• No results found

Tuincentrum Van Heemstraweg

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Tuincentrum Van Heemstraweg"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tuincentrum Van Heemstraweg

Beneden Leeuwen

watertoetsdocument

Gemeente West Maas en Waal

juni 2010 definitief

(2)

Tuincentrum Van Heemstraweg

Beneden Leeuwen

watertoetsdocument

dossier : D1819.01.001

registratienummer : LW-DE20100046 versie : 1

Gemeente West Maas en Waal

juni 2010 definitief

(3)

INHOUD BLAD

1 TUINCENTRUM BENEDEN LEEUWEN 2

1.1 Inleiding 2

1.2 Locatie 2

1.3 Ontwikkelingen 3

2 BODEMOPBOUW EN GEOHYDROLOGIE 4

2.1 Maaiveldhoogten en afwatering 4

2.2 Bodemopbouw 5

2.3 Doorlatendheid 5

2.4 Grondwater 5

2.4.1 Grondwatertrappen 5

2.4.2 Peilbuizen 6

2.4.3 Inschatting gemiddeld hoogste en laagste grondwaterstanden 6

2.5 Conclusies 7

3 GEOHYDROLOGISCH- EN WATERHUISHOUDKUNDIG ADVIES 8

3.1 Ontwateringseisen 8

3.2 Omgaan met hemelwater 9

3.3 Waterkwaliteit 9

3.4 Waterberging 9

3.5 Mogelijkheden voor waterberging 10

4 WATERPARAGRAAF 12

5 BRONNEN 14

6 COLOFON 15

(4)

1 TUINCENTRUM BENEDEN LEEUWEN

1.1 Inleiding

Aan de Van Heemstraweg in Beneden Leeuwen wordt een tuincentrum ontwikkeld. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken moet er een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld. De gemeente West Maas en Waal heeft aan DHV gevraagd om een watertoetsdocument op te stellen voor deze locatie. Dit document is in overleg met Waterschap Rivierenland opgesteld en dient als basis voor de waterparagraaf voor het bestemmingsplan.

1.2 Locatie

Het plangebied is gelegen ten zuiden van de kern Beneden Leeuwen en is ca. 1,1 ha groot. Het gebied wordt in het noorden begrensd door de Van Heemstraweg en ten westen bevindt zich een woning. Ten oosten en zuiden van het plangebied bevindt zich agrarisch gebied. Het omliggende agrarische gebied wordt in de toekomst ontwikkeld tot woongebied Beneden Leeuwen Zuid. In onderstaande figuur is de ligging van het plangebied weergegeven.

Figuur 1.1: locatie plangebied

(5)

1.3 Ontwikkelingen

In het plangebied wordt een tuincentrum ontwikkeld. Door de ontwikkeling van het tuincentrum en de bijbehorende parkeerplaatsen neemt het verhard oppervlak toe en wordt een bestaande watergang gedempt. De locatie waar de brug gelegen is in onderstaande schets wijzigt nog. Op deze locatie mondt een duiker uit op de A-watergang die ligt ten zuiden van de Van Heemstraweg.

Figuur 1.2: Inrichtingsschets

(6)

2 BODEMOPBOUW EN GEOHYDROLOGIE

In dit hoofdstuk staat de huidige geohydrologische situatie omschreven. De benodigde informatie is verkregen uit onderzoeken die hebben plaatsgevonden voor de ontwikkeling van het zuidelijk gelegen plangebied van ‘Beneden Leeuwen Zuid’ en de noordelijk gelegen locaties ‘Wooncenter’ en ‘Walraven Bever’. Voor deze onderzoeken zijn boringen en peilbuizen geplaatst.

2.1 Maaiveldhoogten en afwatering

Uit het Actueel Hoogtebestand Nederland blijkt dat de maaiveldhoogte in het plangebied varieert van 5,30 m +NAP in het oostelijk deel tot 5,80 m +NAP in het westelijk deel.

Ten noorden van het plangebied bevindt zich een A-watergang. Deze watergang heeft een winterpeil van 4,35 m +NAP en een zomerpeil van 4,85 m +NAP. Ten oosten en westen van de bestaande woning in het plangebied bevindt zich een B-watergang. De B-watergang ten westen van de woning heeft een winterpeil van 3,95 m +NAP en een zomerpeil van 4,25 m +NAP. Deze watergang wordt gedempt om de ontwikkeling van het tuincentrum mogelijk te maken.

De B-watergang ten oosten van de woning staat in verbinding met de A-watergang. Door de ontwikkeling van plangebied Beneden Leeuwen Zuid krijgt deze B-watergang een vast peil van 4,25 m +NAP. Hiervoor wordt een stuw gerealiseerd ten oosten van het plangebied. In onderstaande figuur staat de ligging van de watergangen en de te realiseren stuw weergegeven.

Figuur 2.1: Watergangen in het plangebied

Zomerpeil 4,85 m +NAP, winterpeil 4,35 m +NAP Zomerpeil 4,25 m +NAP, winterpeil 3,95 m +NAP

Toekomstige stuw

(7)

2.2 Bodemopbouw

In het rivierengebied bestaat de bodemopbouw uit een slecht doorlatende deklaag van klei met daaronder een goed doorlatend zandpakket. De dikte van de deklaag varieert. Uit de zandbanenkaart blijkt dat ter plekke van het plangebied de deklaag circa 4 à 5 meter dik is.

De Waal heeft zich ingesneden in de bodem en staat hydrologisch in verbinding met het zandpakket dat onder de deklaag van klei ligt. Omdat dit zandpakket goed doorlatend is volgt de stijghoogte van het grondwater in dit pakket de waterstanden in de rivier. Als de waterstanden in de Waal hoog zijn, wordt de stijghoogte in het zandpakket ook hoog. De deklaag van klei houdt deze zogenaamde druk van het grondwater in het zandpakket tegen. Hoe dikker en hoe slechter doorlatend de deklaag hoe langer het duurt voordat de grondwaterstand in de deklaag ook hoog staat.

2.3 Doorlatendheid

Rondom het plangebied zijn enkele boringen geplaatst waarbij de doorlatendheid per bodemlaag is ingeschat. Voor de inschatting van de doorlatendheid is gebruik gemaakt van boring 8, 9 en 10 uit het onderzoek voor het Walraven Bever terrein en boring 10 uit het onderzoek voor Beneden Leeuwen Zuid.

Hieruit blijkt dat de kleilaag matig doorlatend is met geschatte doorlatenheden variërend van 0,2 tot 0,8 m/dag. In bijlage 1 staan de gebruikte boorprofielen weergegeven.

2.4 Grondwater

Er zijn verschillende bronnen geraadpleegd om inzicht te krijgen in de grondwaterstanden ter plaatse van het plangebied. Voor de toekomstige maaiveldhoogte is het met name van belang inzicht te krijgen in de maximale grondwaterstanden. Inzicht in minimale grondwaterstanden kan van belang zijn voor het risico van zettingen. Zettingen kunnen plaatsvinden als het grondwater wordt verlaagd (bijvoorbeeld ten behoeve van een bouwkuip) onder de gemiddeld laagste grondwaterstand. Daarnaast kan het van belang zijn bij de aanleg van een vijver die, te allen tijde watervoerend moet zijn.

2.4.1 Grondwatertrappen

De grondwatertrappen zijn gebaseerd op de gemiddeld hoogste (GHG) en gemiddeld laagste (GLG) grondwaterstand en geven de diepte beneden maaiveld tot waar – onder gemiddelde weersomstandigheden – de grondwaterstand in de winter stijgt en in de zomer daalt. Op de Bodemkaart van Nederland (schaal 1: 50.000) is de grondwatertrappenindeling weergegeven. Ter indicatie zijn in onderstaande tabel voor de 7 grondwatertrappen de grondwaterstanden in centimeter ten opzichte van maaiveld weergegeven.

Tabel 1: grondwatertrappen

Grondwatertrap I II III IV V VI VII

GHG in cm beneden maaiveld (<20) (<40) <40 >40 <40 40-80 >80 GLG in cm beneden maaiveld <50 50-80 80-120 80-120 >120 >120 (>160)

Uit de bodemkaart van Nederland blijkt dat in het plangebied grondwatertrap V voorkomt. Dit betekent dat de GHG hoger ligt dan 0,4 m-mv en de GLG lager ligt dan 1,2 m-mv.

(8)

2.4.2 Peilbuizen

In de omgeving van het plangebied staan drie peilbuizen welke periodiek zijn gemeten. In figuur 2.2 staat de ligging van de peilbuizen weergegeven. De meetgegevens van peilbuis B39G0321 zijn opgenomen in het TNO-DINO archief. De twee overige peilbuizen worden gemeten door de gemeente West Maas en Waal. Strikt genomen zijn de meetreeksen te kort om een GHG en GLG te berekenen (zie definitie GHG en GLG).

In onderstaande tabel staan de gegevens van de drie peilbuizen weergegeven.

Uit de meest recente meetreeksen blijkt dat de GHG ongeveer ligt op 5,0 m +NAP. De GLG ligt

op ongeveer 4,50 m +NAP. Figuur 2.2: Ligging peilbuizen

Tabel 2: Grondwaterstanden, GHG’s en GLG’s

Peilbuis Maaiveld

[m +NAP]

Filterdiepte [m +/- NAP]

Start en eind opname

Gem GWS [m –mv] / [m +NAP]

GHG [m –mv] / [m NAP]

GLG [m –mv] / [m NAP]

B39G0321 (lage peilvak) 5,30 3,70 – 3,20 1957 - 1969 1,02 / 4,28 0,57 / 4,73 1,46 / 3,84 WB 10 (hoge peilvak) 5,45 1,36 – 2,36 2007 - heden 0,50 / 4,95 0,39 / 5,06 0,71 / 4,74 BELE 10 (hoge peilvak) 5,56 3,56 – 2,56 2007 - heden 0,90 / 4,66 0,54 / 5,02 1,34 / 4,22

Definitie GHG en GLG:

GHG/GLG: voor de gemiddeld hoogste/ laagste grondwaterstand worden jaarlijks de 3 hoogste/ laagste grondwaterstanden gemiddeld (HG3) over de periode van 1 april tot en met 31 maart (hydrologisch jaar) en het gemiddelde van deze jaarlijkse HG3-waarden over een periode van tenminste 8 jaar waarin geen ingrepen hebben plaatsgevonden wordt gebruikt als GHG/ GLG.

2.4.3 Inschatting gemiddeld hoogste en laagste grondwaterstanden

Tijdens het veldwerk in de omliggende gebieden is op basis van hydromorfe kenmerken (kleurverschillen in de bodem) een inschatting gemaakt van gemiddeld hoogste en laagste grondwaterstanden. Voor de inschatting van de GHG en GLG is gebruik gemaakt van boring 8, 9 en 10 uit het onderzoek voor het Walraven Bever terrein en boring 10 uit het onderzoek voor Beneden Leeuwen Zuid.

De ingeschatte GHG varieert tussen 0,3 en 0,6 m-mv. De ingeschatte GLG varieert tussen 1,0 en 1,6 m- mv.

B39G0321

WB 10 BELE 10

(9)

2.5 Conclusies

De resultaten uit het literatuuronderzoek, de meetgegevens van de peilbuizen en het veldwerk geven een redelijk eenduidig beeld van de lokale geohydrologische situatie.

Samengevat kan geconcludeerd worden dat:

 De maaiveldhoogte varieert van 5,30 m +NAP in het oostelijk deel tot 5,80 m +NAP in het westelijk deel;

 Ten noorden van het plangebied een A-watergang ligt met een winterpeil van 4,35 m +NAP en een zomerpeil van 4,85 m +NAP;

 De B-watergang ten oosten van het plangebied in verbinding staat met de A-watergang;

 Ten westen van de bestaande woning in het plangebied een B-watergang ligt met een winterpeil van 3,95 m +NAP en een zomerpeil van 4,25 m +NAP. Deze watergang staat niet in verbinding met de A- watergang en wordt in de toekomst gedempt;

 Door de toekomstige ontwikkeling van plangebied Beneden Leeuwen Zuid de watergang ten oosten van het plangebied een vast peil krijgt van 4,25 m +NAP;

 De bodem bestaat uit een slecht doorlatende deklaag van klei (4 tot 5 m dik) met daaronder een goed doorlatend zandpakket;

 De bodem matig doorlatend is met doorlatendheden van 0,2 tot 0,8 m/dag;

 De GHG ongeveer ligt op 5,0 m +NAP;

 De GLG ongeveer ligt op 4,5 m +NAP;

(10)

3 GEOHYDROLOGISCH- EN WATERHUISHOUDKUNDIG ADVIES

Op basis van de inventarisatie van de huidige geohydrologische situatie is in dit hoofdstuk een geohydrologisch- en waterhuishoudkundig advies gegeven. Hierin is aangegeven hoe aan de gewenste ontwateringsdiepte wordt voldaan, wat de bergingsopgave is in het gebied en hoe deze bergingsopgave kan worden ingevuld.

3.1 Ontwateringseisen

Om problemen met draagkracht, opvriezen en natte kruipruimtes te voorkomen, moet de ontwateringsdiepte voldoende zijn. De ontwateringsdiepte is het verschil in hoogte tussen het maaiveld en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) . Afhankelijk van het gebruik moet er een minimale afstand zitten tussen het maaiveldniveau en de GHG. DHV adviseert om onderstaande ontwateringseisen te hanteren voor de verschillende gebruiksfuncties.

Tabel 3: Ontwateringseisen gebruik Ontwateringsdiepte Secundaire

wegen

Ontwateringsdiepte van 0,7 m, waarbij een zandbed met minimale dikte 0,5 m aanwezig moet zijn.

Voor primaire wegen wordt een ontwateringsdiepte van 1,0 m –mv gehanteerd. Het wegpeil ligt minimaal 0,2 m lager dan het vloerpeil.

bebouwing De ontwateringsdiepte onder en rondom bebouwing hangt af van het type gebouw. Voor woningen of gebouwen met een niet-waterdichte kruipruimte, die goed toegankelijk moet zijn, geldt een eis van 0,8 m minus maaiveldniveau. De ontwatering dient zodanig te zijn dat zich geen grondwater in de kruipruimte bevindt. Als norm wordt vaak gehanteerd dat het grondwater tenminste 0,2 m beneden de vloer van de kruipruimte moet staan. Uitgaande van een 0,6 m hoge kruipruimte en een vloerdikte (woonvloer) van 0,2 m betekent dit een afstand van 1,0 m tussen de GHG (gemiddeld hoogste grondwaterstand) en de bovenzijde van de vloer.

Afhankelijk van de uitvoering van de bodem van de kruipruimte zal een laag grof, leemarm zand, minimaal 0,2 m dik, aangebracht moeten worden om capillaire verzadiging tegen te gaan. Door kruipruimteloos te bouwen kan de ontwateringsdiepte met 0,3 m verminderd worden.

groenzones Voor deze bestemming wordt een ontwateringdiepte van 0,5 m geadviseerd. Een langdurige te hoge grondwaterstand beïnvloedt de beworteling nadelig. Daarnaast dient het vochtgehalte in de bodem voldoende gewaarborgd te blijven om verdroging te voorkomen.

Op basis van de gemeten GHG’s kan geconcludeerd worden dat met de huidige maaiveldhoogten niet in het gehele plangebied voldaan wordt aan de gestelde ontwateringseisen. Daarnaast moet het maaiveldniveau minstens 1,0 meter hoger liggen dan het waterpeil in de aangrenzende watergangen (droogleggingseis).

Door het maaiveld op te hogen kan voldaan worden aan de ontwaterings- en droogleggingseisen. Om pieken in de grondwaterstanden af te vangen kan drainage worden aangelegd op de hoogte van de GHG.

(11)

3.2 Omgaan met hemelwater

Infiltratie van hemelwater

Infiltratie van hemelwater is mogelijk wanneer de doorlatendheid van de bodem groter is dan 0,5 m/dag.

De doorlatendheid van de kleilaag is bijna overal lager dan 0,5 m/dag. Infiltratie van hemelwater is daarom niet mogelijk.

Berging in oppervlaktewater

Berging van hemelwater in oppervlaktewater is mogelijk in het plangebied. Aansluiting op het watersysteem kan plaatsvinden op de watergangen rondom het plangebied.

3.3 Waterkwaliteit

De waterwetgeving is momenteel aan verandering onderhevig. Uitgangspunt in de nieuwe waterwetgeving is dat afstromend hemelwater in beginsel schoon genoeg is om zonder verdere maatregelen teruggebracht Te worden in het milieu. Omdat nog niet duidelijk is wat de nieuwe wetgeving voorschrijft heeft waterschap Rivierenland interim-beleid opgesteld voor de behandeling van afstromend hemelwater. Hierin staat het volgende omschreven:

 Bij hemelwaterlozing van woonwijken en kantoorparken (milieucategorie 1 en 2) worden geen filters meer voorgeschreven en wordt volstaan met een aanbeveling om gebruik te maken van

‘bewezen technieken’ zoals bodem- en bermpassages en wadi’s.

 Indien geen bodem- of bermpassage wordt toegepast, wordt een geschikte locatie voor een

‘mechanisch filter’ beschikbaar gehouden, zowel in fysieke als juridische zin (bestemmingsplan) en wordt dit vastgelegd in een bestuurlijke brief. Om het aantal locaties te beperken wordt aanbevolen om ook het aantal lozingspunten zo klein mogelijk te houden.

Aangezien een tuincentrum binnen de milieucategorie 2 valt is het niet verplicht om filtertechnieken toe te passen voor afstromend hemelwater. Wel hanteert het waterschap als uitgangspunt dat geen uitlogende materialen als zink en koper mogen worden toegepast.

3.4 Waterbergingsopgave

De minimale hoeveelheid waterberging die gerealiseerd dient te worden binnen het plangebied, hangt af van de toename van het verhard oppervlak als gevolg van de ontwikkelingen. In relatief kleine projecten (500 m2 tot 5 ha), werkt het waterschap met vuistregels voor waterberging. Voor waterberging geldt het volgende:

 De vuistregel voor waterberging houdt in dat bij een bui van T=10+10%, 436 m3 waterberging per hectare verharding moet worden gerealiseerd, mits er geen complicerende zaken zoals kwel aan de orde zijn. Bij berging van een T=100+10% bui moet 665 m3 waterberging per hectare verharding worden gerealiseerd. Voor de eerste 500 m2 toename aan verharding hoeft geen waterberging te worden gerealiseerd.

 Bij een regenbui die eenmaal per 10 jaar kan voorkomen met 10% opslag vanwege de klimaatsverandering (T=10+10% volgens Buishand en Velds) mag een peilstijging van 0,3 m optreden in oppervlaktewater (of drooglegging van 0,7 meter).

 Bij een regenbui die eenmaal per 100 jaar kan voorkomen met 10% opslag vanwege de klimaatsverandering (T=100+10% volgens Buishand en Velds) mag er geen inundatie optreden (NBW norm).

(12)

Op de planlocatie in Beneden-Leeuwen breidt de hoeveelheid verhard oppervlak uit als gevolg van de ontwikkelingen. In totaal zal het verharde oppervlak met 6.300 m2 toenemen (3.100 m2 parkeren en 3.200 m2 dakoppervlak). Daarnaast moet ook het dempen van de B-watergang in het plangebied gecompenseerd worden. Deze B-watergang is circa 60 meter lang, heeft een waterlijn van circa 1 meter breed en een talud van 1:1. In onderstaande tabel staat weergegeven hoeveel berging in een T=10 situatie en in een T=100 situatie geborgen moet worden.

Tabel 4: Bergingsopgave

Bergingsopgave bij T=10+10% (436 m3 per ha verhard oppervlak)

Bergingsopgave bij T=100+10% (665 m3 per ha verhard oppervlak)

Toename verhard oppervlak 253 m3 386 m3

Compensatie demping watergang 23 m3 120 m3

Totale bergingsopgave 276 m3 506 m3

3.5 Waterberging in het plangebied

Om de bergingsopgave te kunnen realiseren binnen het plangebied wordt de bestaande vijver in het plangebied benut voor waterberging en wordt de A-watergang langs de Van Heemstraweg over een lengte van 190 m verbreed. Hieronder zijn deze maatregelen toegelicht.

Berging in vijver

Door gebruik te maken van huidige vijver in het plangebied (435 m2) kan er 130 m3 (435 x 0,3 m peilstijging) hemelwater geborgen worden. Het hemelwater dat geborgen wordt in de vijver mag vervolgens vertraagd worden afgevoerd (conform landelijke afvoer) op het omliggende oppervlaktewatersysteem van de toekomstige woonwijk Beneden Leeuwen Zuid. In de wijk Beneden Leeuwen Zuid wordt een centrale zuiverende voorziening aangelegd waar het hemelwater gezuiverd wordt voordat het afstroomt richting het landelijk gebied.

Omdat de vijver in directe verbinding komt te staan met het watersysteem krijgt de vijver de status van een C-watergang en wordt de Keur van het waterschap van toepassing. Dit betekent dat de vijver niet zonder watervergunning gedempt mag worden.

Verbreding A-watergang

De initiatiefnemer heeft aangegeven de A-watergang te willen verbreden onder voorwaarde dat er parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd in de obstakelvrije ruimte.

Door verbreding van de A-watergang ontstaat er extra bergingscapaciteit in de watergang (zie figuur). De watergang is momenteel circa 5 m breed (insteek-insteek) en kan over een lengte van 190 m verbreed worden tot 8 m (maximale afstand waarmee onderhoud vanaf één zijde kan plaatsvinden). Hierdoor neemt het wateroppervlak toe met 570 m2.

Het verbreden van de watergang heeft de volgende consequenties:

 Er dient een obstakelvrije ruimte van 1,5 m gerealiseerd te worden vanaf de insteek aan de

(13)

kant van het tuincentrum. De bomen dienen dus minimaal 1,5 meter vanaf de insteek geplaatst te worden. Ook moeten de bomen minimaal 10 meter uit elkaar staan;

 De keurzone van 4 meter aan beide kanten van de A-watergang blijft wel van kracht. Middels een watervergunning wordt het plaatsen van de bomen en de parkeerplaats toegestaan.

 De grond waarop de verbreding van de A-watergang plaats vindt komt bij voorkeur in eigendom van het waterschap. Dit heeft betrekking tot aan de insteek. Hiervoor vindt geen vergoeding plaats. Ook de notariskosten zijn voor de ontwikkelaar.

 Voor het (ver)graven en dempen van nieuwe en bestaande watergangen moet een watervergunning worden aangevraagd. Hiervoor moeten eenmaal leges worden betaald.

In onderstaande tabel staat de bergingsopgave weergegeven voor het plangebied en staat aangeven hoeveel berging er gerealiseerd kan worden door de maatregelen toe te passen. Hieruit blijkt dat door de realisatie van de maatregelen voldoende bergingscapaciteit wordt gecreëerd voor een T=10+10% en T=100+10% situatie.

Tabel 5: Bergingscapaciteit

Bergingsopgave bij T=10+10% (436 m3 per ha verhard oppervlak)

Bergingsopgave bij T=100+10% (665 m3 per ha verhard oppervlak)

Toename verhard oppervlak 253 m3 386 m3

Compensatie demping watergang 23 m3 120 m3

Totale bergingsopgave 276 m3 506 m3

Bergingscapaciteit bij T=10+10%

Bergingscapaciteit bij T=100+10%

Berging in vijver 130 m3 130 m3

Verbreding A-watergang 171 m3 570 m3

Totale bergingscapaciteit 301 m3 700 m3

(14)

4 WATERPARAGRAAF

Aan de Van Heemstraweg te Beneden Leeuwen wordt een tuincentrum ontwikkeld. Door de ontwikkeling zal de hoeveelheid verhard oppervlak in het gebied toenemen.

Uit geohydrologisch onderzoek in omliggende gebieden blijkt dat de bodem bestaat uit een slecht doorlatende deklaag van klei (4 tot 5 m dik) met daaronder een goed doorlatend zandpakket. De doorlatendheid van de bodem is matig met doorlatendheden van 0,2 tot 0,8 m/dag.

Op basis van de gemeten GHG’s kan geconcludeerd worden dat met de huidige maaiveldhoogten niet in het gehele plangebied voldaan wordt aan de gestelde ontwateringseisen. Daarnaast moet het maaiveldniveau minstens 1,0 meter hoger liggen dan het waterpeil in de aangrenzende watergangen (droogleggingseis).

Door het maaiveld op te hogen kan voldaan worden aan de ontwaterings- en droogleggingseisen. Om pieken in de grondwaterstanden af te vangen kan drainage worden aangelegd op de hoogte van de GHG In de A-watergang langs de Van Heemstaweg mondt een duiker uit welke water afvoert vanuit de kern Beneden Leeuwen. De locatie waar deze duiker uitmondt wordt vrij gehouden van obstakels. De inrit voor het tuincentrum wordt ten oosten of westen van deze locatie gerealiseerd.

Door de toename van het verhard oppervlak en demping van een B-watergang moet er compenserende waterberging worden gerealiseerd. Om de bergingsopgave te kunnen realiseren wordt gebruik gemaakt van de huidige vijver en wordt de A-watergang langs de Van Heemstraweg verbreed.

Door gebruik te maken van huidige vijver in het plangebied (435 m2) kan er 130 m3 (435 x 0,3 m peilstijging) hemelwater geborgen worden. Door verbreding van de A-watergang kan er in een T=10+10%

situatie 171 m3 geborgen worden en in een T=100+10% situatie 570 m3.

In onderstaande tabel staat weergegeven hoeveel waterberging er in een T=10+10% en T=100+10%

situatie gerealiseerd moet worden en hoeveel waterberging gecreëerd wordt door het toepassen van maatregelen. Hieruit blijkt dat voldoende waterberging wordt gecreëerd om te voorzien in de bergingsopgave.

Bergingsopgave bij T=10+10% (436 m3 per ha verhard oppervlak)

Bergingsopgave bij T=100+10% (665 m3 per ha verhard oppervlak)

Toename verhard oppervlak 253 m3 386 m3

Compensatie demping watergang 23 m3 120 m3

Totale bergingsopgave 276 m3 506 m3

Bergingscapaciteit bij T=10+10%

Bergingscapaciteit bij T=100+10%

Berging in vijver 130 m3 130 m3

Verbreding A-watergang 171 m3 570 m3

Totale bergingscapaciteit 301 m3 700 m3

(15)

Deze waterparagraaf is tot stand gekomen in overleg met waterschap Rivierenland en de gemeente West Maas en Waal.

(16)

5 BRONNEN

 Advies Waterhuishouding, C1000 en Wooncenter te Beneden Leeuwen. 2009, DHV. Kenmerk ON-D20090452.

 Beneden Leeuwen Zuid, Randvoorwaarden vanuit water. 2007, DHV. Kenmerk ON-D20070359.

 Waterhuishouding Walraven Bever Terrein, Watertoets en –advies. 2009, DHV. Kenmerk ON-D20092412.

 Waterstructuurplan, Beneden Leeuwen Zuid. 2010, DHV. Kenmerk ON-D20100314.

(17)

6 COLOFON

Gemeente West Maas en Waal/Tuincentrum Van Heemstraweg LW-DE20100046

Opdrachtgever : Gemeente West Maas en Waal

Project : Tuincentrum Van Heemstraweg

Dossier : D1819.01.001

Omvang rapport : 15 pagina's

Auteur : Rinus Hoogeslag

Interne controle : Torsten Kooistra Projectleider : Torsten Kooistra Projectmanager : Marco de Kraker

Datum : 25 juni 2010

Naam/Paraaf :

(18)

DHV B.V.

Ruimte en Mobiliteit Verlengde Kazernestraat 7 7417 ZA Deventer Postbus 927 7400 AX Deventer T (0570) 63 93 00 F (0570) 63 93 01 E deventer@dhv.com www.dhv.com

(19)

BIJLAGE 1 Boorprofielen

(20)

Boring 8,9 en 10 Walraven Bever terrein

(21)

Boring 10 Beneden Leeuwen Zuid

Boring: 10

0

-50

-100

-150

-200

-250

-300

-350

-400

-450

-500

-550

-600

gras

0

Klei, sterk zandig, matig humeus, zwak grindhoudend, K-waarde:

0,8, bruin

-50

Klei, matig zandig, matig humeus, K-waarde: 0,4, grijsbruin

-200

Klei, zwak siltig, K-waarde: 0,2, grijs

-300

Klei, matig siltig, matig humeus, K-waarde: 0,4, bruingrijs

-350

Klei, zwak siltig, K-waarde: 0,2, grijs

-380

Veen, sterk kleiïg, K-waarde: 0,3, bruin

-420

Klei, zwak siltig, K-waarde: 0,2, grijs

-510

Zand, matig fijn, zwak siltig, K-waarde: 12, lichtgrijs

-610

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Nu heeft de ethische commissie van de gezondheidsdienst in regio Le Marche besloten dat Mario gezien zijn medische toestand inderdaad in aanmerking komt voor hulp bij zelfdoding..

&#34;De inwoners van Vermont die in de terminale fase van een ziekte zitten, kunnen voortaan hun lot zelf bepalen&#34;, zei de Democratische gouverneur van Vermont, Peter Shumlin,

:vraar direct daarmede verband h(mdt - en hiermede noem ik mijn derde punt - , dat wij tegelijkertijd met ons christelijk-politiek belijden midden in de moderne

1 Meisjes hebben in 2007 ten opzichte van 2005 door prijsstijging meer koopkracht verloren dan jongens.. 3 ‘Roken’ is de bestedingscategorie waaraan scholieren het meeste geld

Lasten en belastingen die zijn of worden opgelegd casu quo geheven in verband met de Nieuwe Bouwlocatie komen vanaf de levering van de Nieuwe Bouwlocatie voor rekening van

Wanneer in ons land geïmporteerde goederen tijdelijk Nederlands eigendom worden, maar vervolgens geëxporteerd worden naar een derde land, spreken we van wederuitvoer.. Het belang

De verdeling van het totale inkomen in een land kan weergegeven worden door de personele inkomensverdeling.. Of er bij deze inkomensverdeling in de loop der tijd sprake is geweest

Zijn benieuwd wanneer ingeschreven kan worden voor vrije sector koop woningen en huur woningen Zijn benieuwd naar de voorlopige ontwerpen van de nieuwbouwwoningen.. Minder