• No results found

Installatie- en gebruikershandleiding. CT37stax (medisch hulpmiddel) MA M-NL

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Installatie- en gebruikershandleiding. CT37stax (medisch hulpmiddel) MA M-NL"

Copied!
68
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Installatie- en

®

gebruikershandleiding

CT37stax (medisch hulpmiddel)

MA103339-M-NL 12.0.119

(2)
(3)

Inhoud 3

1. Inleiding 5

1.1 Kennisgevingen ... 6

1.2 Bedoeld gebruik ... 7

1.3 Symbolen ... 7

1.3.1 In deze handleiding gebruikte symbolen ... 7

1.3.2 Op het apparaat gebruikte symbolen ... 7

1.4 Veiligheid ... 9

1.4.1 Waarschuwingen ... 9

1.4.2 Voorzorgsmaatregelen ... 9

1.4.3 Elektromagnetische compatibiliteit (EMC) ... 11

1.5 Over de incubator ... 11

1.5.1 Bedieningsmodus ... 13

1.5.2 Gebruikersinterface ... 13

1.5.2.1 Statusindicatoren op de incubatiekamer ... 13

1.5.2.2 Cybersecurity ... 15

1.5.3 Schema aansluitingen ... 16

1.5.4 Externe meetpunten ... 18

2. Installatie van het systeem 21

2.1 Aansluiten van de gastoevoer ... 22

2.2 Aansluiten van de incubator op het managementprogramma ... 24

2.3 Aansluiten van het extern alarm ... 26

2.4 Monteren van de incubatiekamerfilter ... 26

2.5 Aansluiting op de netvoeding ... 28

3. Bediening van de incubator 31

3.1 Inschakelen van het systeem ... 32

3.2 Starten van het managementprogramma van de incubator ... 32

3.2.1 Een incubator toevoegen ... 33

3.3 De incubator klaarmaken voor gebruik ... 35

3.3.1 Instellen van de temperatuurregeling ... 35

3.3.2 De incubatiekamer uit stand-bymodus halen ... 36

3.4 Laden en verwijderen van monsters ... 38

3.5 Laden en vullen van de waterbak ... 41

3.6 Eerste werking ... 43

3.7 Dagelijks onderhoud ... 44

3.8 Uitschakelen van de incubator ... 44

3.8.1 Stand-bymodus inschakelen ... 44

3.8.2 Uitschakelen ... 46

4. Routineonderhoud en probleemoplossing 47

(4)

Inhoud 4

4.1 Algemene reiniging ... 48

4.2 Reiniging en desinfectie van de kamer ... 49

4.3 Veiligheidstesten ... 50

4.4 Kalibreren ... 50

4.4.1 Temperatuurkalibratie ... 50

4.4.2 Debietkalibratie ... 51

4.5 Vervangen van de filter ... 51

4.6 Probleemoplossing ... 54

4.6.1 Het systeem resetten ... 54

4.6.2 Temperatuuralarmen ... 54

4.6.3 Debietalarmen ... 55

4.7 Terugsturen voor onderhoud ... 55

4.8 Verwijderen ... 55

5. Aanvullende informatie 57

5.1 Extern alarmaansluiting ... 58

5.2 Meetpunten ... 58

5.3 Specificaties ... 60

5.3.1 Incubator ... 60

5.3.2 Controle ... 61

5.3.3 Netwerk ... 61

5.3.4 Capaciteit ... 61

5.3.5 Stroomvoorziening ... 61

5.3.5.1 Incubator ... 62

5.3.5.2 Stroomadapters ... 62

5.3.6 Gastoevoer ... 62

5.3.7 Waterbak en filter ... 63

5.3.8 Zekeringen ... 63

Inhoudsopgave 65

(5)

Inleiding

(6)

Inleiding 6

1 Inleiding

Deze handleiding is van toepassing op de volgende modellen: CT37-M.

Deze handleiding werd opgesteld als hulp bij het installeren van uw nieuwe incubator. De handleiding bevat belangrijke informatie over het veilige gebruik van het toestel. Het is belangrijk dat u zich bekendmaakt met dit document voor u probeert om het apparaat te installeren.

1.1 Kennisgevingen

Installatie- en gebruikershandleiding: CT37stax (medisch hulpmiddel) versie: 12.0.119 2020-04-02

© 2020 Planer Limited

Vertaling van oorspronkelijke instructies [NL]

Planer Limited. 110 Windmill Rd., Sunbury-on-Thames, Middlesex, TW16 7HD, UK. Tel: +44 (0)1932 755000; email: sales@planer.com

1639

Het apparaat bevat batterijen en andere onderdelen met een beperkte levensduur. Om een lange gebruiksduur van het apparaat te verzekeren en probleemloze werking te helpen waarborgen adviseren wij u een van onze onderhouds- en ondersteuningsplannen te gebruiken. Neem contact op met uw leverancier voor meer informatie.

Goede praktijk vereist dat in kritieke toepassingen niet moet worden vertrouwd op één gegevensbron. Kopieën op papier en back-upkopieën moeten altijd worden bewaard.

Op alle apparatuur geleverd door Planer Limited zijn een garantieovereenkomst en een beperkte aansprakelijkheid van toepassing. Bovendien worden softwareproducten niet verkocht maar in licentie gegeven voor gebruik en is er een licentieovereenkomst op van toepassing.

U kunt dit document vrij kopiëren en distribueren voor persoonlijk gebruik in elke vorm, mits het document in zijn geheel wordt gereproduceerd en deze kennisgevingen omvat.

Afzonderlijke pagina's en formulieren kunnen vrij worden gekopieerd voor het

implementeren van instructies in de documentatie. U kunt wijzigingen aanbrengen of afgeleide werken maken. Elke wijziging in deze voorwaarden vereist de schriftelijke toestemming van Planer Limited.

Productnamen en -aanduidingen waarnaar in dit document wordt verwezen, kunnen handelsmerken en/of geregistreerde handelsmerken en worden erkend als eigendom van hun respectieve eigenaars.

Deze informatie wordt verstrekt zonder garantie, uitdrukkelijk of stilzwijgend, en inclusief maar niet beperkt tot stilzwijgende garantie met betrekking tot verkoopbaarheid of geschiktheid voor een doel, behalve in de mate waarin dergelijke bepalingen ongeldig zijn, toepasselijk recht schenden of onafdwingbaar zijn in een specifiek rechtsgebied.

Planer Limited behoudt zich het recht voor producten en hun specificaties te veranderen zonder kennisgeving.

(7)

Inleiding 7

1.2 Bedoeld gebruik

Het bedoeld gebruik van de CT37stax (medisch hulpmiddel) is het creëren van een omgeving met een gecontroleerde temperatuur (rond lichaamstemperatuur),

gecontroleerde koolstofdioxide-, zuurstof- en stikstofconcentraties en een verhoogde luchtvochtigheid voor de ontwikkeling van gameten en embryo’s tijdens in vitro bevruchting(IVF)/behandelingen voor geassisteerde reproductieve technologie (ART).

1.3 Symbolen

1.3.1 In deze handleiding gebruikte symbolen

Dit symbool duidt op informatie of instructies in verband met de veiligheid. Als u deze instructies niet opvolgt, kan dit leiden tot persoonlijk letsel of letsel bij derden.

Dit symbool wordt gebruikt om belangrijke informatie of instructies weer te geven in verband met het gebruik van het product. Als u deze instructies niet opvolgt, kan dit leiden tot schade aan de apparatuur, de monsters of de gegevens.

Het lampje duidt op belangrijke informatie en tips die kunnen helpen om het beste uit uw product te halen.

1.3.2 Op het apparaat gebruikte symbolen

Deze symbolen kunnen zich op de incubator of de verpakking van de waterbak en filter bevinden.

Raadpleeg deze instructies. Als u deze instructies niet opvolgt, kan dit leiden tot persoonlijk letsel of letsel bij derden.

Raadpleeg de handleiding.

Wisselstroom (AC)

Gelijkstroom (DC)

Ethernetverbinding

Resetschakelaar Deze knop reset de regelaar. Druk er alleen op wanneer het systeem niet reageert.

Alarmoutput stekker

(8)

Inleiding 8

Inlaat voor voorgemengd gas

Gesteriliseerd door middel van ethyleenoxide

Gesteriliseerd door middel van irradiatie

Niet hergebruiken

Niet gebruiken als de verpakking beschadigd is

Partijnummer

Catalogusnummer

Serienummer

Fabrikant

Fabricagedatum

Houdbaarheidsdatum

Droog bewaren

Buiten direct zonlicht bewaren

Pyrogeenvrij

(9)

Inleiding 9

Niet verwijderen met het huishoudelijk afval

Rx only

VS: Opgelet: Volgens de federale wetgeving mag dit artikel alleen door of in opdracht van een arts verkocht worden.

1.4 Veiligheid

1.4.1 Waarschuwingen

· Het gebruik van de apparatuur op een manier die niet in deze handleiding is aangegeven of onder condities buiten de specificaties kan ertoe leiden dat de bescherming die door de apparatuur wordt geboden wordt belemmerd.

· Het incubatiegas wordt bij normaal gebruik afgevoerd door het apparaat. Dat gas kan aanleiding geven tot een stijging van de koolstofdioxide- en een daling van de

zuurstofconcentratie in de kamer. De incubator mag alleen in goed geventileerde ruimtes gebruikt worden.

· De en embryo’s die in de incubator worden gekweekt kunnen een biologisch risico inhouden. Bij twijfel dient u zich te wenden tot de persoon verantwoordelijk voor de incubator.

· Bleekwater is een bijtend product en kan de gevoelige onderdelen en metalen oppervlakken in de kamer aantasten.

· Operationele parameters mogen enkel worden aangepast door gekwalificeerd personeel of onder hun leiding. Het invoeren van incorrecte gegevens kan het

functioneren van het product belemmeren. Een verminderde werking kan een nadelige invloed hebben op de en embryo’s die zich in het apparaat bevinden.

1.4.2 Voorzorgsmaatregelen

· De CT37stax is geclassificeerd als klasse 1 apparatuur en moet worden geaard voor veilig gebruik.

· Om te beschermen tegen stroomstoot moet de voeding voorzien zijn van een stekker met 3 pinnen en aangesloten op een geaard stopcontact.

· Herhaling van mogelijk schadelijke hoog-voltage flashtests moet worden vermeden.

· Controleer of de benodigde spanning voor de incubator weergegeven op het typeplaatje overeenstemt met de lokale netspanning.

(10)

Inleiding 10

· De aansluiting van de voedingskabel op de voeding is het belangrijkste middel om de stroomtoevoer af te sluiten. Indien een fout optreedt waarvoor de stroom onmiddellijk moet uitgeschakeld worden, koppelt u de voedingskabel los van de voeding of schakelt u de stroom uit ter hoogte van het stopcontact in de muur.

· Vergewis u ervan dat het apparaat in de juiste positie staat, zodat de voedingskabel vlot kan losgekoppeld worden.

· Gebruik de waterbak niet indien de verpakking beschadigd is. Mag niet opnieuw gesteriliseerd worden.

· De maximale toevoerdruk van 1,65 bar ( 24 psi )mag niet overschreden worden.

· De incubator is bedoeld voor gebruik met voorgemengd gas voor medische

toepassingen (doorgaans 6% koolstofdioxide, 5% zuurstof en rest stikstof) Het mag niet gebruikt worden met zuurstofrijke gassen of ontbrandbare of ontplofbare

mengsels.

· Als het apparaat in een kleine ruimte wordt gebruikt, moet via een risicoanalyse worden bepaald of de alarmen voor het opsporen van hoge koolstofdioxide- en lage zuurstofconcentraties moeten worden geïnstalleerd en of extra ventilatie noodzakelijk is.

· Omdat in de omgeving van de incubator vloeistoffen worden gebruikt, moet de operator zijn uitgerust met extra bescherming tegen stroomstoot door de stroomtoevoer naar de incubator te laten verlopen via een aardlekschakelaar (ALS) 30mA. Zorg dat de apparatuur niet wordt verstoord door slechtwerkende apparatuur op dezelfde stroombron.

· Het toestel is ontworpen voor aansluiting op informatietechnologieapparatuur conform EN60950 of zijn equivalent. Het gebruik van het toestel met andere apparatuur kan de veiligheid in gedrang brengen. Het apparaat mag uitsluiten verbonden worden met een Ethernet local area netwerk (LAN) binnen het gebouw.

· Onderhoud door de gebruiker is beperkt tot reiniging en kalibratie. Alle andere onderhoud mag uitsluitend worden uitgevoerd door daarvoor opgeleide technici.

· Om brandrisico te vermijden moeten zekeringen altijd worden vervangen door zekeringen van hetzelfde type en dezelfde kwalificatie.

· Zekeringen mogen uitsluitend worden vervangen door voldoende opgeleid onderhoudspersoneel.

· Zekeringen mogen alleen vervangen worden als de oorzaak van de onderliggende fout is bepaald en gecorrigeerd waar van toepassing.

· De inwendige batterij mag niet door de gebruiker vervangen worden en mag uitsluitend vervangen worden door opgeleide technici. De batterij mag alleen vervangen worden met een batterij van hetzelfde type en dezelfde kwalificatie.

· Houd kabels en verbindingsslangen steeds verwijderd van zones waar ze een struikelgevaar kunnen betekenen.

· Wees voorzichtig bij het opheffen van het toestel. Wanneer volledig geladen weegt de incubator 35 kg met het meeste gewicht aan één uiteinde.

· Schakel de incubator uit en koppel hem los van de netspanning voor u begint met reinigen. Opmerking: indien een primaire en secundaire voeding zijn gemonteerd, moeten beide worden losgekoppeld.

· Laat het apparaat telkens volledig drogen voor u het weer aansluit op de netspanning.

(11)

Inleiding 11

· Houd er rekening mee dat desinfectiemiddelen schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid. Zorg ervoor dat u voor gebruik het veiligheidsinformatieblad (VIB) ter beschikking hebt en volg de instructies.

· Reinig en desinfecteer de incubator voor gebruik zoals beschreven in de rubriek Reiniging en desinfectie van de kamer .

· De persoon die instaat voor het apparaat moet ervoor zorgen dat:

o het apparaat wordt gereinigd als gevaarlijk materiaal is gemorst in of op het toestel.

o alleen reinigings- en desinfectiemiddelen compatibel met het apparaat gebruikt worden incompatibele middelen kunnen een risico inhouden bij reactie met het toestel of het materiaal in het toestel Raadpleeg de rubriek reiniging en desinfectie (zie Algemene reiniging en Reiniging en desinfectie van de kamers ) voor erkende reinigings- en desinfectiemiddelen geschikt voor gebruik met de CT37stax (medisch hulpmiddel).

· Elk stroomcircuit dat is aangesloten op de alarmoutput moet voldoen aan de specificaties; zie Externe alarmaansluiting .

· Elk stroomcircuit dat is aangesloten op de alarmoutput moet voldoen aan de vereisten voor een toegankelijk onderdeel zoals gedefinieerd in EN 61010-1 of zijn equivalent.

· De alarmoutput lag niet gebruikt worden in veiligheidskritische apparaten.

1.4.3 Elektromagnetische compatibiliteit (EMC)

De uitrusting is bedoeld voor gebruik in een basis elektromagnetische omgeving. Deze omgeving wordt gekenmerkt door een rechtstreekse voeding met lage spanning vanuit het stroomnet.

· Alle aansluitingen via de Externe alarmaansluiting moeten volledig afgeschermde kabels zijn met een maximale lengte van 2 m.

· Vermijd om de CT37stax in ruimten te plaatsen die worden beïnvloed door bronnen van elektromagnetische interferentie, zoals grote transformatoren.

1.5 Over de incubator

De CT37stax is bedoeld voor gebruik door embryologen en degelijk gekwalificeerde biomedisch assistanten.

De belangrijkste onderdelen van het volledige apparaat staan hieronder weergegeven.

49

48 49

58

58

(12)

Inleiding 12

Overzicht van het apparaat 1. CT37stax incubator

2. Dockingstation 3. Incubatiekamer

4. Waterbak voor bevochtiging

De incubator bestaat uit een dockingstation met tot zes incubatiekamers. Het apparaat biedt een omgeving met gecontroleerde temperatuur en gas voor het kweken van monsters.

· De temperatuur wordt gecontroleerd door verwarmingsbronnen in het deksel en in de basis van elke kamer.

· De gasstroom naar elke kamer wordt gecontroleerd om de gasconcentratie in elke kamer te handhaven. De concentratie wordt bepaald door de samenstelling van de voorgemengde gastoevoer.

· De vochtigheid in elke kamer wordt hoog gehouden door de aanwezigheid van een waterbak in elke kamer.

Elke incubatiekamer werkt volledig autonoom en beschikt over een eigen temperatuur- en gasdebietcontrole. Het dockingstation houdt uitsluitend de incubatiekamers op hun plaats en stuurt gas, elektrische stroom en berichten naar de kamers.

(13)

Inleiding 13

Gascontrole

1.5.1 Bedieningsmodus

Elke incubatiekamer heeft twee bedieningsmodi: normaal en stand-by

· In de normale modus verwarmt de incubatiekamer de kamers en levert ze gas om de vereiste omgeving te handhaving.

· In stand-bymodus controleert de incubatiekamer de temperatuur niet langer of levert ze geen gas meer. De communicatie wordt gehandhaafd met de Planer Incubator Management Application (PIMS).

1.5.2 Gebruikersinterface

De CT37stax beschikt zelf over een minimale gebruikersinterface met statusindicatoren, een interne zoemer en netwerkontgrendelaar. Alle andere gebruikershandelingen worden verricht op de computer die de Planer Incubator Management Applicationuitvoert.

De netwerkontgrendelaar staat beschreven in de rubriek Cybersecurity .

1.5.2.1 Statusindicatoren op de incubatiekamer

De statusindicator voor elke incubatiekamer bevindt zich in de rechterbenedenhoek van de kamer.

15

(14)

Inleiding 14

Statusindicatoren

(15)

Inleiding 15

Indicator Hoorbaar

alarm

Extern alarm

Status

Uit

Traag knipperend om de drie seconden: stand-by Oranje: de incubator is niet op de juiste

temperatuur of het debiet is incorrect. Dit is geen alarmtoestand. De incubatiekamer is waarschijnlijk bezig met de controle aan te passen na uitschakeling of na een wijziging van de insteltemperatuur.

Oranje knipperlicht: de temperatuur of het gasdebiet is incorrect, omdat de incubatiekamer werd losgekoppeld van het dockingstation. Dat mag niet gebeuren bij normaal gebruik en mag alleen gebeuren door de onderhoudstechnici.

Green: normaal

Rood: er is een alarmtoestand die al werd erkend door een andere gebruiker.

Rood knipperlicht: er is een alarmtoestand die nog niet werd erkend door een andere gebruiker.

1.5.2.2 Cybersecurity

Om de incubator te beschermen tegen netwerkaanvallen kunnen de instellingen niet op normale wijze gewijzigd worden via het netwerk. Om de instellingen te kunnen wijzigen,

moet de ontgrendelaar op het dockingstation worden ingedrukt. Op die manier kunnen de instellingen gedurende maximaal vijf minuten gewijzigd worden. Daarna zal de incubator weer overgaan naar zijn beveiligde modus.

(16)

Inleiding 16

Netwerk ontgrendelaar

1.5.3 Schema aansluitingen

Alle aansluitingen bevinden zich aan de achterkant van de incubator op de dockingstationbasis.

(17)

Inleiding 17

Achterste aansluitingen 1. Gasinlaat

2. Secundaire voedingsingang 3. Primaire voedingsingang 4. Netwerkaansluiting 5. Extern alarmoutput

De belangrijkste aansluitingen staan in het diagram hieronder samengevat.

(18)

Inleiding 18

Schema aansluitingen 1. CT37stax.

2. Gastoevoer 3. Primaire voeding

4. Optionele tweede voeding 5. Optioneel extern alarmsysteem

6. PC voert het Planer Incubator Management Applicationuit.

1.5.4 Externe meetpunten

Elke incubatiekamer is aan de achterkant uitgerust met twee meetpunten Daardoor kunnen onafhankelijke temperatuursensoren gemonteerd worden. De locatie van deze meetpunten staan in het onderstaande diagram weergegeven.

(19)

Inleiding 19

Meetpunten

Deze locaties worden ook gebruikt voor de kalibratie van het apparaat, zie Kalibratie . Informatie over de geschikte sensorafmetingen staan vermeld in de rubriek

Meetpunten .

50

58

(20)
(21)

Installatie van het systeem

(22)

Installatie van het systeem 22

2 Installatie van het systeem

Voorzorgsmaatregelen

· Wees voorzichtig bij het opheffen van het toestel. Wanneer volledig geladen weegt de incubator 35 kg met het meeste gewicht aan één uiteinde.

1. Pak de apparatuur voorzichtig uit.

2. Plaats de incubator op een veilig plat oppervlak.

3. Vergewis u ervan dat de incubator niet in de buurt staat van rechtstreekse warmte- of koudebronnen zoals verwarmings- of airconditioningapparaten of direct zonlicht.

4. Zorg ervoor dat er tussen de zijkanten van het apparaat en andere toestellen of de muur een ruimte is van minstens 25 mm.

5. Zorg ervoor dat er aan de achterkant van het apparaat een ruimte is van minstens 150 mm.

Belangrijk

· Reinig en desinfecteer de incubator voor gebruik zoals beschreven in de rubriek Reiniging en desinfectie van de kamer .

2.1 Aansluiten van de gastoevoer

Voorzorgsmaatregelen

· De maximale toevoerdruk van 1,65 bar ( 24 psi )mag niet overschreden worden.

· De incubator is bedoeld voor gebruik met voorgemengd gas voor medische

toepassingen (doorgaans 6% koolstofdioxide, 5% zuurstof en rest stikstof) Het mag niet gebruikt worden met zuurstofrijke gassen of ontbrandbare of ontplofbare

mengsels.

· De incubatiekamers zijn verbonden met de atmosfeer via de gasuitlaten aan het einde van elke kamer. Derhalve zijn de kamers theoretisch op atmosferische druk. Ook tijdens het blazen zijn alle drukstijgingen verwaarloosbaar.

· Het apparaat is ontworpen om te functioneren met een voorgemengde gastoevoer.

· Hoeveel koolstofdioxideconcentratie nodig is om de pH te handhaven wordt bepaald door het medium. Raadpleeg de aanbevelingen van de fabrikant van het medium. Bij gebruik op grote hoogte kan de gasconcentratie moeten aangepast worden wegens de verschillen in lokale druk.

· Alle slangen en aansluitingen moeten geschikt zijn voor gebruik met koolstofdioxide.

Vele plastics zijn zeer permeabel voor koolstofdioxide. Dat beïnvloedt de concentratie van het gas geleverd aan de kamers.

49

(23)

Installatie van het systeem 23

· Als u meerdere dockingstations met elkaar wilt verbinden, kan een T-stuk aangesloten worden op de inlaat. Zorg ervoor dat de gastoevoer in staat is alle incubatiekamers te voorzien bij het blazen.

· Het gas moet worden toegevoerd met een hoogzuivere regelaar bij 1,5 ± 0,15 bar (21,8

± 2,2 psi).

· Het is aanbevolen dat een vluchtige organische stof (VOS) filter wordt gemonteerd op de gasinvoer.

· Een minimale debietcapaciteit van 230 mL/minute per incubatiekamer is noodzakelijk.

Een volledig benut toestel met zes incubatiekamers heeft een debiet nodig van 1380 mL/minute.

· De gastoevoer moet uitgerust zijn met een SWAGELOK 1/4" slangaansluiting (SS- 400-1-4RT) om aangesloten te worden op de meegeleverde verbindingsslang.

· De bijgeleverde slang is voorzien van een slangadapter en voorgemonteerde aansluitingen.

Om de toevoer aan de sluiten.

Gasaansluiting

(24)

Installatie van het systeem 24

1. Vergewis u ervan dat alle aansluitingen schoon zijn voor u ze aansluit.

2. Sluit de slangadapter op de slang goed aan op de voorgemengde gasinlaat tegen de schouder.

Slangaansluiting

3. Draai de moer voorzichtig aan met uw vingers tot u een belangrijk grotere weerstand voelt. Dit is de originele opgetrokken positie.

4. Draai de moer lichtjes aan met een 9/16" AF moersleutel. Draai de schroeven niet te hard aan.

5. Herhaal deze handelingen aan de kant van de regelaar.

6. Eens alle gasaansluitingen zijn gemaakt controleert u op lekken. U bedekt de aansluitingen daarvoor met zeepwater en gaat op zoek naar luchtbellen.

a. Als u luchtbellen opmerkt, draai de moer voorzichtig aan.

b. Als de luchtbellen blijven komen, sluit de gastoevoer dan af, koppel de aansluiting los en controleer de aansluitingen op vuil voor u ze weer aansluit.

2.2 Aansluiten van de incubator op het managementprogramma

Het Planer Incubator Management Application verleent u toegang tot een

instrumentenpaneel dat de status van de CT37staxweergeeft. Het programma kan gebruikt worden voor het monitoren van meer dan een CT37stax.

(25)

Installatie van het systeem 25

Aansluiting van het monitoringprogramma

1. Installeer het programma op een PC die voldoet aan de minimumcriteria van het programma.

2. Sluit de PC aan op de CT37stax.

a. Bij rechtstreekse aansluiting op de incubator gebruikt u de meegeleverde patchkabel om de PC aan te sluiten op de incubator.

b. Indien u een verbinding maakt met het netwerk van het gebouw, moet u de PC en de CT37stax aansluiten op geschikte netwerkpoorten; raadpleeg uw

systeembeheerder voor verdere informatie.

3. Lanceer het monitoringprogramma en voeg de incubator toe aan het

instrumentenpaneel van het programma. Het programma kan meerdere incubators monitoren. Raadpleeg de Planer Incubator Management Application MA103341 voor meer informatie.

(26)

Installatie van het systeem 26

2.3 Aansluiten van het extern alarm

Belangrijk

· Om te waarborgen dat u kunt reageren op alarmerende situaties wanneer niemand in het laboratorium aanwezig is, moet het dockingstation worden aangesloten op een onafhankelijk extern alarmsysteem.

Als u een extern alarm gebruikt, moet u nu de externe alarmaansluiting verbinden met het alarmsysteem. Informatie over de aansluiting vindt u in de rubriek Extern

alarmaansluiting .

Extern alarmaansluiting

Hoe u de extern alarmoutput moet aansluiten op uw alarmsysteem wordt bepaald door uw type extern alarmsysteem.

2.4 Monteren van de incubatiekamerfilter

Voorzorgsmaatregelen

· Gebruik de filter niet indien de verpakking beschadigd is. Mag niet opnieuw gesteriliseerd worden.

Elke incubatiekamer is uitgerust met een filter die zich tussen de regelaar en de hoofdkamer bevindt.

58

(27)

Installatie van het systeem 27

Positie van de filters

1. Verwijder het dopje van de filterhouder als dit een nieuwe incubatiekamer is.

1. Filterhouder 2. Kameringang

(28)

Installatie van het systeem 28

2. Trek de filterhouder (1) uit en monteer de aanwezige filter (2).

3. Maak de filterhouder los en vergewis u ervan dat de filter stevig vastzit.

2.5 Aansluiting op de netvoeding

Voorzorgsmaatregelen

· Controleer of de benodigde spanning voor de incubator weergegeven op het typeplaatje overeenstemt met de lokale netspanning.

· De aansluiting van de voedingskabel op de voeding is het belangrijkste middel om de stroomtoevoer af te sluiten. Indien een fout optreedt waarvoor de stroom onmiddellijk moet uitgeschakeld worden, koppelt u de voedingskabel los van de voeding of schakelt u de stroom uit ter hoogte van het stopcontact in de muur.

· Vergewis u ervan dat het apparaat in de juiste positie staat, zodat de voedingskabel vlot kan ontkoppeld worden.

· Mag alleen gebruikt worden met de bijgeleverde voedingen.

(29)

Installatie van het systeem 29

Netaansluiting

1. Sluit de primaire voeding aan op de primaire voedingsaansluiting op de achterkant van de incubator

2. Indien u een secundaire voeding gebruik, sluit deze dan aan op de secundaire voedingsaansluiting op de achterkant van de incubator

Belangrijk

· De voedingen moeten aangesloten worden op stopcontacten met een niet onderbreekbare voeding (UPS).

Opmerking

· Zodra stroom wordt toegevoerd aan de incubator, wordt het toestel ingeschakeld.

3. Wanneer u klaar bent om met de incubator te werken, verbindt u de stroomkabel van de voeding met een geschikt stopcontact.

(30)
(31)

Bediening van de incubator

(32)

Bediening van de incubator 32

3 Bediening van de incubator 3.1 Inschakelen van het systeem

Voorzorgsmaatregelen

· De aansluiting van de voedingskabel op de voeding is het belangrijkste middel om de stroomtoevoer af te sluiten. Indien een fout optreedt waarvoor de stroom onmiddellijk moet uitgeschakeld worden, koppelt u de voedingskabel los van de voeding of schakelt u de stroom uit ter hoogte van het stopcontact in de muur.

· Vergewis u ervan dat het apparaat in de juiste positie staat, zodat de voedingskabel vlot kan ontkoppeld worden.

1. Steek de voedingskabel van de aansluiting achteraan de incubator aan in het stopcontact op de muur.

2. Als het stopcontact is uitgeschakeld, schakel het dan nu in. De CT37stax heeft geen eigen aan/uitschakelaar.

3. De incubator start automatisch zodra stroom wordt toegevoerd.

Belangrijk

· Wanneer de incubator voor het eerst wordt verbonden met de netspanning, staat hij in stand-by. De stand-bymodus moet uitgeschakeld worden voor de monsters in de incubator kunnen geplaatst worden.

3.2 Starten van het managementprogramma van de incubator

Het is mogelijk dat het monitoringprogramma automatisch wordt gestart wanneer de PC op de stroom wordt aangelsoten. Dat hangt af van de configuratie van de PC.

Als het programma niet wordt uitgevoerd, lanceer dan de CT37/BT37 Monitor

.

Als het systeem correct is geconfigureerd, wordt het instrumentenpaneel geopend en de status van alle incubatiekamers weergegeven.

(33)

Bediening van de incubator 33

Als geen incubatiekamers worden weergegeven, raadpleeg dan Een incubator toevoegen .

3.2.1 Een incubator toevoegen

Opmerking

· U vindt alle informatie in de PIMS documentatie.

1. Druk op de Apparaat toevoegen knop .

2. Selecteer uw type apparaat. Als het programma werd geconfigureerd om slechts één type apparaat te ondersteunen, wordt het type automatisch geselecteerd.

33

(34)

Bediening van de incubator 34

3. Vul op het Configureer de incubator venster de incubatorinformatie in.

a. IP-adres: het adres voor het apparaat. Vraag dat aan uw beheerder. Anders kunt u als het apparaat is verbonden met uw netwerk, op de knop drukken om het apparaat te zoeken.

b. MAC-adres: op het apparaat vindt u een etiket waarop zijn MAC-adres duidelijk vermeld staat.

c. Etik et op uw apparaat: dan kan elk etiket zijn dat u wenst te gebruiken om de incubator te identificeren.

De volgende aanvullende instellingen zijn uitsluitend beschikbaar voor de CT37stax systemen.

d. Dubbele voedingen: controleer of uw apparaat is uitgrust met een dubbele voeding.

e. Locatie X geactiveerd: als u een partieel benut CT37stax apparaat gebruikt, verwijder de vinkjes dan van de onbezette locaties.

4. Druk op om uw wijzigingen op te slaan of om te annuleren.

5. Het apparaat wordt vervolgens toegevoegd aan het instrumentenpaneel.

(35)

Bediening van de incubator 35

3.3 De incubator klaarmaken voor gebruik

Belangrijk

· Reinig en desinfecteer de incubator voor gebruik zoals beschreven in de rubriek Reiniging en desinfectie van de kamer .

3.3.1 Instellen van de temperatuurregeling

De insteltemperatuur voor elke incubatiekamer kan worden ingesteld via het monitoringprogramma.

49

(36)

Bediening van de incubator 36

Belangrijk

· Het wijzigen van de insteltemperratuur kan schadelijk zijn voor de monsters indien de incorrecte temperatuur wordt ingesteld.

1. Druk op de knop op de incubatiekamer om te wijzigen.

2. Stel de gewenste insteltemperatuur in.

3. Druk op de Verzenden knop om de nieuwe insteltemperatuur naar de incubatiekamer te versturen.

4. U wordt gevraagd de insteltemperatuur te bevestigen.

5. Als de insteltemperatuur correct is, druk dan op om de wijziging te bevestigen.

Als de insteltemperatuur niet correct is, druk dan op . 6. Druk op om het instellingenvenster te sluiten

3.3.2 De incubatiekamer uit stand-bymodus halen

Belangrijk

· Wanneer de incubatiekamer voor de eerste keer wordt ingeschakeld, staat ze in stand-bymodus (zie Bedieningsmodus ).

· Wanneer de stand-bymodus wordt verlaten, begint de incubatiekamer op te warmen en gas te verbruiken.

1. Druk op de stand-by knop op de incubatiekamer die momenteel in stand- bymodus staat.

13

(37)

Bediening van de incubator 37

2. U wordt gevraagd de handeling te bevestigen.

3. Druk op de knop om stand-by uit te schakelen en de normale modus in schakelen of druk op de knop om te annuleren.

4. Herhaal deze stappen voor alle te gebruiken incubatiekamers.

(38)

Bediening van de incubator 38

3.4 Laden en verwijderen van monsters

1. Draai de incubatiekamer naar de voorkant van de incubator toe.

2. Draai het deksel tegen de wijzers van de klok in.

(39)

Bediening van de incubator 39

3. Open het deksel tot het wordt gegrepen door de magnetische grendels op de achterkant van de incubatiekamer.

(40)

Bediening van de incubator 40

4. Laad of verwijder de monsters.

5. Sluit het deksel voorzichtig.

6. Draai de vergrendeling in de richting van de wijzers van de klok om het deksel vast te klampen.

7. Draai de kamer voorzichtig terug naar de achterkant van de incubator toe.

(41)

Bediening van de incubator 41

3.5 Laden en vullen van de waterbak

Elke incubatiekamer kan worden uitgerust met een wegwerpbare waterbak om de omgeving vochtig te houden.

Voorzorgsmaatregelen

· Gebruik de waterbak niet indien de verpakking beschadigd is. Mag niet opnieuw gesteriliseerd worden.

Belangrijk

· De waterbak moet op aseptische wijze gevuld worden.

· Gebruik uitsluitend steriel water om de bak op te vullen.

(42)

Bediening van de incubator 42

1. Monteer het deksel. Klik het deksel vast.

2. Vul de waterbak op met een spuit tot het water net tot de onderkant van het deksel reikt. Om een lege bak op te vullen tot de markering zijn 29 ml water nodig.

3. Draai de incubatiekamer naar de voorkant van de incubator toe; zie Laden en verwijderen van monsters .

4. Draai het deksel tegen de wijzers van de klok in.

5. Open het deksel tot het wordt gegrepen door de magnetische grendels op de achterkant van de incubatiekamer.

6. Plaats de waterbak in de incubatiekamer.

38

(43)

Bediening van de incubator 43

7. Sluit het deksel voorzichtig.

8. Draai de vergrendeling in de richting van de wijzers van de klok om het deksel vast te klampen.

9. Draai de kamer voorzichtig terug naar de achterkant van de incubator toe.

3.6 Eerste werking

1. Wanneer u de incubator voor de eerste keer gaat gebruiken, laat u hem 24 uur draaien bij de vereiste insteltemperatuur voor u de monsters laadt.

2. Controleer elke kamer met een cultuurmedium dat een fenolroodindicator bevat.

3. Plaats de schalen met het medium in de incubatorkamers. In elke incubatiekamer laat u één schaal de hele nacht staan.

4. Controleer de volgende ochtend of de fenolroodindicator zalmroze is verkleurd zoals verwacht.

(44)

Bediening van de incubator 44

3.7 Dagelijks onderhoud

Bj normaal gebruik moet elke incubatiekamer dagelijks worden geopend om de monsters te inspecteren.

Belangrijk

· Als het waterniveau daalt tot onder de onderste markering, is er onvoldoende water over voor één dag. De bak moet worden gevuld voor hij helemaal droog is.

1. Controleer het waterniveau van de bak met het deksel geopend.

2. Op de waterbak staan twee lage watermarkeringen.

A. Vulniveau: ca. 10 dagen

B. Laag niveau: nog ca. 3 dagen Opvullen is aangeraden.

C. Zeer laag niveau: nog ca. 1 dag Opvullen is noodzakelijk.

3. Als het waterniveau in de bak tot onder de lage niveau’s is gezakt, verwijder dan de bak en hervul zoals beschreven in Laden en vullen van de waterbak . Vanaf het lage waterniveau kunt u 24 ml water bijvullen.

4. Monteer de waterbak opnieuw.

5. Vervang de waterbak door een nieuwe na vier weken.

3.8 Uitschakelen van de incubator

3.8.1 Stand-bymodus inschakelen

Elke incubatiekamer kan naar stand-bymodus overgeschakeld worden; raadpleeg Bedieningsmodus .

41

13

(45)

Bediening van de incubator 45

Belangrijk

· In stand-bymodus controleert de incubatiekamer de temperatuur niet langer of gebruikt ze geen gas meer.

· Zet de incubatiekamer niet in stand-by als ze monsters bevat.

1. Druk op de incubator op de netwerkontgrendelaarknop ( Cybersecurity ).

2. Druk op het instrumentenpaneel van het monitoringprogramma op de stand-by knop.

3. U wordt gevraagd de handeling te bevestigen.

4. Druk op de knop om stand-bymodus te bevestigen of druk op de knop om te annuleren.

Opmerking

· Wanneer alle incubatiekamers in stand-bymodus staan, is het mogelijk dat de voeding is losgekoppeld zonder dat een alarm is afgegaan.

15

(46)

Bediening van de incubator 46

3.8.2 Uitschakelen

Voorzorgsmaatregelen

· De aansluiting van de voedingskabel op de voeding is het belangrijkste middel om de stroomtoevoer af te sluiten. Indien een fout optreedt waarvoor de stroom onmiddellijk moet uitgeschakeld worden, koppelt u de voedingskabel los van de voeding of schakelt u de stroom uit ter hoogte van het stopcontact in de muur.

1. Schakel de primaire voeding uit ter hoogte van het stopcontact.

2. Als u een secundaire voeding gebruikt, schakel dan ook de stroomvoorziening daarvan uit ter hoogte van het stopcontact.

3. Sluit het monitoringprogramma.

4. Schakel de PC uit.

5. Verwijder alle waterbakken uit de incubatiekamers.

(47)

Routineonderhoud en probleemoplossing

(48)

Routineonderhoud en probleemoplossing 48

4 Routineonderhoud en probleemoplossing 4.1 Algemene reiniging

Waarschuwingen

· Bleekwater is een bijtend product en kan de gevoelige onderdelen en metalen oppervlakken in de kamer aantasten.

Voorzorgsmaatregelen

· Schakel de incubator uit en koppel hem los van de netspanning voor u begint met reinigen. Zie Uitschakelen .

· Laat het apparaat telkens volledig drogen voor u het weer aansluit op de netspanning.

· Houd er rekening mee dat desinfectiemiddelen schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid. Zorg ervoor dat u voor gebruik het veiligheidsinformatieblad (VIB) ter beschikking hebt en volg de instructies.

· De persoon die instaat voor het apparaat moet ervoor zorgen dat:

o het apparaat wordt gereinigd als gevaarlijk materiaal is gemorst in of op het toestel.

o alleen reinigings- en desinfectiemiddelen compatibel met het apparaat gebruikt worden incompatibele middelen kunnen een risico inhouden bij reactie met het toestel of het materiaal in het toestel Contact

Deze instructies gelden uitsluitend voor de buitenkant van het toestel.

1. Reinig de incubator regelmatig met een vochtig doekje en steriel water of 70%

isopropanol.

2. Reinig de gasuitlaat van de incubatiekamer met een schone miniatuur flessenborstel of een schone ‘leidingreiniger’ bevochtigd met steriel water of 70% isopropanol. Duw de borstel of de ‘leidingreiniger” steeds van de binnenkant van de kamer naar buiten toe, zodat de kamers niet gecontamineerd worden. Bij twijfel, reinigt en desinfecteert u de kamers na het vrijmaken van de poorten; zie Reiniging en desinfectie van de kamer .

3. Reinig de externe controlepoorten met een miniatuur flessenborstel of 'buizenreiniger’

bevochtigd met steriel water of 70% isopropanol. Raadpleeg de rubriek Controlepunten .

4. Laat het apparaat volledig drogen voor u het weer aansluit op de netspanning.

46

49

58

(49)

Routineonderhoud en probleemoplossing 49

4.2 Reiniging en desinfectie van de kamer

Waarschuwingen

· Schakel de incubator uit en koppel hem los van de netspanning voor u begint met reinigen. Zie Uitschakelen .

· Laat het apparaat telkens volledig drogen voor u het weer aansluit op de netspanning.

· Houd er rekening mee dat desinfectiemiddelen schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid. Zorg ervoor dat u voor gebruik het veiligheidsinformatieblad (VIB) ter beschikking hebt en volg de instructies.

· De persoon die instaat voor het apparaat moet ervoor zorgen dat:

o het apparaat wordt gereinigd als gevaarlijk materiaal is gemorst in of op het toestel.

o alleen reinigings- en desinfectiemiddelen compatibel met het apparaat gebruikt worden incompatibele middelen kunnen een risico inhouden bij reactie met het toestel of het materiaal in het toestel

o als u twijfelt over de compatibiliteit van een reinigings- of desinfectiemiddel, neem dan contact op met Planer Limited of uw verdeler.

Reiniging

1. Verwijder grote lekkages met een wegwerpdoekje. Werp het doekje veilig weg.

2. Besproei het oppervlak met steriel water.

3. Laat gedurende 2 minuten weken bij kamertemperatuur om aangedroogd materiaal van het oppervlak los te weken.

4. Verwijder het water met een pluisvrij doekje (gaas). Gebruik wattenstaafjes of - proppen waar nodig en zorg ervoor dat er contact is met alle gleuven en hoeken van het oppervlak.

5. Herhaal stappen 2, 3 en 4 drie keer.

6. Inspecteer het oppervlak om u ervan te vergewissen dat alle zichtbare vuil is verwijderd.

Desinfectie

1. De incubator moet vóór desinfectie gereinigd worden door de hierboven beschreven reinigingsprocedure.

2. Besproei het oppervlak met isopropanol met een verdunning van 70% v/v.

3. Laat 15 minuten weken bij kamertemperatuur.

4. Verwijder het water met een schoon pluisvrij doekje (gaas). Gebruik wattenstaafjes of -proppen waar nodig en zorg ervoor dat er contact is met alle gleuven en hoeken van het oppervlak.

5. Herhaal stappen 2, 3 en 4.

46

(50)

Routineonderhoud en probleemoplossing 50

6. Veeg het oppervlak schoon met steriel water en een schoon pluisvrij doekje om alle resterende vloeistoffen te verwijderen. Gebruik wattenstaafjes of -proppen waar nodig en zorg ervoor dat er contact is met alle gleuven en hoeken van het oppervlak.

7. Laat het apparaat drogen tot alle resterende vloeistoffen zijn verdampt.

4.3 Veiligheidstesten

Voorzorgsmaatregelen

· De CT37stax is geclassificeerd als klasse 1 apparatuur en moet worden geaard voor veilig gebruik.

· Herhaling van mogelijk schadelijke hoog-voltage flashtests moet worden vermeden.

1. The CT37stax Degelijk opgeleid personeel moet de voedingskabel regelmatig controleren met een draagbare apparaattester of vergelijkbaar apparaat op aanwezigheid van een adequate aarding.

2. De aardingscontinuïteit van de stroominstallatie moet regelmatig worden geïnspecteerd door de persoon die verantwoordelijk is voor de installatie.

3. Alle voedingen moeten gecontroleerd worden op aanwijzingen van beschadiging en vervangen waar noodzakelijk.

4. Alle gaskoppelingen moeten worden nagekeken op lekken met behulp van zeepwater en het nakijken op gasbellen. Lekkende koppelingen moeten worden hersteld zoals beschreven in de rubriek Aansluiten van de gastoevoer .

4.4 Kalibreren

De CT37stax moet jaarlijks gekalibreerd worden.

Om de temperatuur te meten hebt u een gekalibreerde temperatuursensor nodig die verbonden is aan een geschikte gekalibreerde digitale thermometer. De gekalibreerde temperatuursensor moet over een nauwkeurigheid beschikken van meer dan ± 0,05 ° Ct. De afmetingen van de sensor moeten voldoen aan de criteria voor een PT100 afstandbedieningssensor zoals beschreven in de rubriek Meetpunten .

Om het debiet te meten hebt u een debietmeter nodig met een nauwkeurigheid op de kalibratiepunten van meer dan ±5% of ±1,5 ml/minuut, afhankelijk van welke de grootste is, en een inlaatdrukeis van minder dan 0,08 bar bij 360ml/minuut.

U hebt ook een uitlaatpoortadapter nodig met Planer onderdeelnummer AM103444.

4.4.1 Temperatuurkalibratie

1. Laat het systeem minstens 1 uur stabiliseren na het inschakelen of na het wijzigen van de insteltemperatuur voor u de kalibratie start.

2. Plaats de gekalibreerde temperatuursensor in het meetpunt op de basis van de eerste incubatiekamer.

22

58

(51)

Routineonderhoud en probleemoplossing 51

3. Wacht tot de temperatuur stabiel is en registreer de temperatuur gemeten door de gekalibreerde temperatuursensor.

4. Herhaal voor het meetpunt in het deksel van de incubatiekamer.

5. Vergelijk de geregistreerde temperaturen met de insteltemperatuur van de incubatiekamer.

6. De temperatuur van de basis en het deksel moeten binnen een bereik van ± 0.2 °C van de ingestelde temperatuur liggen. Als ze buiten dat bereik vallen, neemt u contact om met uw verdeler.

7. Herhaal deze procedure voor elke incubatiekamer.

4.4.2 Debietkalibratie

1. Sluit de uitlaatpoortadapter aan op de debietmeter en sluit aan op de ingangspoort van de eerste incubatiekamer.

2. Open het deksel van de kamer en sluit het opnieuw. Dat dwingt de stroom in zijn blaasmodus.

3. Wacht twee minuten en registreer vervolgens het blaasdebiet.

4. Wacht vijf minuten tot de stroom overgaat naar zijn ontluchtingsmodus en registreer vervolgens het ontluchtingsdebiet.

5. Controleer het geregistreerde spoeldebiet. Het moet tussen 196 en 264 ml/minuut liggen.

6. Controleer het geregistreerde ontluchtingsdebiet. Het moet tussen 10 en 20 ml/minuut liggen.

7. Vergelijk de geregistreerde temperaturen met de insteltemperatuur van de incubatiekamer.

8. Als één of beide metingen buiten dat bereik vallen, neemt u contact om met uw verdeler.

9. Herhaal deze procedure voor elke incubatiekamer.

4.5 Vervangen van de filter

De filter moet jaarlijks vervangen worden of wanneer bevuild.

1. Trek de filterhouder (1) uit en verwijder de aanwezige filter (2).

(52)

Routineonderhoud en probleemoplossing 52

2. Trek de filterhouder opnieuw uit en plaats de nieuwe filter.

(53)

Routineonderhoud en probleemoplossing 53

3. Maak de filterhouder los en vergewis u ervan dat de filter stevig vastzit.

4. Na het vervanging van de filter, moet het debiet gemeten worden; zie Debietkalibratie 51.

(54)

Routineonderhoud en probleemoplossing 54

4.6 Probleemoplossing

4.6.1 Het systeem resetten

Elke incubatiekamer bevat een intern controlesysteem. Dat betekent dat als de regelaar om welke reden dan ook niet meer zou functioneren, hij automatisch zal worden

heropgestart. In het onwaarschijnlijke geval dat u de processor moet resetten, volgt u de volgende stappen:

1. Lokaliseer de resetschakelaar op de voorkant van elke incubatiekamer. De

schakelaar zit verzonken achter een kleine opening om onbedoelde inschakeling te verhinderen.

2. Duw de schakelaar in door middel van de tip van een pen of een vergelijkbaar voorwerp.

3. Houd de schakelaar gedurende 1 seconde ingedrukt en laat dan weer los. De regelaar zal dan opnieuw opgestart worden.

4.6.2 Temperatuuralarmen

· Controleer de omgevingstemperatuur:

o Als het te koud is, is het mogelijk dat de regelaar onvoldoende warmte kan leveren om de insteltemperatuur te bereiken.

o Als het te warm is, zal de regelaar niet in staat zijn de kamer op een op de insteltemperatuur te houden.

· Vergewis u ervan dat de incubator niet op het traject ligt van warme of koude lucht afkomstig van warmtebronnen of airconditioners.

(55)

Routineonderhoud en probleemoplossing 55

4.6.3 Debietalarmen

· Controleer de ingangsdruk van het gas.

· Controleer dat de uitlaatpoorten niet verstopt zijn.

· Controleer de gasaansluitingen om u ervan te vergewissen dat er geen lekken zijn.

o Bedek de aansluiting met zeepwater en kijk uit voor gasbellen.

o Als u luchtbellen opmerkt, draai de moer voorzichtig aan.

o Als de gasbellen niet verdwijnen, sluit dan de gastoevoer af en contacteer uw distributeur.

4.7 Terugsturen voor onderhoud

Indien het apparaat of een deel van het apparaat moet teruggestuurd worden naar

<Planer Limited/> voor reparatie of als het apparaat geïnspecteerd, onderhouden of ter plaatse moet worden gerepareerd door Planer Limited, moet een

decontaminatiecertificaat worden ingevuld. Dit kan worden gedownload via http://planer.com/support/service/decontamination-certificate.html.

4.8 Verwijderen

· Niet verwijderen met het huishoudelijk afval

· Verzeker u ervan dat het apparaat indien nodig wordt gereinigd om te waarborgen dat het veilig is om te gebruiken en er onderhoud aan uit te voeren en vrij is van biologisch gevaarlijke of toxische materialen.

(56)
(57)

Aanvullende informatie

(58)

Aanvullende informatie 58

5 Aanvullende informatie 5.1 Extern alarmaansluiting

Voorzorgsmaatregelen

· Elk stroomcircuit dat is aangesloten op de alarmoutput moet voldoen aan de hieronder vermelde criteria.

· Elk stroomcircuit dat is aangesloten op de alarmoutput moet voldoen aan de vereisten voor een toegankelijk onderdeel zoals gedefinieerd in EN 61010-1 of zijn equivalent.

· De alarmoutput lag niet gebruikt worden in veiligheidskritische apparaten.

· Externe alarmaansluitingen mogen alleen worden gemaakt door opgeleide technici.

De CT37stax (medisch hulpmiddel) is uitgerust met een aansluiting voor verbinding met een extern alarm. De incubator beschikt over 3 potentiaalvrije (droge) aansluitklemmen, zoals weergegeven in onderstaand diagram.

Aansluitingstype Phoenix 3 aansluitingen horizontale PCB kop.

Onderdeelnummer fabrikant 1181451

Maximale spanning 30 V DC

Maximale stroom 1 A

Pinaansluitingen in normale bedieningsmodus

Pinaansluitingen in alarmmodus of stroomtoevoer uitgeschakeld.

5.2 Meetpunten

Temperatuurmeetpunten zijn voorzien in het deksel en de basis van elke incubatiekamer;

zie Externe meetpunten 18.

(59)

Aanvullende informatie 59

Thermometers met platinaweerstand, PT100 klasse A conform met EN60751 zijn aanbevolen. Om op de meetpunten te passen moeten de sensoren voldoen aan de volgende criteria.

Maximum diameter

2,51 mm

Minimuml engte

100 mm

Meetgebie d

Niet meer dan 15 mm van de tip.

(60)

Aanvullende informatie 60

5.3 Specificaties

5.3.1 Incubator

Afmetingen

Gewicht: dockingstation 14 kg Gewicht: incubatiekamer 3,5 kg

Opslagtemperatuur -10 °C tot +50 °C

Opslagvochtigheid 5% tot 95% relatieve vochtigheid, niet-condenserend Gebruiksomgeving Uitsluitend voor gebruik binnenshuis

Bedrijfstemperatuur +5 °C tot +40 °C voor een veilige werking Raadpleeg de Controle tabel voor contolebeperkingen.

Bedrijfsvochtigheid 5% tot 90% relatieve vochtigheid, niet-condenserend

Hoogte tot 2.000 m

Mate van verontreiniging Verontreinigingsgraad 2 (BS EN61010-1)

IP-kwalificatie IP31

61

(61)

Aanvullende informatie 61

5.3.2 Controle

Temperatuurbereik (omgeving + 6 °C) tot (omgeving + 20 °C) De hoogste temperatuur mag niet boven 40°C stijgen.

Nauwkeurigheid van de temperatuurmeting

± 0,2 °C

Nauwkeurigheid van de temperatuurregeling

± 0,1 °C gemeten na alle voorbijgaande effecten van wijzigingen van de insteltemperatuur zijn verdwenen.

Bereik debietregeling 0 ml/minuut tot 900 ml/minuut

Debietmetingen zijn genormaliseerd bij 0 °C , 50%

RH en 1 bar.

Nauwkeurigheid van het debiet De hoogste waarde van ± 10% of ± 3 ml/minuut Nauwkeurigheid debietregeling De hoogste waarde van ± 5% of ± 2 ml/minuut

gemeten na alle voorbijgaande effecten van wijzigingen van het insteldebiet zijn verdwenen.

De nauwkeurigheden zijn van toepassing op de kalibratiepunten: 37 °C, 20 mL/min, 60 mL/min, 360 mL/min. De debietwaarden zijn van toepassing per individuele kamer.

5.3.3 Netwerk

Voorzorgsmaatregelen

Het apparaat mag uitsluitend verbonden worden met een Ethernet local area netwerk (LAN) binnen het gebouw.

LAN 10 Base T Ethernet - RJ45 afgeschermd -Modbus TCP-IP protocol.

5.3.4 Capaciteit

Schalen per incubatiekamer 4 x NUNC 4 well-schalen 6 x NUNC 60 mm Petrischalen 12 x NUNC 30 mm Petrischalen 4 x MINITUB 5 well-schalen 6 x FALCON 60 mm Petrischalen

5.3.5 Stroomvoorziening

De incubator is een DC-systeem dat is aangesloten op de netspanning met een of twee stroomadapters.

(62)

Aanvullende informatie 62

5.3.5.1 Incubator

Primaire stroomingang

15 V DC 17 A

Secundaire stroomingang

15 V DC 17 A

De incubator schakelt automatisch over tussen de primaire en secundaire toevoer ingeval van een fout van de stroomadapter.

5.3.5.2 Stroomadapters

Voorzorgsmaatregelen

Mag alleen gebruikt worden met de bijgeleverde voedingen.

Model MeanWell GST280A15-C6P

Planer

onderdeelnummer

AP103325

Stroomingang

85 - 264 V AC 47 - 63 Hz 3A bij 115 V AC 1,5 A bij 230 V AC

Uitgangsvermogen 15 V DC

17 A Inschakelstroom

(typisch)

120 A bij 230 V AC

Opmerking.De stroomadapters zijn ontworpen om aangesloten te worden op de normale bedrading van het net.

5.3.6 Gastoevoer

Gastoevoer Voorgemengd gas Doorgaans 6% koolstofdioxide, 5% zuurstof en rest stikstof

Toevoerdruk 1,5 ± 0,15 bar

Aansluitingen SWAGELOK 1/4" slangaansluiting voor SS-400-1- 4RT

(63)

Aanvullende informatie 63

5.3.7 Waterbak en filter

Waterbak

Beschrijving

Waterbak voor bevochtiging

Fabrikant Planer Limited

Onderdeelnummer CN103602

Bijzondere opslagomstandigheden

Bewaren bij kamertemperatuur

Filter

Beschrijving Spuitfilter 0,2 µm PTFE-membraan Diameter

25 mm

Fabrikant Sartorius Stedim Biotech GmbH

Onderdeelnummer 17575---ACK

Nabestellingscode Planer FI103307

5.3.8 Zekeringen

Er zijn geen door de gebruiker te vervangen zekeringen.

(64)
(65)

Inhoudsopgave 65

- A -

aansluiten gas 22 aansluitingen 16 alarm

aansluiten van het extern 26 externe 16

- B -

bedieningsmodus 13 Bedoeld gebruik 7

- C -

capaciteit 61 controle

nauwkeurigheid 61 cybersecurity 15

- D -

debiet

kalibratie 51 nauwkeurigheid 61

probleemoplossing alarmen 55 desinfectie 49

voor gebruik 35

- E -

eerste keer 43 Ethernet 61 externe

alarm 16

alarm aansluiten 26, 58 meetpunt 18

- F -

filter

installeren 26

Opslagomstandigheden 63 specificatie 63

vervangen 51

- G -

garantie 6 gas

aansluiten 22 specificatie 62 gasinlaat 16

gebruikersinterface 13 groene indicator 13

- H -

handelsmerken 6

- I -

incubator

specificaties 60 Stroomvoorziening 62 toevoegen aan PIMS 33 indicator 13

inschakelen 32 installatie 22 installeren

filter 26 instel 35

- K -

kalibratie 50 debiet 51 temperatuur 50 kamer

desinfectie 49 reiniging 49 kennisgevingen 6

- L -

luchtopening 22

- M -

meetpunten 18, 58 Modbus 61 modi

normaal 13 stand-by 13

(66)

Inhoudsopgave 66

monsters

laden en verwijderen 38

- N -

netvoeding aansluiten 28 netwerk 61

veiligheid 15 netwerkaansluiting 16 normale modus 13

inschakelen 36

- O -

onafhankelijke controle 18 onderhoud 6

terugsturen 55 ontgrendelaar 15 oranje indicator 13

- P -

PC 24

Planer incubator-managementprogramma 24, 32 primaire voeding

aansluiten 28 input 16 probleemoplossing

debiet 55 temperatuur 54

- R -

reiniging 55 algemeen 48 kamer 49 voor gebruik 35 reset 54

rode indicator 13

- S -

schakelaar

ontgrendelen 15 schalen 61

secundaire voeding aansluiten 28 input 16 sensorvereisten 58

specificatie gas 62 specificaties

incubator 60 stand-by 13

invoeren van een 44 verlaten 36

statusindicatoren 13 stroomadapter

specificatie 62 stroomadapters 61 Stroomvoorziening

incubator 62 stroomadapter 62 symbolen

apparaat 7 handleiding 7

- T -

temperatuur 35 kalibratie 50 nauwkeurigheid 61

probleemoplossing alarmen 54 terugsturen voor onderhoud 55 toevoegen

incubator aan PIMS 33 monsters 38

- U -

uitpakken 22 uitschakelen 46

- V -

veiligheid 15 veiligheidstesten 50 vervangen

filter 51 verwijderen 55

monsters 38 vochtig 41 voedingsinlaat 16

- W -

waterbak

opnieuw opvullen 44 Opslagomstandigheden 63

(67)

Inhoudsopgave 67

waterbak

specificatie 63 vervangen 44 vullen 41

- Z -

zekeringen 63 zoemer 13

(68)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

En de ventilator gaat draaien op het ingestelde vermogen (par. 5) de ingestelde temperatuur heeft bereikt zal de blower aan gaan.. En zal automatisch uit gaan wanneer de

→ Pagina 4 en &#34;materiële schade ver- mijden&#34; → Pagina 12 in acht om uw apparaat veilig te kunnen gebruiken..

Is het inregelventiel volledig geopend dan is er wel menging van het water wat al door de vloer heeft gecirculeerd en en aanvoerwater vanuit de warmtebron.. De verdeler is dan

❏ Ook als de printer niet in gebruik is, wordt een beetje inkt gebruikt door het reinigen van de kop en andere onderhoudswerkzaamheden die nodig zijn om de printkop in goede conditie

5. De WiFi-module is ontworpen om in de meterkast te plaatsen. Zorg er voor dat deze module altijd in een beschermde omgeving binnenshuis wordt geplaatst en de contacten

Sélectionnez l’option Réglage manuel TNT, utilisez les touches [/] pour sélectionner un numéro de chaîne puis appuyez sur la touche [OK] pour démarrer la recherche... Réglage

▶ Indien het apparaat alleen met recirculatie wordt gebruikt, is een onbeperkt gebruik mogelijk.. WAARSCHUWING ‒ Kans

- Dit apparaat heeft een dubbel vacuüm systeem, dit voorkomt echter niet dat u een val beveiliging dient aan te brengen als er gevaar bestaat van vallende last.. Er mag nooit