• No results found

Zavelheide Doornboomstraat, gemeenten Herentals, Olen en Geel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Zavelheide Doornboomstraat, gemeenten Herentals, Olen en Geel"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Zavelheide – Doornboomstraat, gemeenten Herentals, Olen en Geel

Programma van Maatregelen

Auteur:

A. Schoups (veldwerkleider) Autorisatie:

X. Alma (OE/ERK/Archeoloog/2016/00094)

(2)

Zavelheide – Doornboomstraat, gemeenten Herentals, Olen en Geel

2

1 Inleiding

In opdracht heeft het Vlaams Erfgoed Centrum in juni - juli 2019 een archeologienota opgesteld naar de archeologische waarde van het tracé Zavelheide – Doornboomstraat dat door de gemeenten Herentals, Olen en Geel loopt (afb. 1). De archeologienota bestaat uit een bureauonderzoek en is uitgevoerd naar aanleiding van de voorgenomen aanleg van een nieuwe ondergrondse hoogspanningsleiding.

Afb. 1. Locatiekaart van het plangebied.

(3)

2.1 Het uitgevoerde vooronderzoek

Op basis van de aardwetenschappelijke gegevens kunnen in het plangebied resten vanaf het Laat- Paleolithicum voorkomen. Het volledige plangebied werd (mogelijk) bedekt door Laat-Pleistocene dekzanden. In delen van het plangebied bedekken deze niveo-eolische afzettingen, fluviatiele afzettingen die eveneens uit het Laat-Pleistoceen dateren. In diezelfde delen kunnen ook fluviatiele afzettingen uit het Holoceen voorkomen. De bodems binnen het plangebied bestaan uit zand of lemig zand en in het grootste deel van het gebied kan een B horizont verwacht worden. Op plaatsen kan ook een dikke antropogene humus A horizont of plaggendek voorkomen.

De aanwezigheid van een plaggendek kan de bewaarcondities van eventuele archeologische sporen en resten bevorderd hebben, maar kan ook verstoring teweeg gebracht hebben. Een plaggendek is het resultaat van landbouwactiviteiten en deze kunnen de mogelijk aanwezige Steentijdsites aangetast hebben.

De kans dat deze resten niet meer in situ voorkomen is dus aanwezig. Anderzijds kan een plaggendek juist een beschermende functie hebben gehad ten aanzien van sporensites en artefactensites. Indien er nog restanten van een podzolbodem aanwezig zijn, dan kan dat impliceren dat de bodem slechts in beperkte mate verstoord is door de landbouwactiviteiten en kunnen artefactensites in potentie goed bewaard zijn gebleven. Een plaggendek kan dus ook voor een goede conservering van de bodem zorgen, doordat de plaggen de oude bodem afdekken en de bodem dus mogelijk beschermen tegen de ploegwerkzaamheden.

Dit heeft tot gevolg dat de eventueel aanwezige sporenniveaus mogelijk goed bewaard zijn gebleven.

De archeologische resten uit het Paleolithicum en het Mesolithicum manifesteren zich als een spreiding van vondsten zonder sporenniveau. Resten uit deze perioden bevinden zich aan of direct onder het

oorspronkelijke maaiveld en manifesteren zich in de vorm van vuursteen en houtskoolconcentraties. Vooral in het noordelijk deel van het plangebied is er een hoge verwachting. Dit gebied is lager gelegen nabij verschillende beken, op een overgang van de vallei van de Kleine Nete naar hoger gelegen gebieden. De historische kaarten geven ook aan dat hier in het verleden verschillende vennen gelegen waren. De nabijheid van water en de iets hogere en drogere ligging van het gebied maakt dat dit deel van het plangebied heel interessant is voor de verwachting aan eventuele resten uit het Laat-Paleolithicum en het Mesolithicum. Dit geldt ook voor de onverharde Schippersweg, die door die door droge tot matig natte bodems loopt.

Meer naar het zuiden is het terrein hoger gelegen, maar het gebied kruist nog steeds verschillende beken. In dit deel van het plangebied wordt de verwachting aan resten uit het Laat-Paleolithicum en het Mesolithicum eerder middelhoog ingeschat. De aanwezigheid van een turfven nabij het plangebied, maakt dat de verwachting, ter hoogte van het onverharde deel van het plangebied tussen Poiel en Steenovens en de Buurtweg, echter hoger ingeschat kan worden. Het onregelmatige reliëf ter hoogte van dit deel van het plangebied zou er mogelijk op kunnen wijzen dat de bodem op plaatsen reeds aangetast werd door menselijke activiteiten. Deze verschillen kunnen echter evengoed een natuurlijke oorsprong hebben.

In de omgeving van het plangebied is amper één melding bekend van een vondst uit deze periodes. Deze melding is echter op een aanzienlijke afstand (circa 3,8km) van het plangebied gelegen en zegt dus niets over de verwachting aan eventuele resten binnen het plangebied.

Eventuele archeologische resten vanaf het Neolithicum tot en met de Middeleeuwen kunnen voorkomen vanaf het maaiveld of vanaf de basis van het plaggendek. Een eventueel sporenniveau is het beste zichtbaar vanaf de basis van het maaiveld of vanaf de mogelijk aanwezige B horizont. Vooral het zuidelijke hoger gelegen deel van het plangebied is gunstig gelegen voor de verwachting aan eventuele sporensites. Het noordelijke lager gelegen deel van het plangebied is vermoedelijk minder gunstig gelegen voor de verwachting aan eventuele nederzettingssporen. Dit sluit echter niet uit dat hier sporen van andere activiteiten aangetroffen kunnen worden. In de omgeving van het plangebied zijn verschillende meldingen gekend van vondsten uit deze periodes. Deze meldingen situeren zich echter telkens op minstens 1,1km van het plangebied en zijn vaak hoger gelegen dan het plangebied. Tijdens verschillende mechanische

prospecties werden voornamelijk sporen en resten uit de IJzertijd aangetroffen, maar ook uit de Bronstijd, de Romeinse Tijd, de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd. Op basis van deze gegevens wordt de algemene verwachting aan eventuele archeologische sporen en resten vanaf het Neolithicum tot en met de

(4)

Zavelheide – Doornboomstraat, gemeenten Herentals, Olen en Geel

4

Middeleeuwen middelhoog ingeschat over het gehele plangebied. De ligging van de Schippersweg aan de Gerhezeloop en de Bouwensloop maakt dat de archeologische verwachting aan nederzettingsresten uit deze periodes, in deze zone, echter eerder laag ingeschat kan worden.

De kans op eventuele sporen en resten uit de Nieuwe tijd wordt laag ingeschat. De historische kaarten geven namelijk geen bebouwing weer binnen het plangebied. Aan het tracé waren echter wel reeds enkele gebouwen gelegen. Zo was volgens de Vandermaelenkaart een gebouw gelegen aan de Schippersweg, net buiten het plangebied.

Het grootste deel van het plangebied valt samen met bestaande wegen. Onder de wegen zijn doorgaans ook reeds riolering en nutsleidingen gelegen. Enkele stroken van het tracé vallen echter buiten het bestaande gabarit en lopen door akkers en/of weilanden. In deze zones is de bodem vermoedelijk nog niet verstoord.

Ter hoogte van de bestaande wegen kan de verwachting aan eventuele resten uit het Laat-Paleolithicum en het Mesolithicum afgeschaald worden tot laag. De kans dat deze resten nog in situ voorkomen op deze locaties is heel klein, omwille van de diepere verstoringen door onder andere de aanwezige kabels en leidingen. De kans dat sporensites op deze locaties nog intact voorkomen is eveneens klein, maar niet onbestaande.

2.2 Aan- of afwezigheid van archeologisch erfgoed

Het doel van de geplande werken is om een nieuwe ondergrondse hoogspanningsleiding te realiseren. Deze leiding zal gerealiseerd worden door middel van sleuven en gestuurde boringen. De enkele sleuven worden tot een diepte van minimum 1,40m –mv uitgegraven. Aan de basis krijgen de sleuven een breedte van ongeveer 65cm en dit kan oplopen tot maximum 1m aan het maaiveld. De dubbele sleuven worden tot een diepte van minimum 1,45m –mv uitgegraven. Aan de basis worden deze ongeveer 1,7m breed en aan het maaiveld zal de breedte maximum 2m bedragen. Om de gestuurde boringen te realiseren, wordt aan weerskanten van de boring een put gegraven van ongeveer 3 tot 4m breed en tot maximaal 3m diep. De boring zelf zal tot een maximale diepte van 6 à 10m –mv reiken. In de werkzones worden geen

bodemingrepen gepland.

Ter hoogte van de niet verharde delen van het plangebied kunnen mogelijke archeologische resten en sporen bedreigd worden door de geplande ingrepen. Het overgrote deel van het plangebied valt echter samen met bestaande wegen. Onder de wegen zijn doorgaans ook reeds riolering en andere kabels en leidingen aanwezig. Op deze locaties is het dus onduidelijk of eventuele resten en sporen nog intact aanwezig zijn. De kans is echter klein. De kans dat eventuele resten uit het Laat-Paleolithicum en het Mesolithicum nog in situ aanwezig zullen zijn is heel klein.

In het kader van het onderzoek werd overwogen om een terreininspectie, gecombineerd met controleboringen uit te voeren. Kosten baten technisch werd dit echter niet interessant geacht. Een terreininspectie in combinatie met controleboringen zou namelijk enkel beperkte informatie opleveren over de bestaande verstoringen en reliëfverschillen. Controleboringen hebben, namelijk, niet tot doel om de volledige aardkundige opbouw en ontstaansgeschiedenis van de ondergrond te achterhalen. Hiervoor zou een landschappelijk bodemonderzoek nodig zijn. De omvang en vorm van het plangebied en het

verschillende landgebruik zouden er ook voor zorgen dat dit een tijdsintensieve onderneming zou zijn. De verwachte kenniswinst van een terreininspectie in combinatie met controleboringen zou met andere woorden niet opwegen tegen de kosten ervan. Gezien de aard van de werken, is het ook maar de vraag of de gegevens van een dergelijk onderzoek een (grote) invloed zouden hebben op het advies.

Aangezien er gewerkt wordt met gestuurde boringen en smalle sleuven van respectievelijk 1m en 2m breed aan de oppervlakte, kan gesteld worden dat de impact van de geplande werken op het bodemarchief heel klein is en dat derhalve ook de verwachte kenniswinst van eventuele verdere archeologische onderzoeken heel gering zal zijn. Gezien de aard van de werken, zal de context van eventuele sporen en resten niet duidelijk zijn, waardoor versnippering van de gegevens ontstaat. Zo is een sporensite op droge grond enkel interessant over grote vlakken. Het ontbreken van gekende vindplaatsen langs het tracé belemmert ook verdere kennisvergaring in samenhang daarmee. Daarbij komt dat de bodem in het grootste deel van het plangebied zeer waarschijnlijk reeds verstoord werd door de aanleg van de bestaande infrastructuur.

(5)

5 Op basis van de resultaten van de bureaustudie kan besloten worden dat het plangebied reeds voldoende onderzocht werd. Gezien de aard van de geplande ingrepen en reeds aanwezige structuren in het grootste deel van het plangebied, kan besloten worden dat verder archeologisch onderzoek amper of geen kenniswinst zal opleveren. Kosten baten technisch wordt verder archeologisch onderzoek niet interessant geacht. Hierdoor adviseert het Vlaams Erfgoed Centrum de vrijgave van het plangebied.

(6)

3 Advies op basis van de resultaten

Op basis van deze gegevens wordt door het Vlaams Erfgoed Centrum geen verder onderzoek geadviseerd.

De geplande werkzaamheden vormen geen bedreiging voor het bodemarchief. Er hoeft geen programma van maatregelen te worden opgesteld.

Ondanks het advies tot vrijgeven van het terrein, blijven de bepalingen voor het melden van

toevalsvondsten van kracht, conform artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet. De civieltechnisch uitvoerder is verplicht eventuele toevalsvondsten binnen drie dagen na ontdekking te melden bij Onroerend Erfgoed.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zoals eerder vermeld worden er in een teeltsysteem met de aantallen ingebogen takken en scheuten gespeeld en bekeken of de plant voldoende productie haalt. Er wordt getracht om met

Hoewel er met het overgangsrecht van artikel 22.32 voor is gezorgd dat bestaande wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten geen dode letter worden in het

De percelen die in aanmerking komen voor de ontwikkeling van waardevol grasland liggen hoofdzakelijk in de Gaverbeekdepressie (kaart 3) ten oosten, westen en

3) Oorzakelijk verband tussen de schending van een resultaats- verbintenis met betrekking tot de medische behandeling en de lichamelijke schade. Bestaan van een oorzakelijk

Wensen van ouderen | “Participatie en eigen kracht beleid”: mensen stimuleren te handelen vanuit hun eigen kracht (empowerment), onder meer door hun sociaal netwerk te benutten

De anti-dubbeltelbepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel

Sprenger van Eijk, Handleiding tot de kennis van onze vaderlandsche spreekwoorden en spreekwoordelijke zegswijzen, bijzonder aan de scheepvaart en het scheepsleven, het dierenrijk

E.H.G. Wrangel, De betrekkingen tusschen Zweden en de Nederlanden op het gebied van letteren en wetenschap, voornamelijk gedurende de zeventiende eeuw.. logsvloten uit de Oostzee