• No results found

Driebergen Zeist Stationsgebied, locatie Reehorst. rapport 4416

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Driebergen Zeist Stationsgebied, locatie Reehorst. rapport 4416"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

locatie Reehorst

rapport 4416

(2)
(3)

Driebergen Zeist Stationsgebied, locatie Reehorst

Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van proefsleuven

M.C.J. Bot

(4)

Colofon

ADC Rapport 4416

Driebergen-Zeist Stationsgebied, locatie Reehorst

Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van proefsleuven

Auteur: M.C.J. Bot

In opdracht van: ProRail

Foto’s en tekeningen: ADC ArcheoProjecten, tenzij anders vermeld

© ADC ArcheoProjecten, Amersfoort, augustus 2017

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook

zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.

ADC ArcheoProjecten aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

G.L. Williams

ISSN 1875-1067

ADC ArcheoProjecten Postbus 1513 3800 BM Amersfoort Tel 033 299 8181 Fax 033 299 8180 Email info@archeologie.nl

(5)

Inhoudsopgave

Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied 4

Samenvatting 5

1 Inleiding 7

1.1 Algemeen 7

1.2 Vooronderzoek 7

1.3 Doel van het onderzoek en onderzoeksvragen 8

1.4 Opzet van het rapport 8

2 Methoden 9

3 Resultaten 11

3.1 Proefsleuf 18 11

3.2 Proefsleuf 19 13

3.3 Vondstmateriaal 15

4 Synthese 16

4.1 Algemeen 16

4.2 Beantwoording van de onderzoeksvragen 16

5 Waardering en selectieadvies 18

5.1 Waardering van de vindplaats 18

5.2 Selectieadvies 18

Literatuur 20

Lijst van afbeeldingen 20

Lijst van tabellen 20

Bijlage 1 Nota van Wijzigingen 9 juli 2013 21

Verklarende woordenlijst 22

Afkortingen in de database 24

(6)

Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied

Provincie: Utrecht Gemeente: Utrechtse Heuvelrug en Zeist

Plaats: Driebergen-Rijsenburg en Zeist

Toponiem: SDZ Stationsgebied Driebergen-Zeist Kadastrale gegevens: Gebied D – Trooster + Reehorst :

DBG01A 01708G0000

Kaartblad: 32 C

Projectverantwoordelijke: M.C.J. Bot

Bevoegde overheid: Gemeente Utrechtse Heuvelrug:

Mvr. drs. A. Luksen-IJtsma Gemeente Zeist:

Dhr. drs. P.S.A. de Wit ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer (CIS-code): 58463, 58464, 58465

ADC-projectcode: 4150224

Complex en ABR codering: Nederzetting, onbepaald (NX) Periode(n): IJzertijd, Middeleeuwen en Nieuwe tijd

KNA versie: 3.3

Geomorfologische context: Utrechts-Gelders zandgebied NAP hoogte maaiveld: 4 m +NAP

Maximale diepte onderzoek: 1,50 m onder het maaiveld Uitvoering van het veldwerk: 16 - 18 januari 2017 Beheer en plaats documentatie: Provinciaal depot Utrecht

e-depot link: https://doi.org/10.17026/dans-z2c-zbpq

(7)

Samenvatting

In opdracht van ProRail heeft ADC ArcheoProjecten op 16 en 18 januari 2017 een Inventariserend veldonderzoek (IVO-P) in de vorm van proefsleuven uitgevoerd op de locatie Stationgebied te Driebergen-Zeist. Aanleiding voor het archeologische onderzoek zijn de plannen om het station Driebergen-Zeist te vernieuwen. De toekomstige bodemingrepen kunnen eventuele archeologische resten in de ondergrond verstoren. De proefsleuven hebben tot doel het terrein te waarderen op archeologische waarden.

Het onderhavige onderzoek is een vervolg op een onderzoek dat in 2013 en 2014 al deels werd uitgevoerd. De onderzochte locatie Landgoed de Reehorst kon toen echter door de aanwezigheid van veel bomen niet worden meegenomen voor onderzoek.

Tijdens het onderhavige onderzoek zijn twee proefsleuven ten noordwesten en noordoosten van het landgoed aangelegd. In de proefsleuven werden enkele sporen uit de IJzertijd en

Middeleeuwen aangetroffen. De IJzertijdsporen, voornamelijk paalkuilen, maar ook een greppel, houden mogelijk verband met archeologische resten die tijdens een eerder onderzoek in 2009 ongeveer 200 m ten zuiden van de locatie werden aangetroffen. Het is dan ook mogelijk dat er een verstrekkende IJzertijd nederzetting over of direct langs het plangebied loopt.

ADC ArcheoProjecten adviseert op basis van de aanwezige archeologische resten de vindplaatsen in situ te behouden mits de voorgenomen bouwplannen dit toestaan. Mocht dit niet het geval zijn wordt geadviseerd om de archeologische waarden ex situ te behouden door en opgraving of ten minste een archeologische begeleiding van de voorgenomen werkzaamheden.

Tabel 1.1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden.

Periode Tijd in jaren

Nieuwe tijd 1500 - heden

Nieuwe tijd C 1850 - heden Nieuwe tijd B 1650 - 1850 na Chr.

Nieuwe tijd A 1500 - 1650 na Chr.

Middeleeuwen: 450 - 1500 na Chr.

Late Middeleeuwen B / Late Middeleeuwen 1250 - 1500 na Chr.

Late Middeleeuwen A / Volle Middeleeuwen 1050 - 1250 na Chr.

Vroege Middeleeuwen D / Ottoonse periode 900 - 1050 na Chr.

Vroege Middeleeuwen C / Karolingische tijd 725 - 900 na Chr.

Vroege Middeleeuwen B / Merovingische tijd 525 - 725 na Chr.

Vroege Middeleeuwen A / Volksverhuizingstijd 450 - 525 na Chr.

Romeinse tijd: 12 voor Chr. - 450 na Chr.

IJzertijd: 800 - 12 voor Chr.

Bronstijd: 2000 - 800 voor Chr.

Neolithicum (Jonge Steentijd): 5300 - 2000 voor Chr.

Bron: Archeologisch Basis Register 1992

(8)

6

Afb.1.1. Locatie van het onderzoeksgebied.

(9)

1 Inleiding

1.1 Algemeen

In opdracht van Prorail heeft ADC ArcheoProjecten een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) in de vorm van proefsleuven uitgevoerd voor het plangebied Stationsgebied Driebergen-Zeist (afb. 1.1).

ProRail is voornemens het station Driebergen-Zeist te vernieuwen. Hierbij wordt de Hoofdstraat verdiept onder het spoor aangelegd. Verder wordt een busstation gerealiseerd ten noorden en een P&R locatie ten zuiden van het huidige station. Op grond van dit voornemen is een

bureauonderzoek1, een verkennend booronderzoek2 en een eerder deel van het onderhavige proefsleuvenonderzoek3 uitgevoerd. Op basis van de resultaten uit het vooronderzoek is gebleken dat voor het grootste deel van het gebied vervolgonderzoek in de vorm van waarderend onderzoek nodig is.

Het op 30 januari 2013 door mevr. drs. A. Luksen-IJtsma (gemeente Utrechtse Heuvelrug) goedgekeurde PvE voor hetarcheologische proefsleuvenonderzoek ging uit van een ideale situatie. Tijdens het voorgaande deel van het proefsleuvenonderzoek was echter niet mogelijk om alle geplande proefsleuven aan te leggen omdat op het terrein veel waardevolle bomen stonden die nog niet gekapt konden worden. Eind 2016 zijn de bomen uiteindelijk gekapt en kon het laatste deel van het onderzoek worden uitgevoerd. Er zijn twee proefsleuven aangelegd met een oppervlak van 326 m2. Voorgenomen proefsleuven langs de Stationsweg konden wegens veiligheid en ruimte niet worden aangelegd. Het veldwerk is uitgevoerd op 16 en 18 januari 2017.

De vondsten en bijbehorende documentatie die tijdens het IVO zijn verzameld, zijn gedeponeerd in het Provinciaal depot te Utrecht. Het veldteam bestond uit de volgende personen: M.C.J. Bot (projectverantwoordelijke), H. van Engeldorp Gastelaars (veldarcheologen) en twee OCE

deskundigen van REASeuro. De directievoerder voor dit project is mw. S. van der A (ProRail). Het vondstmateriaal is bestudeerd door R.C.A. Geerts (aardewerk). Controle en coördinatie van documentatie en vondstverwerking is uitgevoerd door M.G. Nieuwenhuijsen en J.W. Beestman.

1.2 Vooronderzoek

In verband met toekomstige ontwikkelingen in het plangebied is een eerste archeologische inventarisatie uitgevoerd in de vorm van een verkennend booronderzoek in mei 2011 en april 2012 door Arcadis.4 In mei 2011 zijn de gebieden langs de Driebergseweg en de Hoofdstraat

onderzocht. In april 2012 zijn de locaties Trooster en Reehorst onderzocht. Ter hoogte van de locaties langs de Driebergseweg en de Hoofdstraat is een (deels) intact bodemprofiel waargenomen. De verstoringsdiepte is gemiddeld 50 cm -mv met daaronder een intact bodemprofiel.5 Ter hoogte van de Trooster locatie is een deels verstoorde bovenlaag met daaronder nog een restant van een plaggendek. Ter hoogte van het landgoed Reehorst is een intact bodemprofiel met een duidelijke eslaag aanwezig.

Eveneens in 2012 is ArcheoPro, in het kader van een ander project, een inventarisatie uitgevoerd in de vorm van een verkennend booronderzoek ten noorden van het plangebied aan de

Driebergseweg door.6 Daaruit bleek dat het bodemprofiel hier is verstoord. Mogelijk is deze verstoring veroorzaakt door de aanleg van de middeleeuwse heerweg en latere wegen maar dit is nog niet zeker.

In 2009 is door Becker & van der Graaf 280 m ten zuidwesten van Landgoed Reehorst een IVO-P uitgevoerd.7 Hierbij zijn onder een 90 tot 120 cm dikke eslaag bronstijd/ijzertijd grondsporen aangetroffen waaronder greppels, een haardkuil en een stakenrij.

In 2013 en 2014 is een eerder deel van het onderhavige onderzoek uitgevoerd waarbij op vier locaties zeventien proefsleuven zijn aangelegd.8 Tijdens deze fase van het onderzoek werd op

1 Meens & Brokke 2012.

2 Brokke 2012. 3 Williams 2015.

4 Brokke 2012.

5 Brokke 2012, p. 3.

6 Exaltus & Orbons 2012.

7 Corver 2009.

(10)

8

locatie Driebergsweg/De Breul een recente sloot aangetroffen maar verder geen archeologische resten. Op locatie Trooster werden twee greppeldelen aangetroffen. Uit een hiervan kwam een fragment 12e-eeuws kogelpot uit de ander kwamen twee scherven Siegburgs steengoed daterend in de 15e eeuw. Omdat de greppels buiten de proefsleuven doorliepen konden de onderzoekers niet vaststellen of het om delen van één zelfde greppelsysteem ging.

Op locatie Hoofdstraat werd in één van de proefsleuven ten westen van de weg een paalkuil aangetroffen. De overige sporen die hier lagen waren recent in aard. Door de aanwezigheid van bomen op Locatie Reehorst kon maar één proefsleuf worden aangelegd. In deze ene proefsleuf werd enkel een recente verstoring aangetroffen.

Het advies luidde om de werkzaamheden voor de nieuwe ondergrondse infrastructuur langs de Hoofdstraat archeologisch te begeleiden. Een advies voor de locatie Reehorst zou op een later tijdstip worden gegeven.

Voor de locatie Reehorst gold een hoge verwachting op nederzettingssporen uit de Late Bronstijd/IJzertijd en bewoningssporen uit de Middeleeuwen/Nieuwe tijd.

1.3 Doel van het onderzoek en onderzoeksvragen

Het IVO in de vorm van proefsleuven heeft tot doel de aard, omvang en kwaliteit (gaafheid en conservering) vast te stellen van de vindplaats(en) in het gebied om te komen tot een definitief oordeel over de behoudenswaardigheid ervan. Daarnaast moeten gegevens verkregen worden om hetzij verder archeologisch onderzoek mogelijk te maken, hetzij adequate maatregelen voor behoud en beheer te kunnen treffen. Specifiek voor dit onderzoek was met name van belang het opsporen van vindplaatsen en het bepalen van de aard, omvang, kwaliteit en periode van de vindplaatsen.

In het PvE zijn verschillende onderzoeksvragen gesteld. Deze worden in dit rapport beantwoord op basis van hetgeen in de proefsleuven is aangetroffen:

- Zijn er archeologische waarden in het gebied aanwezig?

- Wat is de aard, datering en horizontale en verticale begrenzing en conserveringstoestand van de aanwezige archeologische waarden?

- Wat is de relatie tussen de aangetroffen sporen/vindplaats en de sporen/vindplaatsen in de omgeving?

- Zijn de vindplaatsen behoudenswaardig? (waarderen van vindplaatsen, KNA 3.3, VS06) - Op welke wijze kan met de archeologische vindplaats worden omgegaan? Wat zijn de

mogelijkheden voor behoud?

- Wat is de lithostratigrafie van het gebied? Hierbij dienen de aard, geogenese, diepteligging, gaafheid en (relatieve) datering van de aanwezige bodemlagen vastgesteld te worden.

Speciale aandacht gaat uit naar de aanwezigheid, aard, datering en de dikte van de es.

- Zijn er redenen aan te nemen dat zich in het gebied Driebergseweg –Hoofdstraat

bewoningssporen/nederzettingsresten bevinden? Waar in het plangebied ten opzichte van de (historische) weg kunnen deze verwacht/ aangetroffen worden?

- Komen de aangetroffen resten overeen met de verwachting?

- Zijn sporen/vindplaatsen te verdelen in periode/fase?

- Indien de verwachte sporen /vindplaatsen niet of slechts gedeeltelijk worden aangetroffen, wat is hiervan de oorzaak?

- Is er sprake van sporen langs de weg?

1.4 Opzet van het rapport

Dit rapport betreft een standaardrapport zoals genoemd in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA 3.3 -specificatie VS05). In dit rapport worden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd, waarna de eerste conclusies volgen. Dit onderzoek vormt geen eindstation, maar de basis van waaruit verder synthetiserend onderzoek kan plaatsvinden. Na de samenvatting en dit inleidende hoofdstuk volgt een omschrijving van de onderzoeksmethoden in hoofdstuk 2.

Vervolgens zullen in hoofdstuk 3 de resultaten aan de orde komen, gevolgd door het

vondstmateriaal. In hoofdstuk 4 worden de resultaten besproken in een synthese en het rapport wordt afgesloten met een waardering van de locatie en het selectieadvies.

8 Williams 2015.

(11)

2 Methoden

Het onderzoek is uitgevoerd conform de KNA 3.3 en het PVE. Omdat op het terrein voorheen nog waardevolle bomen stonden die op het moment van onderzoeken in 2013 en 2014 (nog) niet gekapt konden worden, was het toen niet mogelijk om hier alle geplande proefsleuven aan te leggen. Er zou op een later tijdstip na de kap eind 2016 een kort vervolgonderzoek plaatsvinden op deze locatie, het onderhavige onderzoek. De proefsleuven konden worden aangelegd op de locaties van de gerooide bomen. Eén voorwaarde vanuit de uitvoerder was wel dat de wandelpaden op het terrein niet geroerd zouden worden.

Tijdens het IVO zijn twee proefsleuven aangelegd met een totaal oppervlak van 326 m2 (Afb.1.2.

Overzicht van de aangelegde proefsleuven en hun locatie.).

Afb.1.2. Overzicht van de aangelegde proefsleuven en hun locatie.

Alle sleuven zijn eerst onderzocht op de aanwezigheid van achtergebleven niet geëxplodeerde explosieven (NGE) uit de Tweede Wereldoorlog, door een daartoe gespecialiseerd bedrijf (REASeuro te Riel). Zij hebben de sleuven onderzocht met computerondersteunde

detectieapparatuur met een meetsonde magnetometersysteem. De detectieresultaten zijn middels een softwareprogramma bewerkt en geïnterpreteerd door een Senior OCE-deskundige (Ed de Kok). Na afronding van de detectiewerkzaamheden werd bekend of er binnen het

opsporingsgebied significante uitslagen zijn gedetecteerd en in welke mate. Er zijn geen niet geëxplodeerde explosieven aangetroffen binnen de proefsleuven, wel zijn in proefsleuf 19 drie buizen van vliegtuigraketten aangetroffen (Afb.1.3) en veel scherven van de explosieve koppen die hierop aanwezig zijn geweest.

(12)

10

Na vrijgave van de sleuven door de Senior OCE-deskundige zijn vervolgens de archeologische vlakken machinaal aangelegd. Grondsporen zijn direct ingekrast. De vlakken en het stort zijn met behulp van een metaaldetector onderzocht. Vervolgens is het vlak en ieder spoor daarin

gefotografeerd en digitaal getekend, waarbij om de 5 m een NAPhoogte is bepaald. Alle aangetroffen grondsporen zijn met de hand gecoupeerd waarbij vondsten zijn verzameld. Alle coupes zijn gefotografeerd en getekend op schaal 1:20. Het restant van de gecoupeerde sporen is vervolgens met de schep of troffel afgewerkt. Het putprofiel is gefotografeerd en getekend (op schaal 1:20) en vervolgens beschreven.

Afb.1.3. Eén van de door REASeuro aangetroffen raketbuizen.

(13)

3 Resultaten

3.1 Proefsleuf 18

Proefsleuf 18 is aangelegd in het noordwestelijke deel van landgoed de Reehorst. De proefsleuf is 4 x 26 m. Het sporenvlak is aangelegd tussen 3,66 en 3,82 m +NAP, ca. 1 m -MV. De

bodemopbouw bestaat uit een ca. 50 cm dikke bouwvoor (S1000) op een ruim 50 cm dikke plaggendek (esdek) dat in twee fase werd opgebracht (S2000 en S2500). Het plaggendek ligt op een dekzandpakket waarvan in de top geen aanwijzingen meer zijn voor de aanwezigheid van een E- of B-horizont. Vermoedelijk werd voor het aanbrengen van de es het landschap afgetopt of is de top van het dekzand in het verleden dusdanig verploegd dat deze volledig is opgegaan in het plaggendek.

Op enkele plaatsen is in de top ook spraken van een strooisellaag en diepe verstoringen

veroorzaakt door de aanplant of het verwijderen van de bomen die hier voorheen hebben gestaan.

Proefsleuf 18 leverde zeven archeologische antropogene sporen op, zes paalkuilen met hierin nog duidelijke paalschaduwen en een greppel. De paalkuilen hebben een diepte variërend tussen 17 en 31 cm. Op paalkuil S18.1 na, bevatten alle paalkuilen een duidelijke paalschaduw die enigszins schuin richting het noorden staan. Alle hier aanwezige sporen waren opgevuld met een matig siltig lichtbruingrijs zand. Er zijn niet voldoende sporen aangetroffen om hierin een duidelijke structuur te kunnen herkennen. Echter doet de paalstelling binnen de sporen en de samenhang hier tussen sterk vermoeden dat hier een flank van een (bij)gebouw is aangesneden. De bijbehorende structuur zal zich dan aan de noord-, oost- en westzijde van de proefsleuf verder uitstrekken.

Hoewel er uit één enkel spoor vondstmateriaal afkomstig is, S18.7 vnr. 1, kan aan de hand van de overeenkomsten in vulling worden gesteld dat de sporen uit dezelfde periode stammen, de IJzertijd.

Spoor S18.4 is een greppel met een noordoost - zuidwest oriëntatie. De diepe in de coupe is nog ca. 20 cm en deze is opgevuld met een enigszins gelaagde grijsdonkerbruin matig siltig zand.

Hieruit werd geen vondstmateriaal verzameld waardoor de datering van deze greppel onduidelijk blijft. Gezien de ligging, oriëntatie en opvulling is deze mogelijk afkomstig uit een andere periode dan de paalsporen. Alle sporen werden pas zichtbaar onder het plaggendek.

De zuidzijde is volledig verstoord tot op zeer grote diepte. Het vermoeden bestaat dat deze diepe gaten zijn aangelegd voor de aanplant en het verwijderen van bomen, mogelijk voor productiehout.

(14)

12

Afb. 2.1. Overzicht van de aangetroffen sporen in proefsleuf 18.

Afb. 2.2. Profielkolom uit proefsleuf 18.

(15)

3.2 Proefsleuf 19

Proefsleuf 19 is gelegen in het noordoostelijke deel van Landgoed de Reehorst, langs de Hoofdstraat.

De proefsleuf is 5 m breed en heeft een lengte van 55 m. Er moest wegens de aanwezigheid van een zeer dikke boomstob versprongen worden aangelegd. In het meest zuidelijke deel van de proefsleuf lag een dikke ijzeren buis waardoor het OCE onderzoek werd belemmerd. Hier is dan ook niet dieper dan de buis aangelegd.

Het sporenvlak ligt op een hoogte tussen 3,57 en 3,81 m +NAP ca. 1 m -MV.

De bodemopbouw bestaat hier uit een bouwvoor die varieert in dikte van 50 tot 90 cm. Op enkele plaatsen binnen de proefsleuf ligt onder de bouwvoor een verstoord pakket van ca. 70 cm tot aan het dekzand. Vermoedelijk zijn deze verstoringen veroorzaakt door de bomenplant, maar deze zouden ook afkomstig kunnen zijn van de oorlogshandelingen waar de overblijfselen van de (Amerikaanse) vliegtuigraketten nog van getuigen. Waar de bodem niet tot op het dekzand verstoord is ligt onder de bouwvoor een meerfasig plaggendekpakket (S2000 en S2500). Aanwezig binnen de volledige onverstoorde bodem is echter ook een verspoelde plaggendeklaag S2600. Onder deze laag zijn spitsporen aanwezig die er op wijzen dat deze verspoelde laag snel afgezet moet zijn.

Proefsleuf 19 heeft dertien archeologisch antropogene sporen opgeleverd, drie greppels, een kuil en zeven paalkuilen.

Greppel S19.2 is noord - zuid georiënteerd en loopt in de noordelijke en zuidelijke profielwanden door.

De diepte was tenminste 40 cm en de vulling bestond uit donkerbruin matig gelaagd matig siltig zand.

In de buitenste vulling werd een klein fragment van een kogelpot aangetroffen.

Greppel S19.9 is noordwest - zuidoost georiënteerd en loopt in de westelijke en zuidelijke putwanden door. Deze greppel is gelegen op 3,75 m +NAP, ca. 1 m -MV. De diepte in de coupe bleek nog ca. 21 cm en de vulling bestond uit zeer donkerbruin gevlekt matig siltig zand. In de vulling werden vier fragmenten IJzertijd aardewerk aangetroffen.

Greppel S19.4 is noordoost - zuidwest georiënteerd en ligt op 3,67 m +NAP. Hoewel deze greppel ogenschijnlijk maar zo’n 1,5 m lang lijkt te zijn bestaat het vermoeden dat door het reliëfverschil in het landschap een verder deel minder diep in de bodem werd ingegraven en daardoor niet bewaard is gebleven. De diepte van het overgebleven deel was nog maar 7 cm en de vorm was vlak. De vulling bestond uit witdonkergrijs gevlekt matig siltig zand. De witdonkergrijze vulling wijst er op dat dit spoor met materiaal van de hier ongetwijfelde aanwezige podzol werd opgevuld. Deze werd voordat het plaggendek werd aangebracht verwijderd of is in de loop der tijd opgenomen in de eerste fase van het plaggendek. Dit spoor dateert daardoor ook duidelijk uit de periode voor de aanwezigheid van de es.

Vondstmateriaal was echter niet aanwezig, waardoor een betere datering niet kon plaatsvinden.

Kuil S19.10 ligt op een hoogte van 3,71 m +NAP, eveneens ca. 1 m -MV, waarbij deze pas werd waargenomen bij het aanleggen van een profielkolom. De grootte van deze kuil is daarom ook onbekend. De diepte van de kuil is 23 cm en heeft een zeer gevlekte lichtgrijs-grijze matig siltige zand vulling, waarin spikkels houtskool te herkennen zijn. Deze vulling komt sterk overeen met de

paalkuilen die ook in deze proefsleuf werden aangetroffen. Doordat deze kuil grotendeels alleen zichtbaar was in het profiel kon duidelijk worden vastgesteld dat deze ligt onder een oude B, die grotendeels werd verwijderd voor de aanleg van het plaggendek. Vondstmateriaal ontbreekt in het zichtbare deel van het spoor.

De paalkuilen S19.1, S19.3, S19.5, S19.6, S19.7 en S19.8 liggen alle in het noordwestelijke deel van de proefsleuf. Deze zijn gelegen op een hoogte van tussen ca. 3,65 en 3,72 m +NAP, ca. 1 m -MV.

De diepte van de sporen in de coupes varieert tussen 5 en 19 cm. Alle sporen, op S19.1 na, zijn gevuld met hetzelfde materiaal als kuil S19.10. Ook hier werd geen vondstmateriaal in aangetroffen.

De paalkuilen S19.3 tot en met S19.7 lijken op één lijn te liggen en daarmee mogelijk een lange zijde van een gebouw te vormen waarvan een groot deel buiten de zuidelijke begrenzing van de proefsleuf ligt. De onderlinge afstand tussen de paalkuilen is echter niet heel regelmatig.

S19.1 is gevuld met donkerbruin matig siltig zand en was nog ca. 20 cm diep. Het vermoeden bestaat dat het hier een (sub) recent spoor betreft omdat de vulling sterke gelijkenis vertoond met de recente sporen er omheen.

Paalkuilen S19.12 en S19.13 zijn in het zuidoostelijke deel van de proefsleuf gelegen op een hoogte van 3,61 tot 3,67 m +NAP, ca. 1 m -MV. Beide sporen liggen in een sterk verstoord deel van de proefsleuf waardoor beide niet meer volledig aanwezig waren. De vulling is gelijk aan de overige paalkuilen en kuil S19.10 en bestaat uit lichtgrijs-grijs gevlekt matig siltig zand. De spoordiepte was gemiddeld 13 cm. Ook in deze sporen zijn geen vondstmaterialen aangetroffen die deze kunnen dateren.

(16)

14

Afb. 2.3. Overzicht van de aangetroffen sporen in proefsleuf 19.

Afb. 2.4. Profielkolommen uit proefsleuf 19.

(17)

3.3 Vondstmateriaal

Tijdens het onderzoek zijn zes aardewerkscherven en enkele fragmenten tefriet verzameld (zie Tabel 3.1). Het aardewerk is afkomstig uit een paalkuil in proefsleuf 18, S18.7 en twee greppels in proefsleuf 19, S19.2 en S19.9. Het natuursteen is afkomstig uit een paalkuil in proefsleuf 18, S18.5.

Tabel 3.1. Vondstaantallen.

Aardewerk

Vondstnummer 1 bevat een wandfragment gepolijst aardewerk afkomstig uit een paalkuil in proefsleuf 18. Op de breuk is het baksel grijs van kleur. Aan de buitenzijde is er iets van roetaanslag. Het fragment is te dateren in de IJzertijd.

Vondstnummer 3, afkomstig uit een greppel in proefsleuf 19 bevat drie fragmenten handgevormd aardewerk. Eén hiervan is een randfragment. Het materiaal is vrij zacht gebakken en heeft een lichtgrijze bakselkleur. Ook deze fragmenten kunnen in de IJzertijd worden gedateerd.

Vondstnummer 4 afkomstig uit een greppel in proefsleuf 19 bevat een zeer klein wandfragment van een kogelpot. Deze greppel kan tussen 700 en 1200 gedateerd worden. Een scherpere datering kan gezien de geringe grote en het ontbreken van diagnostische kenmerken zoals aanzet van een bodem of rand niet worden gegeven.

Natuursteen

Vondstnummer 2 is afkomstig uit een paalkuil in proefsleuf 18 en bevat dertien fragmenten

vesiculaire basalt (tefriet). Het gaat hier vermoedelijk om fragmenten van een maalsteen, maar er is te weinig materiaal aangetroffen en dit is te gefragmenteerd om aan te kunnen tonen.

Vnr. Inhoud Aantal Gewicht (gr)

1 Aardewerk (handgevormd) 1 10,60

2 Natuursteen 13 55,00

3 Aardewerk (handgevormd) 3 17,20

4 Aardewerk 1 0,90

18 83,70

(18)

16

4 Synthese

4.1 Algemeen

Het onderhavige onderzoek vond plaats op een resterende locatie binnen een groter

onderzoeksgebied. Hier werd in 2013 en 2014 al eerder onderzoek uitgevoerd waarvoor in 2015 een rapport is uitgekomen.9 De resterende locatie, gelegen op landgoed de Reehorst kon tijdens de voorgaande fase wegens de aanwezigheid van bomen niet worden uitgevoerd.

Tijdens deze laatste fase van het onderzoek zijn twee proefsleuven met een totaal oppervlak van 326 m2 aangelegd. Beide proefsleuven laten een sterk gelijkend bodemprofiel zien van een redelijk dik plaggendek op een C-horizont. In de meest westelijke proefsleuf, 18, zijn enkele paalkuilen aanwezig die er op wijzen dat hier binnen en er omheen sprake is van resten van IJzertijd bewoning. In de tweede proefsleuf in het oostelijke deel van het landgoed werden palen en greppels aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van IJzertijd en middeleeuwse bewoningssporen.

4.2 Beantwoording van de onderzoeksvragen

De onderzoeksvragen die in het Programma van Eisen zijn gesteld zullen hier worden beantwoord op basis van de bevindingen van het proefsleuvenonderzoek.

- Zijn er archeologische waarden in het gebied aanwezig?

Binnen beide proefsleuven zijn archeologische waarden aangetroffen uit verschillende perioden, die wijzen op tenminste twee vindplaatsen.

- Wat is de aard, datering en horizontale en verticale begrenzing en conserveringstoestand van de aanwezige archeologische waarden?

Binnen proefsleuf 18 zijn enkele paalkuilen aangetroffen die aan de hand van een aardewerkvondst en sterke overeenkomsten in kleur en textuur tussen de sporen gedateerd kunnen worden in de IJzertijd. De oriëntatie van de paalschaduwen in de coupes doen vermoeden dat hier een deel van een structuur is aangesneden. Omdat maar een aantal paalkuilen werd aangetroffen kan op dit moment echter niet worden bepaald wat voor structuur dit is.

In proefsleuf 19 wijzen de aanwezige sporen op twee vindplaatsen, één uit de IJzertijd en één uit de (Late) Middeleeuwen. Hoever deze vindplaatsen zich buiten de proefsleuven uitbreiden is op moment van schrijven niet bekend.

Alle sporen werden pas zichtbaar onder het plaggendek.

De ruimtelijke begrenzing in horizontale zin kon aan de hand van de resultaten niet worden vastgesteld maar lijken zich ten minste enkele meters buiten de aangelegde proefsleuven te bevinden. Het is zelfs heel goed mogelijk dat de IJzertijdsporen tot dezelfde vindplaats hebben behoord, wat betekend dat deze vindplaats zich ruim 125 m uitstrekt.

Gezien de nog overgebleven diepte van de sporen en de goede zichtbaarheid hiervan kan gesproken worden van goed geconserveerde sporen.

- Wat is de relatie tussen de aangetroffen sporen/vindplaats en de sporen/vindplaatsen in de omgeving?

De IJzertijd sporen kunnen mogelijk samenhangen met de Bronstijd/IJzertijd sporen die tijdens het Becker & Van de Graaf onderzoek uit 2009 werden aangetroffen. Dit zou betekenen dat binnen het plangebeid nog een substantieel deel van deze nederzetting aanwezig kan zijn.

De (laat) middeleeuwse sporen die zijn aangetroffen kunnen samenhangen met de (laat)

middeleeuwse sporen die tijdens het onderzoek van 2013/2014 op het parkeerterrein van de politie, direct ten westen van de huidige onderzoekslocatie werden aangetroffen. Of dit dan de overblijfselen zijn van een (laat) middeleeuws erf of van landbouwactiviteiten die hier plaatsvonden kan op dit moment nog niet worden gezegd. Verder onderzoek zal dit moeten uitwijzen.

- Zijn de vindplaatsen behoudenswaardig? (waarderen van vindplaatsen, KNA 3.3, VS06) Ja (zie §5.1).

9 Williams 2015.

(19)

De aangetroffen grondsporen zijn goed bewaard gebleven en kunnen worden beschouwd als zijnde van hoge kwaliteit. Het deel met sporen is echter van onvoldoende omvang om van een

representatief deel van een nederzetting te spreken. Gezien de nabijheid van de sporen ten opzichte van elkaar en de relatie tussen de tijdens het onderhavige onderzoek aangetroffen IJzertijd sporen en de Late Bronstijd/IJzertijd sporen die tijdens het proefsleuven onderzoek uit 2009 zijn aangetroffen is de informatiewaarde hoog.

- Op welke wijze kan met de archeologische vindplaats worden omgegaan? Wat zijn de mogelijkheden voor behoud?

De aangetroffen sporen zijn als behoudenswaardig geïnterpreteerd. Bestaat door de voorgenomen bouwplannen de mogelijkheid tot in situ behoud niet zullen deze waarden ex situ behouden dienen te worden middels een opgraving dan wel een archeologische begeleiding afhankelijk van de omvang van de voorgenomen verstoringen.

- Wat is de lithostratigrafie van het gebied? Hierbij dienen de aard, geogenese, diepteligging, gaafheid en (relatieve) datering van de aanwezige bodemlagen vastgesteld te worden. Speciale aandacht gaat uit naar de aanwezigheid, aard, datering en de dikte van de es.

De lithostratigrafie van Landgoed de Reehorst bestaat uit een dik plaggendek met hieronder een dekzandpakket waar op sommige plaatsen de B- en E-horizont nog deels aanwezig zijn. Het plaggendek bevatte echter geen vondsten die deze kon dateren. Wel is duidelijk door de sterke kleurverschillen binnen het plaggendek dat er sprake is van ten minste twee fases van het opbrengen hiervan.

- Zijn er redenen aan te nemen dat zich in het gebied Driebergseweg - Hoofdstraat

bewoningssporen/nederzettingsresten bevinden? Waar in het plangebied ten opzichte van de (historische) weg kunnen deze verwacht/ aangetroffen worden?

De resultaten van het proefsleuvenonderzoek geven aan dat er ten minste op en rond de aangelegde proefsleuf langs de Hoofdstraat sprake is geweest van bewoning in de IJzertijd en de Middeleeuwen.

De resultaten laten het echter niet toe om de omvang en aard van deze bewoning te achterhalen.

Aanwijzingen voor de historische weg, die waarschijnlijk de huidige loop van de Hoofdstraat volgt zijn door de ligging van de proefsleuven niet gevonden. Of de sporen die in de proefsleuven zijn

gevonden, en dan met name die met een middeleeuwse datering, enige vorm van samenhang hebben met de historische loop van de weg kan uit de huidige resultaten echter niet worden afgeleid.

- Komen de aangetroffen resten overeen met de verwachting?

Binnen de locatie Landgoed de Reehorst zijn in beide proefsleuven sporen aangetroffen, waarvan een deel te dateren is in de IJzertijd en een deel in de (Late) Middeleeuwen. Dit komt overeen met de archeologische verwachting voor deze locatie.

- Zijn sporen/vindplaatsen te verdelen in periode/fase?

Alle paalkuilen in proefsleuf 18 zijn te dateren in de IJzertijd. Van de hier aangetroffen greppel is dit iets minder duidelijk maar gezien de sterke overeenkomst tussen de opvulling van de palen en de opvulling van de greppel kan deze voorzichtig ook in dezelfde periode worden geplaatst. De sporen die in proefsleuf 19 zijn aangetroffen kunnen onderverdeeld worden in sporen daterend uit de IJzertijd, een greppel (S19.9) en de paalkuilen en kuilen. En één spoor, greppel S19.2, daterend in de (Late) Middeleeuwen. Verdere fasering kan aan de hand van de resultaten niet worden aangegeven.

- Indien de verwachte sporen /vindplaatsen niet of slechts gedeeltelijk worden aangetroffen, wat is hiervan de oorzaak?

Er zijn tijdens het onderzoek in beide proefsleuven archeologische resten aangetroffen met dateringen die binnen de verwachting vallen. Alleen op delen binnen de proefsleuven met zeer veel en zeer diepe verstoringen werden geen archeologische waarden meer aangetroffen.

- Is er sprake van sporen langs de weg?

Het onderhavige onderzoek vond niet plaats dicht op de weg. Aan de hand van de resultaten is het echter niet uit te sluiten dat er zich sporen langs de weg bevinden.

(20)

18

5 Waardering en selectieadvies

5.1 Waardering van de vindplaats

De waardestelling, zoals voorgeschreven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.2, specificatie VS06) gebeurt op drie niveaus: belevingswaarde, fysieke kwaliteit en inhoudelijke kwaliteit. De eerste is niet van toepassing omdat de vindplaats niet bovengronds zichtbaar is. Alleen de laatste twee niveaus zijn op deze vindplaats van toepassing. De fysieke kwaliteit van de vindplaats is gebaseerd op haar conservering en gaafheid. De conservering geeft aan de mate waarin het archeologisch vondstmateriaal bewaard is gebleven, de gaafheid in hoeverre de vindplaats nog compleet is. De beoordeling is voor zowel gaafheid als conservering: drie punten voor hoge, twee punten voor middelhoge en één punt voor lage kwaliteit.

De aangetroffen grondsporen zijn goed bewaard gebleven en kunnen daarom worden beschouwd als zijnde van hoge kwaliteit. Het deel met sporen is van onvoldoende omvang om van een representatief deel van een nederzetting te spreken. Het aardewerk dat verzameld is tijdens het aanleggen van de sporenvlakken is matig verweerd en gefragmenteerd, maar is zeer laag in aantal. De

gaafheid/conservering van sporen en vondsten wordt middelhoog gewaardeerd. De waardering van beide fysieke kwaliteitscriteria is in totaal 5 punten. Dit is een score die hoog (> 5 punten) is en die haar het predikaat ‘behoudenswaardig’ oplevert (Tabel 5.1).

Ook op inhoudelijke kwaliteit, uitgedrukt in waarden voor zeldzaamheid, informatie en ensemble, wordt de vindplaats beoordeeld met hetzelfde puntensysteem. De zeldzaamheid van de aangetroffen sporen wordt middenhoog gewaardeerd. Binnen de regio en landelijk zijn soortgelijke sporen bekend echter binnen de directe omgeving minder. Omdat de aangetroffen IJzertijdsporen mogelijk een verband hebben met de sporen die tijdens een ander onderzoek op ca. 280m ten zuiden van het onderzoekgebied werden aangetroffen is de inhoudelijke kwaliteit hoog gewaardeerd en wordt de ensemblewaarde middenhoog gewaardeerd. De totale score voor de inhoudelijke kwaliteit is 7 en de waardering van de vindplaats op basis van deze criteria is dan ook hoog.

Tabel 5.1 Scoretabel waardestelling (naar KNA, versie 3.3).

Waarden Criteria Scores

Hoog Midden Laag Totale score

Beleving Schoonheid Wordt niet gescoord Wordt niet gescoord Herinneringswaarde Fysieke kwaliteit Gaafheid 3

≥ 5 behoudenswaardig

Conservering 2

Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 2

≥ 7 behoudenswaardig

Informatiewaarde 3

Ensemblewaarde 2

Representativiteit N.v.t.

5.2 Selectieadvies

Beide proefsleuven die tijdens het onderhavige onderzoek werden aangelegd hebben de aanwezigheid van archeologische waarden aangetoond die terug gaan tot in de IJzertijd en

Middeleeuwen. Met name de sporen daterend in de IJzertijd zijn interessant gezien de aanwezigheid van bewoningssporen uit deze zelfde periode bij een onderzoek ten zuiden van de locatie. Tijdens het voorgaande deel van het onderhavige onderzoek werd al aangegeven dat met de nog aan te leggen proefsleuven op landgoed de Reehorst duidelijkheid moest komen over hoever deze

bewoningssporen zich nog zouden uitstrekken. De resultaten van het onderhavige onderzoek tonen aan dat er in ieder geval sprake is van de aanwezigheid van IJzertijd sporen of dit ook betekend dat hier sprake is van een doorlopende nederzetting kan echter niet worden gezegd. De goede

conservering en ruimtelijke verspreiding van de sporen maar ook de informatie- en ensemblewaarde van de aangetroffen archeologische resten leveren een behoudenswaardige waardingen op.

ADC ArcheoProjecten adviseren derhalve dan ook de vindplaatsen in situ te behouden. Is dit door de voorgenomen bouwplannen echter niet mogelijk adviseert ADC ArcheoProjecten deze ex situ te behouden middels een opgraving of ten minste een archeologische begeleiding van de voorgenomen werkzaamheden aan de noordzijde van Landgoed de Reehorst (zie afb. 5.2).

(21)

Afb. 5.1. Overzicht van de sporen op locatie de Reehorst gecombineerd met het onderzoeksgebied van Becker en Van de Graaf (2009).

Afb. 5.2. Advieskaart voor het vervolgonderzoek, in blauw het nader te onderzoeken gebied.

(22)

20

Literatuur

Brokke, A.J., 2012: Archeologisch verkennend booronderzoek (IVO-O), Fase 1 en 2, Stationsgebied Driebergen-Zeist Arcadis 076486104 versie E.

Brokke, A.J., 2013: Programma van Eisen Proefsleufonderzoek SDZ Stationsgebied Driebergen Zeist Arcadis 076898633: A definitief.

Corver, B.A., 2009: Inventariserend Veldonderzoek (IVO), d.m.v. proefsleuven Landgoed de Reehorst, Driebergen, Gemeente Utrechtse Heuvelrug. Becker & van de Graaf bv, Noordwijk.

Exaltus, R., en J. Orbons, 2012: Breullaan, Zeist Gemeente Zeist Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O); Bureauonderzoek en karterend booronderzoek. ArcheoPro Archeologisch rapport Nr 11151.

Exaltus, R., en J. Orbons, 2012: Driebergseweg, Zeist Gemeente Zeist Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O); Bureauonderzoek en verkennend booronderzoek. ArcheoPro Archeologisch rapport Nr 12005.

Meens, D. en A.J. Brokke, 2012: Archeologisch Bureauonderzoek Station Driebergen–Zeist.

Arcadis. DZ L2.4.5-1 Archeologisch Bureauonderzoek, 075315444 versie J.

Williams, G.L., 2015: Driebergen Zeist Stationsgebied. Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van proefsleuven. Amersfoort (ADC rapport 3839) .

Lijst van afbeeldingen

Afb.1.1. Locatie van het onderzoeksgebied.

Afb.1.2. Overzicht van de aangelegde proefsleuven en hun locatie.

Afb.1.3. Eén van de door REASeuro aangetroffen raketbuizen.

Afb. 2.1. Overzicht van de aangetroffen sporen in proefsleuf 18.

Afb. 2.2. Profielkolom uit proefsleuf 18.

Afb. 2.3. Overzicht van de aangetroffen sporen in proefsleuf 19.

Afb. 2.4. Profielkolommen uit proefsleuf 19.

Afb. 5.1. Overzicht van de sporen op locatie de Reehorst gecombineerd met het onderzoeksgebied van Becker en Van de Graaf (2009).

Afb. 5.2. Advieskaart voor het vervolgonderzoek, in blauw het nader te onderzoeken gebied.

Lijst van tabellen

Tabel 1.1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden.

Tabel 3.1. Vondstaantallen.

Tabel 5.1 Scoretabel waardestelling (naar KNA, versie 3.3).

(23)

.

Bijlage 1 Nota van Wijzigingen 9 juli 2013

(24)

22

Verklarende woordenlijst

Antropogene sporen Alle immobiele sporen van menselijke oorsprong, variërend van paalgaten of fosfaatvlekken tot muurresten.

AMK Archeologische Monumentenkaart geeft een overzicht van gewaardeerde archeologische terreinen in vier categorieën: 1). Archeologische waarde, 2) Hoge archeologische waarde, 3) Zeer hoge archeologische waarde en 4) Zeer hoge archeologische waarde beschermd. De AMK is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de RCE en de provincies en wordt beheerd door de RCE.

Archeologische indicatoren Indicatief archeologisch materiaal dat bij (boor)onderzoek een aanwijzing kan zijn voor de aanwezigheid, ter plaatse of in de nabijheid, van een archeologische vindplaats.

Archis Archeologisch Informatie Systeem. Dit door de RCE beheerde systeem bevat informatie over o.a. onderzoeksmeldingen, vondstmeldingen, waarnemingen, complexen en monumenten.

14C Koolstof (radioactieve isotoop), gebruikt voor datering.

CIS Het landelijke registratienummer ten behoeve van archeologisch onderzoek, uitgegeven door het Centraal Informatiesysteem.

CMA Centraal Monumenten Archief.

Conservering De mate waarin anorganische (aardewerk, vuursteen, metaal, glas etc.) en organische archeologische resten (bot, zaden, hout etc.) bewaard zijn gebleven.

Ensemblewaarde De meerwaarde die aan een vindplaats wordt toegekend op grond van de mate waarin sprake is van een landschappelijke en/of archeologische context.

Ex situ Niet ter plaatse. Aanduiding die wordt gebruikt om aan te geven of grondsporen en / of artefacten zich niet meer op de oorspronkelijke plaats in de bodem bevinden. Behoud ex situ is het bewaren van de archeologische informatie door definitief onderzoek (opgraven, documenteren en registreren).

Gaafheid De mate van (fysieke) verstoring van de bodem en/of de (eventueel aanwezige) archeologische waarden, zowel in verticale zin (diepte) als in horizontale zin (omvang).

Herinneringswaarde De herinnering die een archeologisch monument oproept over het Verleden.

IKAW Indicatieve kaart van archeologische waarden, een door de RCE geproduceerde kaart op landelijk niveau met de verwachte relatieve of absolute dichtheid van (bepaalde) archeologische verschijnselen in de bodem.

IVO Inventariserend VeldOnderzoek. Het verwerven van (extra) informatie over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een onderzoeksgebied, als aanvulling op en toetsing van de archeologische verwachting, gebaseerd op het bureauonderzoek middels waarnemingen in het veld.

Informatiewaarde De betekenis van een monument als bron van kennis over het verleden. De informatiewaarde wordt bepaald door de mate waarin (een opgraving van) het monument een bijdrage kan leveren aan nieuwe kennisvorming over het verleden.

In situ Achtergebleven op exact de plaats waar de laatste gebruiker het heeft gedeponeerd, weggegooid of verloren. Behoud in situ is het behouden van archeologische waarden in de bodem.

KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

NAP Normaal Amsterdams Peil (=officieel peilmerk).

PVA Plan van Aanpak. Een door de opdrachtnemer op te stellen plan voor de uit te voeren werken waarmee beoogd wordt aan de vereisten zoals geformuleerd in het Programma van Eisen en/of het ontwerp te voldoen. Ook wordt hierin een voorstel gedaan voor de werkwijze waarmee de in het Programma van Eisen en/of ontwerp geformuleerde resultaatsverwachtingen bereikt kunnen worden.

(25)

PVE Programma van Eisen. Het PvE is een door een bevoegde overheid opgesteld of bekrachtigd document dat de probleem- en doelstelling van de te verrichten werkzaamheden van de vindplaats geeft en de daaruit af te leiden eisen formuleert met betrekking tot het uit te voeren werk.

RCE Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Representativiteit De mate waarin een bepaald type vindplaats typerend is voor een periode dan wel een gebied.

RTS Robotic Total Station. Hiermee worden vlakken direct digitaal ingemeten.

Schoonheid De esthetisch-landschappelijke waarde van een archeologisch monument, die vooral in zichtbaarheid tot uiting komt.

Selectieadvies Archeologisch inhoudelijk advies over de behoudenswaardigheid van een vindplaats. Dit wordt opgesteld aan de hand van de waarderingscriteria.

Zeldzaamheid De mate waarin een bepaald type monument schaars is (of is geworden) voor een periode of in een gebied.

(26)

24

Afkortingen in de database

REFERENTIELIJSTEN Versie 1.6

AARD SPOOR Aard van het spoor

Code Omschrijving AKR (oude) akkerlaag AWC aardewerkconcentratie

BA balk

BES beschoeiing

BG boorgat

BKS bekisting BOC botconcentratie BPA beschoeiing, palen BPL beschoeiing, planken BPT beerput/beerkelder BRL brandlaag

BU bustum

BUN visbun

BV bouwvoor

CR crematiegraf DIG dierbegraving DK drenkkuil

DLT doorlaat (door een muur) DP depressie

DR drain

EG erfgreppel

ES esdek

FU fuik

GA gracht

GE geul

GHE grafheuvel

GR greppel

GRK grafkuil

GT goot

HA haard

HAK haardkuil HG huisgreppel HKC houtskoolconcentratie HI hoefindruk

HO hout

HU hutkom

IN inhumatiegraf KEL kelder

KGO ovale kringgreppel KGR ronde kringgreppel KGV vierkante kringgreppel

KL kuil

KS karrenspoor LAK laklaag LAT latrine

LG laag

LO ophogingslaag LS stortlaag MI muurinsteek

MR muur

MSK mestkuil MST muursteen MU muuruitbraak NV natuurlijke verstoring NVD dierlijke verstoring NVP plantaardige verstoring

OV oven

PA houten paal PAK paal met paalkuil PG paalgat

PGK paalgat met paalkuil PK paalkuil

PL plank

PLW plaggenwand

PO poel

POE poer

POT potstal PS ploegspoor PSE ploegspoor, eergetouw PSK ploegspoor, keerploeg REC recent

RPA palenrij RPG rij paalgaten RPK rij paalkuilen RPL rij planken SG standgreppel

SI silo

SL sloot

SPB spaarboog SPG spitsgracht SS spitspoor

ST steen

STC steenconcentratie

VL vlek

VR vloer

VSC vuursteenconcentratie VW vlechtwerk

WA waterput

WG weg

WK waterkuil

WL wal

WOO woonlaag XXX onbekend

COUPEVORM

Vorm van de onderkant van het spoor in de coupe Code Omschrijving

ONR onregelmatig

PNT punt

RND rond

VLK vlak KOM komvormig REV revolvertas VRK vierkant RHK rechthoekig NG niet gecoupeerd

VLAKVORM

Vorm van het spoor op het horizontale vlak Code Omschrijving

LIN lineair ONR onregelmatig OVL ovaal RHK rechthoekig

RND rond

SIK sikkelvormig VRK vierkant

KLEUR

Duiding van de kleur

Code Referentie

BE beige

BL blauw

BR bruin

GL geel

GN groen

GR grijs

OR oranje

PA paars

RO rood

RZ roze

WI wit

ZW zwart

Daarnaast:

D donker

L licht

SCH schoon

VL vuil

ZR zeer

DBRGR = donkerbruingrijs (hoofdkleur is dan grijs)

(27)

INSLUITSEL

Aard van een insluitsel van een vulling

Code Referentie

AS as

AW aardewerk vaatwerk BOT bot (geen schelp)

BS baksteen

BW bouwaardewerk (baksteen, dakpan, tegel) FE ijzeroer

FF fosfaat

GL glas

HK houtskool HL huttenleem

HT hout

KI kiezel

LR leer

MET metaal

MN mangaan

NS natuursteen

OKR oker

SCH schelp

SL slak

VKL verbrande klei VST vuursteen

TEXTUUR

Textuur van een vulling met NEN-classificatie

Code NEN Referentie

K K klei

ZK Ks1 zware klei

MK Ks2 matig zware klei LK Ks3 lichte klei

Z-K zandige klei

Zl zavel

ZZl Kz1 zware zavel MZl Kz2 matig lichte zavel LZl Kz3 lichte zavel

L L leem

SL Lz1 siltige leem Z-L Lz3 zandige leem

V V veen

V1 Vk3 venige klei

V2 Vk1 kleiig veen

V3 VKM mineraalarm veen Z-V Vz1 zandig veen

Z Z zand

FZ Zs1 fijn zand

MZ Zs1 middelgrof zand

GZ Zs1 grof zand

ILZ Zs2 iets lemig zand

LZ Zs3 lemig zand

IGHZ g1 iets grindhoudend zand MGHZ g2 matig grindhoudend zand SGHZ g3 sterk grindhoudend zand

V-Z Vz3 venig zand

G G grind

FG fijn grind

GG grof grind

IZHG Gz1 iets zandhoudend grind MZHG Gz2 matig zandhoudend grind SZHG Gz3 sterk zandhoudend grind

ST steen

HT hout

H0 h1 humushoudend

H1 h2 matig humeus

H2 h3 humusrijk

INHOUD

Aard van het materiaal van een vondst

Code Referentie AW aardewerk vaatwerk AWG gedraaid aardewerk AWH handgevormd Aardewerk BAKSTN baksteen

DAKPAN dakpan OXB bot (geen schelp) OMB bot menselijk ODB bot dierlijk CREM crematieresten

BOUWMAT bouwaardewerk (keramisch, geen steen) COP coproliet

GLS glas (geen slak) HK houtskool

HT hout (geen houtskool, geen plantaardige resten) KER keramische objecten (weefgewichten e.d.) ODL leer

MXX metaal (geen slak) MCU koper/brons MFE ijzer

MPB lood

MIX gemengd

SXX natuursteen (geen vuursteen) PIJP pijpenkoppen en -stelen SCH schelp

SLAK slakken TEGEL tegel OTE textiel, touw

HUTTELM verbrande klei (geen lemen gewichten) SVU vuursteen

XXX overig

MONSTER Aard van een monster

Code Referentie MA monster algemeen MAR monster artropoden MBOT monster bot

MC14 monster voor14C-datering MCH chemisch monster MCR crematiemonster

MD monster voor dendrochronologisch onderzoek MDIA diatomeeënmonster

MDNA DNA-monster MFF fosfaatmonster MHK houtskoolmonster MHT houtmonster MP pollenmonster MSC schelpenmonster MSL monster slijpplaat

MZ zadenmonster voor botanisch onderzoek

VERZAMELWIJZE

Manier waarop een vondst of monster is verzameld.

Code Referentie

AAC aanleg coupe (handmatig schaven) AANV aanleg vlak of profiel (handmatig) BIGB bigbag

COUP couperen (handmatig) DETC detectorvondst

LICH lichten (vondst met omringende grond integraal verwijderd) MAA machinale aanleg

MAF machinale afwerking (of machinaal couperen) MSCH machinaal schaven

PUNT puntvondst (ingemeten) SCHA uitschaven (handmatig) SPIT uitspitten (handmatig) TROF troffelen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zowel de leidinggevende van de locatie als de pedagogisch coach zijn, in actieve samenwerking met de pedagogisch medewerkers, samen verantwoordelijk voor de bewaking en innovatie

Wanneer kinderen de locatie verlaten voor bijvoorbeeld een wandeling in het park om eendjes te voeren, dragen kinderen en pedagogisch medewerkers een SKAR-hesje om goed zichtbaar

Er zijn tijdens het inventariserend onderzoek binnen het plangebied veel bewoningssporen aangetroffen te dateren in de ijzertijd en vroege middeleeuwen (totaal 188 sporen).. De

Om hieraan te kunnen voldoen heeft Willibrord/Miland samen met Junis Kinderopvang en Het Tuinhuis afspraken gemaakt om voor onze school de buitenschoolse opvang te verzorgen..

Tabel 5 geeft een overzicht met verdachte deellocaties die bij het verkennend onderzoek binnen het plangebied als zodanig onderzocht moeten worden. Adres Omschrijving

Zowel de leidinggevende van de locatie als de pedagogisch coach zijn, in actieve samenwerking met de pedagogisch medewerkers, samen verantwoordelijk voor de bewaking en innovatie

De kinderen kunnen loskomen van het oude thema en de pedagogisch medewerkers zijn al bezig met de voorbereidingen voor het volgende thema.. De thema’s brengen de buitenwereld

Voor 2020 willen we verder verdiepen in de manier waarop we de ouderbetrokkenheid kunnen vergroten en hoe de pedagogisch medewerkers de evaluatie van een vorig thema beter