• No results found

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht · dbnl"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het avontuurlijke leven van Peter Vucht

J.W.A. Hilverdink

bron

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht. G. Theod. Blom, Amsterdam 1860-1870

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/hilv002avon01_01/colofon.php

© 2011 dbnl

(2)

1

I. Hoe hij, nog zeer jong zijnde, een' policiedienaar zijn' zakdoek ontsteelt.

Mijn liefjes! 'k heb hier weêr wat nieuws, Dat altoos niet gebeurt:

Een boek met versjes, en daarbij Met prenten, fraai gekleurd.

Komt, leest het eens aandachtig door, Maar langzaam, niet te ras;

En zegt mij dan eens, één voor één, Of 't boekje u welkom was.

Er leefde - 't is reeds lang geleên - Een zeekre PÉTERVUCHT; Dat was voorwaar een regte guit,

En overal berucht

Om zijn bedreven kattenkwaad;

En kreeg hij somtijds straf, Dit leerde hem zijn boos bedrijf

En streken toch niet af.

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht

(3)

2

De Koning van dat rijk had eens Zijn' vinger zwaar gebrand;

Toen gaf men aan 't beangstigd volk Somtijds een extra-krant, Waarin men dan te lezen kreeg

Hoe of de Koning 't had.

Eens stond vriend PETERvoor het huis, Waarin men 't extra-blad

Verkocht. Een aantal menschen stond Te lezen op de straat,

En onder hen een dienaar, die Zorgvuldig paste op 't kwaad.

Er hing een tipje van 's mans doek Van achter uit zijn' jas,

Dat zag vriend PETER, en trok voort, Alsof 't een kluchtje was,

Dien doek voorzigtig uit, en sloop Toen henen als een muis;

Maar - werd gevat en weggebragt Naar 't groot gevangenhuis.

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht

(4)

t.o. 2

Boekhandel. Courantdrukkerij.

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht

(5)

3

II. Hij wordt knecht in een logement, en verbrandt de pruik van een' ouden heer.

Na jaar en dag werd hij weêr vrij;

Maar straf noch onderrigt, Niets van dat alles had gebaat:

Hem scheen het kwaadoen pligt.

Hij werd door een' menschlievend' heer, Met hoop op beterschap,

Als knecht geplaatst in 't Logement. - In 't eerst hield hij zich knap, Beloofde veel, en deed, zoo 't scheen,

Zijn woord geen oneer aan;

Tot dat men ras weêr ondervond, Wat weg hij in woû slaan.

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht

(6)

4

Eens kwam in 't Logement een heer, Die, nog naar oude wijs,

Een pruik droeg op het achtbaar hoofd, Van ouderdom - reeds grijs,

Hij kwam wat laat. De tafel was Bijna geheel bezet,

En daar hij heen en weder gaat En op een plaatsje let,

Hoort hij met schrik: ‘Mijnheer! mijnheer!

Uw pruik staat in den brand!’

En daadlijk voelt hij ook de pijn, En werpt, met vlugge hand, De pruik van 't hoofd af op de grond;

Maar PETER, die schavuit, Die zelf den brand veroorzaakt had,

Lacht hem nog hartlijk uit.

Doch de oude man, op 't zeerst verstoord, Gaf hem een duchtig pak;

Zijn meester gaf nog wat daarbij, En PETERkreeg den zak.

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht

(7)

t.o. 4

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht

(8)

5

III. Hij wordt knecht bij des konings kok, en wil den koning aan 't lagchen naken.

Hij liep een' tijd lang zonder werk, En maakte 't soms heel grof, Tot dat des Konings Opperkok In dienst hem nam aan 't Hof.

Die Koning nu had veel verdriet....

‘Hé!’ zegt gij, ‘dat is raar:

Een Koning, die niet vrolijk is?....’

't Is wonderlijk, doch wáár.

Gij denkt misschien: ‘een Koning heeft Gestadig 't grootst vermaak,

En eten, drinken, vrolijk zijn, En stapen is zijn taak.’ - Gij hebt het ver, zeer verre mis,

Ten minste zoo als hier 't Geval was. Deze Koning had

Dan nimmer groot pleizier;

Hij zat maar altijd in een' hoek, En zette een zuur gezigt;

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht

(9)

6

Al wat maar snaaksch of vrolijk was Werd door het hof verrigt, Doch vruchteloos; tot PETEReens

Een rare klucht bestond, En waar zijn meester, de opperkok,

Den grootsten smaak in vond.

Er kwam op 's Konings disch een taart, Nog nooit zoo groot aanschouwd, Die naar een' grooten korf geleek.

Van koekdeeg opgebouwd.

De Koning sprak: ‘Snij gaauw een stuk Mij van die fiksche taart,’

Maar denkt eens, Kindren! hoe hij schrikt, En met verbazing staart:

De taart ging dansende op en neêr.

En eindlijk, tot besluit, Viel zij aan stukken in elkaâr,

En ziet, wat kwam er uit?

De zoon des koks, die, met gebak Voorzien in iedre hand, Zóó in de taart gemetseld was

Door PETERSgroot verstand.

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht

(10)

t.o. 6

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht

(11)

7

IV. Hoe hij zich uitgaf voor den neer van een' oud' rijk' heer.

De Koning vond dees losse grap Wat ernstig voor een' vorst, En vroeg toen aan zijn' eersten kok,

Hoe hij zulks wagen dorst.

Die stond bedremmeld, sprak geen woord, En werd straks vastgezet;

Maar PETERkoos het hazenpad, En uit was weêr de pret.

Eens, dat hij in een koffijhuis, De kranten had gebragt,

Kwam daar een heer, die op dien dag, Uit Frankrijk werd verwacht.

Hij hoort dien heer een weinig uit, En gaat toen voor hem staan,

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht

(12)

8

En zegt: ‘wel, kent gij mij niet meer?

Zie mij terdeeg eens aan.’

De heer zag vreemd en wonder op, En sprak: ‘ik ken u niet.’

‘Wel,’ zei toen PETER: ‘'k ben uw neef!

't Is KAREL, dien gij ziet.’

‘Wel heden, neef! wat ben je groot Geworden,’ zegt de heer:

‘Zoo waar, ik zeg 't u op mijn woord, Ik kende u haast niet meer:

Kom spoedig, neef, ga met mij meê.

En eet een boterham....

Hoe aardig, dat ik juist u treft', Nu 'k pas uit Frankrijk kwam.’

En PETERging verheugd en blij, Doch voor 't gevolg beducht, Terstond met d'ouden heer naar huis,

En wachtte 't eind der klucht.

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht

(13)

t.o. 8

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht

(14)

9

V. Hij wordt ontdekt en weggejaagd.

‘Wel, KAREL!’ - sprak nu de oude heer, Toen hij aan tafel zat,

In 't midden van zijn' vriendenkring, -

‘Vertel ons nu eens wat:

‘Hoe vaart toch Oom en Tante STRUIK, En neefjeVAN DERBEL,

En zuster KEE, hoe maakt het die;

‘Zijn zij nog allen wèl?

En staat dat oude huis er nog, Daar gij zoo bang voor waart?

Kom, jongen! spreek nu, scheelt u wat?

Hebt ge iets dat u bezwaart?’

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht

(15)

10

Maar PETERzat gelijk een beeld, En vrij in 't naauw gebragt;

Doch eindlijk echter vat hij moed, En kraamt, uit alle magt, Een tal van leugens voor hen uit,

Vertelt zoo veel hij kan, En al wat maar toepaslijk scheen,

Brengt hij daar aan den man;

Maar 't hielp niet: ieder zat versteld Van zulk een snood bestaan;

Doch de oude heer neemt fluks het woord, En spreekt aldus hem aan:

‘Gij slechtaard! pak u daadlijk weg:

Hieldt gij ons voor den gek, Of hadt ge iets anders in den zin?

Ga heen, eer ik 't ontdekk' En aan policiedienaars meld',

Wat booswicht gij wel zijt.’

En PETERrepte zich van daar, Vol ergernis en spijt.

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht

(16)

t.o. 10

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht

(17)

11

VI. Hij is kwakzalver.

Hier ziet gij, kindertjes! hem staan.

‘Wat rigt hij dáár nu uit?’

Vraagt gij mij mooglijk. Luister maar:

'k Zal zeggen wat 't beduidt:

Kwakzalver is nu zijn bedrijf;

Hij maakt den menschen wijs, Dat hij een zeker middel heeft

(Te koop voor lagen prijs), Voor alle ziekten, die er zijn,

Voor hoofdpijn of voor jicht,

Voor koortsen, beenbreuk, kiespijn, kramp....

't Genas dat alles ligt.

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht

(18)

12

Veel menschen koopen van die waar, Door al zijn' praat bekoord;

Maar, zoo gij ligt begrijpen kunt, 't Is lang niet zoo 't behoort.

Hier is hij bezig met zijn' zoon, Verkleed als een' soldaat, Die voor geweer een' bezem draagt,

En op een stoofje staat;

Hij maakt veel kluchten, om het volk Te lokken naar zijn tent,

Gelijk Paljas op kermis doet, Dien gij vast allen kent.

Zoo leeft hij enkel van bedrog, En leidt steeds dag aan dag, Terwijl hij aan geen braafheid denkt,

Het schandelijkst gedrag.

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht

(19)

13

VII. Hoe zijne vrouw hem zoent, toen hij niet te huis kwam.

Eens wacht zijn vrouw hem 's middags t' huis, Maar al wie kwam, hij niet.

(Hij gaf zijn waarlijk goede vrouw Somwijlen veel verdriet.)

Zij rept zich aanstonds voort, en loopt, Voor groot gevaar beducht,

Schier al de straten op en neêr;

Maar - weg was PETERVUCHT. Nu zeer beangstigd, loopt zij straks

De poort uit, naar het meer, Of hij ook soms verdronken was,

Verdwaald door 't mistig weêr.

Terwijl zij loopt, terwijl zij zoekt, Hoort ze eindelijk zijn stem, En vliegt toen daadlijk naar hem toe; -

Maar, ach! hoe vindt zij hem?

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht

(20)

t.o. 13

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht

(21)

14

Als een komediant verkleed, En in een vreemd gewaad, Gelijk men soms de kunstnaars ziet,

Die kunsten doen op straat. - Met slechte menschen, die hun vreugd

En heil in brandewijn En andre dranken zoeken, en

Ook dikwijls dronken zijn, Daarmeê was PETERuitgeweest,

En zwaaijend heen en weêr, Liep hij, met de allergrootste vreugd,

Te zingen langs het meer.

Zijn vrouw trok schielijk hem naar huis, En bragt hem naar zijn bed,

En schoon hij ook beschonken was, Toch was hij nog gered.

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht

(22)

16

Hoe dit wel komt, vliegt ze in der ijl Naar 't zolderraam en gilt:

‘Och, menschen! roept toch eens mijn' man, En zegt hem, als gij wilt,

Dat hier in huis wat vreemds gebeurt, Misschien een ongeluk;

En als gij - zelf mij helpen wilt, Slaat dan de deur maar stuk.’

Zij stoven in, en zie, daar stond Vriend PETERzelf voor 't bed, En lachte dat hij schudde, van

Zijn overgroote pret.

Hij had, geslopen weêr in huis, Het bed van 't ledikant Geheschen, met een stevig touw,

Tot aan den zolderrand.

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht

(23)

t.o. 16

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht

(24)

17

IX. Allerlei ongelukken, die hij bewerkt.

Maar, Kindren! elke guiterij, Die PETERVUCHTbedreef, Te melden, zou vervelend zijn,

Indien ik ze u beschreef.

Ziet hier op 't plaatje, hoe hij steeds Op streken was bedacht,

Die 'k nimmer van een deugdzaam kind Of jongeling verwacht.

Een heer, die deftig afscheid nam, Viel over de emmers heen, Door PETERdaartoe neêrgezet,

En brak zijn regterbeen.

Een' man, die hem op straat verzocht:

‘Och, vrindje! wees zoo goed, En help dat vat mij op die kar!’

Stiet hij het hoofd aan bloed.

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht

(25)

t.o. 17

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht

(26)

18

Een' heer, die voor het venster zat Te rooken met veel smaak, Fopt hij weêr op eene andre wijs:

Hij maakt een' kleinen haak Zeer stevig vast aan eenig touw,

En trekt, terwijl hij lacht, Den kop op straat, terwijl de heer

Aan heel iets anders dacht.

En als hij op een' andren tijd Een dame needrig groet, Dringt hij een jufvrouw achteruit,

Die daardoor vallen moet.

Zoo dacht hij daaglijks streken uit, Maar eindlijk kwam de straf, Die hem het loon voor al zijn kwaad

In ruime mate gaf.

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht

(27)

19

X. Hoe hij stierf.

Er was eens op een oorlogschip Een vrolijk bruiloftsfeest, En PETERwas daar ook verzocht,

Als vrolijk, los van geest.

Men danste en sprong als woest en dol, Verleid door PETERVUCHT;

Maar plotsling maakte een droeve ramp Een einde aan pret en klucht.

Het schip, reeds oud, kreeg onvoorziens Een groot, schrikbarend lek,

Waardoor het water binnendrong Al bruischende in 't vertrek, Waar al de gasten bij elkaâr

Hun dolle en woeste pret, Vervingen door een naar geschrei:

‘Help! wij vergaan! help! red!’

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht

(28)

20

Maar 't was vergeefsch: het schip liep vol.

Waarop het spoedig zonk, En niemand, niemand werd gered....

Ach, iedereen verdronk!

Of PETERzich al hield geklemd Aan 't latwerk van den wand, Het baatte niets: dra was zijn kracht

Niet langer meer bestand;

Want ieder hield zich aan hem vast, Voor 't sterven zeer beducht;

En langzaam liet hij alle los:

't Was uit met PETERVUCHT.

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht

(29)

t.o. 20

J.W.A. Hilverdink, Het avontuurlijke leven van Peter Vucht

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

Toen ik na mijn tumordiagnose noodgedwongen moest thuisblijven, was Mieke even hard aan ons huis gekluisterd als ik: ze durfde niet meer alleen naar buiten te gaan omdat ze bang was

Ik hou wel zooveel van Charley als ik van een vrouw, van eenig mensch, houden kan - en zij ook van mij -, en we zijn zoo gelukkig als menschen wezen kunnen -, maar toch -’ hij keek

nu ze, door tante Clara zelf ingelaten - ‘maar je weet toch, kind, dat Geertrui de hele dag beslag legt op Nel, voor vanmiddag’ - de lange gang binnenkwam, waar aardbeiengeur

Weet u, zoo is het met Gerard: hij is niet slecht, o God nee, hij is eigenlijk erg goed; maar een vrouw als ik moest een volmaakten man hebben, dan zouden we samen juist kalmpjes

Nog eens, ik wil geen ‘geleerde’ van de vrouw maken; eene geleerde vrouw is in mijn oog als eene spookverschijning; maar het jonge meisje, dat door en door vertrouwd is met de kunst

‘De vrouw bepaalt zichzelf door haar natuur in zijn affectiviteit voor haar rekening te nemen, te assumeren.’ Wij kunnen veel critiek hebben op het boek van Simone de Beauvoir, maar

- angst voor inbreuk op de bestaande gezinsstructuur zal overal, maar toch nog het meest in sociaaleconomisch lager geklasseerde groepen voorkomen - (angst voor concurrentie van