• No results found

Uw polis burgerlijke beroepsaansprakelijkheid: nieuwigheden voor 2017

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Uw polis burgerlijke beroepsaansprakelijkheid: nieuwigheden voor 2017"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in de weken 28-36

BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten

INHOUD

p. 1/ Uw polis burgerlijke beroepsaansprakelijkheid:

nieuwigheden voor 2017

p. 4/ Aanvullende pensioenen, of hoe regel ik een extraatje voor de toekomst

Uw polis burgerlijke

beroepsaansprakelijkheid:

nieuwigheden voor 2017

1. De verplichting tot verzekering en de collectieve polis

Het is waarschijnlijk onnodig om u eraan te herinne- ren dat elke externe boekhouder(fiscalist) verplicht is zich te verzekeren in het kader van zijn beroepsaan- sprakelijkheid.

Deze verplichting is uitdrukkelijk opgenomen in artikel 50, § 1, 1° van de wet van 22 april 1999 tot reglementering van de boekhoudkundige en fiscale beroepen dat bepaalt dat :

«Om erkend te worden en te blijven als boekhouder of als boekhouder-fiscalist, moet de betrokkene aan volgende voorwaarden voldoen : 1° persoonlijk de ver- antwoordelijkheid dragen voor iedere bij de uitoefe- ning van het beroep gestelde daad en zijn burgerlijke beroepsaansprakelijkheid verzekeren door een verze- keringsovereenkomst die goedgekeurd werd door de Nationale Raad van het Beroepsinstituut.»

Deze duidelijke wettelijke bepaling wordt tevens ge- specificeerd in het koninklijk besluit van 22 oktober 2013 tot goedkeuring van het reglement van plichten- leer van het Instituut. Artikel 14 bepaalt inzake de ver- zekeringsplicht : «De externe boekhouder BIBF is ver- plicht om zijn burgerlijke beroepsaansprakelijkheid te laten verzekeren door een verzekeringsovereenkomst.

De algemene basisvoorwaarden en de minimumwaar- borgen waaraan de verzekeringsovereenkomsten moeten voldoen, worden door de Raad vastgesteld. Het

bewijs van deze onderschrijving zal steeds aan het Be- roepsinstituut moeten kunnen voorgelegd worden».

Het BIBF, net zoals de andere instituten van de econo- mische beroepen, biedt sinds vele jaren de mogelijk- heid aan haar leden om toe te treden tot de collectieve polis ’burgerlijke beroepsaansprakelijkheid‘. Deze po- lis is onderschreven door bemiddeling van Marsh, bij de verzekeraar Allianz (met AXA, Ethias en AIG als medeverzekeraars).

Vanzelfsprekend beantwoordt deze polis in elk op- zicht aan de minimale waarborgen opgelegd door de Raad van het BIBF, maar deze polis bevat ook uitbrei- dingen dankzij bijkomende waarborgen.

2. De evolutie van de polis

Onze doelstelling, net als deze van het BIBF, is nog steeds om al haar leden de beste waarborg te bieden tegen de beste premie.

De ontleding van de schadestatistiek onthult een stij- gend aantal schadegevallen, waarvan de schadelast niet langer in evenwicht is met de geïnde premies.

Hieronder vindt u de verhouding tussen het aantal schadegevallen en de schadelast van de collectieve po- lis over de laatste jaren.

(2)

Jaar Aantal schades Jaarlijkse schadelast

2011 134 1 308 338,63 EUR

2012 130 1 494 697,00 EUR

2013 153 2 649 244,29 EUR

2014 156 1 366 201,59 EUR

2015 175 2 945 692,55 EUR

Algemeen totaal 748 9 764 174,06 EUR Jaarlijkse gemiddelde schadeaangiftes (2011-2015) = 150 Ter informatie, in 2013 bedroeg het gemiddelde van de laatste 5 jaren 120 aangiftes.

Rekening houdend met de evolutie van de schadege- vallen en de stijgende complexiteit van het beroep, werden de premievoorwaarden herzien door Allianz, en dit om het economisch risico van de polis in even- wicht te houden.

Het belang van haar leden in acht nemend heeft het BIBF, in samenwerking met Marsh, twee stappen on- dernomen :

– Om de financiële impact te verzachten hebben we, na onderhandeling met Allianz, het bedrag van de premiestijging kunnen beperken tot een minimum.

Tevens hebben we bekomen de premiestijging pro- gressief te verdelen over de volgende drie jaren, in te- genstelling tot een onmiddellijke maximale stijging.

– Andere verzekeraars werden aangesproken om het risico over te nemen en daaruit blijkt dat het voor- stel van Allianz de beste oplossing biedt.

Nog een bijkomend positief aspect betreft de rechts- bijstand.

Deze waarborg werd verwijderd uit de collectieve po- lis BA Beroep en toegevoegd aan de polis bemiddeling van het collectief programma.

Zonder premiestijging geniet u voortaan een rui- mere dekking waarbij de verzekerde bedragen ver- hoogd en onderschreven werden bij een gespeciali- seerde verzekeraar Rechtsbijstand (LAR, afdeling rechtsbijstand van AXA Belgium).

Verder in dit artikel vindt U het overzicht van de waarborgen.

3. Nieuwe premies

De huidige premie bedraagt 310 EUR (300 EUR (BA Beroep) + 10 EUR (Rechtsbijstand/Bemiddeling)).

Vanaf 31/12/2016 zien de geïnde premies in het kader van het collectief programma er als volgt uit :

– 31/12/2016 : 385  EUR (375  EUR (BA Beroep) + 10 EUR (rechtsbijstand/bemiddeling));

– 31/12/2017 : 435  EUR (425  EUR (BA Beroep)+

10 EUR (rechtsbijstand/bemiddeling));

– 31/12/2018 : 462  EUR (452  EUR (BA Beroep) + 10 EUR (rechtsbijstand/bemiddeling)).

Vanaf 31/12/2016 zijn alle externe stagiairs, ook die- genen die enkel werkzaam zijn voor hun stagemees- ter, een premie verschuldigd.

4. Polis rechtsbijstand/

bemiddeling

4.1. Bemiddeling

Sinds enkele jaren kunnen boekhouders beroep doen op deze waarborg.

Het voorwerp van de polis bestaat erin het BIBF de mogelijkheid te bieden om de burgerlijke en commer- ciële bemiddeling in te roepen wanneer het Instituut aangesproken wordt :

– door één van haar leden;

– door een klant van haar leden, naar aanleiding van een professioneel conflict in het kader van de verze- kerde activiteiten;

– tussen haar leden en confraters van de andere in- stituten van de economische beroepen (BIBF, IAB en IBR).

nadat de juridische dienst van het BIBF alle andere middelen waarover hij beschikt heeft uitgeput.

– Welke zijn de verzekerde prestaties ?

− Maximale tussenkomst van de verzekeraar : – bij een geschil tussen twee BIBF-leden (= twee

verzekerden) bedraagt de maximale waarborg 1  800  EUR voor beide leden, hetzij 900  EUR per lid;

– bij een geschil tussen een BIBF-lid (= verze- kerde) en een niet-lid, bedraagt de maximale waarborg 900 EUR voor het aandeel van het BIBF-lid, en dit, ongeacht het aantal betrok- ken leden in dit schadegeval.

Twee bemiddelingen per lid zijn verzekerd per jaar.

− Ten laste genomen kosten

Ongeacht de opgelopen kosten door zijn eigen dien- sten, neemt de verzekeraar ook ten laste :

– de erelonen en kosten van een door de Federale Commissie van Bemiddeling erkende bemidde- laar, vrij gekozen, inclusief de btw die niet kan gerecupereerd worden door de verzekerde inge- volge zijn onderwerping;

(3)

– de erelonen, kosten van advocaten en eventueel technisch advies;

– de kosten ten laste van de verzekerde voor de ho- mologatie van het bemiddeld akkoord.

4.2. Rechtsbijstand

Welke waarborgen zijn gedekt ?

In de polis van Allianz waren slechts volgende waar- borgen opgenomen : «Extracontractueel burgerlijk verhaal», «Strafrechtelijke verdediging» en «Contrac- tuele geschillen met verzekeraars» gebonden aan de interpretatie en uitvoering van een verzekeringspolis.

We hebben volgende waarborgen onderhandeld met LAR, afdeling rechtsbijstand van AXA Belgium :

– Extracontractueel burgerlijk verhaal

De dekking wordt verleend bij schadegevallen betref- fende vorderingen tot schadevergoeding gebaseerd op een extracontractuele burgerlijke aansprakelijk- heid voor :

– elke schade opgelopen door een verzekerde in het kader van zijn beroepsactiviteit en veroor- zaakt door een derde;

– elke schade opgelopen door een verzekerde en veroorzaakt door een derde aangaande het ge- bouw dienende als voornaamste exploitatiezetel;

– elke schade met betrekking tot de aantasting van de eer (laster of smaad) of reputatie in het kader van het beroepsleven, ten gevolge van de verspreiding van informatie via het internet door een derde.

Verzekerd bedrag : 25 000 EUR per schadegeval (i.p.v.

6 200 EUR)

– Strafrechtelijke verdediging :

– de dekking is verworven naar aanleiding van ver- volgingen voor inbreuken van wetten, besluiten, decreten en/of reglementen, met uitzondering van vervolgingen voor opzettelijke inbreuken;

– voor opzettelijke inbreuken, wordt de dekking pas verleend nadat de beslissing (vrijspraak van de verzekerde of beschikking van buitenvervol- gingstelling van de raadskamer of van de kamer van inbeschuldigingstelling) «in kracht van ge- wijsde» is gegaan;

– de dekking wordt nooit verleend in geval van misdaden of gecorrectionaliseerde misdaden.

Verzekerd bedrag : 25 000 EUR per schadegeval (i.p.v.

12 500 EUR).

Belangrijke uitbreiding : Voorschieten van honora- ria en kosten voor de strafrechtelijke verdediging

Het is soms onbegrijpelijk voor een strafrechtelijk vervolgde verzekerde dat, ondanks het feit dat hij zich onschuldig acht, hij de afloop van de procedure dient af te wachten om zijn verdedigingskosten ten laste te laten nemen door de verzekeraar.

Wij hebben bijgevolg een unieke en interessante waar- borg onderhandeld, die nooit individueel aangeboden wordt door verzekeraars, namelijk het voorschieten van de honoraria en kosten voor de strafrechtelijke verdediging.

Bij opzettelijke inbreuken (anders dan misdaad of ge- correctionaliseerde misdaad) kan de verzekeraar de kosten voorschieten ten belope van 12 500 EUR per schadegeval.

Doch, indien na verloop van de procedure de feiten definitief als opzettelijk beschouwd worden, zullen de toegekende voorschotten door de verzekerde terugbe- taald moeten worden aan de verzekeraar.

– Contractueel verzekering

De dekking wordt verleend voor de verdediging van de belangen van de verzekerde, voortkomend uit ge- schillen gebonden aan de interpretatie en de uitvoe- ring van een verzekeringspolis (onder meer de polis Burgerlijke Beroepsaansprakelijkheid), onderschre- ven door de verzekerde, in het kader van zijn beroeps- activiteit, met uitzondering van de geschillen met be- trekking tot de terugvordering van premies, taksen en kosten ten laste van de verzekerde.

Verzekerd bedrag : 6 250 EUR per schadegeval (i.p.v.

500 met een maximum van 5 000 EUR per verzeke- ringsjaar).

– Tegenexpertise na brand

De dekking wordt verleend in geval van een schadege- val met betrekking tot de verdediging van de belangen van de verzekerde, wat betreft het bepalen van de schade voortvloeiend uit een schadegeval dat een verzekerings- contract «brand en aanverwante gevaren» treft, waar- door het vastgoed gedekt is, of het gedeelte van het vast- goed waar de verzekerde zijn beroepsactiviteit uitoefent.

5. Besluit

Wat de waarborg BA Beroep betreft, stellen we vast dat het aantal schadegevallen en hun schadelast de

(4)

voorbije jaren zeer erg gestegen zijn. In de meeste gevallen is dit niet te wijten aan verzekerden met veelvuldige schadedossiers, maar wel aan verzekerde slachtoffers van een ’spijtig voorval’.

Door het complexer worden van het beroep en door het feit dat boekhouders steeds vaker betrokken partij zijn, is niemand gevrijwaard van een fout en kan zijn aansprakelijkheid in het gedrang komen.

Door het risico te spreiden via onderschrijving van een collectieve polis, kan men de waarborg genieten zonder een opzeg te moeten vrezen bij het eerste be- langrijke schadegeval.

Een ander positief punt van de collectieve benadering van het risico is dat het ons in staat stelt om ruimere

waarborgen te bekomen, zoals deze van de waarborg rechtsbijstand, zonder bijpremie.

Tot slot is het van essentieel belang om het econo- misch evenwicht van de collectieve polis te behouden om zijn verderzetting te vrijwaren.

De nieuwe polisvoorwaarden kunnen geraadpleegd worden op het extranet van het BIBF.

Valérie DE VIRON Senior Client Advisor Marsh Thierry ACKAERT Senior Client Executive Marsh

Aanvullende pensioenen, of hoe regel ik een extraatje voor de toekomst

Inleiding

Naast de wettelijke pensioenen (eerste pijler) kun- nen de werkgevers ook een aanvullend pensioenplan (tweede pijler) invoeren door een groepsverzekering voor het voltallige personeel, een bepaalde categorie ervan of hun bedrijfsleider af te sluiten. Dat plan kan gefinancierd worden met bijdragen van de werkne- mer (werknemersaandeel), via inhoudingen door de werkgever op het belastbare loon van de aangeslote- ne, en/of met bijdragen van de werkgever (werkge- versaandeel), via premies die hij rechtstreeks stort.

Een pensioentoezegging kan op initiatief van één on- derneming (bedrijfspensioenstelsel) via een pensi- oeninstelling (verzekeringsmaatschappij of pensioen- fonds), of van een sector (sectoraal pensioenstelsel) aangegaan worden.

De onderneming of de sector kan een gewoon pensi- oenstelsel invoeren dat overeenstemt met de klassie- ke aanvullende pensioenen of een zogenoemd sociaal pensioenstelsel dat voorziet in bijkomende voordelen en aan een aantal voorwaarden met een sociaal karak- ter moet voldoen.

Dit type van sociaal pensioen geniet fiscale stimuli (vrijstelling van de taks van 4,40 %) op de gestorte

premies en de werkgeversbijdragen tellen niet mee voor de berekening van de loonnorm.

De derde pijler wordt opgebouwd met individuele le- vensverzekeringen. Die contracten kunnen bijkomen- de waarborgen in geval van arbeidsongeschiktheid na een ongeval of ziekte omvatten. Doorgaans zijn ze gekoppeld aan pensioentoezeggingen voor bedrijfslei- ders die geen minimale garanties genieten.

In dit artikel bespreken wij de verschillende modali- teiten van de pensioenplannen die ten voordele van een bedrijfsleider afgesloten kunnen worden zonder al te zeer in detail te willen treden, want de materie is erg omvangrijk.

I. Individuele pensioentoezegging (IPT)

Dit is een pensioentoezegging ten voordele van een welbepaalde werknemer die toegekend wordt om re- denen die verband houden met de persoon en niet met de personeelscategorie waartoe hij behoort.

De onderneming sluit in dat geval een levensverzeke- ring waarvan zij de premies betaalt ten voordele van een werknemer of haar bedrijfsleider.

(5)

I.1. Voorwaarden

De wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen (hierna de WAP) somt een aantal toeken- ningsvoorwaarden op wanneer het een werknemer in loondienst betreft :

– er moet een collectief aanvullend pensioenstelsel in de onderneming voor alle werknemers bestaan;

– hij mag niet in dienst genomen zijn tijdens de 36 maanden die het pensioen, het brugpensioen of de afsluiting van een daarmee gelijkgestelde over- eenkomst voorafgaan om te vermijden dat er een IPT toegekend zou worden ter vervanging van een deel van de opzeggingsvergoeding ingeval de ar- beidsovereenkomst beëindigd wordt;

– schriftelijk document;

– informatieverplichting bij de FSMA;

– externaliseringsverplichting (de fondsen toever- trouwen aan een beheersorganisme);

– fiscale grens : de werkgeversbijdragen en -premies zijn slechts voor 2 330,00 euro (2015) per jaar af- trekbaar;

– verbod van afkoop van de verworven reserves of uitkering vóór de leeftijd van 60 jaar.

Deze beperkingen gelden niet voor de onbezoldigde bedrijfsleiders.

De externaliseringsverplichting die de wet van 22 juni 2012 oplegt verplicht de ondernemingen om de aanvullende pensioenen die ze onderschrijven bij externe pensioeninstellingen (verzekeraar of instel- ling voor bedrijfspensioenvoorziening) af te sluiten.

Deze verplichting geldt thans ook voor de pensioen- plannen die ten voordele van een zelfstandige manda- taris aangegaan worden.

De wetgever wil hiermee een zelfde fiscale behande- ling garanderen voor de pensioentoezeggingen en de provisies, die intern gefinancierd zijn en op het pas- sief van de balans geboekt zijn, ook aan de taks van 4,40 % onderwerpen. Het idee is om de bescherming van de begunstigde te waarborgen wiens rechten voordien onderhevig waren aan de ondernemingsri- sico’s. Tot slot mogen we ervan uitgaan dat de bijko- mende ontvangsten die de externalisering oplevert niet vreemd zijn aan deze wetswijziging.

De bedrijfsleider kan een bedrijfsleidersverzekering genieten die we kunnen omschrijven als een indivi- duele levensverzekering die de onderneming bij een verzekeringsmaatschappij afsluit in haar voordeel, maar wel op het hoofd van één of enkele van haar be-

drijfsleiders of op dat van een belangrijke werknemer.

Doorgaans dient ze om een pensioenbelofte te finan- cieren. In dat geval gaat ze meestal gepaard met een onderhandse pensioenovereenkomst (cf. B.  Mariscal en L. Niessen, «La taxation des capitaux de pensions complémentaires après la LPC et le pacte de généra- tion», RGF, 2006, nr. 5, pp. 2-6).

I.2. Modaliteiten

De pensioentoezegging wordt geregeld met een «pen- sioenreglement» dat de onderneming, «de inrichter»

genoemd, invoert. Als het reglement in de financiële participatie van de begunstigde voorziet (de onderne- ming en de begunstigde betalen elk een deel van de premies), dan zal ook het akkoord van de begunstigde vereist zijn om deze toezegging op te maken, te wijzi- gen of op te heffen.

De begunstigde zal de uitkering van de prestaties niet kunnen opeisen vóór het tijdstip waarop de aangeslote- ne daadwerkelijk met pensioen gaat of effectief de wette- lijke of contractuele pensioenleeftijd bereikt, ook al gaat hij niet echt met pensioen (wet van 18 december 2015).

Hij heeft de mogelijkheid om de overdracht van de ver- worven reserves of een voorschot op prestatie te verkrij- gen om een lening voor de aanschaffing, de verbetering of de renovatie van een in de EER (Europese Economi- sche Ruimte) gelegen onroerend goed te waarborgen.

Bij de pensionering of het overlijden zullen de begun- stigde of zijn rechthebbenden de uitkering van de prestaties in de vorm van een rente of een kapitaal kunnen vragen.

II. Begunstigden van collectieve pensioenplannen

Wanneer een onderneming of een sector een collectief pensioenplan invoert, dan is de aansluiting van de werknemers verplicht. Dat geldt zowel voor de nieu- we werknemers als voor diegenen die reeds in dienst zijn bij de invoering ervan.

Elke vorm van discriminatie tussen werknemers, aangeslotenen en begunstigden is onwettig en hoewel een plan voor een bepaalde categorie van personen op- gemaakt mag worden, moeten alle personen die tot deze categorie behoren zich in een vergelijkbare si- tuatie bevinden en moet het criterium dat deze cate- gorie onderscheidt objectief en redelijk verantwoord zijn waarbij elke discriminatie op grond van geslacht, leeftijd of deeltijdse tewerkstelling uitgesloten is.

(6)

In het kader van de geleidelijke vermindering van het onderscheid tussen bedienden en arbeiders heeft de wet van 5  mei 2014 een juridisch kader uitgewerkt om de verschillen op het vlak van het aanvullend pen- sioen geleidelijk aan weg te werken.

Sinds 1  januari 2015 en tot 1  januari 2025 mogen de reeds bestaande verschillen in behandeling die de voortzetting van een vorige praktijk vormen, behou- den worden.

Het zal echter niet langer mogelijk zijn om een onder- heid tussen arbeiders en bedienden te maken of een nieuw plan in te voeren dat een onderscheid tussen die twee categorieën maakt.

Vanaf 1 januari 2025 mag er totaal geen verschil in be- handeling meer steunen op dat onderscheid, tenzij de werknemers die vóór de wijziging van het pensioen- stelsel aangesloten waren weigeren deel te nemen aan het gewijzigde stelsel omdat het aanleiding geeft tot een verhoging van hun verplichtingen, of in het geval van een fusie of een ondernemingsoverdracht krach- tens overeenkomst. De overnemer zal niet verplicht zijn om de pensioenstelsels van de overdrager over te nemen en als hij dat wel doet, dan mogen de verschil- lende pensioenstelsels naast elkaar blijven bestaan.

III. Databank van de aanvullende pensioenen

Sinds 2012 moeten de pensioeninstellingen een aangifte indienen bij de databank aanvullende pensioenen (aan- gifte DB2P). Via deze databank wordt de 80 %-grens (de som van het wettelijk en het aanvullend pensioen mag niet meer dan 80 % van het laatste brutoloon bedragen) gecontroleerd en wordt een sociale controle op de wet op de aanvullende pensioenen van 2003 uitgeoefend.

Bovendien kunnen de RSZ-inhoudingen via deze aan- giften gecontroleerd worden : er wordt immers een in- houding van 8,86 % verricht op de premies die de werk- gever voor sommige aanvullende pensioenen stort.

Als de door de instelling opgevraagde gegevens niet verstrekt worden, dan gelden de volgende sancties :  – de premies en bijdragen voor de aanvullende pensioe-

nen zijn niet langer aftrekbaar als beroepskosten en zullen als verworpen uitgaven beschouwd worden;

– of die premies en bijdragen zullen onderworpen worden aan een aanslag van 33 % voor de belas- tingplichtigen onderworpen aan de rechtsperso- nenbelasting.

Tot slot heeft de pensioeninrichter de mogelijkheid om een contract af te sluiten met de vzw SIGeDIS die de aangiften bij de databank aanvullende pensioenen inzamelt en de inrichter informatie verschaft over de pensioenen die hij toegezegd heeft.

IV. Fiscale behandeling

IV.1.  Fiscale behandeling van de bijdragen

In hoofde van de begunstigde vormen de bijdragen van de werkgever geen belastbaar voordeel van alle aard, tenzij de werkgever de individuele premie die verschuldigd is door de begunstigde voor zijn reke- ning neemt : het betaalde bedrag wordt ten belope van die premie als belastbare VU beschouwd.

In hoofde van de werkgever zijn de bijdragen die hij stort aftrekbaar als beroepskosten voor zover ze de- finitief gestort zijn aan een pensioeninstelling die in de Europese Economische Ruimte gevestigd is en dit binnen de grens van 80 % van het laatste jaarlijkse normale brutoloon berekend op basis van een norma- le duur van beroepsactiviteit en mits voorlegging van bewijselementen. Als die grens overschreden wordt, wordt het surplus voor de onderneming als verwor- pen uitgave belast.

Wat specifiek de bedrijfsleider betreft is de aftrek on- derworpen aan de voorwaarden dat hij regelmatig – dat wil zeggen ten minste één maal per maand  – bezoldigd wordt, vóór het einde van het belastbare tijdperk waarin de bezoldigde activiteit uitgeoefend werd en dat de onderneming dat loon verrekent met de resultaten van dat tijdperk.

Sinds 1 januari 2013 is de premie slechts aftrekbaar als men aantoont dat de informatie in de databank aan- vullende pensioen «SIGeDIS» correct geregistreerd is.

De aftrek is begrensd tot 1 525,00 euro (2 330,00 euro voor het aanslagjaar 2016) voor de IPT gesloten ten voordele van personen die bezoldigingen als werk- nemer ontvangen in tegenstelling tot de contracten gesloten op het hoofd van een bedrijfsleider die niet verbonden is door een arbeidsovereenkomst.

Er moet een taks van 4,4 % op de verzekeringsver- richtingen betaald worden op de premies die de werk- gever krachtens de verzekeringsovereenkomst stort aan de verzekeringsmaatschappij, tenzij het onder- schreven plan een zogenoemd «sociaal pensioenstel- sel» is.

(7)

De bijdragen die door de werknemers of de bedrijfs- leider aan de verzekeringsmaatschappij gestort wor- den, geven op hun beurt recht op een belastingver- mindering van 30 % indien ze definitief gestort zijn in uitvoering van een groepsverzekeringsreglement en binnen de 80 %-grens.

IV.2.  Fiscale behandeling van de prestaties

Wanneer de prestaties uitgekeerd worden in de vorm van een kapitaal opgebouwd aan de hand van werkge- versbijdragen, dan worden ze als volgt belast :

Storting vanaf

Vóór 1 juli 2013

Sinds 1 juli 2013 : PB

Sinds 1 juli 2013 : PB

Sinds 1 juli 2013 : be- drijfsvoor-

heffing

Sinds 1 juli 2013 : be- drijfsvoor-

heffing

    Bij wet-

telijk pensioen

Zonder wettelijk pensioen

Bij wettelijk pensioen

Zonder wettelijk pensioen 60 jaar 16,5 % 16,5 % (2) 20 % (2) 16,66 % 20,19 % 61 jaar 16,5 % 16,5 % (2) 18 % (2) 16,66 % 18,17 %

62 jaar 16,5 % 16,5 % 16,5 % 16,66 % 16,66 %

65 jaar

en ouder 16,5 % of 10 % (1)

16,5 % of

10 % (1) 16,5 % of

10 % (1) 16,66 % of

10,09 % 16,66 % of 10,09 %

Deze tarieven worden verhoogd met de gemeentebe- lasting.

(1) Om het tarief van 10 % te genieten, moet het aan- vullend pensioen ten vroegste gestort worden op het moment waarop de werknemer de wettelijke pensi- oenleeftijd bereikt (vandaag is dat 65 jaar). De werk- nemer moet actief gebleven zijn tot die datum maar dat hoeft niet voltijds te zijn. Dit tarief is niet van toepassing op de onderhandse pensioenbeloften.

(2) Het tarief wordt op 16,5 % behouden in geval van pensionering op 60 of 61 jaar. De betrokkene moet gepensioneerd zijn. Het onderhands pensioenkapi- taal toegekend aan een bedrijfsleider die zijn mandaat blijft uitoefenen is niet belastbaar aan 16,5 %. In dat geval zal het als een bezoldiging van bedrijfsleider be- schouwd worden en belastbaar zijn aan de progressie- ve belastingvoet. Dat rechtvaardigt de uitkering van het pensioenkapitaal op de effectief leeftijd waarop hij met pensioen gaat.

Er heerst nog onzekerheid over het begrip «pensio- nering». De wet van 18 december 2015 tot waarbor- ging van de duurzaamheid en het sociale karakter van de aanvullende pensioenen verkondigt dat onder pensionering verstaan wordt : «de effectieve ingang van het rustpensioen met betrekking tot de beroeps-

activiteit die aanleiding gaf tot de opbouw van de pres- taties».

De fiscale wetgeving geeft zelf geen definitie van dit begrip zodat men zijn gezond verstand moet gebrui- ken. Wat als de bedrijfsleider de activiteit waarvoor een pensioenplan aangegaan werd stopzet en er een nieuwe aanvangt ? En als het pensioenkapitaal aan hem uitgekeerd wordt, kan het dan het voordeeltarief van 16,5 % genieten ?

Men kan overwegen om de onderhandse pensioenbe- lofte om te zetten in een geëxternaliseerde IPT, zodat de begunstigde de voorkeurtarieven van 10 %, 16,5 %, 18 % of 20 % kan genieten die niet aan die pensione- ringsvoorwaarde onderworpen zijn.

Men mag echter niet uit het oog verliezen dat de wet van 18 december 2015 stelt dat voor de IPT gesloten sinds 1 januari 2016, de contractuele pensioenleeftijd ten minste gelijk moet zijn aan de wettelijke pensi- oenleeftijd.

Moet men dan bij de omzetting in 2016 van een be- staande onderhandse pensioenbelofte die in een pen- sioenleeftijd van 60 jaar voorziet die leeftijd tot 65 jaar optrekken ?

Een goed geïnformeerde bedrijfsleider zal de IPT dan laten lopen tot de wettelijke pensioenleeftijd vooral als hij een beroepsactiviteit blijft uitoefenen, zodat hij het tarief van 10 % voor het aanvullend pensioenkapi- taal kan genieten (Cf. P. Van Eesbeeck, «Onderhandse pensioenbelofte : nieuwe pensioenwet kan fiscaal zuur opbreken», Fiscoloog nr. 1465, p. 8).

V. Sociale behandeling

V.1.  Sociale behandeling van de bijdragen gestort door de werkgever

De werkgever betaalt een bijdrage van 8,86 % aan de RSZ op de stortingen die hij verricht. Deze bijdrage wordt niet berekend op het aandeel van de werknemer noch op de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrich- tingen van 4,40 % die geheven wordt op de overtollige premie of op het gedeelte van de storting van de werk- gever bestemd voor de financiering van het solidari- teitsluik in het kader van de pensioentoezeggingen.

Bovendien moet een bijzondere socialezekerheids- bijdrage, de zogenoemde «Wyninckx-bijdrage» van 1,5 % betaald worden op de bijdragen voor de opbouw

(8)

Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoor- delijke uitgever : Mirjam VERMAUT, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : info@bibf.be, URL : http: //www.bibf.

be. Redactie : Mirjam VERMAUT, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Frédéric DELRUE, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met Wolters Kluwer – www.wolterskluwer.be

van aanvullende pensioenen. Ze wordt ingehouden wanneer de stortingen de grens van 30 000,00 euro (31 212,00 euro in 2016) overschrijden.

Sinds 1 januari 2016 is dat grensbedrag vervangen door een pensioendoelstelling die men berekent door het basisbedrag (maximumpensioen van de publieke sector : thans 6 760,86 euro) te vermenigvuldigen met het aantal reeds gewerkte loopbaanjaren als werkne- mer, gedeeld door 45.

Indien de pensioendoelstelling overschreden wordt, is de bijdrage van de werkgever gelijk aan 1,5 % van zijn aandeel in het bedrag van de verandering of van de verworven reserves of van die welke verband hou- den met het jaar voorafgaand aan het bijdragejaar.

V.2.  Sociale behandeling van de prestaties

De prestaties die aan de begunstigden uitgekeerd wor- den zijn onderworpen aan twee speciale bijdragen : – een inhouding van 3,55 % ten voordele van het RIZIV; 

– een progressieve solidariteitsbijdrage van 0 à 2 % ten voordele van de RVP berekend als volgt wetend dat de opgegeven bedragen gekoppeld zijn aan de spilindex :

Berekening van de solidariteitsbijdrage op 1 decem- ber 2012 (bedrag gekoppeld aan de spilindex) voor een pensioen aan het tarief alleenstaande :

Totaal maandelijks brutobe- drag pensioen alleenstaande begrepen tussen :

Solidariteitsbijdrage

€ 0,01 tot € 2 222,18 € 0,00

€ 2 222,19 tot € 2 290,90 (brutobedrag min

€ 2 222,18) x 0,5

€ 2 290,91 tot € 2 478,31 brutobedrag x 0,015

€ 2 478,32 tot € 2 504,09 (brutobedrag – € 2 478,31) x 0,5 + 37,17

vanaf € 2 504,10 brutobedrag x 0,02

Berekening van de solidariteitsbijdrage voor een pen- sioen aan het gezinstarief :

Totaal maandelijks brutobe- drag pensioen alleenstaande begrepen tussen :

Solidariteitsbijdrage

€ 0,01 en € 2 569,12 € 0,00

€ 2 569,13 en € 2 648,57 (brutobedrag min

€ 2 569,12) x 0,5

Totaal maandelijks brutobe- drag pensioen alleenstaande begrepen tussen :

Solidariteitsbijdrage

€ 2 648,58 en € 2 832,36 brutobedrag x 0,015

€ 2 832,37 en € 2 861,81 (brutobedrag – € 2 832,36) x 0,5 + 42,49

vanaf € 2 861,82 brutobedrag x 0,02

Deze bijdragen worden geïnd door de Rijksdienst voor Pensioenen.

Tot slot zullen de bijdragen of de pensioenprestaties, voor zover zij een bezoldigend karakter hebben, niet beschouwd worden als loon onderworpen aan de soci- ale zekerheid. Ze worden daarentegen wel in aanmer- king genomen voor de berekening van de compense- rende opzeggingsvergoeding.

Ze worden echter niet meegeteld voor de berekening van het vakantiegeld.

VI. Besluit

Ongeacht of de werkgever door een collectieve ar- beidsovereenkomst verplicht is om een pensioenplan in te voeren of dit spontaan en vrijwillig doet, het geeft hem wel de kans om het loon van zijn werknemers te- gen een lagere sociale en fiscale kost af te romen.

Een interessante zaak dus, niet alleen voor de werk- gever, maar ook voor de werknemer die bij zijn pensi- onering niet moet voortdoen met een schamel wette- lijk pensioentje, maar op een mooi extraatje bovenop zijn pensioen kan rekenen.

We kunnen alleen maar hopen dat de veralgemening van de pensioenplannen voor de werknemers een ver- arming van de oudere bevolking zal tegengaan.

In die optiek moeten we ook hopen dat de wetgever het nut inziet van een verdere verhoging van de fiscale voor- delen, vooral in de pensioenplannen van de zelfstandi- gen die we in dit artikel buiten beschouwing gelaten hebben, maar wier situatie nog altijd nadeliger uitvalt.

Anne-Thérèse DESFOSSES Advocate – Advocatenkantoor Herve

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

 dŽĞŬŽŵƐƚƐĐĞŶĂƌŝŽ͛ƐƉĂƚŝģŶƚĞƌǀĂƌŝŶŐĞŶ͕ĚĞĐĞŵďĞƌϮϬϭϳͲsĞƌƐůĂŐ ϲ  ŝƐĐƵƐƐŝĞ

'Maar de vrijheid voor iedereen om zijn roeping na te streven zal niet gratis zijn.. Mensen zoals ik zouden ervoor moeten betalen,' zei

It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly

Het EHRM vindt met 15 tegen 2 stemmen, en in afwij- king van de Kamer, geen schending van het recht op leven in zijn materiële aspect, maar doet dat unaniem wel voor wat betreft

Deze bepaling (artikel 6.3.2.3.) geldt echter uitsluitend voor werkzaamheden ter uitoefening van een bedrijf en luidt als volgt: ‘Indien een niet ondergeschikte die in

Die strekking heeft -de rechtmatige belangen van de verdachte ten spijt -veelal niet zo'n ruim bereik als de omschrij- ving die De Roos geeft van 'in zijn verdediging geschaad'..

In deze zaak heeft de toetsingscommissie zich niet uitgelaten over de informatie- en overlegplicht van de arts en het toestemmingsvereiste op grond van artikel 7:448 en artikel

opbrengen aanvullende maatregelen nodig voor het opheffen van dispersieknelpunten voor de fauna. Bijna alle insectengroepen die in de vegetatie voorkomen blijken in principe