• No results found

I N H O U DDe Belgische grensarbeider :

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "I N H O U DDe Belgische grensarbeider :"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

P 309340 Afgiftekantoor 9000 Gent X Tweewekelijks Verschijnt niet in juli

Wonen aan de ene kant van de grens en werken aan de an- dere kant van de grens heeft zowel implicaties op fiscaal als op sociaal vlak. Hierna vindt u een overzicht.

1. Implicaties bij 100 % Franse tewerkstelling 1.1. Fiscale implicaties voor Belgische inwoners die gaan werken in Frankrijk

Werknemers die voorheen in België woonden en werkten en op die grond belastbaar waren in België en die voor 100 % in Frankrijk gaan werken maar in België blijven wonen, zullen voor hun professionele inkomsten van Franse oorsprong belastbaar worden in Frankrijk. België zal echter als woonland eveneens belastingen heffen over het inko- men. Om te voorkomen dat beide landen over hetzelfde inkomensbestanddeel belastingen heffen, werden afspraken tussen België en Frankrijk vastgelegd in het dubbelbelasting- verdrag dat op 10 maart 1964 ondertekend werd. Men zal vanaf het kalenderjaar waarin men overschakelt van Belgi- sche naar Franse tewerkstelling in België een aangifte in de personenbelasting moeten blijven indienen met daarin het wereldwijde inkomen. Met betrekking tot de professionele inkomsten betekent dit dat men in de code 1250 het Bel- gische loon EN het Franse loon verminderd met de Franse belastingen en sociale zekerheidspremies zal moeten aange- ven. Aangezien het bedrag van het Franse loon verminderd met de Franse belastingen en de sociale zekerheidspremies zal worden vrijgesteld in België (vrijstelling met progressie- voorbehoud), moet men dit bedrag eveneens aangeven in de rubriek «Inkomsten van buitenlandse oorsprong» (Vak IV.L.2.). Vanaf de datum van Franse tewerkstelling zal men ook belastingplichtig worden in Frankrijk.

Grensarbeidersregime

Een uitzondering op deze klassieke principes uit het dub- belbelastingverdrag is het grensarbeidersregime. Frankrijk is het enige land waarmee België nog een grensarbeidersre-

gime heeft. Hierdoor zijn personen die in de grensstreek wonen en aan de andere kant van de grens in de grensstreek werken in hun woonstaat belastbaar en sociaal verzekerd in de werkstaat.

Op 9 maart 2007 hebben België en Frankrijk een proto- colakkoord gesloten over een aanpassing van deze grens- arbeidersregeling. Hierin werd overeengekomen dat België onmiddellijk verzaakt aan de voordelen van de regeling.

Hierdoor zullen in België verblijvende grensarbeiders die hun activiteit in Frankrijk uitoefenen, vanaf 1 januari 2007 in Frankrijk belastbaar zijn en niet meer in België ! Dit ak- koord ligt nu ter goedkeuring bij het Belgische en Franse Parlement.

100 % belastbaar in Frankrijk

Werknemers die 100 % in Frankrijk werken, dienen als Belgisch rijksinwoner toch in België hun wereldwijde inko- men aan te geven (en vrij te stellen).

I N H O U D

De Belgische grensarbeider :

sociale en fiscale implicaties ten gevolge van een Franse

tewerkstelling 1

Btw-eenheid – herziening

van de aftrek – toetreding

en uittreding van leden 4 Fusies, splitsingen en

gelijkgestelde verrichtingen (2) 6 Maaltijdcheques toegekend aan

de zelfstandige bedrijfsleiders : eindelijk een realiteit 8

De Belgische grensarbeider : sociale en

fiscale implicaties ten gevolge van een

Franse tewerkstelling

(2)

1.2. Sociale zekerheidsimplicaties voor werknemers die in België sociaal verzekerd waren en overschake- len naar de Franse sociale zekerheid

Werknemers die voorheen in België als zijnde hun woon- land werkten en op die grond sociaal verzekerd waren in België en nu 100 % in Frankrijk gaan werken, worden so- ciaal verzekerd in Frankrijk ingevolge de EU-Verordening 1408/71.

2. Implicaties bij een gesplitste tewerkstelling tussen België en Frankrijk (salary split)

In tegenstelling tot een volledige tewerkstelling in één bepaald land, werken werknemers ook vaak gelijktijdig in meerdere lan- den. Indien aan bepaalde voorwaarden voldaan is, heeft men dan te maken met een gesplitste salarisstructuur.

2.1. Fiscale behandeling

In principe worden bezoldigingen belast in de staat waar de activiteiten worden uitgeoefend, tenzij de volgende drie voorwaarden simultaan voldaan zijn :

1. het verblijf in de werkstaat (Frankrijk) duurt niet langer dan 183 dagen gedurende het kalenderjaar;

2. het salaris wordt niet ten laste genomen van een werk- gever in de werkstaat;

3. het salaris wordt niet ten laste gelegd van een vaste in- richting van de werkgever in de werkstaat.

Indien een werknemer dus meer dan 183 dagen in Frank- rijk voor professionele doeleinden verblijft, is de eerste voorwaarde niet voldaan en zal hij bijgevolg belast worden in de werkstaat, met name Frankrijk.

Zelfs indien de 183 dagen-regel niet voldaan is, kan het zijn dat er belastbaarheid in Frankrijk ontstaat. Indien de salariskosten gerelateerd aan de Franse activiteiten doorge- rekend worden naar de Franse vennootschap is de tweede voorwaarde immers niet vervuld, wat betekent dat er tevens een belastingplicht ontstaat in Frankrijk.

Aangezien de heffingsbevoegdheid dan toekomt aan de werk- staat (Frankrijk), worden de bedrijfsinkomsten die bekomen worden in de werkstaat in België van belasting vrijgesteld.

Voor de berekening van de personenbelasting op het overige belastbaar inkomen van een inwoner van België, wordt het

Frankrijk : belastbaarheid in de belasting der niet-inwoners Voor de belasting op de inkomsten van Franse oorsprong (die voortvloeien uit de Franse activiteit) is men afhankelijk van het ‘Centre des Impôts des non-résidents’. Deze dienst dient op de hoogte gesteld te worden van de tewerkstel- ling van de werknemer op het Franse grondgebied. Bij deze dienst dient men het formulier ‘déclaration de la retenue à la source’ aan te vragen.

De Franse onderneming zal verantwoordelijk zijn voor de nodige inhoudingen aan de bron ten voordele van de Fran- se schatkist en om een maandelijkse aangifte (‘déclaration de la retenue à la source’) betreffende deze inhoudingen te doen bij de dienst ‘Centre des Impôts des non-résidents’.

Deze aangifte dient ten laatste de 15de van de maand vol- gend op de maand van de betalingen gedaan te worden.

De percentages voor het berekenen van de Franse inhou- dingen aan de bron zijn (jaarbarema’s) :

Van € 0 tot € 13 408 0 %

Van € 13 408 tot € 38 903 12 %

Van € 38 903 20 %

Afhankelijk van de aard van de tewerkstelling kunnen ook maand-, week-, of dagbarema’s van toepassing zijn.

Het nettobelastbaar salaris (i.e. salaris na aftrek van sociale zekerheidsbijdragen), verminderd met de forfaitaire Franse vrijstelling van 10 % dient als basis voor het bepalen van het toepasselijke percentage.

De eerste twee schijven van inhouding aan de bron (0 % en 12 %) zijn bevrijdend voor de Franse belasting. De schijf van 20 % kan evenwel aanleiding geven tot een regularisatie;

hiervoor dient men een jaarlijkse aangifte te doen in de IRPP (formulier 2042 in te dienen bij ‘Centre des Impôts des non- résidents’). Voor de verschuldigde belasting op deze schijf van inkomsten zal men rekening houden met de familiale situatie (berekening per deel = ‘pars’). Indien de berekende belasting hoger is dan 20 %, zal er nog een bijkomende belasting ver- schuldigd zijn voor het verschil tussen de effectieve aanslag- voet en 20 %. Indien er geen bijkomende belasting verschul- digd is, dient de belastingplichtige geen jaarlijkse aangifte in te dienen.

2.2. Sociaalrechtelijke aspecten

(3)

in deze staat wordt uitgeoefend of indien de werknemer verbonden is aan verscheidene ondernemingen of verschei- dene werkgevers die hun zetel of domicilie op het grondge- bied van verschillende lidstaten hebben.

Dit betekent dus dat Belgische rijksinwoners met een ge- splitste salarisstructuur tussen België en Frankrijk de Belgi- sche sociale zekerheidsbijdragen zowel op het Belgisch als op het buitenlandse salaris verschuldigd zijn.

In de praktijk kunnen alle formaliteiten ter zake en alle be- talingen van sociale zekerheidsbijdragen uitgevoerd worden door de Belgische vennootschap of het sociaal secretariaat, handelend als bemiddelaar of gevolmachtigde tussen de RSZ en de buitenlandse vennootschap(pen). Verder dient

nog een attest E-101 aangevraagd te worden waarin wordt bevestigd dat uitsluitend de Belgische sociale zekerheid van toepassing is.

2.3. Cijfervoorbeeld

Een eenvoudig cijfervoorbeeld toont aan dat een gesplitste salarisstructuur tussen België en Frankrijk een aanzienlijk nettovoordeel kan opleveren in vergelijking met een 100 % Belgische tewerkstelling. De berekeningen uit het volgende voorbeeld zijn gebaseerd op een situatie waarbij de werkne- mer gehuwd is (niet-werkende echtgenote), twee kinderen ten laste heeft en een bruto jaarsalaris van 167 000,00 EUR verdient. Voor de gesplitste salarisberekening hebben we een verdeling van 50 % België en 50 % Frankrijk aangenomen.

Hypothese 1 Hypothese 2

BELGIE (50 %) FRANKRIJK (50 %) TOTAAL SPLIT BELGIE (100 %)

Bruto salaris : 83 500,00 83 500,00 167 000,00 167 000,00

Af :

Belgische sociale lasten (10 858,57) (10 858,57) (21 717,14) (21 717,14)

Subtotaal : 72 641,43 72 641,43 145 282,86 145 282,86

Inkomstenbelasting (B/FR) (32 533,48) (22 270,00) (54 803,48) (66 611,74)

Totaal netto : 40 107,95 50 371,43 90 479,38 78 671,12

Afhankelijk van de concrete situatie zijn eventueel nog ver- dere optimalisaties mogelijk. Dit dient geval per geval beke- ken te worden rekening houdend met de feitelijke gegevens van de tewerkstelling en de persoonlijke situatie.

3. Speciaal aanslagstelsel voor werknemers die gedetacheerd worden naar Frankijk

Onder bepaalde voorwaarden kunnen werknemers, die tij- delijk gedetacheerd worden naar Frankrijk, vrijgesteld wor- den van Franse belastingen op de extra vergoedingen die hen worden toegekend n.a.v. hun buitenlandse tewerkstel- ling. De vrijstelling geldt voor vijf jaar en wordt toegekend op voorwaarde dat de werknemer in kwestie geen Franse rijksinwoner is geweest voor fiscale doeleinden in de vijf voorafgaande jaren aan de Franse tewerkstelling. Boven- dien mag het vrijgestelde bedrag niet meer bedragen dan 20 % van het belastbare loon. Het belastbare loon dient ook gelijkaardig te zijn aan dat van gelijkaardige functies in Frankrijk om van de vrijstelling te kunnen genieten. Ge-

lieve te noteren dat aandacht besteed dient te worden aan het opstellen van het detacheringscontract.

Besluit

Uit bovenstaande blijkt dat bij een internationale tewerk- stelling het raadzaam is zich te laten begeleiden door een fiscale adviseur om zowel de sociaal- als fiscaalrechtelijke aspecten correct te kunnen inschatten. Naar gelang de per- soonlijke situatie zijn bovendien vaak optimalisaties mo- gelijk die bepaald kunnen worden aan de hand van be- rekeningen. Op die manier kan een grensoverschrijdende tewerkstelling voor de werknemer in kwestie een verhoging van het nettoloon opleveren.

Yves COPPENS Veerle TRIEMPONT

Tax Counsel Senior Tax Counsel

(4)

Btw-eenheid – herziening van de aftrek – toetreding en uittreding van leden

1. Probleemstelling

In de nummers 228 en 232 van Pacioli hebben we al een eerste beschouwing gewijd aan de btw-eenheid die op 1 april 2007 in werking is getreden.

In dit nummer zullen we dieper ingaan op de herziening van de aftrek bij de toetreding en de uittreding van leden.

2. Toetreding en uittreding van een lid 2.1. Begrippen

De toetreding van een lid tot een btw-eenheid doet de vol- gende gevolgen ontstaan :

– voor het lid brengt de toetreding een herziening in zijn nadeel teweeg van de aftrek met betrekking tot de be- drijfsmiddelen waarvoor de herzieningsperiode van vijf of vijftien jaar nog loopt;

– bij de btw-eenheid geeft de toetreding van een lid recht op een herziening in haar voordeel van de aftrek met be- trekking tot de bedrijfsmiddelen waarvoor de herzienings- termijn van vijf of van vijftien jaar nog loopt.

De uittreding van een lid doet de tegenovergestelde gevol- gen ontstaan :

– bij de btw-eenheid brengt de uittreding van een lid de herziening in haar nadeel teweeg van de aftrek met betrekking tot de bedrijfsmiddelen waarvoor de herzie- ningstermijn nog loopt;

– voor het uittredende lid komen de bedrijfsmiddelen waarvoor de herzieningstermijn nog geldt ten belope van de nog niet vervallen vijfden of vijftienden voor een herziening in zijn voordeel in aanmerking.

De andere goederen dan de bedrijfsmiddelen ontsnappen aan elke regularisering (geen herziening noch onttrekking).

Met instemming van de betrokkenen, kan een compensatie worden doorgevoerd tussen herzieningen in het voordeel en herzieningen in het nadeel van de belastingplichtige (zie 2.6.).

2.2. Toetreding van een lid : herziening in het na- deel van het lid

Wanneer een lid tot een btw-eenheid toetreedt, moet hij de aftrek van de bedrijfsmiddelen waarvoor het herzienings- tijdvak van vijf of vijftien jaar nog niet is verstreken, aan herziening onderwerpen.

Het betreft de bedrijfsmiddelen die worden gebruikt voor de werkzaamheid van de btw-eenheid.

Voorbeeld

Een belastingplichtige heeft in 2006 de volledige aftrek toe- gepast van de btw geheven van de investering in roerend materiaal.

In 2005 heeft hij de totale aftrek ingeroepen in verband met de oprichting van een gebouw dat voor zijn werkzaam- heid wordt gebruikt.

In 2007 wordt deze belastingplichtige lid van een btw- eenheid.

Bij zijn toetreding tot de eenheid moet het lid persoonlijk betalen :

– 4/5 van de in 2006 afgetrokken btw (op het materi- aal);

– 13/15 van de in 2005 afgetrokken btw (op het ge- bouw);

2.3. Toetreding van een lid : herziening in het voor- deel van de eenheid

De btw-eenheid heeft het recht om, in verband met de be- drijfsmiddelen, de herziening in haar voordeel aan te vragen van de aftrek op deze goederen, ten belope van de nog niet verstreken vijfden of vijftienden van het herzieningstijdvak.

Voorbeeld

Op basis van het voorgaande voorbeeld heeft de eenheid aan- spraak op een herziening in haar voordeel ten belope van : – 4/5 voor het door het lid in 2006 aangeschaft materi-

(5)

De herziening in het voordeel van de eenheid bij de toe- treding van het lid wordt bepaald op basis van de btw die het lid bij de aanschaffing van de bedrijfsmiddelen heeft gedragen, maar daarbij wordt rekening gehouden met het recht op aftrek dat eigen is aan de eenheid.

Ter herinnering : het recht op aftrek van de voorbelasting bij de btw-eenheid, is afhankelijk van de verrichting van externe handelingen die dit recht op aftrek doen ontstaan (zie Pacioli nr. 232).

Voorbeeld

Bij de oorspronkelijke aftrek is het lid een gemengde belas- tingplichtige die onderworpen is aan het algemeen verhou- dingsgetal inzake de afrek van 80 %. Bijgevolg is zijn aftrek beperkt tot 80 % van de totale btw.

Bij zijn toetreding tot de btw-eenheid is het algemeen ver- houdingsgetal van deze eenheid 90 %.

Het lid past de herziening in zijn nadeel toe op de persoon- lijk afgetrokken 80 %.

De btw-eenheid bepaalt de herziening in haar voordeel vol- gens haar eigen algemeen verhoudingsgetal, hetzij 90 % van de totale btw geheven van de oorspronkelijke verwerving door het lid (vermenigvuldigd met het aantal nog niet ver- streken vijfden of vijftienden).

2.4. Uittreding uit de eenheid : herziening in haar nadeel

Bij de uittreding van een lid past de btw-eenheid een her- ziening in haar nadeel toe op de door de eenheid afgetrok- ken btw, wanneer de betrokken bedrijfsmiddelen nog voor herziening vatbaar zijn.

Voorbeeld

X trekt in 2005 de volledige btw af in verband met de oprichting van een gebouw.

In 2007 treedt hij toe tot een btw-eenheid.

De btw-eenheid heeft recht op de herziening in haar voor- deel van 13/15 van de btw geheven op de oprichting van het gebouw.

Gesteld wordt dat de externe handelingen van de eenheid recht op volledige aftrek doen ontstaan.

In 2008 moet X uit de eenheid treden wegens insolvabi- liteit.

De eenheid moet 12/15 van de door X afgetrokken voor- belasting betalen.

2.5. Uittreding uit de eenheid : herziening in het voordeel van het lid

Het lid dat de eenheid verlaat heeft aanspraak op de her- ziening in zijn voordeel met betrekking tot de bedrijfsmid- delen die nog vatbaar zijn voor herziening.

Deze herziening heeft betrekking op de nog niet verstreken vijfden en de vijftienden van het herzieningstijdvak betref- fende de aftrek in verband met de bedrijfsmiddelen.

Voorbeeld

Het uittredende lid heeft aanspraak op een herziening in zijn voordeel ten belope van 12/15.

Deze herziening in zijn voordeel impliceert dat het lid handelingen verricht die het recht op volledige aftrek doen ontstaan.

2.6. Compensatie tussen herzieningen in het voor- deel en herzieningen in het nadeel

Mits de betrokkenen ermee instemmen, kan compensatie worden verleend tussen :

– bij het lid : de herzieningen in het nadeel (toetreding tot de eenheid) of in het voordeel (uittreding van het lid);

– bij de eenheid : de herzieningen in het voordeel (toe- treding tot de eenheid) of in het nadeel (uittreding van het lid).

3. Slotbeschouwingen

De problematiek van de btw-eenheid is breed vertakt.

Dit artikel schetst, samen met de artikels gepubliceerd in de vorige nummers (228 en 232) van Pacioli, een globaal over- zicht over de btw-eenheid : oprichting, verbondenheid van de leden, algemene werking, interne handelingen, externe handelingen, belasting, aftrek en herziening van de aftrek.

In een volgend nummer zullen we de uitzonderlijke be- lasting van de interne handelingen (verkopen aan zichzelf of onttrekkingen : artikel 12 § 1, 3° en 4° WBTW en de belastbare interne dienstverrichtingen : artikel 19 § 2, en 19bis WBTW) bespreken.

Dan zal de volledige problematiek uitgeklaard zijn.

De redactie van dit artikel werd afgesloten op 15 oktober 2007. Van zodra de circulaire over de btw-eenheid gepubli- ceerd is, komen we hierop terug.

Yvon COLSON Externe medewerker BIBF

(6)

Fusies, splitsingen en gelijkgestelde verrichtingen (2)

Nadat we, in een vorige bijdrage (Pacioli nr. 239), het verschil tussen de verschillende verrichtingen beschreven hebben, zullen we nu de diverse verrichtingen nader beschouwen, onder meer voor wat de voorbereiding, en, in een volgend artikel, de pro- cedure en de gevolgen ervan, betreft.

De voorbereiding

Fusies, splitsingen en gelijkgestelde verrichtingen vergen een nauwgezette voorbereiding. De accenten kunnen wisselen naargelang de aard van de verrichting.

Beschrijving van de overgedragen vermogensbe- standdelen

Bij een fusie of de inbreng van een algemeenheid zal de beschrij- ving van het over te dragen vermogen minder gedetailleerd zijn dan bij splitsingen of bij de inbreng van een bedrijfstak.

Wanneer het vermogen niet volledig ten gunste van één enkele verkrijgende vennootschap wordt overgedragen, moeten de overgedragen bestanddelen immers met quasi chirurgische preciesheid worden beschreven. Een vennoot- schap splitsen is het geheel waaruit de vennootschap be- staat opdelen. De balans van een vennootschap beschrijft maar gedeeltelijk wat er in de vennootschap aanwezig is. De splitsing of de inbreng van een bedrijfstak is dan ook niet beperkt tot de bestanddelen die op de balans voorkomen.

Ook het personeel, de overeenkomsten (huurcontracten, concessies, kredieten, handelsovereenkomsten, enz.), de eventuele vergunningen en de hangende of potentiële ge- schillen moeten worden toegekend (verdeeld).

De beschrijving moet op nuttige wijze worden aangevuld met een bepaling inzake de toekenning van de actief- en passiefbestanddelen die nadien nog zouden opdagen. Bij ge- brek aan dergelijke clausule bepaalt het Wetboek van Ven- nootschappen dat, wanneer een gedeelte van de activa van het vermogen in het voorstel van splitsing of inbreng niet wordt toegekend en de tekst van het voorstel geen uitsluit- sel geeft over de verdeling ervan, dit gedeelte of de waarde ervan wordt verdeeld over alle verkrijgende vennootschappen naar verhouding van het netto-actief dat aan ieder van hen

De ruilverhouding

De ruilverhouding omvat twee aspecten : enerzijds de waar- de van de aan elke verkrijgende vennootschap overgedragen vermogensbestanddelen en anderzijds de in ruil ervoor toe- gekende vergoeding.

De in ruil toegekende vergoeding zal veel gemakkelijker te bepalen zijn wanneer de verkrijgende vennootschappen naar aanleiding van de geplande verrichting worden opgericht, dan wanneer het om een bestaande vennootschap gaat die een ka- pitaalverhoging doorvoert. In dat laatste geval moet immers de waarde van de verkrijgende vennootschap(pen) vóór de verrichting worden bepaald om de waarde van één aandeel van deze bestaande verkrijgende vennootschap te kennen.

De waarde waarvan hiervoor sprake is, is niet de boekwaar- de, maar wel degelijk de werkelijke waarde.

We illustreren dit met een paar voorbeelden.

Geval nr. 1

Vennootschap A neemt vennootschap B over.

A vertoont een waarde van 100 000, vertegenwoordigd door 1 000 aandelen.

B vertoont een waarde van 20 000, vertegenwoordigd door 1 000 aandelen.

Elk bestaand aandeel van A heeft een waarde van 100.

Elk aandeel van B een waarde van 20.

De ruilverhouding zou kunnen zijn «in ruil voor vijf aan- delen van B wordt één aandeel van A toegekend». Dat ziet er goed uit in theorie, maar hoe moet een aandeelhouder worden vergoed die een aantal aandelen bezit dat geen veel- voud van 5 is ?

Een mogelijke oplossing is de 1 000 bestaande aandelen van A eerst te vervangen door 5 000 aandelen; zodra deze omruiling is doorgevoerd vertoont elk van de 5 000 be- staande aandelen een waarde van 20; de ruilverhouding zal dan één nieuw aandeel A tegen één aandeel B zijn.

Geval nr. 2

Vennootschap A neemt vennootschap B over.

(7)

voor één aandeel van B wordt één aandeel van A en een opleg in geld van 4 toegekend».

Geval nr. 3a

Vennootschap A, met een waarde van 100 000, wordt ge- splitst in drie nieuwe vennootschappen die door A wor- den opgericht. B ontvangt een vermogen ter waarde van 45 000, C een vermogen van 30 000 en D een vermogen van 25 000.

Vennootschap A heeft drie aandeelhouders die respectievelijk 51 %, 26 % en 23 % van de aandelen van A bezitten.

Bij gebrek aan andere bepalingen zal elke aandeelhouder res- pectievelijk 51 %, 26 % en 23 % van de aandelen van elk van de drie uit de splitsing ontstane vennootschappen ontvangen.

Geval nr. 3b

De basisgegevens zijn identiek aan deze van geval 3a. Maar in toepassing van artikel 751, § 5 van het Wetboek van Vennootschappen zal de verdeling, over de vennoten van de te splitsen vennootschap, van de aandelen van de nieuwe vennootschappen niet naar evenredigheid met hun rechten

op het kapitaal van vennootschap A geschieden en is voor- zien om de aandelen van elke nieuwe vennootschap bij voorrang aan één van de drie aandeelhouders van vennoot- schap A te geven.

Weliswaar moet rekening worden gehouden met de eisen van artikel 1 van het Wetboek van Vennootschappen, dat bepaalt dat een vennootschap wordt opgericht door een contract tus- sen twee of meer personen, maar in de door het Wetboek bepaalde gevallen kan de vennootschap worden opgericht door een rechtshandeling uitgaande van één persoon. Tenzij de ge- kozen rechtsvorm een BVBA is, moet elke verkrijgende ven- nootschap ten minste twee aandeelhouders tellen.

In feite moet het vermogen van elke aandeelhouder, name- lijk M : 51 000, P : 26 000 en R : 23 000 in overeenstem- ming worden gebracht met de waarde van elke verkrijgende vennootschap, namelijk B : 45 000, C : 30 000 en D : 25 000 EUR.

Een mogelijke oplossing, uitgaande van de veronderstelling dat alle aandelen in de verschillende vennootschappen een eenheidswaarde van 1 000 EUR hebben.

Toekenning van :

M P R

44 aandelen van de vennootschap B aan M 44 000

1 aandeel van de vennootschap B aan R 1 000

26 aandelen van de vennootschap C aan P 26 000

4 aandelen van de vennootschap C aan M 4 000

22 aandelen van de vennootschap D aan R 22 000

3 aandelen van de vennootschap D aan M 3 000

totaal 51 000 26 000 23 000

Wat men ook niet uit het oog mag verliezen is dat, wanneer bij een splitsing bepaald wordt dat de verdeling, over de vennoten van de te splitsen vennootschap, van de aandelen van de nieuwe vennootschappen niet naar evenredigheid met hun rechten op het kapitaal van deze vennootschap zal gebeuren, de waarde van de overgedragen bestanddelen met de hoogste preciesheid moet worden vastgesteld. In derge- lijk geval is het gevaar dat sommige aandeelhouders worden bevoordeeld, en andere bijgevolg worden benadeeld, im- mers reëel, terwijl, bij een evenredige verdeling, dat gevaar is principe onbestaande is.

Overleg en samenwerking met alle externe tussen- komende partijen

Aangezien de waarde van de vennootschappen en/of de vermogensbestanddelen kan afhangen van gerechtelijke deskundigenonderzoeken of aspecten, moeten al deze des- kundigen zo snel mogelijk bij de voorbereiding van de ver- richting tussenkomen.

Bij fusies en splitsingen moet het voorstel, onder meer, vermelden : «de ruilverhouding van de aandelen en, in voorkomend geval, het bedrag van de opleg». Dat betekent dat op het ogenblik dat het voorstel wordt opgemaakt, de ruilverhouding vastgesteld is en reeds werd besproken met de professional die het controleverslag inzake het voorstel moet opstellen.

Zelfs wanneer het voorstel bij onderhandse akte wordt opge- maakt, is het raadzaam het vooraf aan de notaris voor te leg- gen die nadien de fusie- of splitsingsakten zal moeten opstel- len. Het Wetboek schrijft voor dat de notaris na onderzoek het bestaan en zowel de interne als de externe wettigheid moet bevestigen van de rechtshandelingen en formaliteiten waartoe de vennootschap waarbij hij optreedt, gehouden is.

Het is om problemen op dat gebied te vermijden dat het raadzaam is de notaris zo vroeg mogelijk, en zeker vóór de neerlegging van het voorstel, erbij te betrekken.

Jean-Pierre VINCKE Bedrijfsrevisor

(8)

Maaltijdcheques toegekend aan de zelfstandige bedrijfsleiders : eindelijk een realiteit

Sinds 1 januari 2007 kunnen de vennootschappen maal- tijdcheques toekennen aan de zelfstandige bedrijfsleiders op dezelfde manier als aan werknemers.

Evenwel op voorwaarde dat dergelijk voordeel voldoet aan de verscheidene onderstaande voorwaarden. In geval van niet-naleving van deze voorwaarden zal het voordeel wor- den beschouwd als loon in hoofde van de begunstigde, 1) Het voorwerp uitmaken van hetzij een collectieve, hetzij

een individuele overeenkomst.

2) Het aantal maaltijdcheques moet gelijk zijn aan het aantal gepresteerde dagen. Indien het aantal maaltijd- cheques het maximale aantal prestatiedagen overschrijdt, worden deze beschouwd als loon.

3) De maaltijdcheques moeten nominatief zijn.

4) De maaltijdcheque mag niet langer dan drie maanden geldig zijn.

5) De tussenkomst van de onderneming mag niet meer bedragen dan 4,91 EUR per maaltijdcheque.

6) De minimale tussenkomst van de bedrijfsleider bedraagt 1,09 EUR.

Om vrijgesteld te zijn als sociaal voordeel, moet dat voor- deel niet belastbaar zijn in hoofde van de bedrijfsleider en niet aftrekbaar in hoofde van de vennootschap.

Wat met de bedrijfsrestaurants ?

De maaltijdcheques die worden toegekend aan de be- drijfsleiders die toegang hebben tot een bedrijfsrestaurant dat sociale maaltijden verstrekt, kunnen als vrijgestelde sociale voordelen beschouwd worden op basis van arti- kel 38, § 1, eerste lid, 11° van het WIB92 voor zover volgende voorwaarden eveneens vervuld zijn :

1. onder maaltijd wordt verstaan : een soep of een klein voorgerecht, een (warm) hoofdgerecht, een dessert en een drankje;

2. elke maaltijd in een bedrijfsrestaurant moet ten minste ter beschikking worden gesteld aan de kostprijs, die for- faitair wordt bepaald op 4,91 euro.

De kosten die voortvloeien uit het leveren van sociale hoofdmaaltijden aan de zelfstandige bedrijfsleider in de mess of het restaurant van de vennootschap waarvoor hij zijn activiteiten uitoefent, zijn aftrekbaar in hoofde van die onderneming, met uitsluiting van een bedrag dat per ge- leverde maaltijd gelijk is aan het positieve verschil tussen 1,09 euro en de prijs betaald door de zelfstandige bedrijfs- leider, ongeacht de kostprijs van de maaltijd, onverminderd de eventuele toepassing van artikel 53, 10° van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992.

In dat geval kan de zelfstandige bedrijfsleider kiezen of hij betaalt met een maaltijdcheque of met elk ander betaalmid- del en eventueel de terugbetaling bekomen van het verschil tussen de waarde van de maaltijdcheque en de prijs van zijn maaltijd.

Indien de maaltijd echter wordt geleverd door het bedrijfs- restaurant aan een lagere prijs dan de kostprijs, moet de zelfstandige bedrijfsleider verplicht gebruik maken van een maaltijdcheque voor de betaling van de maaltijd en kan hij geen terugbetaling bekomen van het verschil tussen de waar- de van de maaltijdcheque en de prijs van zijn maaltijd.

In geval van niet-naleving van die verplichting, wordt de tussenkomst van de onderneming in de prijs van de maal- tijdcheques beschouwd als een belastbaar voordeel van alle aard in hoofde van de verkrijger.

Opgelet : de maaltijdcheques die worden toegekend als ver- vanging of omzetting van loon, premies, uitkeringen, etc.

zijn in elk geval een voordeel van alle aard en zijn belastbaar in hoofde van de begunstigde.

Bron : Artikel 38, § 1, eerste lid, 11° van het WIB92 en Circulaire nr. CI.RH.241/575.580 (AFER 33/2007) d.d. 25.09.2007

Lawrence CLAES Erkend boekhouder

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zijn er geen elementen op basis waarvan het tijdstip van werkelijke betaling kan worden bepaald, dan moet de datum van de factuur van het voertuig in aanmerking worden genomen

In de loop van de maand mei 2009, en nadat de financiële instellingen alle volmachten die ze bezit- ten hebben overgedragen, zal elke belastingplichtige die er

4.- Bij ontstentenis van specifieke vermelding wordt de huur- overeenkomst die betrekking heeft op de hoofdverblijfplaats geacht te zijn aangegaan voor een duur van

Een sportclub is een vrijgestelde belastingplichtige wanneer al zijn verrichtingen vrijgesteld zijn door artikel 44, § 2, 3° van het Btw-Wetboek dat voorziet in

Het pact bepaalt immers dat de aanvullende vergoedingen die bovenop een brugpensioen worden ontvangen door een vroegere werk- nemer die de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt en

Betreft het een vennootschap op aandelen met beperkte aan- sprakelijkheid dan moet de jaarrekening voorgelegd worden aan de algemene vergadering en, zonder

De diensten die een instelling verstrekt in het persoon- lijk belang van haar leden (bijvoorbeeld een lid de mo- gelijkheid geven om producten aan te kopen tegen een lagere prijs

De grens is 65 395,31 EUR voor 2007 zodat, wanneer de nettobelastbare inkomsten van 2004 hoger zijn dan dat be- drag, de sociale bijdragen slechts zullen berekend worden op