw, juli 5, 2017, https://www.trouw.nl/nieuws/jeugdzorg- mist-veel-migrantenkinderen~b148219e/.

54 Bucx and de Roos, “Opvoeden in niet-westerse migrantengezinnen,” 11.

55 “Sociaaleconomische positie,” Centraal Bureau voor de Statistieken, laatst bewerkt november 21, 2018, https://www.cbs.nl/nl-nl/achtergrond/2018/47/sociaaleconomische-positie.

56 KIS, “voedingsbodems.”

57 Alan B. Krueger and Jitka Maleckova,: Education, poverty and terrorism: is there a causal connection?” Journal of economic persepectives 14, no. 4 (2003): 119-144.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De AFM heeft van Geldlenen een productieoverzicht ontvangen over de periode 1 januari 2011 tot en met 5 april 2012, waarin onder meer op klantniveau (kredietcontract) is

De bevinding dat op hoge leeftijd vrouwen gemiddeld een betere cognitie hebben dan mannen, is bij de meeste mannen nog niet bekend (dit proefschrift)1. Een laag HDL-cholesterol is

1.3 Het inkoopkader beschrijft hoe de zorg georganiseerd is en wie welke verantwoordelijkheid heeft Het inkoopkader besteedt daarom onder meer aandacht aan de toegangspoort,

Zoals verwacht, hadden respondenten die ervaring hadden met gewaarschuwd worden en zelf waarschuwen, een positievere attitude, een hogere zelfeffectiviteit en een grotere intentie

Door indiening van de zienswijze op de begroting maken wij duidelijk dat het naar ons oordeel prematuur is nu een begroting vast te stellen terwijl de basale uitgangspunten voor

Het algemeen bestuur van het Natuur- en Recreatieschap IJsselmonde van deze zienswijze in kennis te stellen door verzending van bijgevoegde brief met kenmerk 1222398. Aldus besloten

dat de kloof tussen leer en prak- tijk niet zozeer te wijten is aan een slecht begrip van de leer dan aan het niet aangepast zijn aan onze tijdX. Dat we de kerkelijke

In onderdeel b wordt “afzender” vervangen door ”verzender” en wordt “op de afzonderlijke adressen te laten bezorgen” vervangen door “op de afzonderlijke adressen of in andere