• No results found

I N H O U DDe belangrijkste fiscale nieuwig-

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "I N H O U DDe belangrijkste fiscale nieuwig-"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

P 309340 Afgiftekantoor 9000 Gent X Tweewekelijks Verschijnt niet in juli

Eindejaarswetten

Zoals we gewoon zijn, verandert er met een nieuw jaar ook weer één en ander op fiscaal gebied. Heel wat wij- zigingen zijn (zoals we ook gewoon zijn) opgenomen in een aantal wetten die in de laatste weken van het voor- gaande jaar werden goedgekeurd.

Deze ‘eindejaarswetten’ zijn:

– de wet van 21 december 2009 houdende fiscale en diverse bepalingen (B.S. 31 december 2009);

– de wet van 22 december 2009 houdende fiscale en diverse bepalingen (B.S. 31 december 2009);

– de wet van 22 december 2009 houdende fiscale bepa- lingen (B.S. 31 december 2009);

– de programmawet van 23 december 2009 (B.S. 30 de- cember 2009);

– KB van 3 december 2009 (B.S. 10 december 2009).

In dit artikel bespreken wij thematisch de belangrijkste fiscale wijzigingen die door deze wetten zijn aangebracht, met vermelding van de gewijzigde wetsartikels, en de in- werkingtreding. Wijzigingen die normaal voor uw prak- tijk niet of minder van belang zijn (bv. steunmaatregelen voor de landbouw, wijzigingen inzake accijnzen, regels die slechts een verduidelijking of een beperkte aanpas- sing zijn van de bestaande wetteksten, …) komen niet aan bod.

Verder bespreken wij enkel de wijzigingen door deze ‘ein- dejaarswetten’, en dus niet de fiscale nieuwigheden die zijn ingevoerd door andere wetten, zoals bv. de nieuwe btw-regels voor diensten.

Autofiscaliteit

Aftrek van brandstofkosten

De brandstofkosten van personenauto’s, auto’s voor dub- bel gebruik en minibussen (in de rest van dit artikel samengevat als ‘personenauto’s’) waren tot nu toe vol- ledig aftrekbaar, zowel voor eenmanszaken als voor ven- nootschappen. Voortaan is de aftrek van brandstofkosten beperkt tot 75 %. Dit geldt ongeacht het soort brandstof (benzine, diesel, lpg, …).

Aan andere uitzonderingen op de beperkte aftrek van au- tokosten, zowel qua soort voertuigen (bv. bestelwagens,

‘echte’ lichte vrachtwagens, …) als qua soort kosten (bv.

financieringskosten, kosten van een gsm-carkit, …) wordt niet geraakt. Deze kosten blijven dus 100 % aftrekbaar.

Gewijzigde wetsartikels: art. 66, § 1, eerste lid WIB 1992;

art. 205, § 2, eerste lid, 6° WIB 1992.

Inwerkingtreding: kosten die zijn gedaan of gedragen vanaf 1 januari 2010.

Aftrek van andere autokosten in de vennootschaps- belasting

In de personenbelasting is de aftrek van de andere kosten van ‘personenauto’s’ dan brandstofkosten ook beperkt tot

I N H O U D

De belangrijkste fiscale nieuwig-

heden in de eindejaarswetten

van 2009 1

Faillissementsverzekering voor

zelfstandigen in moeilijkheden wordt verlengd en bijgestuurd 7

De belangrijkste fiscale nieuwigheden in de

eindejaarswetten van 2009

(2)

75 %. In de vennootschapsbelasting is sinds 1 april 2008 het aftrekbaar gedeelte van deze autokosten afhankelijk van de CO²-uitstoot van de auto.

Dit principe blijft, maar er is wat gesleuteld aan de af- trekpercentages en aan de CO²-grensbedragen. De an- dere autokosten dan brandstofkosten zijn in de vennoot- schapsbelasting voortaan als volgt aftrekbaar.

Benzine

CO² (gr/km) Aftrekbaar Diesel

CO² (gr/km)

< 60 100 % < 60

60 – 105 90 % 60 – 105

105 – 125 80 % 105 – 115

125 – 155 75 % 115 – 145

155 – 180 70 % 145 – 170

180 – 205 60 % 170 –195

> 205 50 % > 195

Verder zijn er nu ook autokosten die voor 120 % aftrek- baar zijn, nl. de kosten van auto’s die geen CO² uitstoten, lees: elektrische auto’s.

Gewijzigde wetsartikels: art. 198bis WIB 1992.

Inwerkingtreding: kosten die zijn gedaan of gedragen vanaf 1 januari 2010.

Nieuwe berekening voordeel van alle aard

U moet voortaan het voordeel van alle aard voor het gra- tis privégebruik van een auto op een andere manier bere- kenen. De privékilometers (5 000 of 7 500 km) moeten voortaan vermenigvuldigd worden met de CO²-uitstoot (in plaats van met een coëfficiënt volgens de fiscale pk van de auto), en dan nog met een coëfficiënt volgens de brandstof van de auto (diesel of benzine). Deze laatste coëfficiënt wordt jaarlijks gewijzigd. Voor het inkomsten- jaar 2010 is de coëfficiënt 0,0023 voor dieselauto’s en 0,0021 voor benzine-auto’s.

Voorbeeld: een werknemer wordt belast op een voordeel van alle aard van 5 000 km. De auto is een dieselauto met een CO²-uitstoot van 164 gr/km. Het voordeel van alle aard voor 2010 is gelijk aan 5 000 x 164 x 0,0023

= 1 886 euro. Stel dat deze auto 14 fiscale pk heeft, dan is het voordeel van alle aard voor 2010 lager dan het voordeel voor 2009. Voor 2009 bedroeg het voor- deel voor deze auto immers 5 000 x 0,4223 (coëffici- ent voor 14 fiscale pk) = 2 111,50 euro. Het voordeel zal echter niet altijd lager zijn dan vroeger. Wanneer de CO²-uitstoot van de auto (met eenzelfde fiscale pk) bv.

220 gr/km bedraagt, dan is het voordeel voor 2010 gelijk aan 2 530 euro, dus hoger dan voor 2009.

Gewijzigde wetsartikelen: art. 36 WIB 1992, art. 18, § 3, 9 KB/WIB 1992.

Inwerkingtreding: voordelen genoten vanaf 1 januari 2010.

Elektrische voertuigen

Er werden een aantal maatregelen ingevoerd die de aan- schaf van elektrische voertuigen moeten bevorderen.

Zowel in de personenbelasting als in de vennootschaps- belasting gelden de volgende fiscaal voordelige regels voor wie (beroepsmatig) investeert in oplaadstations voor elek- trische voertuigen, in 2010, 2011 of 2012:

– De oplaadstations kunnen (lineair) worden afgeschre- ven op twee jaar.

– Er is een verhoogde investeringsaftrek van 10 % bo- ven het basispercentage. In de veronderstelling dat voor het aanslagjaar 2011 hetzelfde basispercentage geldt als voor het aanslagjaar 2010, gaat het om een investeringsaftrek van 15,5 %.

De kosten van aanschaffing van een elektrische ‘personen- auto’ zelf en de andere kosten van een dergelijke auto, zijn in de personenbelasting slechts voor 75 % aftrekbaar.

De wet voorziet in de personenbelasting voor elektrische auto’s geen uitzondering op de algemene aftrekbeperking (er wordt wel een belastingvermindering ingevoerd voor de aanschaf van een elektrisch voertuig, zie verder). Enigs- zins vreemd is dat daarentegen in de vennootschapsbe- lasting de kosten van volledig elektrische ‘personenauto’s’

voortaan voor 120 % aftrekbaar zijn (zie hoger).

Tot slot zijn er belastingverminderingen in de personen- belasting voor de aanschaf van elektrische voertuigen en voor de installatie van een oplaadpunt.

De eerste belastingvermindering wordt verleend voor de uitgaven die werkelijk zijn betaald gedurende het belast- baar tijdperk met het oog op de verwerving in nieuwe staat van een ‘personenauto’, of een motorfiets, driewieler of vierwieler, zoals omschreven in de reglementering inza- ke inschrijving van motorvoertuigen, op voorwaarde dat:

– het voertuig uitsluitend wordt aangedreven door een elektrische motor;

– geschikt is voor het vervoer van ten minste twee per- sonen;

– voor de besturing ervan, het bezit van een Belgisch rijbewijs geldig voor voertuigen van categorie A of B of van een gelijkwaardig Europees of buitenlands rijbewijs vereist is.

De belastingvermindering is in principe gelijk aan 15 % van de aanschaffingswaarde met een maximum van 3 280 euro (geïndexeerd voor aanslagjaar 2011:

4 540 euro) in geval van aanschaffing van een vierwie- ler en 2 000 euro (geïndexeerd voor aanslagjaar 2011:

(3)

2 770 euro) in geval van aanschaffing van een motorfiets of een driewieler.

Gaat het om de aankoop van een ‘personenauto’ gedaan in de jaren 2010 tot 2012, dan is de belastingverminde- ring 30 % van de aanschaffingswaarde met een maximum van 6 500 euro (geïndexeerd voor aanslagjaar 2011:

8 990 euro). De keerzijde van deze verhoogde belasting- vermindering is dat voor elektrische ‘personenauto’s’ de rechtstreekse korting op de aankoopfactuur voor milieu- vriendelijke auto’s wordt afgeschaft. De belastingvermin- dering voor de aankoop van een volledig elektrische auto krijgt de belastingplichtige dus pas bij de afrekening van zijn aangifte.

De tweede belastingvermindering wordt verleend voor de uitgaven die werkelijk zijn betaald gedurende de belast- bare tijdperken 2010 tot 2012, met het oog op de instal- latie van een aan de buitenkant van een woning geplaatst oplaadpunt voor elektrische voertuigen.

De belastingvermindering is gelijk aan 40 % van de wer- kelijk gedane uitgaven, met een maximum van 180 euro (geïndexeerd voor aanslagjaar 2011: 250 euro). Deze be- lastingvermindering is niet van toepassing op uitgaven die in aanmerking zijn genomen als beroepskosten, recht geven op de investeringsaftrek of in aanmerking komen voor andere belastingverminderingen, bv. voor investe- ringen in beveiliging.

Gewijzigde wetsartikels: art. 631 WIB 1992 (versnelde afschrijving oplaadstations); art. 69 § 1, 2°, e WIB 1992 (verhoogde investeringsaftrek); art. 198bis WIB 1992 (120 % aftrek in de vennootschapsbelasting); art.14528 WIB 1992 (belastingverminderingen personenbelasting);

art. 147, § 6 van de programmawet van 27 april 2007 (geen korting op factuur voor elektrische auto’s).

Forfaitaire beroepskosten van bedrijfsleiders De forfaitaire beroepskosten van een bedrijfsleider bedra- gen sinds jaar en dag 5 % van de brutobezoldiging (na aftrek van de sociale bijdragen), met een maximum van (ongeïndexeerd) 2 589 euro (geïndexeerd voor aanslag- jaar 2010: 3 590 euro). Dit forfait wordt nu vermin- derd naar 3 % met een maximum van (ongeïndexeerd) 1 555,50 euro (geïndexeerd voor aanslagjaar 2011:

2 150 euro).

Gewijzigde wetsartikels: art. 51, tweede lid, 2° en derde lid WIB 1992.

Inwerkingtreding: aanslagjaar 2011.

Voordelen van alle aard verwarming en elektriciteit De forfaitaire waarde van het voordeel dat een bedrijfs- leider of een werknemer geniet wanneer zijn vennoot- schap resp. zijn werkgever hem gratis verwarming en elektriciteit ter beschikking stelt, wordt in twee stappen verhoogd.

Voor de voordelen genoten in 2009, aan te geven in de aangifte personenbelasting dit jaar, bedroeg het voordeel verwarming 1 180 euro (bedrijfsleiders) of 590 euro (werknemers) en het voordeel elektriciteit 590 euro (be- drijfsleiders) en 295 euro (werknemers).

Voor de voordelen genoten in 2010 bedraagt het voor- deel verwarming 1 480 euro (bedrijfsleiders) of 740 euro (werknemers) en het voordeel elektriciteit 740 euro (be- drijfsleiders) of 370 euro (werknemers).

Voor de voordelen genoten vanaf 1 januari 2011 bedraagt het voordeel verwarming 1 640 euro (bedrijfsleiders) of 820 euro (werknemers) en het voordeel elektriciteit 820 euro (bedrijfsleiders) of 410 euro (werknemers).

Gewijzigde wetsartikels: art. 18, § 3, 4 KB/WIB 1992.

Inwerkingtreding: voordelen genoten vanaf 1 januari 2010.

Maaltijdcheques, sport-en cultuurcheques, ecocheques

Maaltijdcheques

Maaltijdcheques worden door de fiscus al sinds lang be- schouwd als onbelastbaar bij de genieter, werknemers of eventueel ook bedrijfsleiders, wanneer de cheques aan be- paalde voorwaarden voldoen (nl. de voorwaarden die gel- den om de maaltijdcheques niet als loon te beschouwen voor de RSZ). De andere kant van de medaille is dat de kosten van de maaltijdcheques niet aftrekbaar zijn bij de- gene die ze toekent, de werkgever of de vennootschap, op (sinds 1 februari 2009) 1 euro per maaltijdcheque na.

Deze administratieve regeling wordt nu (eindelijk) in de wet ingeschreven, gedetailleerd, inclusief de voorwaarden waaraan de maaltijdcheques moeten voldoen om niet be- lastbaar te zijn voor de werknemer of bedrijfsleider.

Ook van ‘cultuurcheques’, ‘sportcheques’ en ‘ecocheques’

aanvaardt de fiscus dat ze onder bepaalde voorwaarden niet belastbaar zijn bij de genieter, en niet aftrekbaar voor de toekenner, en ook deze regeling is nu wettelijk vastgelegd.

Gewijzigde wetsartikels: art. 38, § 1, eerste lid, 25° WIB 1992;

art. 38, 1° WIB 1992; art. 53, 14° WIB 1992.

(4)

Inwerkingtreding: aanslagjaar 2010, maar de aftrekbaar- heid van 1 euro per maaltijdcheque heeft slechts uitwer- king vanaf 1 februari 2009.

Belastingvermindering voor energiebesparende investeringen

De belastingvermindering voor energiebesparende inves- teringen (ook wel gekend als de ‘energieaftrek’) heeft en- kele wijzigingen ondergaan.

Energiebesparende investeringen in minder dan vijf jaar oude woningen

Is de woning waarin de energiebesparende investeringen worden uitgevoerd nog geen vijf jaar ‘in gebruik geno- men’, dan is er voortaan enkel nog een belastingvermin- dering mogelijk voor investeringen in een zonneboiler, in zonnepanelen, en in andere uitrustingen voor geothermi- sche energieopwekking.

Voor de plaatsing van dubbel glas, de vervanging van een stookketel, de isolatie van het dak, … kunt u voor een woning die minder dan vijf jaar in gebruik is genomen voortaan dus geen belastingvermindering meer krijgen.

Gewijzigde wetsartikels: art. 14524, § 1, tweede lid, c WIB 1992.

Inwerkingtreding: uitgaven die werkelijk zijn betaald vanaf 1 januari 2010.

Geen verhoging meer voor zonneboilers

Tot nu toe werd het basisbedrag van de belastingverminde- ring (geïndexeerd voor het aanslagjaar 2010: 2 770 euro) verhoogd voor investeringen in zonne-energie (verhoging geïndexeerd voor het aanslagjaar 2010: 830 euro). Met investeringen in zonne-energie werden zowel zonneboi- lers (voor de verwarming van water met zonne-energie) als fotovoltaïsche zonnepanelen (voor de omzetting van zonne-energie in elekriciteit) bedoeld.

De verhoging wordt nu enkel nog behouden voor foto- voltaïsche zonnepanelen en afgeschaft voor zonneboilers.

Gewijzigde wetsartikels: art. 14524, § 1, vierde lid WIB 1992.

Inwerkingtreding: aanslagjaar 2012 (voor de installatie van een zonneboiler in de loop van dit jaar wordt de verhoging dus wel nog toegekend).

Omzetting in belastingkrediet

De belastingvermindering voor energiebesparende inves- teringen kan soms niet effectief worden toegepast omdat

de belastingplichtige onvoldoende belastbare inkomsten heeft.

Sinds 2009 wordt de vermindering dan omgezet in een terugbetaalbaar belastingkrediet, tenminste indien de be- lastingvermindering slaat op uitgaven voor de isolatie van daken, muren en vloeren, die werkelijk zijn betaald in 2009 en 2010.

Deze regeling wordt nu uitgebreid.

Ten eerste wordt voor isolatiewerken de omzetting in een belastingkrediet verlengd met twee jaar, dus geldt dit sys- teem nu voor uitgaven die werkelijk zijn betaald in de jaren 2009 tot 2012. Merk wel op dat voor de jaren 2011 en 2012 enkel de isolatie van daken recht geeft op de belastingvermindering en dus eventueel op een belas- tingkrediet. Voor de isolatie van muren en vloeren is er immers slechts een belastingvermindering voor uitgaven die werkelijk zijn betaald in 2009 en 2010.

Ten tweede wordt de omzetting in een belastingkrediet uitgebreid naar andere energiebesparende investeringen dan isolatiewerken, voor zover de uitgaven werkelijk zijn betaald in 2010 tot 2012, nl.:

– de vervanging van oude stookketels of voor het on- derhoud van een stookketel;

– de plaatsing van dubbel glas;

– de plaatsing van een warmteregeling van een installa- tie van centrale verwarming door middel van thermo- statische kranen of door een kamerthermostaat met tijdsinschakeling;

– een energie-audit van de woning.

Tot slot kan voortaan ook de overgedragen belastingver- mindering (een overdracht van ‘overschot’ naar de vol- gende drie jaren is mogelijk sinds de programmawet van 27 maart 2009) die niet volledig kan worden opgebruikt, omgezet worden in een belastingkrediet (voor zover die overgedragen belastingvermindering slaat op uitgaven die voor het belastingkrediet in aanmerking komen).

Gewijzigde wetsartikels: art. 156bis, eerste lid, WIB 1992.

Inwerkingtreding: uitgaven die betaald zijn vanaf 1 janu- ari 2009 (eerste en derde wijziging); uitgaven die betaald zijn vanaf 1 januari 2010 (tweede wijziging).

Lage energiewoning en nulenergiewoning

Voor zgn. passiefwoningen bestaat er een bijzondere be- lastingvermindering. Deze belastingvermindering wordt gedurende tien opeenvolgende jaren toegekend en be- draagt (ongeïndexeerd) 600 euro per jaar en per woning (geïndexeerd voor het aanslagjaar 2010: 830 euro).

(5)

Er wordt nu een gelijkaardige belastingvermindering in- gevoerd voor ‘lage energiewoningen’ en ‘nulenergiewonin- gen’. De wet geeft een precieze technische definitie van wat onder dergelijke woningen moet worden verstaan.

De belastingvermindering voor een ‘lage energiewoning’

bedraagt (ongeïndexeerd) 300 euro per jaar (geïndexeerd voor aanslagjaar 2011: 420 euro). De belastingvermin- dering voor een ‘nulenergiewoning’ bedraagt (ongeïn- dexeerd) 1 200 euro (geïndexeerd voor aanslagjaar 2011:

1 660 euro).

Gewijzigde wetsartikels: art. 14524, § 2 WIB 1992.

Inwerkingtreding: aanslagjaar 2011.

Andere belastingverminderingen en -aftrekken in de personenbelasting

Aftrek voor kinderopvang

Zoals bekend kunnen ouders de kosten voor de opvang van hun kinderen in aftrek brengen van hun belastbaar in- komen, voor zover de kinderen jonger zijn dan 12 jaar.

Deze leeftijdgrens is nu opgetrokken naar 18 jaar voor kinderen met een zware handicap. Een kind met een zware handicap is voor deze regeling een kind dat recht heeft op de verhoogde kinderbijslag op basis van bepaal- de (in de wet vermelde) criteria uit de sociale wetgeving.

Merk op dat dit een andere, strengere, definitie is dan degene die geldt om uit te maken of een kind dat ten laste is een handicap heeft, en dus als twee kinderen ten laste moet worden gerekend.

Gewijzigde wetsartikels: art. 113, § 1 WIB 1992.

Inwerkingtreding: uitgaven die zijn betaald vanaf 1 ja- nuari 2010.

Belastingvermindering voor partipatie in een ont- wikkelingsfonds

De in 2008 ingevoerde belastingvermindering voor de aandelen van een erkend ontwikkelingsfonds wordt voort- aan beperkt. De aftrek bedraagt voortaan ten hoogste (ongeïndexeerd) 210 euro (geïndexeerd voor aanslagjaar 2011: 290 euro).

Gewijzigde wetsartikels: art. 14532 WIB 1992.

Inwerkingtreding: vanaf 1 januari 2010 gestorte sommen.

Afzonderlijke aanslag voor sportbeoefenaars Enkele jaren geleden werd een nieuwe fiscale regeling ingevoerd voor sportbeoefenaars, scheidsrechters, trai- ners, … De beroepsinkomsten uit dergelijke activiteiten

worden gunstig belast, nl. afzonderlijk tegen 16,5 % voor

‘jonge’ sportbeoefenaars (tussen 16 en 26 jaar) en 33 % voor oudere sportbeoefenaars. Deze regeling wordt nu aangepast.

De voornaamste wijzigingen zijn:

– bedrijfsleidersbezoldigingen (voor sportbeoefenaars die hun activiteit in een eigen professionele vennoot- schap uitoefenen) zijn voortaan uitgesloten van de afzonderlijke taxatie;

– de afzonderlijke taxatie aan 33 % voor oudere sport- beoefenaars is voortaan, zoals de taxatie aan 16,5 % voor jonge sportbeoefenaars, beperkt tot een schijf van (ongeïndexeerd) 12 300 euro (geïndexeerd voor aanslagjaar 2011: 17 030 euro).

Gewijzigde wetsartikels: art. 171, 1°, i en art. 171, 4°, j WIB 1992.

Inwerkingtreding: inkomsten die vanaf 1 januari 2009 worden betaald of toegekend.

Aftrekposten en vrijstellingen in de vennootschapsbelasting

Participatievoorwaarde dbi-aftrek (1)

De zgn. ‘participatievoorwaarde’ voor de dbi-aftrek is ge- wijzigd. Eerder werd het minimale deelnemingspercen- tage al van 5 % naar 10 % gebracht, nu wordt ook de alternatieve grens in euro verhoogd van 1 200 000 euro naar 2 500 000 euro.

Gewijzigde wetsartikels: art. 202, § 2, eerste lid, 1°

WIB 1992.

Inwerkingtreding: inkomsten die vanaf 1 januari 2010 worden toegekend of betaalbaar gesteld.

Participatievoorwaarde dbi-aftrek (2)

De participatievoorwaarde geldt voortaan ook voor di- videnden ontvangen door banken, verzekeringsonderne- mingen en beursvennootschappen.

Gewijzigde wetsartikels: opheffing art. 202, § 2, 5e lid WIB 1992.

Inwerkingtreding: aanslagjaar 2010.

Overdraagbaarheid dbi-overschotten

Het Europese Hof van Justitie heeft verleden jaar in het zgn. Cobelfret-arrest geoordeeld dat de Belgische dbi- regeling strijdig is met de Europese regels voor zover de dbi-aftrek die in een bepaald boekjaar niet (volledig) kan worden toegepast niet kan worden overgedragen naar volgende boekjaren.

(6)

De wet is nu in overeenstemming gebracht met het Co- belfret-arrest. De dbi-aftrek voor dividenden van een in de EU gevestigde vennootschap die niet kunnen worden afgetrokken in een belastbaar tijdperk, mag naar volgen- de belastbaar tijdperken worden overgedragen.

Gewijzigde wetsartikels: art. 205, § 3 WIB 1992.

Inwerkingrtreding: 1 januari 2010.

Notionele interestaftrek

De notionele interestaftrek kan volgens het WIB 1992 ten hoogste 6,5 % bedragen (art. 205quater, § 5, eerste lid WIB 1992). Voor de aanslagjaren 2011 en 2012 wordt dat maximum verminderd naar 3,8 %. Dat is wel het basispercentage, voor kleine vennootschappen in de zin van artikel 15 W.Venn. is het maximum een half percent hoger, dus 4,3 %. Aangezien 3,8 % (of 4,3 %) een maximum is, kan de effectieve notionele interestaf- trek nog lager zijn, afhankelijk van de evolutie van de interestvoet op de 10-jarige OLO. Voor het aanslagjaar 2011 is dat echter niet meer mogelijk, en dus is 3,8 % (of 4,3 %) voor dat aanslagjaar ook het effectieve tarief van de notionele interestaftrek.

Gewijzigde wetsartikels: het artikel 205quater in het WIB 1992 wordt niet gewijzigd. De afwijking is terug te vinden in artikel 131 van de programmawet van 23 de- cember 2009.

Inwerkingtreding: van toepassing voor de aanslagjaren 2011 en 2012.

Tax-shelter voor investeringen in de audiovisuele sector

Er bestaat in de vennootschapsbelasting al enkele jaren een zgn. tax-shelter voor investeringen in de audiovisu- ele sector. Deze regeling wordt nu op een aantal punten aangepast. Een grondige bespreking daarvan valt buiten het bestek van dit artikel.

Gewijzigde wetsartikels: art. 194ter WIB 1992.

Inwerkingtreding: 1 januari 2010.

Kmo-definitie voor de vennootschapsbelasting Er bestaan verschillende definities van wat fiscaal gezien een kmo-vennootschap is. Eén van de definities is dat een kmo-vennootschap een vennootschap is die onderworpen is aan het verlaagd opklimmend tarief. Het Grondwettelijk Hof heeft enkele jaren geleden geoordeeld dat deze defini- tie discriminerend was als criterium voor de verplichting om proportioneel af te schrijven. De wetgever heeft toen voor de proportionele afschrijvingen de verwijzing naar

het verlaagd tarief vervangen door een verwijzing naar de criteria inzake omzet, balanstotaal en personeelsbestand die in het vennootschapsrecht gelden om te bepalen of een vennootschap ‘klein’ is (art. 15 W.Venn.).

Deze vennootschapsrechtelijke definitie van ‘kleine ven- nootschappen’, in plaats van een verwijzing naar het verlaagd tarief, wordt nu ook ingevoerd voor de inves- teringsreserve en voor de vrijstelling van vermeerdering wegens onvoldoende voorafbetalingen tijdens de eerste drie boekjaren na de oprichting.

Gewijzigde wetsartikels: art. 194quater, § 1 WIB 1992;

art. 218, § 2 WIB 1992.

Inwerkingtreding: aanslagjaar 2010 (dus reeds voor de eerstvolgende aangifte vennootschapsbelasting over het boekjaar 2009 !). Elke wijziging die vanaf 1 januari 2009 aan de datum van afsluiting van de jaarrekening wordt aangebracht, is zonder gevolg voor de toepassing van deze nieuwe regeling.

Bewijs en procedure

Meldingsplicht buitenlandse betalingen vennoot- schapsbelasting

Vennootschappen die in een belastbaar tijdperk voor ten minste 100 000 euro hebben betaald aan personen die gevestigd zijn in een belastingparadijs, moeten voortaan in een extra bijlage bij de aangifte vennootschapsbelas- ting deze betalingen vermelden.

Een belastingparadijs is een land dat ofwel volgens de OESO niet voldoet aan de standaard voor transparantie of informatie-uitwisseling, ofwel voorkomt op een lijst van Staten zonder belasting of met een nominaal tarief van de vennootschapsbelasting van minder dan 10 %.

Deze lijst moet nog worden opgesteld. Dit zal gebeuren bij een koninklijk besluit.

Geeft de vennootschap de betalingen niet aan, dan zijn die betalingen niet aftrekbaar als beroepskost. De beta- lingen die wel zijn aangegeven, zijn slechts aftrekbaar als beroepskost wanneer de vennootschap bewijst dat ze verricht zijn in het kader van werkelijke en oprechte ver- richtingen en met personen andere dan artificiële con- structies.

Gewijzigde wetsartikels: art. 198, eerste lid, 10°

WIB 1992; art. 307, § 1, 3e tot 6e lid.

Inwerkingtreding: aanslagjaar 2010 voor de betalingen vanaf 1 januari 2010.

(7)

Bewijskracht proces-verbaal

Een proces-verbaal dat wordt opgesteld door een contro- leur van de inkomstenbelastingen had tot nu toe geen bijzondere bewijskracht. Voortaan heeft zo’n proces-ver- baal bewijskracht tot bewijs van het tegendeel.

Gewijzigde wetsartikels: art. 340 WIB 1992.

Inwerkingtreding: 9 januari 2010 (de tiende dag na de publicatie in het Belgisch Staatsblad).

Subsidiaire aanslag

Wanneer een rechtbank een aanslag nietig verklaart om een andere reden dan verjaring, kan de fiscus een zgn.

‘subsidiaire aanslag’ vestigen.

Tot nu toe was hiervoor geen termijn voorzien. Nu staat er in de wet dat de fiscus voor die subsidiaire aanslag zes maanden heeft, te rekenen vanaf de inschrijving van de rechterlijke beslissing op de rol.

Gewijzigde wetsartikels: art. 356 WIB 1992.

Inwerkingtreding: onmiddellijk, ongeacht het aanslagjaar.

Interne gegevensuitwisseling bij de fiscus

Om de samenwerking tussen de verschillende fiscale ad- ministraties binnen de FOD Financiën te bevorderen, wordt in de verschillende fiscale wetboeken voorzien dat

elke belastingambtenaar voortaan alle gegevens waarover hij beschikt en die bijdragen tot de vestiging of de in- vordering van eender welke andere door de Staat geheven belasting moet doorgeven aan zijn bevoegde collega’s.

Gewijzigde wetsartikels: art. 335 WIB 1992, art. 93quater- decies WBTW; art. 211 Wetboek diverse rechten en tak- sen; art. 289 W.Reg.; art. 1041 W.Succ.; art. 210 AWDA.

Inwerkingtreding: 9 januari 2010 (de tiende dag na de publicatie in het Belgisch Staatsblad).

Btw op de verkoop van een nieuw gebouw met bijhorend terrein

Vanaf 2011 zal op de aankoop van een terrein btw moe- ten betaald worden in plaats van registratierechten, in- dien het gaat om een ‘bijhorend terrein’ bij een nieuw gebouw voor de btw. Een bijhorend terrein is een terrein waarvoor de toelating werd verkregen om er op te bou- wen en dat door éénzelfde persoon wordt overgedragen tegelijk met het gebouw waartoe het behoort.

Gewijzigde wetsartikels: art. 1, 8, 12, 16, 30, 36, § 1 en 44, § 3 WBTW.

Inwerkingtreding: 1 januari 2011. Bij KB kan de regering wel een vroegere datum van inwerkingtreding bepalen.

Felix VANdEN HEEdE Fiscaal jurist

Faillissementsverzekering voor zelfstandigen in moeilijkheden wordt verlengd en bijgestuurd

Zelfstandigen met financiële moeilijkheden kunnen tot en met 30 juni 2010 en voor maximum zes maanden een uitkering krijgen op basis van de faillissementsverzekering.

De voorwaarden die verbonden zijn aan deze crisispremie worden verduidelijkt en aangepast (KB van 14 december, B.S. 7 januari 2010).

Faillissementsverzekering

De ‘verzekering in geval van faillissement’ bestaat uit twee luiken: een uitkering gedurende maximum 12 maanden en een beperkt behoud van sociaal statuut (geneeskun- dige zorgen en gezinsbijslagen) voor vier kwartalen, vanaf het kwartaal volgend op het vonnis van faillissement. De uitkering is gelijk aan het minimumpensioen voor zelf- standigen. Ze wordt aangevraagd bij het sociaal verzeke- ringsfonds.

Verlenging

De doelgroep van dit sociaal vangnet is vrij beperkt.

Daarom heeft de crisiswet van 19 juni 2009 de faillisse- mentsverzekering tijdelijk opengesteld voor zelfstandigen in moeilijkheden, dus vóór faillissement. Aanvankelijk konden ze tot eind 2009 voor maximum zes maanden een uitkering aanvragen. Maar omwille van de aanhou- dende economische crisis, werd de crisispremie met een half jaar verlengd.

Die verlenging kwam er dankzij een KB van 9 december 2009 dat de toepassingstermijn van de basisbepalingen uit de crisiswet (art. 32-33) verlengde tot en met 30 juni 2010. Nu is het de beurt aan de bijhorende uitvoeringsbe- sluiten. Ze worden ook bijgestuurd op sommige punten.

(8)

Doelgroep

De crisismaatregel is gericht op:

– zelfstandigen die hun opeisbare of nog te vervallen schulden niet meer kunnen betalen (collectieve schul- denregeling);

– zelfstandigen die het voorwerp uitmaken van een ge- rechtelijke reorganisatie. Ook zaakvoerders, bestuur- ders en werkende vennoten van een handelsvennoot- schap hebben er bij een gerechtelijke reorganisatie recht op;

– zelfstandigen die met een aanzienlijke omzet- of in- komstendaling kampen waardoor een risico op faillis- sement of kennelijk onvermogen ontstaat.

Aanpassingen

Tweede aanvraag

De zelfstandige met een aanzienlijke omzet- of inkom- stendaling die vóór 1 januari 2010 al een crisispremie heeft aangevraagd en verkregen, kan een tweede aanvraag indienen tussen 1 januari en 1 juli 2010 (op straffe van verval), op voorwaarde dat dit niet gebeurt op basis van de criteria en feiten uit de eerste aanvraag.

Let op ! Zelfstandigen in gerechtelijke reorganisatie of met een collectieve schuldenregeling kunnen maar één keer een aanvraag indienen. Wie de premie voor 2009 krijgt of gekregen heeft, kan geen nieuwe aanvraag doen voor de premie van 2010. Ze kunnen in 2010 wel een aanvraag doen als zelfstandigen met een omzet- of in- komstendaling.

Zaakvoerder

Voor wat betreft zelfstandigen met een aanzienlijke om- zet- of inkomstendaling wordt gepreciseerd dat de crisis- regeling ook kan ingeroepen worden door zelfstandigen die zaakvoerder, bestuurder of actieve vennoot in een handelsvennootschap zijn. Dit op voorwaarde uiteraard dat ze aan de criteria voldoen.

Algemene voorwaarden

Naast het bewijs van de collectieve schuldenregeling, de ge- rechtelijke reorganisatie, of de omzetdaling, moet de aan- vrager ook voldoen aan een paar algemene voorwaarden.

Om recht te hebben op de uitkering moet hij zijn hoofd- verblijfplaats in België hebben, mag hij geen recht op een vervangingsinkomen hebben, en moet hij zijn ver- zekeringsplicht bewijzen als zelfstandige gedurende het ganse kwartaal van aanvraag en de drie voorafgaande kwartalen. Bovendien moet hij gedurende die periode definitieve of voorlopige bijdragen in hoofdberoep ver- schuldigd geweest zijn.

Het nieuwe KB voegt daar nu aan toe dat de zelfstandige onderworpen moet blijven aan het zelfstandigenstatuut en de bijdragen in hoofdberoep verschuldigd moet blij- ven gedurende de ganse periode van toekenning van de crisispremie. Dit betekent dat hij geen recht meer heeft op de premie van zodra hij zijn zelfstandige activiteit stopzet, failliet gaat, of zelfstandige in bijberoep wordt.

De crisispremie is een preventieve maatregel; het is de bedoeling om de zelfstandigen aan de slag te houden.

De premie wordt niet meer betaald vanaf de maand na de wijziging. Voor zelfstandigen die hun activiteit stop- zetten, vervalt de premie vanaf de maand na de stopzet- ting. Voor al wie werknemer wordt, vervalt de premie vanaf de maand na de ingang van de wijziging.

Criteria

De lijst met basiscriteria wordt bijgewerkt. Wie een aan- zienlijke omzet- of inkomstendaling inroept, moet aan minstens twee van zeven (!) criteria voldoen op het mo- ment van de aanvraag. Voor 2010 is er een nieuw crite- rium bijgekomen waaruit de zelfstandige kan kiezen: de omzetdaling met minstens 60%.

Uit de btw-aangiftes blijkt dat de omzet van de onder- neming gedaald is met minstens 60%. Dit moet bewe- zen worden voor 2009/2, 3 of 4 t.o.v. van respectievelijk 2007/2, 3 of 4. Als de zelfstandige verschillende onder- nemingen heeft, dan wordt gekeken naar de totale omzet van die ondernemingen samen.

Vonnissen

Voor de toepassing van de verlengde crisisregeling voor zelfstandigen in gerechtelijke reorganisatie of met een collectieve schuldenregeling moet de homologatie van de collectieve schuldenregeling (minnelijk of gerechtelijk) of het vonnis dat de procedure van gerechtelijke reorganisa- tie opent, uitgesproken zijn in de periode van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2010.

Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. de redactie staat in voor de betrouwbaar- heid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Etienne VERBRAEKEN, B.I.B.F. – Legrand- laan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : info@bibf.be, URL : http : //www.bibf.be. Redactie : Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Maria PLOUMEN, Etienne VERBRAEKEN. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Ecole d’Administration des Affaires de l’Université de Liège, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wanneer een in België gevestigde onderneming abnor- male of goedgunstige voordelen verleent, worden die voordelen, onverminderd de toepassing van artikel 49 en onder

Bepaalde auteurs (10) zijn van mening dat de belastingadministratie verplicht is om een voorafgaande beslissing te treffen, zelfs over een gedrag van een

In geval van scanning moeten de papieren facturen, die nog bewaard dienen te worden gedurende één maand vanaf de da- tum van de scanning, op ieder verzoek van de

Zijn er geen elementen op basis waarvan het tijdstip van werkelijke betaling kan worden bepaald, dan moet de datum van de factuur van het voertuig in aanmerking worden genomen

In de loop van de maand mei 2009, en nadat de financiële instellingen alle volmachten die ze bezit- ten hebben overgedragen, zal elke belastingplichtige die er

4.- Bij ontstentenis van specifieke vermelding wordt de huur- overeenkomst die betrekking heeft op de hoofdverblijfplaats geacht te zijn aangegaan voor een duur van

Overeenkomstig artikel 275 6 , lid 2 WIB92 komt ook de schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing die bezoldi- gingen aan sportbeoefenaars van meer dan 26 jaar oud toe- kent,

De btw-eenheid heeft het recht om, in verband met de be- drijfsmiddelen, de herziening in haar voordeel aan te vragen van de aftrek op deze goederen, ten belope van de nog niet