• No results found

Bekostigingsregeling regionale dienstencentra 1998

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bekostigingsregeling regionale dienstencentra 1998"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

OCenW-Regelingen

Bekostigingsregeling regionale dienstencentra 1998

Bestemd voor:

c scholen voor voortgezet onderwijs;

c scholen en instellingen voor speciaal onderwijs;

c regionale dienstencentra .

Algemeen verbindend voorschrift

Datum: 12maart 1998 Kenmerk:VO/BOB-1998/6535

Datum inwerkingtreding:zie artikel 16 Geldigheidsduur beleidsregel:n.v.t.

Juridische grondslag:artikel 75c van de WVO Relatie tot eerdere mededelingen:hangt samen met OCenW-Regeling BVE/B-96018162 van 2 juli 1996 (Gele katern 1996, 18a)

Informatie verkrijgbaar bij:

CFI/ICO/VO, 079-3232.444

De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen;

Handelende in overeenstemming met de minister van landbouw, natuurbeheer en visserij;

Gelet op artikel 75c van de Wet op het voortgezet onder- wijs;

Besluit:

 Artikel 1.

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

de minister van onderwijs, cultuur en wetenschap- pen;

b. onderwijsinstelling:

een school voor voortgezet onderwijs voor zover op basis van de Wet op het voortgezet onderwijs bekos- tigd, een school of instelling waaraan voortgezet spe- ciaal onderwijs wordt verzorgd, bekos tigd op basis van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs;

c. regionaal dienstencentrum:

een stichting die blijkens haar statuten tot taak heeft het geven van studie- en beroepskeuzevoor lichting en die in 1997 bekostiging ontving op grond van de Subsidieregeling regionale diensten centra 1997;

d. landelijk dienstverlenend centrum:

het landelijk expertisecentrum voor loopbaan- vraagstukken te Leeuwarden;

e. studie- en beroepskeuzevoorlichting:

dienstverlening met het doel verantwoorde besluit- vorming van jongeren te bevorderen met betrekking tot de keuze van een opleiding of studie, de voorbe- reiding daarop, alsmede de voor een beroep en de verdere ontwikkeling in een gekozen beroep beno- digde opleiding en scholing;

f. inspectie van het onderwijs:

de inspectie, bedoeld in artikel 113 van de Wet op het voortgezet onderwijs en in artikel 5 van de Interim- wet op het speciaal onderwijs en het voortgezet spe- ciaal onderwijs;

g. leerling:

degene die is ingeschreven aan een onderwijs- instelling.

 Artikel 2.

Regionaal dienstencentrum

Een regionaal dienstencentrum heeft aanspraak op het in de bijlage, behorende bij deze regeling, voor het betref- fende regionale dienstencentrum genoemde bedrag.

 Artikel 3.

Taken regionaal dienstencentrum

1. Een regionaal dienstencentrum heeft een informatie- verstrekkende en een inhoudelijk innovatieve taak op het gebied van studie- en beroepskeuzevoorlich- ting.

2. De informatie-verstrekkende taak bestaat uit:

a. het verstrekken van informatie over opleidingen in het algemeen en informatie over de beroeps- begeleidende leerweg van het beroepsonderwijs in het bijzonder;

b. het verstrekken van informatie over beroepen;

(2)

c. het verstrekken van informatie over de arbeids- markt.

3. Bij de in het tweede lid bedoelde taken wordt reke- ning gehouden met doelgroepspecifieke kenmerken van de leerlingen.

4. De inhoudelijke innovatieve taak richt zich op activi- teiten en initiatieven die in aanvulling op de activitei- ten van de onderwijsinstellingen zelf bijdragen aan de totstandkoming van een kwalita tief goed aanbod voor studie- en beroepskeuzevoorlichting. Deze activi- teiten mogen niet in strijd zijn met de activiteiten van de landelijke onderwijsondersteunende instellin- gen en het landelijk dienstverlenend centrum.

5. Een regionaal dienstencentrum kan werkzaamheden verrichten ten behoeve van derden, voor zover deze werkzaamheden de uitvoering van de taken beschre- ven in het tweede en vierde lid niet schaden.

 Artikel 4.

Bestuur

Het bestuur van een regionaal dienstencentrum bestaat uit onafhankelijke deskundigen uit het bedrijfsleven en het onderwijsveld. Deze leden worden voorgedragen door respectievelijk de Stichting van de Arbeid en organisaties uit het onderwijsveld.

 Artikel 5.

Betaalbaarstelling bekostiging

Het bedrag, bedoeld in artikel 2, wordt in twee delen betaalbaar gesteld: maart 1998 7/12-deel en september 1998 5/12-deel.

 Artikel 6.

Jaarrekening

1. Als boekjaar voor het regionaal dienstencentrum geldt het kalenderjaar.

2. Uiterlijk 30 juni 1999 dient het regionaal diensten- centrum bij de minister een jaarrekening over het jaar 1998 in. Uit de jaarrekening en de daarbij gevoegde accountantsverklaring blijkt dat sprake is van een behoorlijke uitvoering van de werkzaamhe- den waarvoor de bekostiging is verstrekt alsmede van een rechtmatige aanwending van de bekostiging.

 Artikel 7.

Jaarverslag

1. Het bevoegd gezag stelt uiterlijk 30 juni 1999 een jaarverslag over het jaar 1998 vast en zendt dit onmiddellijk na vaststelling aan de inspectie.

2. Het jaarverslag bevat in ieder geval een overzicht van de werkzaamheden waarvoor bekostiging is verstrekt en van de daarmee bereikte resultaten.

 Artikel 8.

Administratie

1. Het regionale dienstencentrum draagt zorg voor een deskundig beheer van de administratie.

2. Het regionaal dienstencentrum is verplicht tot een rechtmatige besteding van de toegekende middelen.

3. De administratie en de daarbij behorende stukken worden tenminste vijf jaar bewaard.

 Artikel 9.

Begroting

Een regionaal dienstencentrum stelt over het kalender- jaar 1998 een begroting op.

 Artikel 10.

Toezicht op de regionale dienstencentra

1. De inspectie van het onderwijs oefent toezicht uit op de regionale dienstencentra.

2. Het regionaal dienstencentrum verstrekt de minister en door hem aangewezen personen de gevraagde inlichtingen.

3. Het regionaal dienstencentrum draagt er zorg voor dat de minister en door hem aangewezen personen volledige inzage hebben in de boeken en bescheiden.

4. Het regionaal dienstencentrum verleent de in het eerste en tweede lid bedoelde personen toegang tot de door het regionaal dienstencentrum gebruikte plaatsen.

 Artikel 11.

Beëindiging activiteiten

1. Bij de beëindiging van de activiteiten is een regionaal dienstencentrum verplicht een door de minister vast te stellen vergoeding aan het Rijk te betalen in ver- band met vergroting van het vermogen van een regio- naal dienstencentrum door bekostiging, tenzij het regionaal dienstencen trum aantoont dat de bekosti- ging niet heeft geleid tot vergroting van het vermo- gen.

2. Indien een regionaal dienstencentrum de activiteiten waarvoor de bekostiging is verleend, beëin digt binnen de periode waarvoor deze is verleend, dan wel indien de bekostiging uit ’s Rijks kas wordt beëin- digd, is artikel 101 van de Wet op het voortgezet onderwijs van overeenkomstige toepassing.

 Artikel 12.

Surséance van betaling en faillietverklaring 1. Indien op aanvraag surséance van betaling van een

regionaal dienstencentrum voorlopig is verleend, dan wel een verzoek tot faillietverklaring van een regio- naal dienstencentrum is gedaan wordt de betaling van de bekostiging onmiddellijk gestaakt.

2. De bekostiging wordt slechts voortgezet, indien naar het oordeel van de minister, de bewindvoer der gehoord, de opheffing van de surséance van betaling

Bekostigingsregeling regionale dienstencentra 1998

(3)

kan worden verwacht; in dat geval wordt de bekosti- ging op grond van deze regeling vastgesteld aan de hand van de laatste door het regio naal dienstencen- trum verrichte werkzaamheden, uiterlijk tot de datum waarop de surséance van betaling voorlopig is verleend.

3. Vanaf de datum waarop het verzoek, bedoeld in het eerste lid, bij de rechtbank wordt ingediend, wordt de bekostiging op grond van deze regeling vastge- steld aan de hand van de laatstelijk door het regio- naal dienstencentrum uiterlijk tot deze datum ver- richte werkzaamheden.

 Artikel 13.

Terugvordering van bekostiging

1. De bekostiging kan geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd indien de aanvrager onjuiste of voor de beoordeling van de doelstelling van de regeling onvolledige gegevens heeft verstrekt.

2. Bij beëindiging van de activiteiten van een regionaal dienstencentrum anders dan in het geval van faillisse- ment of surséance wordt de bekostiging teruggevor- derd naar rato van het aantal maanden resterend na beëindiging van de activiteiten.

 Artikel 14.

Aanvraag nieuw te vormen regionaal dienstencen- trum

1. Indien een regionaal dienstencentrum dat op grond van de Subsidieregeling regionaal diensten centrum 1997bekostiging ontving, de activiteiten beëindigt, kunnen deze activiteiten worden overgedragen aan een stichting die blijkens haar statuten tot taak heeft het geven van studie- en beroepskeuzevoorlichting.

De stichting dient een aanvraag voor bekostiging in bij de minister.

2. In de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, toont de stichting naar het oordeel van de minister genoeg- zaam aan dat wordt voldaan aan de artikelen 3 en 4 van deze regeling.

3. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, omvat in ieder geval:

a. een werkplan;

b. adres en brinnummer van het regionaal diensten- centrum;

c. een afschrift van de statuten dan wel de regle- menten van de ontvanger van de bekostiging zoals deze laatstelijk zijn vastgesteld of gewijzigd en,

d. een recente jaarrekening dan wel overzicht van de financiële situatie van de ontvanger van de bekostiging en van instellingen waarmee de ont- vanger van de bekostiging een organisatorische of financiële band heeft.

 Artikel 15.

Bekendmaking

Deze regeling zal met de toelichting in Uitleg OCenW- Regelingen worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

 Artikel 16.

Inwerkingtreding en geldigheidsduur

Deze regeling treedt in werking met ingang van de derde dag na datum van uitgifte van Uitleg OCenW-Regelingen, waarin deze is geplaatst. Deze regeling werkt terug tot 1januari 1998 en vervalt met ingang van 1 januari 1999, met uitzondering van de artikelen 6 en 7, die vervallen met ingang van 1 augustus 1999.

 Artikel 17.

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Bekostigingsregeling regionale dienstencentra 1998.

De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen, dr. ir. J.M.M. Ritzen

Toelichting

Algemeen

Om scholen in staat te stellen een eigen kwaliteitsbeleid te voeren en in dat kader ook zelf te bepalenwelke dienst- verlening zij willen inkopen voor de studie- en

beroepskeuzebegeleiding van hun leerlingen is met de Subsidieregeling regionale dienstencentra 1997 (kenmerk BVE/B-96018162 gepubliceerd in Uitleg OCenW-

Regelingen nr. 18a van 10 juli 1996) een begin gemaakt met de invoering van een vraaggestuurde bekostiging van studie- en beroepskeuzevoorlichting. In de nu voorlig- gende regeling voor het kalenderjaar 1998 wordt dit beleid voortgezet.

Voor de instellingen voor beroepsonderwijs en volwasse- neneducatie is de volledig vraaggestuurde bekostiging ingevoerd per 1 januari 1998.

Voor scholen voor voortgezet onderwijs en scholen en afdelingen voor voortgezet speciaal onderwijs zal de vol- ledig vraaggestuurde bekostiging ingaan per 1augustus 2000. Tot die datum wordt 70% van het landelijk beschik- bare budget voor studie- en beroepskeuzevoorlichting voor de v(s)o-sector, onder tijdelijke oormerking, toege- voegd aan de lump-sum van de scholen. In afzonderlijke regelingen voor de scholen voor voortgezet (speciaal) onderwijs is de tijdelijke oormerking van dit budget toe- gelicht (zie Uitleg 6A, 25 maart 1997 en Uitleg 26, 5 november 1997).

Bekostigingsregeling regionale dienstencentra 1998

(4)

Tot 1 augustus 2000 zal de overige 30% van het budget voor studie- en beroepskeuzevoorlichting voor de v(s)o- sector nog rechtstreeks naar de regionale dienstencentra gaan voor het uitvoeren van taken zoals beschreven in artikel 3 van deze regeling.

Het betreft de volgende twee taken.

1. De eerste taak richt zich op de informatieverstrek- king. De taak van informatieverstrekking is van belang voor het bereiken van een goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt.

Hierbij wordt gedacht aan informatie over het opleidingsaanbod na het voortgezet (speciaal) onder- wijs, met bijzondere aandacht voor de beroeps- begeleidende leerweg en de mogelijkheden op de arbeidsmarkt.

2. De tweede taak is gericht op inhoudelijke vernieu- wingen. De regionale dienstencentra kunnen samen met onderwijsinstellingen en bedrijven initiatieven en activiteiten ontwikkelen gericht op het totstand- komen van een kwalitatief goed aanbod voor studie- en beroepskeuzevoorlichting.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Onderdeel b

De reikwijdte van deze regeling strekt zich uit tot het voortgezet onderwijs en het voortgezet speciaal onder- wijs.

Onderdeel c

De naam ’regionaal dienstencentrum’ is niet verplichtend voorgeschreven aan de krachtens deze regeling bekos- tigde instellingen. De instellingen zijn vrij om op grond van regionale overwegingen zelf een andere naam te kiezen. Om redenen van continuïteit is er voor gekozen om te blijven spreken van regionaal dienstencentrum.

Onderdeel e

In deze regeling is het begrip studie- en beroepskeuze- voorlichting ontleend aan de beleidsbrief ’Studie- en beroepskeuzevoorlichting op scholen’ van 10 september 1991(kenmerk VO/BVE/AE/0-91068-168). Hierin is het begrip studie- en beroepskeuzevoorlichting gedefinieerd als ’Dienstverlening met het doel een verantwoorde besluitvorming te bevorderen met betrekking tot de keuze van een opleiding, studie of beroep, de voorberei- ding daarop, de verdere ontwikkeling in een gekozen beroep, alsmede de voor een beroep en de verdere ont- wikkeling in een gekozen beroep benodigde opleiding en scholing’. In deze omschrijving ligt de nadruk op voor- lichting en studiekeuze. Sinds het verschij nen van de beleidsbrief is duidelijk geworden dat voorlichting over studie- en beroep slechts een deel van de activiteiten omvat.

In de OCenW-brochure voor scholen voor voortgezet (spe- ciaal) onderwijs ’Niet voor de school, maar voor het leven leren wij’ (oktober 1996) is dit uiteengezet. Hierin wordt gesproken over loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB).

Kenmerken hiervan zijn:

c dat de school de leerling moet toerusten om ’onderne- mer van de eigen loopbaan’ te kunnen zijn (loopbaan- oriëntatie);

c dat de school de leerling via een geïntegreerde aanpak schoolbreed en schoollang moet begeleiden (begelei- ding);

c dat de school de loopbaanoriëntatie en -begeleiding van de leerling vanuit een drieledig toekomst perspec- tief (economische zelfstandigheid en verantwoordelijk- heid, zorg-zelfstandigheid en socialeparticipatie) vorm geeft.

Tegen deze achtergrond dienen de activiteiten gestalte te krijgen.

Artikel 2

Een regionaal dienstencentrum dat in 1997 op basis van de Subsidieregeling regionale dienstencentra 1997 aan- spraak kon maken op bekostiging, komt ook in 1998 met inachtneming van het gestelde in de onderhavige bekostigingsregeling in aanmerking voor bekostiging. In de bijlage zijn de bedragen voor de regionale diensten- centra opgenomen. Het gaat hier om 30 % van het budget dat voor de v(s)o-sector landelijk beschikbaar is voor studie- en beroepskeuzevoorlichting. Gezien de gewij- zigde systematiek in de bekostiging en het tijdelijke karakter ervan is er geen onderscheid gemaakt naar de verschillende schoolsoorten, maar is gekozen voor een totaal bedrag per regionaal dienstencentrum.

Artikel 3

Het budget dient te worden ingezet voor twee taken, te weten een informatieverstrekkende en een inhoudelijke innovatieve taak voor het voortgezet en het voortgezet speciaal onderwijs. De regionale dienstencentra hebben binnen deze twee taken volledige bestedingsvrijheid. De voorlichtende taak heeft onder andere betrekking op de beroepsbegeleidende leerweg. De inhoudelijke innova- tieve taak is gericht op activiteiten en initiatieven die bijdragen aan de totstandkoming van een goed aanbod voor studie- en beroepskeuzevoorlichting. Het dienen aanvullende activiteiten te zijn op de activitei ten van de onderwijsinstellingen. Teneinde een effectieve besteding van de middelen te bereiken mag er geen overlap ont- staan met de activiteiten van het landelijk dienstverle- nend centrum en de lande lijke onderwijs-

ondersteunende instellingen.

Teneinde het regionaal dienstencentrum in staat te stel- len zich een goede marktpositie te verwerven, is in het vijfde lid bepaald dat contractactiviteiten voor derden

Bekostigingsregeling regionale dienstencentra 1998

(5)

zijn toegestaan. Deze activiteiten zullen echter verenig- baar moeten zijn met de in deze bekostigingsregeling opgenomen taken.

Artikel 5

Dit artikel is van toepassing op de reeds bestaande regio- nale dienstencentra. Voor nieuw te vormen regionale dienstencentra zoals bedoeld in artikel 14 zal in de beschikking nader worden ingegaan op de betaalbaarstel- ling van de bekostiging.

Artikel 6, 7, 8 en 9

Het regionale dienstencentrum dient een jaarrekening en een jaarverslag in over de bekostigde activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

Het regionale dienstencentrum moet bij de verslagleg- ging aantonen dat de activiteiten hebben plaatsgevonden.

Aan de hand van het verslag van activiteiten wordt nage- gaan of en in hoeverre het regionale dienstencentrum de vereiste prestatie heeft geleverd. De jaarlijkse verslagleg- ging correspon deert met de jaarlijkse bekostigings- verlening.

Ten aanzien van de jaarrekening en het jaarverslag wordt van het regionaal dienstencentrum ver wacht dat inzicht wordt gegeven in het totaal aan budget en activiteiten dat besteed en uitgevoerd is door de regionale dienstencen- tra. Weliswaar worden de regionale dienstencentra niet meer volledig bekostigd, maar het bekostigde gedeelte dient afgewogen te kunnen worden tegen het totaal van activiteiten en budget van het regionale dienstencen- trum. Voor de administratie genoemd in artikel 8, derde lid, geldt een bewaartermijn van vijf jaar; deze hangt samen met bepalingen in de Algemene wet bestuurs- recht, op grond waarvan tot vijf jaar na vaststelling van de bekostiging in daarvoor in aanmerking komende gevallen terugvordering kan plaatsvinden. Het regionaal dienstencentrum dient de begroting en de jaarrekening in bij:

c het Agentschap Cfi,

afdeling FVE van het ministerie van onderwijs, cultuur en wetenschappen,

Postbus 606, 2700ML Zoetermeer.

Artikel 14

De activiteiten kunnen worden overgedragen aan een stichting indien een regionaal dienstencentrum dat op grond van de Subsidieregeling regionaal dienstencentrum 1997een bekostiging ontving de activiteiten beëindigt.

Deze stichting dient een aanvraag in bij:

c het Agentschap Cfi,

afdeling FVE van het ministerie van onderwijs, cultuur en wetenschappen,

Postbus 606, 2700ML Zoetermeer.

De aanvraag dient vergezeld te gaan van een begroting voor het jaar 1998. De termijn waar binnen de minister beslist is conform de Algemene Wet Bestuursrecht.

De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen, dr. ir. J.M.M. Ritzen

Bijlage

Regionale dienstencentra subsidiebedrag 1998

Groningen 565.049

Friesland 335.378

IJsselvecht 369.148

Twenthe 302.292

Arnhem 842.440

Zeist (incl. Leiden) 1.034.811

Amsterdam 1.178.936

Den Haag/Delft 410.075

Rotterdam 666.168

Drechtsteden 188.995

Tilburg (incl. Goes) 998.011

Eindhoven 334.694

Limburg 509.960

Totaal 7.735.957

Bekostigingsregeling regionale dienstencentra 1998

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wachten op wifi/back-up voltooid: telkens je foto’s maakt worden deze opgeslagen op je smartphone en de applicatie maar wil je deze ook raadplegen op je computer

De helft van het budget voor subsidies wordt gereserveerd voor subsidies, waarbij de activiteiten plaatsvinden in de eerste zes maanden van een kalenderjaar en de andere helft

Conform het gestelde in artikel 26 van de Gemeenschappelijke Regeling Regionaal Historisch Centrum Alkmaar, vastgesteld door het Algemeen Bestuur van het Regionaal Historisch

Indien hiervoor extra middelen nodig zijn, zal dit tijdig onder de aandacht van het bestuur en de deelnemende gemeenten gebracht worden.. Doorontwikkelingen

Namens het Dagelijks Bestuur van het Regionaal Historisch Centrum Alkmaar / Regionaal Archief (RHCA) bieden wij u conform artikelen 25 en 26 van de Gemeenschappelijke Regeling van

Een positieve zienswijze af te geven ten aanzien van de kadernota 2020 van de gemeenschappelijke regeling Regionaal Historisch Centrum Alkmaar onder de voorwaarde dat conform

Met de wijziging van de BBV-verslaggevingsvoorschriften zijn Gemeenschappelijke Regelingen als het RHCA m.i.v. 2018 verplicht in de programmabegroting een overzicht op te nemen

Een lid van het algemeen bestuur geeft aan de raad die dit lid heeft aangewezen de door één of meer leden van die raad gevraagde inlichtingen.. Een lid van het algemeen bestuur