• No results found

Dendrometrische gegevens bestanden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Dendrometrische gegevens bestanden "

Copied!
164
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Documenttitel Beheerplan militair domein Ursel LIFE project DANAH

Verkorte documenttitel Beheerplan Ursel Status Eindrapport Datum 1 juni 2009

Projectnaam Beheerplan militair domein Ursel Projectnummer 81802301

Opdrachtgever ANB - Life project DANAH Hans Jochems

Referentie 81802301/R/873115/Mech

Hanswijkdries 80

B-2800 Mechelen

+32 (0)15 405656 Telefoon 015/40 56 57 Fax info@haskoning.be E-mail www.royalhaskoning.com Internet

Auteur(s) Filip Waumans, Guy Geudens Collegiale toets

Datum/paraaf ………. ……….

Vrijgegeven door

Datum/paraaf ………. ……….

(3)

INHOUDSOPGAVE

Blz.

0 INLEIDING 1

0.1 LIFE project DANAH 1

0.2 Militair domein van Ursel 1

0.3 Openbaarheid van het document 1

0.4 Leeswijzer 1

1 ADMINISTRATIEVE GEGEVENS 3

1.1 Situering 3

1.2 Eigendom, zakelijke en persoonlijke rechten 3

1.3 Kadastraal overzicht 4

1.4 Statuut van de wegen en waterlopen 5

1.4.1 Waterlopen 5

1.4.2 Wegen 5

1.5 Planologisch en juridisch kader 5

1.5.1 Gewestplan 5

1.6 Ligging in speciale beschermingszones 6

1.6.1 Internationale beschermingszones 6

1.6.2 Nationale beschermingszones en aandachtsgebieden 6

1.7 Subcommissie 6

2 ALGEMENE BESCHRIJVING 8

2.1 Cultuurhistorische beschrijving 8

2.1.1 Historisch overzicht 8

2.1.2 Kenmerken van het vroegere beheer 11

2.2 Beschrijving van de standplaats 14

2.2.1 Reliëf en geomorfologie 14

2.2.2 Bodem en geologie 15

2.2.3 Hydrologie en hydrografie 18

2.3 Beschrijving van het biotisch milieu 18

2.3.1 Bodemgebruik op perceelsniveau 18

2.3.2 Bestandskaart 18

2.3.3 Bestandsbeschrijving en dendrometrische gegevens 18

2.3.4 Flora en vegetaties 24

2.3.5 Actuele natuurtypes 30

2.3.6 Paddestoelen 31

2.3.7 Fauna 31

2.4 Overzicht van het militair gebruik en gebruik door derden 43

2.4.1 Militair gebruik 43

2.4.2 Gebruik door derden 44

2.5 Opbrengsten en diensten 46

3 DOELSTELLINGEN 47

3.1 Globale doelstellingen 47

3.1.1 Richtplan 47

3.1.2 Instandhoudingsdoelstellingen 47

3.1.3 Connectiviteit en patroonbeheer 48

(4)

3.2 Globale knelpunten voor relicten van intermediaire heide in

Zandig Vlaanderen 49

3.2.1 Isolatie van heidefragmenten in de Brugse veldzone 49 3.2.2 Eutrofiëring en atmosferische stikstofdepositie 50

3.2.3 Veranderend bosbeheer 50

3.3 Gebiedsspecifieke knelpunten 51

3.3.1 Verruiging, verstruweling en verbossing van heidevegetaties 51

3.3.2 Maaibeheer bermen 51

3.3.3 Exoten en agressieve soorten 51

3.3.4 Gelaagdheid huidig bos en scherpe overgangen tussen bos en

lage vegetatie 52

3.3.5 Verstoring 53

3.3.6 Illegale betreding van het domein 53

3.4 Ecologische doelstellingen 53

3.4.1 Natuurstreefbeelden 53

3.4.2 Doelsoorten 57

3.4.3 Doelstellingen op perceelsniveau 59

3.5 Militaire doelstellingen 60

3.6 Sociale en educatieve doelstellingen 60

3.7 Cultuurhistorische doelstellingen 60

3.8 Wetenschappelijke doelstellingen 60

3.9 Economische doelstellingen 61

4 BEHEERMAATREGELEN 62

4.1 Beheer volgens onderwerp 62

4.1.1 Maaibeheer 62

4.1.2 Begrazingsbeheer 64

4.1.3 Plaggen 64

4.1.4 Beheer poelen 64

4.1.5 Bosverjonging 65

4.1.6 Bosomvorming 66

4.1.7 Bebossingswerken 66

4.1.8 Bosbehandelings- en verplegingswerken 66

4.1.9 Kapregeling 66

4.1.10 Exoten 67

4.1.11 Bosexploitatie 68

4.1.12 Brandpreventie 68

4.1.13 Beheermaatregelen en richtlijnen met betrekking tot de

toegankelijkheid 68

4.1.14 Gradiënten en bosrandontwikkeling 68

4.1.15 Soortgericht beheer: Specifieke maatregelen ter bescherming van

flora en fauna 69

4.1.16 Dood hout en oude bomen 70

4.1.17 Beheermaatregelen en richtlijnen met betrekking tot de jacht 70 4.1.18 Beheermaatregelen en richtlijnen met betrekking tot de visserij 70 4.1.19 Beheermaatregelen en richtlijnen met betrekking tot gebruik niet-

houtige bosproducten 70

4.1.20 Beheermaatregelen en richtlijnen met betrekking tot

cultuurhistorische elementen 70

4.1.21 Beheermaatregelen en richtlijnen met betrekking tot de

milieubeschermende functie 70

(5)

4.1.22 Beheermaatregelen en richtlijnen met betrekking tot de

wetenschappelijke functie 70

4.1.23 Werken die de biotische of abiotische toestand van het bos

wijzigen 70

5 UITVOERINGSPROGRAMMA 71

6 ONTHEFFINGEN. MELDINGS- EN VERGUNNINGSPLICHTIGE

ACTIVITEITEN 72

6.1 Algemene ontheffingen (in kader van bos- en natuurbeheer) 72

6.2 Specifieke ontheffingen 73

7 OPENSTELLING 74

7.1 Militair domein 74

7.2 Toegankelijkheidsreglement 74

8 MONITORING 75

9 KOSTENRAMING 78

9.1 Uitgaven 78

9.1.1 Beheermaatregelen van open plekken 78

9.1.2 Infrastructuurwerken 79

9.1.3 Beheermaatregelen van bosbestanden 79

9.2 Inkomsten 79

9.2.1 Houtverkoop 80

9.3 Saldo 80

10 LITERATUUR 82

(6)

LIJST VAN FIGUREN Figuur 1.1: Situering Figuur 1.2: Bestandenkaart Figuur 1.3: Kadastraal overzicht

Figuur 1.4: Overzicht van de waterlopen Figuur 1.5: Overzicht van de wegen Figuur 1.6: Gewestplan

Figuur 1.7: Nationale en internationale beschermingszones Figuur 1.8: Landschapsatlas

Figuur 1.9: Erfdienstbaarheden Figuur 2.1: Ferrariskaart Figuur 2.2: Vandermaelenkaart Figuur 2.3: Bosgeschiedeniskaart Figuur 2.4: Geologische kaart Figuur 2.5: Topografie en reliëf Figuur 2.6: Bodemkaart

Figuur 2.7: Bodemgebruikkaart

Figuur 2.8: Hoofdboomsoort en leeftijdsklasse Figuur 2.9: BWK: waardering

Figuur 2.10: BWK: codes

Figuur 2.11: Natuurbeheer anno 2008 Figuur 2.12: Bostypologie

Figuur 2.13: Telroutes en staalnamepunten veldinventarisatie Figuur 2.14: Waarnemingen

Figuur 3.1: Richtplan met natuurdoeltypes Figuur 3.2: Natuurdoelenkaart

Figuur 3.3: Exotenbeheer Figuur 3.4: Habitatkaart

Figuur 7.1: Toegankelijkheidskaart LIJST VAN TABELLEN

Tabel 1-1: Oppervlakteverdeling tussen bosbestanden, beheereenheden en

infrastructuur... 3

Tabel 1-2: Overzicht van de erfdienstbaarheden... 4

Tabel 1-3: Lijst van aangemelde habitats ... 6

Tabel 2-1: Bestanden waar geen bosbouwopname in gebeurd is. ... 19

Tabel 2-2: Verdeling van de oppervlakte over bestandstype... 19

Tabel 2-3: Verdeling van de oppervlakte volgens menging... 20

Tabel 2-4: Verdeling van de oppervlakte volgens leeftijdsklasse ... 20

Tabel 2-5: Stamtal van de zaailingen en verdeling over de boomsoorten... 20

Tabel 2-6: Stamtal van de struiklaag en verdeling over de boomsoorten ... 21

Tabel 2-7: Verdeling van stamtal, grondvlak en volume over de hoofdboomsoorten .... 22

Tabel 2-8: Aandeel inheemse/ uitheemse soorten ... 24

Tabel 2-9: Vegetatiekundig overzicht van de bermen... 24

Tabel 2-10: Zeldzame en typische soorten van heischrale graslanden ... 25

Tabel 2-11: Rode lijstsoorten uit het Drongengoedbos... 26

Tabel 2-12: Lokale typologie van de bosopnamen en identificatie volgens meest gelijkend gewestelijk bostype (volgens 2 tropres-scores) alsook volgens de Nederlandse syntaxonomie (‘Schaminée’). ... 27

(7)

Tabel 2-13: Beleidsrelevante plantensoorten van de bostypes ... 28

Tabel 2-14: Gekarteerde soorten ... 29

Tabel 2-15: Waargenomen paddestoelen op het militair domein van Ursel in 2001 (E. Vanaelst)... 31

Tabel 2-16: Waargenomen vlindersoorten in het Drongengoedbos... 32

Tabel 2-17: Maximaal waargenomen individuen per dag/per telroute... 32

Tabel 2-18: Hoogste aantal getelde Aardbeivlinders dat tijdens één telling is waargenomen in de periode 1990 -2007 ... 34

Tabel 2-19: Totaal aantal waarneming in de periode 1995 – 2007 van Groentje in het Drongengoedbos (Bruggeman et al., 2008)... 35

Tabel 2-20: Totaal aantal waarneming in de periode 1995 – 2007 van Kleine ijsvogelvlinder in het Drongengoedbos ... 36

Tabel 2-21: Totaal aantal waarneming in de periode 1995 – 2007 van Bruine eikenpage in het Drongengoedbos ... 36

Tabel 2-22: Maximaal waargenomen individuen van dagactieve nachtvlinders per dag/per telroute... 36

Tabel 2-23: Waargenomen sprinkhanen in 2008... 37

Tabel 2-24 Waargenomen libellen in het Drongengoed (Gomphus) ... 37

Tabel 2-25: Waargenomen libellen tijdens de zomer van 2008... 38

Tabel 2-26: Toevallige waarnemingen entomofauna... 39

Tabel 2-27: Lijst van waargenomen broedvogels ... 40

Tabel 2-28: Toevallige waarnemingen ... 41

Tabel 2-29: Vleermuistellingen... 42

Tabel 2-30: Overzicht van de verschillende langlopende concessies anno 2008... 44

Tabel 3-1: Doelsoorten fauna (* niet aanwezig)... 58

Tabel 3-2: oppervlakte per beheerdoelstelling... 59

Tabel 3-3: Aandeel inheems in het grondvlak op het einde van de beheerplanperiode 60 Tabel 4-1: Maairegime van de bermen ... 63

Tabel 4-2: Criteria voor maaibeheer in de heidebestanden in de middenberm ... 64

Tabel 4-3: Beslissingschema beheermaatregelen na kapping Amerikaanse eik (fictief voorbeeld voor periode 2010-2013 ... 65

Tabel 4-4: Overzicht van beheer van mantel-zoomvegetaties en interne bosranden.... 69

Tabel 6-1: Vermeldings- en vergunningsplichtige activiteiten... 73

Tabel 8-1: Monitoringsplan voor het beheerplan militair domein Ursel. ... 75

Tabel 8-2: Frequentie van de monitoringsacties (1 = elk jaar, 2 = om de twee jaar….). 76 Tabel 9-1: Kostenraming beheerplan... 80

(8)

0 INLEIDING

0.1 LIFE project DANAH

LIFE project DANAH is een natuurproject op militaire domeinen in Vlaanderen waarvoor het Ministerie van Defensie en het Ministerie van Leefmilieu van de Vlaamse overheid hun krachten bundelen. Defensie en ANB, een federale en een gewestelijke overheid, die samen strijden voor één doel: natuurherstel op militaire domeinen. Vandaar DANAH:

Defensie + Aminal (ANB)= Natuurherstel op militaire domeinen. Heideherstel neemt het grootste deel van de natuurherstelmaatregelen in. Het project wordt gefinancierd door het Europese LIFE-fonds. LIFE-Nature is bedoeld voor praktische maatregelen om habitats en soorten te beschermen en te herstellen.

In 1999 werd een samenwerkingsprotocol voor twaalf militaire domeinen gesloten tussen het federale ministerie van Defensie en het Vlaamse ministerie voor Leefmilieu.

Dit protocol omvat de afspraken om het natuur- en bosbeheer op militaire domeinen uit te voeren en op te volgen. In 2004 ondertekenden beide ministeries een bijkomende overeenkomst voor het LIFE-project DANAH.

Om de militaire activiteiten, het natuurbeheer, de natuurherstelmaatregelen en de verschillende lang- en kortlopende concessies (landbouw, recreatie, sport, natuurbeleving…) op elkaar af te stemmen is voor ieder betrokken militair domein een lokale commissie natuur- en bosbeheer in het leven geroepen. Deze commissies zijn samengesteld uit afgevaardigden van Defensie en de regionale administraties van ANB.

Het DANAH-project bestaat in Ursel uit het uitvoeren van heideherstelmaatregelen (2007-2008), het opstellen van een beheerplan en het monitoren van het beheer en de beheerdoelstellingen in de toekomst.

0.2 Militair domein van Ursel

Ursel is één van de twaalf militaire domeinen. Het voorliggende document is het geïntegreerde natuur- en bosbeheerplan van het militair domein van Ursel. Het geldt voor een periode van 27 jaar. Momenteel zijn er op het domein slechts restanten van heischrale graslanden en droge en natte heide aanwezig. Het uitbreiden en in stand houden van deze waardevolle vegetaties binnen het militair domein van Ursel zijn dan ook belangrijke uitdagingen van het project en het toekomstige beheer.

0.3 Openbaarheid van het document

Dit document volgt niet de gebruikelijke procedure van goedkeuring van een geïntegreerd bos- en natuurbeheerplan. Dat wil zeggen dat het plan na afwerking niet in openbaar onderzoek zal gaan. Enkel een goedkeuring door de generale staf van Defensie is vereist.

0.4 Leeswijzer

Het geïntegreerde natuur- en bosbeheerplan volgt de vaste structuur zoals opgelegd in de betreffende wetgeving.

(9)

In het administratieve gedeelte worden de eigendomsaspecten en de verschillende relevante wetgevingen die van toepassing zijn binnen het domein toegelicht.

Het inventarisgedeelte beschrijft de huidige natuurwaarden, abiotiek en de historiek van gebied.

De beschrijving van de beheervisie en doelstellingen vormt een cruciaal hoofdstuk binnen het beheerplan. Hierin wordt immers vastgelegd welke natuurtypes worden nagestreefd. Ook het vastleggen van doelsoorten komt hier aan bod.

Voortvloeiend uit de visie en de doelstellingen worden de beheermaatregelen die de beoogde natuurtypes moeten realiseren in de praktijk bepaald.

Via een monitoringsplan, toegelicht in hoofdstuk 8, zal in de toekomst nagegaan worden hoe effectief het beheer is en in welke mate de vooropgestelde doelstellingen bereikt worden. Op basis van de monitoring kan het beheer gedurende de looptijd van het beheerplan bijgestuurd worden.

(10)

1 ADMINISTRATIEVE GEGEVENS 1.1 Situering

Het militair domein van Ursel is gelegen in het noordwesten van de provincie Oost- Vlaanderen in de gemeentes Knesselare en Maldegem (zie figuur 1.1).

De perimeter van het beheerplan wordt weergegeven op figuur 1.1. Binnen het domein neemt het vliegveld een groot oppervlak in. Twee zones liggen geïsoleerd van het vliegveld: een zone die 500 m noordwestelijk van het vliegveld gelegen is en een zone die langs de Drongengoedweg ten noorden van het vliegveld gelegen is.

Het vliegveld van Ursel ligt midden in het boscomplex Drongengoed - Maldegemveld.

Het Drongengoed - Maldegemveld omvat de grootste aaneengesloten oppervlakte bos in Oost-Vlaanderen. Het grootste gedeelte is eigendom van de Vlaamse Gewest (367 ha) en vormt het domeinbos Drongengoed (zie figuur 1.1). De overige percelen zijn in privé-bezit. Het noorden van het militair domein van Ursel sluit aan op het domeinbos.

Dit bos is vrij toegankelijk.

Van belang in kader van heideherstel is de ligging van het erkend natuurreservaat ‘het Maldegemveld’ (zie figuur 1.1). Sinds 1993 wordt binnen dit natuurreservaat aan heideherstel gedaan. In het zuiden en oosten sluit het militair domein van Ursel aan op landbouwgebied. In de hoek tussen de zuidelijke toegangsweg van het militair domein van Ursel en de zuidelijke landingsbaan van het vliegveld bevindt er zich een zone met weekendhuisjes.

Dit beheerplan legt het bos- en natuurbeheer vast voor het hele militair domein van Ursel met uitzondering van de betonbanen van het vliegveld en de bebouwing voor een periode van 27 jaar. Dit geldt ook voor de twee gebieden ten noorden van het vliegveld.

De perimeter is gelegen op kaartblad 13-7.

1.2 Eigendom, zakelijke en persoonlijke rechten

Op figuur 1.3 zijn de kadastrale percelen binnen de perimeter weergegeven. Alle percelen zijn eigendom van het ministerie van Defensie. De bosbestanden die weergegeven worden op figuur 1.2 vallen onder het bosdecreet. Ook de boszones buiten deze bestanden vallen onder het bosdecreet. De overige niet - bosgedeeltes van de beheereenheden vallen onder het natuurdecreet, met uitzondering van de zones met bebouwing en de betonbanen van het vliegveld. Tabel 1-1 geeft de oppervlakteverdeling weer tussen bestanden die onder het bosdecreet vallen en bestanden die onder het natuurdecreet vallen. De totale oppervlakte binnen de perimeter bedraagt 197,8 ha.

Tabel 1-1: Oppervlakteverdeling tussen bosbestanden, beheereenheden en infrastructuur Bosdecreet / natuurdecreet Oppervlakte (ha)

Bosbestanden 90,2

Beheereenheden (open terrein, niet bos) 80,1

Bebouwing en betonbanen vliegveld 27,5

Totaal 197,8

(11)

Adresgegevens defensie Majoor Guy de Veth DGMR C&I-I/S/E Kw Koningin Elisabeth Everstraat 1

1140 EVERE Tel: 02/701 4556 Guy.deveth@mil.be

Militair Commando Provincie Oost-Vlaanderen Kwartier Leopoldskazerne

Caspar de Craeyerstraat 2 9000 Gent

De uitvoerder en coördinator van het bos- en natuurbeheer is ANB:

Vlaamse Overheid

Dept. Leefmilieu, Natuur & Energie Agentschap voor Natuur en Bos Gebr. Van Eyckstraat 2-6 9000 Gent

tel. 09/265 46 38

e-mail ovl.anb@vlaanderen.be

Regiobeheerder Oost-Vlaanderen Noord:

Tom Maes 0475 89 40 32

Verantwoordelijke boswachter:

Marc Spanhove 0479 67 95 44

De erfdienstbaarheden die gelden binnen het militair domein van Ursel worden weergegeven in tabel 1-2 en op figuur 1.9. Een erfdienstbaarheid wordt omschreven als

‘een last op een onroerend goed tot gebruik en nut van een ander onroerend goed dat aan een andere eigenaar behoort'. Erfdienstbaarheden zijn dus alle zaken die het volledige vrij genot van een eigenaar op zijn kadastraal perceel beperken.

Tabel 1-2: Overzicht van de erfdienstbaarheden Type erfdienstbaarheid Omschrijving

Gronderfdienstbaarheid Drie voetwegen met erfdienstbaarheid gelegen in het bosgebied in het noordwesten van de noordelijke taxibaan

1.3 Kadastraal overzicht

In bijlage 1 is een tabel weergegeven met de kadastrale gegevens van de percelen die binnen de perimeter vallen. De kadastrale percelen zijn weergegeven op figuur 1.3.

Opmerking

In de eindfase van het beheerplan werd nog een wijziging van de perimeter en het kadastraal overzicht aangebracht door Defensie. Gezien de ver gevorderde staat van

(12)

het beheerplan werd deze wijziging niet meer aangepast op alle figuren, tabellen en in de tekst. Het gaat om drie percelen die lang geleden (1963 en 1973) in concessie gegeven zijn door Defensie aan landbouwers. Deze percelen behoren dus niet tot het protocolgebied en vallen niet onder het natuurtechnisch beheer van ANB. Het betreft de percelen C95b, C133b en perceel C1342b (deels). De oppervlakte van deze percelen bedraagt samen 1,4 ha. De percelen behoren tot de beheereenheden 18f en 3d.

Op de figuren 1.2, 1.3 en 3.2 is de perimeter aangepast. Ook de kadastrale tabel in bijlage 1, tabel 3-2 met de doelstellingen en de beheerfiches zijn aangepast.

1.4 Statuut van de wegen en waterlopen 1.4.1 Waterlopen

Van op de kleirug ontspringen diverse waterlopen die weergegeven zijn op figuur 1.4..

De Driesbeek doorkruist het militair domein van Ursel onder de zuidelijke toegangsweg via een koker. De Driesbeek behoort op die plaats tot categorie 3 (beheerd door de gemeente).

De Ede (waterloop van derde categorie) ontspringt in het noordoostelijk gelegen bosgebied van het militair domein van Ursel en stroomt verder noordwaarts. De Slabbaeertsbeek (buiten categorie) stroomt door bestand 6a.

1.4.2 Wegen

Het bosgedeelte in het noordwesten van het militair domein van Ursel wordt doorsneden door de Drongengoedweg, een openbare weg (zie figuur 1.5). Er bestaan drie toegangwegen tot het vliegveld met een niet-openbaar karakter. Vanuit het zuiden is het vliegveld toegankelijk via een weg tussen de Urselseweg en het vliegveld. Een tweede weg loopt van de Drongengoedweg naar de noordelijke taxibaan. In het noordoosten van het gebied loopt een derde toegangsweg naar het vliegveld.

In de bosgedeelten in het noordoosten en noordwesten van het militair domein van Ursel is er een regelmatig padenpatroon aanwezig. De meeste van de paden zijn al herkenbaar op de kaarten van de Ferraris van eind 18de eeuw. Omdat bij de aanleg van het vliegveld geen rekening gehouden werd met perceelgrenzen zijn paden en wegen afgesneden door de landingsbanen. Het drevenpatroon is wel nog herkenbaar in het middengedeelte tussen de twee landingsbanen. Sommige van deze dreven zijn buurtwegen die niet afgeschaft zijn maar vanwege de ligging in militair domein van Ursel niet toegankelijk zijn. Het gaat om buurtweg nummer 5, 6, 18, 31, 21, 22.

1.5 Planologisch en juridisch kader 1.5.1 Gewestplan

De bestemming (figuur 1.6) binnen de perimeter is militair domein (code 1400).

Beheereenheden 15a en 15b vormen hier een uitzondering op. Deze bestanden liggen centraal ten zuiden van het vliegveld en hebben bestemming natuurgebied (code 0701).

(13)

1.6 Ligging in speciale beschermingszones 1.6.1 Internationale beschermingszones

Het volledige militaire domein van Ursel ligt binnen het habitatrichtlijngebied ‘Bossen en heiden van zandig Vlaanderen: oostelijk deel’ (gebiedscode BE2300005). De ligging is weergegeven op figuur 1.7.

Tabel 1-3: Lijst van aangemelde habitats

Habitatnr Omschrijving Aanwezigheid

binnen de perimeter 91E0 Overblijvende of relictbossen op alluviale grond (Alnion glutinoso-incanae)

2310 Psammofiele heide met Calluna- en Genista-soorten X

2330 Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen 3130 Oligotrofe wateren van het Middeneuropese en peri-alpiene gebied met

Littorella- of Isoëtes-vegetatie of met eenjarige vegetatie op drooggevallen oevers (Nanocyperetalia)

3150 Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamium of Hydrocharition

4010 Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix X

4030 Droge heide (alle subtypen) X

6410 Grasland met Molinia op kalkhoudende bodem en kleibodem (Eu-Molinion) 6430 Voedselrijke ruigten

9120 Beukenbossen van het type met Ilex- en Taxus-soorten, rijk aan epifyten (Ilici- Fagetum)

9160 Eikenbossen van het type Stellario-Carpinetum

9190 Oude zuurminnende bossen met Quercus robur op zandvlakten X

1.6.2 Nationale beschermingszones en aandachtsgebieden Vlaams ecologisch netwerk

Het gebied ligt niet in VEN.

Bescherming als landschap

Ten noorden van de perimeter ligt het beschermde landschap “het Drongengoed”. Een zone van 0.88 ha of 1,6 % van dit beschermde landschap ligt binnen de perimeter.

Gezien het beschermde landschap maar 0,43% van de oppervlakte binnen de perimeter uitmaakt is dit niet relevant.

Volgens de Landschapsatlas (figuur 1.8) maakt het militair domein van Ursel integraal deel uit van de ankerplaats ‘Drongengoedbos (A40002 )’ en de relictzone ‘Westelijk deel van de cuesta van Zomergem en Maldegemveld (R34007)’. Het domein is gelegen in het traditionele landschap ‘Zandstreek buiten de Vlaamse Vallei’.

1.7 Subcommissie

Om de militaire activiteiten, het natuurbeheer, de natuurherstelmaatregelen en de verschillende lang- en kortlopende concessies (landbouw, recreatie, sport, natuurbeleving…) op elkaar af te stemmen is een lokale commissie natuur- en

(14)

bosbeheer in het leven geroepen. Deze subcommissie is samengesteld uit afgevaardigden van de militaire overheid en de regionale administraties van ANB. Ze komt minstens twee maal per jaar samen.

LIJST VAN FIGUREN Figuur 1.1: Situering Figuur 1.2: Bestandenkaart Figuur 1.3: Kadastraal overzicht

Figuur 1.4: Overzicht van de waterlopen Figuur 1.5: Overzicht van de wegen Figuur 1.6: Gewestplan

Figuur 1.7: Nationale en internationale beschermingszones Figuur 1.8: Landschapsatlas

Figuur 1.9: Erfdienstbaarheden

(15)

2 ALGEMENE BESCHRIJVING 2.1 Cultuurhistorische beschrijving 2.1.1 Historisch overzicht

Het ‘Maldeghemvelt’ met zijn diverse ontginningsfases (naar Verhoeve, 2004)

De huidige locatie van het militair domein van Ursel maakte deel uit van het middeleeuwse “Maldgemvelt” (Cleppe et al, 1995). Het vroegere Maldegemveld vormde een aaneengesloten oppervlakte woeste gronden, die zich duidelijk aftekende tussen Maldegem in het noorden en Knesselare - Ursel in het zuiden. Vanaf de vroege Middeleeuwen kunnen verschillende ontginningsfases worden onderscheiden.

De eerste ontginningsfase vond plaats voor 1240 en omvatte de omvorming van bos naar 'veld' of heide. Ongeveer duizend jaar geleden vonden in Vlaanderen immers grote ontbossingen plaats als gevolg van de sterke bevolkingsaangroei. Op plaatsen zoals het huidige Drongengoedgebied leidde deze ontbossing tot het ontstaan van woeste, onvruchtbare gronden, arm aan houtgewassen en gelegen buiten het eigenlijke landbouwareaal (“velden”).

Illustratie 2-1: Ligging van het Maldegemvelt (bron: http://www.drongengoedhoeve.be/historiek.htm)

(16)

De combinatie van de aanwezigheid van een ondiepe, ondoorlaatbare kleilaag en zure zandgronden maakte de gronden ongeschikt voor landbouw. Op de arme zandgronden groeide een dwergstruikvegetatie. De gronden met een betere bodem waren bedekt met schraal grasland. Het geregelde afbranden, het afsteken van zoden ruwe humus en het laten grazen van het vee boden het bos niet de kans om opnieuw op te schieten.

Wanneer de menselijke invloed afnam, ontstond er op de natte gronden een opslag van els en wilg, op de drogere gronden van Zomereik, Hazelaar, berk, enz. Illustratie 2-1 uit de 16de eeuw toont in het Meetjesland heel weinig bos, maar wel een zeer uitgestrekt heideveld: het “Maldegemvelt”.

Een tweede ontginningsfase vond plaats van 1240 tot 1750. De eerste ontginningspogingen van het Maldegemveld startten met de verkoop en schenking door Johanna van Constantinopel van gemeenschappelijke of 'gemene' gronden aan onder andere de Norbertijnerabdij van Drongen, vandaar de naam Drongengoed. Onder impuls van deze abdij werd gepoogd om bos aan te planten in functie van houtproductie en om landbouwgronden aan te leggen. De ontginning bleek een moeilijke taak: de zware, drassige kleigronden waren moeilijk te bewerken. Voor 1750 was amper een zesde van de heide ontgonnen en in bos of akker omgezet. Ook ongunstige economische en maatschappelijke evoluties lagen aan de basis van deze mislukking.

De kaart van de Ferraris (figuur 2.1) van eind 18de eeuw toont een heidegebied met een oppervlakte van ruim 5000 ha.

In de Oostenrijkse periode werd een gunstig landbouw- en bosbeleid gevoerd. Van 1750 tot 1800 vond de derde ontginningsfase plaats met herbebossing. Onder abt de Stoop (1740-1767) van de Norbertijnerabdij van Drongen groeide het Drongengoed uit tot het grootste bosexploitatiecentrum (700 ha) van Oost-Vlaanderen. Tijdens deze periode werd het landschap grondig gewijzigd en kreeg het gebied zijn planmatige aanleg en huidige vorm met een dambordvormig drevenpatroon. De heide werd omgespit, sloten werden gegraven om natte delen te ontwateren, dreven werden aangelegd en bomen werden aangeplant. Het uitzicht van het huidige Drongengoed wordt dan ook bepaald door de aanplantingen die er vanaf de 18de eeuw gebeurden: deels met loofbomen zoals Beuk, Zomereik, Gewone esdoorn en Tamme kastanje en deels met naaldbomen zoals Grove den, Corsicaanse den, Fijnspar en Douglas. De bosbestanden werden toen voornamelijk als hakhout beheerd. Het periodiek openkappen van de bosbestanden creëerde lichtomstandigheden die het mogelijk maakten voor heideplanten om opnieuw te kiemen en zaden te produceren. Op deze manier bleven ze aanwezig in het bos.Abt de Stoop richtte eveneens de huidige abdijhoeve op (voltooid in 1746). In 1798 werd het Drongengoed verkocht en kwam het nooit meer terug in de handen van de kerkelijke overheid.

Vanaf 1800 vond de laatste ontginningsfase plaats met een gedeeltelijke omzetting van bos naar landbouwgrond onder invloed van betere landbouwtechnieken (zie figuur 2.2). Vanwege de marginale landbouwkwaliteit van de gronden waarop het huidige Drongengoedbos gelegen is, bleef dit bos tot op de dag van vandaag gespaard van omzetting naar landbouwgrond. De bosgeschiedenis van het Drongengoed door de eeuwen heen kan gevolgd worden op figuur 2.3. De bosbestanden hadden in 19de en de 20ste eeuw een korte omlooptijd en werden geregeld kaalgekapt en opgekuist. Op die manier ontstonden telkens opnieuw geschikte groeiplaatsen voor droge en natte heide en vliegplaatsen voor bijvoorbeeld de Aardbeivlinder.

(17)

Momenteel vormt het Drongengoedbos het grootste aaneengesloten bosgebied in Oost- Vlaanderen.

Aanleg van het Navo - vliegveld

In de zomer van 1952 is men begonnen met de aanleg van een NAVO-reservevliegveld ten noorden van de baan Knesselare - Ursel. Het vliegveld heeft één grote start- en landingsbaan van 2980 m lengte. 890 m wordt momenteel voor civiele activiteiten gebruikt. Tevens is er een noordelijke kleinere reservelandingsbaan die dienst doet als taxibaan.

Illustratie 2-2: Luchtfoto van het vliegveld

De aanleg van het vliegveld had als gevolg dat er een refugium gecreëerd werd voor heidesoorten en soorten van heischrale graslanden. De brede bermen werden immers gemaaid wat een goede stimulans was voor deze soorten. Het openhouden van het gebied tussen beide landingsbanen creëerde ideale groeiomstandigheden voor heidesoorten. Helaas veroorzaakte zware bemesting van de bermen een vergaande degradatie van deze vegetaties. Al vroeg na de aanleg van het vliegveld werden grote delen van de bermen bemest en als hooiland geëxploiteerd. Stieperaere (1970) schrijft hierover: “Tot 1964 werden alleen de beste stukken intensief bemest. De huidige pachter bemest echter alle stukken. Hiertoe wordt zowel kunstmest als stalmest gebruikt. De schrale stukken vertonen sinds 1965 een gevoelige achteruitgang.

Desondanks zijn nog uitgestrekte stroken aanwezig.”

Midden jaren 1980 nam de bemesting fors toe. Daardoor worden goed ontwikkelde heischrale graslanden nog slechts zeer beperkt teruggevonden op het domein. 1998 was het laatste jaar waarin bemesting plaatsvond.

(18)

Tot 1993 had het domein de status van NAVO-reservevliegveld. Sindsdien is het een militair oefenterrein. Op het militair domein van Ursel is er geen permanente bezetting en het staat onder de hoede van het Provinciale Commando Oost-Vlaanderen in Gent.

Het gebied is niet toegankelijk voor het publiek.

Op 23 oktober 1967 kreeg de Brugse vliegclub Vliegclub Brugge Zeemeeuw, later VZW Aero Club Brugge als eerste in België een concessie voor het gebruik van een NAVO- vliegveld voor het sportvliegen. Momenteel hebben twee vliegclubs een concessie om het vliegveld deels te gebruiken van vrijdagnamiddag tot zondagnamiddag: Aero Club Brugge en Vliegclub Ursel.

2.1.2 Kenmerken van het vroegere beheer Bosbeheer (1964- 1998)

Aan de hand van het vorige beheerplan van het militair domein van Ursel van het voormalige bestuur Waters en Bossen (de latere afdeling Bos en Groen en nog later ANB) kan het bosbeheer sinds midden de jaren 1960 deels gereconstrueerd worden.

Behalve wat de vliegbanen met bijhorende bermen betreft waren er overal binnen de perimeter bosbestanden afgebakend. De kaptabellen en de beschrijvende staat (1964- 1985) van de bosbestanden laten toe om volgende conclusies te trekken:

Naaldhoutbestand

• De naaldhoutbestanden waren gegroepeerd in drie reeksen (totale oppervlakte:

59 ha 79 a)

• De bestanden zijn aangeplant in de periode 1937-1950 met een piek na de Tweede Wereldoorlog.

• Van de meeste bestanden is de hoofdboomsoort Grove den of Lork. Sporadisch komen ook bestanden voor met Douglas, Corsicaanse den en Sitkaspar.

• De omlooptijd voor facultatieve dunning bedroeg drie jaar.

Loofhoutbestanden

• De loofhoutbestanden waren gegroepeerd in één reeks (totale oppervlakte: 30 ha 24 a)

• De bestanden zijn aangeplant in de periode 1924-1944 en de meeste zijn ouder dan de naaldhoutbestanden.

• Zomereik, Amerikaanse eik en Beuk zijn de hoofdboomsoorten van de bestanden.

• De omlooptijd bedroeg 12 jaar met facultatieve dunningen om de 3 of 6 jaar.

Uit de kaptabellen kan echter niet afgeleid worden welke dunningen effectief zijn uitgevoerd. Uit de beschrijvende staat van de bestanden kan ook afgeleid worden dat voor de jaren 1960 heel wat bestanden een hakhoutbeheer (”schaarhout”) kenden. De omvorming van deze bestanden naar hooghoutbestanden was in de periode na 1964 nog in uitvoering.

De laatste dunningen zijn uitgevoerd in begin jaren 1990 (mondelinge mededeling M.

Spanhove). De bermen van het vliegveld werden gemaaid en bemest door landbouwers in de beschouwde periode.

Natuur- en bosbeheer in de periode van 1998 tot 2008 Bermen en open zones tussen landingsbanen

(19)

Tot het jaar 2000 werd het gedeelte tussen de twee landingsbanen beheerd door Natuurpunt vzw (vroeger Natuurreservaten vzw) door middel van een overeenkomst met Defensie. Vanaf 2000 nam het Agentschap voor Natuur en Bos dit beheer over. Voor de aanvang van de natuurherstelmaatregelen van DANAH was het beheer gericht op de bermen en de enkele open stukken tussen de landingsbanen:

• Maaibeheer: de bermen zijn grotendeels in concessie gegeven aan landbouwers uit de streek. Er wordt gemaaid in juni en september.

• Enkele kleinere zones (aan de kop van landingsbanen) worden gemaaid door ANB. De meeste van deze zones krijgen twee maaibeurten. Een beperkt aantal zones worden enkel in het najaar begraasd.

• Op de natte heide stukken tussen de landingsbanen en twee percelen verder af van het vliegveld wordt stootbegrazing toegepast. Na deze stootbegrazing wordt eventueel vleksgewijs gemaaid.

• In een aantal kleinere zones is geplagd Bosbestanden

De bosbestanden worden anno 2008 niet beheerd met uitzondering van de bosbestanden van de middenberm waar in augustus – november 2008 natuurherstelmaatregelen in kader van het DANAH-project werden uitgevoerd (zie verder).

Natuurherstelmaatregelen in kader van DANAH

Midden 2008 is gestart met ingrijpende omvormingsmaatregelen in kader van heideherstel van het LIFE-project DANAH. Deze beheermaatregelen worden getoond op figuur 2.11. De maatregelen omvatten het ontbossen, ontstronken en afschrapen van strooisel in bos ten behoeve van de ontwikkeling van heischraal grasland. Dit gebeurde op de middenberm tussen de twee vliegbanen. De intensiteit van de maatregelen was afhankelijk van het bosbestand. Naaldhoutbestanden werden volledig gekapt. In loofhoutbestanden werden gemarkeerde individuele bomen en boomgroepen gespaard.

Alle organisch materiaal werd van het terrein afgevoerd. Stobben werden gefreesd tot 5 à 10 cm onder het maaiveld. Het strooisel werd afgeschraapt tot op de minerale bodem en afgevoerd. De minerale bodem werd niet afgeschraapt of vergraven.

Bosrandbeheer

Op een aantal plaatsen is al begonnen met de aanleg van een mantel-zoom langs de bosrand (illustratie 2-3).

(20)

Illustratie 2-3: Locaties bosrandbeheer met jaar van uitvoering

(21)

2.2 Beschrijving van de standplaats 2.2.1 Reliëf en geomorfologie

(naar Verhoeve, 2004)

Het reliëf in het Drongengoed is het resultaat van de geologische opbouw. De lichthellende erosiebestendige kleilagen hebben aanleiding gegeven tot de vorming van een asymmetrisch dwarsprofiel. Het reliëf van het Maldegemveld wordt gekenmerkt door een zachte helling in noordelijke richting en door een opvallende, duidelijk waarneembare helling ten zuiden van deze lijn (illustratie 2-5). Een dergelijke reliëfvorm wordt “cuesta” genoemd en men spreekt van een “cuestafront” voor de steile helling en van een “cuestarug” voor de zachte helling. De onderstaande schets geeft een schematisch beeld hoe de cuesta in het studiegebied opgebouwd is. Het militair domein is gelegen op de rug van de cuesta die zich uitstrekt van Oedelem tot Zomergem, men spreekt dan ook van de “cuesta Oedelem - Zomergem”. De gemiddelde hoogte van het cuestafront bedraagt 25 m TAW terwijl de voet gemiddeld gelegen is op 10 m TAW, zodat er een hoogteverschil is van 15 m TAW tussen de voet en de top van het cuestafront.

Illustratie 2-4: Schematische voorstelling van een cuesta

Illustratie 2-5: Ligging van het cuestafront

(22)

Het hoogste punt binnen de perimeter ligt op 29 m TAW, het laagste op 16 m TAW. De hoogste zone ligt op het midden van de landingsbaan. Vandaaruit hellen de landingsbanen af richting oosten en westen. De topografie wordt getoond op figuur 2.5.

2.2.2 Bodem en geologie (naar Verhoeve, 2004) Geologie

De onderstaande geologische doorsnede (illustratie 2-6), met een noordoost - zuidwest richting, gaat van Maldegem - Kleit over de abdijhoeve van het Drongengoed en het kanaal Gent - Brugge tot in de omgeving van Aalter.

Illustratie 2-6: Vereenvoudigde geologische doorsnede

Wat onmiddellijk opvalt, zijn de zacht hellende lagen in noordoostelijke richting (op de illustratie overdreven) met daarop een dun zandig dek. Samengevat kan gesteld worden dat tijdens het Tertiair lagen afgezet zijn die vervolgens tijdens de Ijstijden door de uitschurende werking van rivieren ingesneden zijn. Bij het verzachten van het klimaat zijn ze opnieuw opgevuld door quartaire (zand)afzettingen.

Zowat veertig miljoen jaar geleden overspoelde de zee onze gewesten en zette los materiaal op de aardoppervlakte af. Dergelijke afzettingen worden mariene sedimenten genoemd. Deze opeenvolgende afzettingen waren zandig of kleiig van aard. Door tektonische werking verzakten deze lagen in noordelijke richting waardoor de Tertiaire lagen nu zacht hellend in noordoostelijk richting zijn. Tijdens de IJstijden (vanaf 300 000 jaar geleden) daalde het zeepeil gevoelig en schuurden de Schelde en haar bijrivieren hun bedding dieper in het landschap uit. Enorme hoeveelheden Tertiaire afzettingen spoelden toen weg naar zee.

Na de fase van insnijding volgde opnieuw een fase van afzetting, namelijk van quartaire dekzanden. Op illustratie 2-6 is duidelijk merkbaar dat de dikte van de quartaire dekzandafzetting zeer sterk varieert. Ook deze dekzandafzettingen worden dus

(23)

gekenmerkt door reliëfverschillen. Gezien het hier gaat om relatief kleine verschillen spreekt men van het microreliëf van de Vlaamse Vallei.

De aard van de gesteenten (bv kleiig, zandig,...) waaruit de verschillende afzettingen bestaan, heeft tot gevolg dat ze een verschillende weerstand bieden aan de insnijdingsfase. Men spreekt in dat verband van ‘harde’ en ‘zachte’ gesteenten. Op de bovenstaande geologische doorsnede wordt dit verschil aangeduid door het onderscheid te maken tussen erosiegevoelige en erosiebestendige lagen. Deze verschillen moeten echter steeds relatief tegenover elkaar gezien worden. Een bepaalde laag is steeds harder of zachter dan de bovenliggende en onderliggende gesteentelaag.

Daardoor zal die bepaalde laag sneller (indien zachter dus minder resistent) of trager (indien harder dus erosie-resistenter) dan de boven- of onderliggende laag verweren.

De samenstelling van de verschillende erosiebestendige lagen kan dus totaal verschillend zijn.

De toestand specifiek voor het Maldegemveld wordt aan de hand van onderstaande geologische doorsnede verder verduidelijkt. Illustratie 2-7 is dus een uitvergroting en verdere detaillering van een deel van illustratie 2-6.

Illustratie 2-7: Gedetailleerdere doorsnede ter hoogte van het Drongengoed

In het Maldegemveld is het de compacte kleilaag (klei van Ursel en/of Klei van Asse HCOV0505), die weerstand geboden heeft aan de uitschurende werking van de Schelde en haar bijrivieren. De erosieprocessen hadden relatief gezien veel minder vat op de stugge kleilagen dan op de zachtere zandlagen. Daardoor komt het dat deze kleilagen aanleiding gegeven hebben tot een reliëfverhoging (ook cuesta genoemd, zie verder) in het landschap, terwijl op plaatsen met zachtere lagen de rivieren zich tijdens de ijstijden diep in het landschap ingesneden hebben. Ten noorden van deze cuesta ontstond op die manier de uitgeschuurde Vlaamse Vallei en ten zuiden de depressie van het kanaal Gent-Brugge. De rand van de Vlaamse Vallei is duidelijk zichtbaar op de geologische doorsnede. Het is op die plaats waar de quartaire afzetting plots veel dikker wordt en waar de tertiaire lagen vrij abrupt stoppen. In het studiegebied is dus slechts een zeer dun quartair dek aanwezig (meestal minder dan één 1 m). Op sommige plaatsen is er zelfs helemaal geen quartair dekzand aanwezig. In die gevallen wordt er gesproken van dagzomende tertiaire klei. De geologische kaart wordt getoond op figuur 2.4.

Ter hoogte van het Drongengoed zijn de tertiaire kleilagen ruim 25 meter dik. De aanwezigheid van deze zwakhellende harde laag, die boven en beneden door zachtere

(24)

lagen wordt begrensd, heeft dus aanleiding gegeven tot de vorming van een typische reliëfvorm, een cuesta genoemd.

Bodem

Binnen het militair domein van Ursel is er geen bodemkaart (figuur 2.6) voorhanden.

Bodemkundig gezien behoort het Drongengoed tot de Vlaamse Zandstreek. Het zand dat er voorkomt (zgn. quartair dekzand) is echter in belangrijke mate beïnvloed door een ondiep voorkomend substraat van tertiaire klei (klei van Ursel). Daarnaast is het zand dat is afgezet op het relatief hoger gelegen, zuidelijk gedeelte van de cuestarug, licht lemig. Wanneer deze lichtlemige zandgronden goed gedraineerd zijn, vallen ze samen met het oude bouwland van de nederzettingen die er voorkomen (Zomergem, Ursel, Knesselare, Oedelem) (Verhoeve, 2004).

De bodemtypologie van de omgeving van het militair domein van Ursel wordt geïnventariseerd aan de hand van de Bodemkaart van België (1964 en 1989) en boorbeschrijvingen uit de Databank Ondergrond Vlaanderen. De bodemkaart van België beschrijft de bodemopbouw aan de hand van de bodemseries. Een bodemserie wordt gekenmerkt door de textuurklasse, de drainageklasse en de profielontwikkeling. In de volgende tekst is een beschrijving gegeven van het voorkomen van verschillende bodemseries in de omgeving van het militair domein Ursel.

Textuurklasse: De bodems in de nabijheid van het militair domein van Ursel zijn voornamelijk opgebouwd uit klei, zandleem en lichte zandleem. De klei is afkomstig van dagzomende Tertaire klei (zie hoger). Het voornaamste kenmerk van deze zandgronden met kleihoudend substraat of gronden op dagzomende Tertiaire klei is dat er op geringe diepte (minder dan 1m) een kleilaag voorkomt die op meerdere plaatsen zelfs tot aan de oppervlakte komt.

Drainageklasse: De bodems in de omgeving van het militair domein van Ursel zijn overwegend matig nat tot nat. Voor de gronden die relatief hoog gelegen zijn, zoals dit het geval is op de cuestarug, zorgt de aanwezigheid van deze ondoordringbare laag ervoor dat deze gronden geen permanente grondwatertafel hebben, maar een tijdelijke watertafel. Deze komt voor in het natte seizoen maar verdwijnt volledig in de zomer en in de herfst. Een dergelijke neerslaggevoede watertafel wordt “hangwatertafel”

genoemd. Het in cultuur nemen van gronden met een hangwatertafel stelde in het verleden grote problemen. De oppervlakte ingenomen door het vroegere Maldegemveld valt dan ook zeer goed samen met het areaal hangwatergronden.

Profielontwikkeling: Ten zuiden van het militair domein van Ursel komen voornamelijk bodems voor zonder profielontwikkeling of met niet bepaalde bodemontwikkeling. Ten noorden komen naast bodems zonder profielontwikkeling ook bodems voor met duidelijke humus- of/en ijzer- B horizont.

Een tiental boringen binnen de perimeter zijn geconsulteerd uit de Databank Ondergrond Vlaanderen. De boringen in de onmiddellijke omgeving van vliegbanen geven aan dat de Tertaire kleilaag zich gemiddeld op ongeveer 2,5 meter diepte bevindt.

(25)

2.2.3 Hydrologie en hydrografie

De aanwezigheid van een ondoordringbare laag leidt tot het ontstaan van een tijdelijke watertafel of hangwatertafel.

Op sommige plaatsen is een duidelijk rabattensysteem aanwezig. De afwateringsloten in combinatie met ruggen zorgen ervoor dat natte percelen toch bebost kunnen worden met beuk en eik.

Van op de kleirug ontspringen diverse waterlopen die weergegeven zijn op figuur 1.4.

De waterlopen van belang voor het militair domein van Ursel zijn de Driesbeek en de Waegemakersbeek. Beide waterlopen ontspringen 500m ten zuiden van het vliegveld op de waterscheiding. De Driesbeek loopt verder westwaarts, de Waegemakersbeek oostwaarts. De beken ontvangen een groot deel van het afvloeiend regenwater en drainagewater van het vliegveld. De Driesbeek is de enige die het militair domein van Ursel doorkruist onder de zuidelijke toegangsweg via een 300 m lange koker. In deze ondergrondse koker komen op verschillende plaatsen afwatering en drainage van het vliegveld toe.

Volgens gegevens van Defensie watert ca. 120 000 m² betonoppervlakte rechtstreeks af naar de Driesbeek. Ook de grachten in de weilanden rond het vliegveld wateren voor een belangrijk stuk af naar de Driesbeek. Daarnaast zijn er onder de bermen naast de betonbanen ondergrondse drainagebuizen geplaatst om ook de bermen te draineren.

2.3 Beschrijving van het biotisch milieu 2.3.1 Bodemgebruik op perceelsniveau

De militaire infrastructuur (vliegveld en loodsen) neemt een grote oppervlakte in.

Daarnaast hebben loofbos en naaldbos in het noordwesten, het oosten en op de middenberm een belangrijk aandeel in het bodemgebruik. De bermen van de landingsbanen bestaan uit grasland. Anno 2008 zijn een tweetal zones tussen de landingsbaan open gekapt voor heideontwikkeling. In de loop van de 2008 werden diverse bosbestanden tussen de twee vliegbanen open gekapt en ontstaat zo een mozaïek van droge, natte heide, heischraal grasland en bomen. Het bodemgebruik (begin 2008) wordt getoond op figuur 2.7.

2.3.2 Bestandskaart

Op figuur 1.2 worden verschillende bosbestanden en natuurbeheereenheden weergegeven.

2.3.3 Bestandsbeschrijving en dendrometrische gegevens

De bestandskenmerken en bosbouwkundige opnames werden in 2007 gedurende de zomermaanden opgenomen door ANB. In het totaal zijn er 28 opnames of proefvlakken gemaakt in 24 van de 27 door ANB afgebakende bestanden. Hieronder worden de resultaten van deze inventarisatie besproken. Enkele opmerkingen in verband met de bosinventaris:

• In bestand 4i is geen opname gemaakt omdat het bestand te klein is.

(26)

• Op het moment dat de bosinventaris door ging, waren nog geen correcte kadastrale gegevens voorhanden. Daardoor komen de grenzen van de bosbestanden niet altijd overeen met kadastrale grenzen en dus met de perimeter van het beheerplan. Gezien het feit dat het om kleine afwijkingen gaat is er bij de onderstaande berekeningen geen rekening mee gehouden. We gaan er van uit dat de conclusies niet wezenlijk zullen verschillen.

• Voor de bosbestanden die niet in het protocol tussen Defensie en ANB zijn opgenomen, zijn geen bosbouwkundige opnames gemaakt. Er wordt wel een beheervisie voor opgesteld.

Bestandskenmerken

Alle bestanden samen beslaan een oppervlakte van 80,04 ha. Van die 80,04 ha is 78,67 ha vertegenwoordigd door een bosbouwopname. De onderstaande analyses hebben betrekking op deze bestanden. De bestanden waar geen bosbouwopname in gebeurd is, worden weergegeven in tabel 2-1. Deze bestanden worden niet meegenomen in de onderstaande analyses. De oppervlakte van 80,04 ha komt niet overeen met de 87,67 ha uit de oude bestandenkaart van Bos & Groen. Dit komt omdat op deze kaart ook op de middenberm bosbestanden werden afgebakend, wat nu niet het geval is.

Tabel 2-1: Bestanden waar geen bosbouwopname in gebeurd is.

Bestand

Oppervlakte (ha)

Reden Hoofdboomsoort

4i 0,1 Bestand te klein om opname te maken zE

7b 0,6 Permanent open ruimte

10b 3,4 Bosbestand die na de inventarisatie is afgebakend zE 10c 4,5 Bosbestand die na de inventarisatie is afgebakend zE 11b 1,7 Bosbestand die na de inventarisatie is afgebakend zE 12b 2,1 Bosbestand die na de inventarisatie is afgebakend zE

Tabel 2-2 tot en met tabel 2-4 geven de verdeling weer van bestandstype. menging en leeftijdstructuur van de bosbestanden.

De bossen worden gedomineerd door bestanden met meer dan 80% loofhout (42% van de bosbestanden). 24% van de bosbestanden zijn bestanden met meer dan 80 % aan naaldhout.

75 % van de totale oppervlakte zijn ongelijkjarige bestanden. De bestanden met een leeftijd van 41-80 jaar bestaan uit naaldhout (Grove den en Lork).

72% van de totale oppervlakte zijn bestanden die een stamsgewijze menging bezitten.

Tabel 2-2: Verdeling van de oppervlakte over bestandstype Bestandstype Opp (ha) Opp (%)

Loofhout > 80% 33,6 42

Loofhout <80% 12,5 16

Naaldhout > 80% 19,5 24

Naaldhout <80% 13,2 16

Open ruimtes 1.4 2

(27)

Tabel 2-3: Verdeling van de oppervlakte volgens menging

Opp (ha) Opp (%)

Homogeen 21,1 26

Stamsgewijs 57,7 72

Nvt1 1,4 2

Tabel 2-4: Verdeling van de oppervlakte volgens leeftijdsklasse Leeftijdsklassen

(jaren) Opp (ha) Opp (%)

21-40 0,7 1

41-60 10,7 14

61-80 4,7 6

81-100 0,5 1

Niet bepaald 2,7 3

Ongelijkjarig 59,4 75

Totaal 78,8 100

Boomsoortensamenstelling

In elk proefvlak werden drie verschillende lagen beschouwd: de zaailingen (hoogte lager dan 2 m), de struiklaag (hoogte hoger dan 2 m en de omtrek gemeten op 1.5 m hoogte is kleiner dan 20 cm), de boomlaag (omvat alle bomen met een omtrek van meer dan 20 cm).

Door gegevens van alle bestanden samen te analyseren. wordt de samenstelling van het ‘gemiddelde bestand’ bekomen. Hieronder wordt die samenstelling besproken.

De zaailingen werden als natuurlijke verjonging gekarteerd. De meest voorkomende soorten in de verjonging voor het militair domein van Ursel zijn: Tamme kastanje (35%).

Amerikaanse eik (30%) en Amerikaanse Vogelkers (15%). Het percentage aan zaailingen van exoten bedraagt 80%.

Tabel 2-5: Stamtal van de zaailingen en verdeling over de boomsoorten

Boomsoort Aantal/ha % aandeel

Tamme kastanje 1908 35

Amerikaanse eik 1645 30

Amerikaanse vogelkers 807 15

Wilde lijsterbes (Gewone lijsterbes) 378 7

Zomereik 361 7

Pontische rhododendron 153 3

Berk (G) 128 2

Gewone esdoorn 40 1

Douglasspar 7 0

Gemiddeld totaal 5427 100.0

(28)

Illustratie 2-8: Stamtalverdeling van de zaailingen over de boomsoorten

Zomereik 7%

Berk (G) 2%

Overige Pontische 1%

rododendron 3%

Wilde lijsterbes (Gewone lijsterbes)

7%

Amerikaanse vogelkers

15%

Amerikaanse eik 30%

Tamme kastanje 35%

In de struiklaag van het militair domein van Ursel komt Berk samen met Wilde Lijsterbes het meest voor (tabel 2-6). Deze beslaan 60% van het totale struikenstamtal per ha. 5%

van het gemiddelde stamtal wordt ingenomen door Hazelaar. Van Hazelaar zijn echter geen zaailingen waargenomen binnen de proefvlakken. Het aandeel aan exoten bedraagt 25% van het stamtal voor de struiklaag waarvan Amerikaanse vogelkers het grootste percentage uitmaakt.

Tabel 2-6: Stamtal van de struiklaag en verdeling over de boomsoorten

Boomsoort Stamtal/ha % Aandeel

Berk (G) 221 30

Wilde lijsterbes (Gewone lijsterbes) 219 30

Amerikaanse vogelkers 116 16

Gewone esdoorn 48 7

Hazelaar 36 5

Amerikaanse eik 33 5

Tamme kastanje 32 4

Zomereik 28 4

Pontische rhododendron 3 0

Gemiddelde totaal 737 100

(29)

illustratie 2-9: Stamtalverdeling van de struiklaag over de boomsoorten

Amerikaanse eik 4%

Hazelaar 5%

Gewone esdoorn 6%

Amerikaanse vogelkers

16%

Tamme kastanje 4%

Overige 4%

Berk (G) 31%

Wilde lijsterbes (Gewone lijsterbes) 30%

Zoals te zien is in tabel 2-7 zijn naast het stamtal, ook het volume en het grondvlak indicatieve parameters voor de beoordeling van de bestanden. Het grondvlak van een bestand is de som van de oppervlakte van alle doorsnedes op 150 cm van alle boomstammen. In de bosplaats Ursel werden de open plekken niet meegerekend tijdens de berekening van dit gemiddelde.

De hoofdboomsoort van verschillende bestanden wordt weergegeven op figuur 2.8. De boomlaag in het militair domein van Ursel wordt in stamtal gedomineerd door Berk in het gros van de bosbestanden (tabel 2-7). Vaak komt de Berk voor in bestanden die spontaan verbost zijn. Zomereik is ook talrijk aanwezig. Ook Grove den is nog goed vertegenwoordigd en bezit het grootste aandeel in het grondvlak en volume. Dat wijst op oudere aanplanten van Grove den binnen het militair domein van Ursel. Er komen volwassen exemplaren van Amerikaanse Vogelkers voor (tabel 2-7). Dat verklaart het voorkomen van talrijke zaailingen (tabel 2-5).

Tabel 2-7: Verdeling van stamtal, grondvlak en volume over de hoofdboomsoorten

Boomsoort

Stamtal (Aantal/ha)

Grondvlak (m²/ha)

Volume (m³/ha)

Grove den (Gewone den) 149 10,2 92

Zomereik 180 8,6 91

berk (G) 237 7,4 65

lork (G) 47 2,8 34

Beuk 26 2,2 24

Amerikaanse eik 22 1,9 20

Corsicaanse den 18 1,3 13

Tamme kastanje 29 1,0 9

Amerikaanse vogelkers 77 0,8 5

Douglasspar 7 0,6 7

(30)

Gewone esdoorn 13 0,3 3

Overige 29 0,4 3

Totaal 834 37,5 366

Illustratie 2-10: Stamtalverdeling van de boomlaag over de boomsoorten

Berk (G) 28%

Lork (G) 6%

Beuk 3%

Amerikaanse eik 3%

Corsikaanse den 2%

Amerikaanse vogelkers

9%

Tamme kastanje 3%

overige 6%

Zomereik 22%

Grove den (Gewone den)

18%

c

Illustratie 2-11: Grondvlakverdeling van de boomlaag over de soorten

Corsikaanse den 3%

Tamme kastanje 3%

Amerikaanse eik 5%

Zomereik Berk (G) 23%

20%

Lork (G) 7%

Beuk 6%

Amerikaanse vogelkers

2% overige

3% Grove den (Gewone

den) 28%

Omdat Grove den als een inheemse boomsoort wordt beschouwd is het aandeel inheemse soorten vrij groot: ca. 85% van het gemiddelde bestandsgrondvlak in Ursel.

(31)

Tabel 2-8: Aandeel inheemse/ uitheemse soorten

Inheems/Exoot

Oppervlakte (%)

Oppervlakte (ha)

aandeel inheems in het

grondvlak Homogeen Gemengd Homogeen Gemengd

Inheems >90% 20% 20% 15,4 16

Inheems/Exoot 50-90% 7% 35% 5,7 27.7

Exoot/Inheems 20-50% 9% 7.4

Exoot <20% 8% 6.5

Geen resultaat 0,1% 0,1 0,1

Dendrometrische gegevens

De kaart met de spreiding van de hoofdboomsoort en leeftijdsklasse over de bestanden is weergegeven in figuur 2.8.

In bijlage 2 zijn de dendrometrische gegevens per bestand opgelijst. De beboste bestanden (dus zonder open ruimtes) binnen het militair domein van Ursel worden gekenmerkt door een gemiddeld stamtal van 834 per ha, een grondvlak van 38m² per ha en een volume van 366 m³ per ha. Deze relatief hoge grondvlakken en voorraden weerspiegelen het feit dat er in de laatste decennia niet meer gedund is.

2.3.4 Flora en vegetaties Historische gegevens

In ‘Traite des plantes’ van de chirurgijn Roucel (1736-1831) worden een aantal plantensoorten van vindplaatsen in het Drongengoed in die tijd weergegeven (Cleppe et al., 1995). Als veelvoorkomende typische soorten worden vermeld: Veenpluis, Beenbreek, Klokjesgentiaan, Wateraardbei, Draadgentiaan, Dwergvlas, Grote Wolfsklauw en Moeraswolfsklauw. Van deze lijst wordt alleen Moeraswolfsklauw nog teruggevonden in het natuurreservaat “Het Maldegemveld”.

Heischrale bermen in de jaren 1960

Stieperaere (1970) geeft een beknopte vegetatiekundige beschrijving van de bermen in die tijd. De vegetatie van de bermen wordt onverdeeld in drie types. Het grootste gedeelte van de schrale graslanden behoort tot het verbond van de heischrale graslanden of het Nardo-Galion. Tabel 2-9 geeft een overzicht van de onderscheiden vegetatietypes.

Tabel 2-9: Vegetatiekundig overzicht van de bermen

Type of verbond Associatie Variant

Nat met Blauwe zegge

Kensoort: Blauwe zegge en andere zegges Nardo-Galion Pedicularetum silvaticae

Kensoort: Heidekartelblad

Kenmerken: in winter staat water tot aan maaiveld

Overgang naar Witbolgraslanden Kensoorten: Gestreepte witbol, Gewone hoornbloem, Kleine klaver…

(32)

Type of verbond Associatie Variant

“Inops”

Kensoorten: Liggende vleugeltjesbloem

Festuceto – Galietum hercynici

Kensoorten: Liggend Walstro en Fraai hertshooi

Kenmerken: ruige vorm van heischraal grasland met bemestingindicatoren Graslanden met

andere tendenties

Kensoorten: Biezeknoppen, Tweenervige zegge, Pijpestrootje Heide Kensoorten: Gaspeldoorn, Ronde zonnedauw, Gewone dopheide

Stieperaere (1970) geeft ook een overzicht van de zeldzame en typische soorten voor heischrale graslanden en vochtige heide die in het gebied waargenomen werden. Ze worden weergegeven in tabel 2-10. De beste ontwikkelde zones met heischraal grasland waren

• de berm van de taxibaan, kant Drongengoed

• de zogenaamde Pedicularisweide op het einde van de startbaan

• een gedeelte van de berm van de startbaan, kant Onderdaele

Tabel 2-10: Zeldzame en typische soorten van heischrale graslanden

Soort Opmerking

Tweenervige zegge Bleke zegge Geelgroene zegge Liggende vleugeltjesbloem

Veendwergzegge Op één plaats waargenomen

Heidekartelblad Ronde zonnedauw

Kleine zonnedauw Op één plaats waargenomen

Klein glidkruid Zaagblad

Gegevens uit VLAVEDAT, de Vlaamse databank van vegetatie - opnames

Op basis van de opnames die in de VLAVEDAT aanwezig worden de nog aanwezige heischrale vegetaties (verbond Nardo-Galion) in de bermen gerekend tot twee associaties (Zwaenepoel & Stieperaere, 2002):

• Associatie van Liggend walstro en Schapegras (Galio hercynici-Festucetum ovinae)

• Associatie van Liggende vleugeltjesbloem en Heidekartelblad (Gentiano pneumonanthes-Nardetum)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Binnen deze regelluwe zones de regels worden versoepeld, waardoor er meer ruimte ontstaat voor creativiteit, innovatie en nieuwe initiatieven;. • De gemeentelijke regels waar

investigated the effect of obliquity on the geotherm of subduction zone despite the preponderance of oblique subduction trenches on Earth (Fig 1) and their possible expression in

Net als China heeft ook India een groot aantal gebieden aangewezen als Speciale Economische Zones (SEZ’s).. Er is echter een opvallend verschil tussen het spreidingspatroon van

In januari 2021 hebt u besloten om de fietsers te Schoorl op de Laanweg ongestoord te kunnen laten doorrijden middels een “fietsrotonde”a. Gelijktijdig echter heeft de gemeente

Comparison of observed inner disk abundance ratios (wrt. C 2 H 2 ) with chemical models (upper panel) and cometary observations (lower panel) for IRS 46 and GV Tau.. In both

op grond van het vermelde in artikel 85 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 heeft deze maatregel ook geen nadelige gevolgen voor de in dat artikel genoemde

Buiten de genoemde tijden waarop de blauwe zone geldt, hoeft geen parkeerschijf te worden gebruikt en geldt ook de parkeerduur beperking niet.. Hoe kunt

a. Op deze donkere plekken valt wel licht, maar omdat de amplitude van verschillende golven tegengesteld is heffen de fotonen elkaar hier op. Het is voor een foton