Vlaanderen. Jaargang 58
bron
Vlaanderen. Jaargang 58. Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, Tielt 2009
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_vla016200901_01/colofon.php
© 2013 dbnl
i.s.m.
1
[nummer 324]
Inleiding
Er was een tijd dat een strip enkel iets voor kinderen was. Een vorm van amusement - ze deden geen ander kwaad ondertussen - waar in het beste geval wat meewarig naar werd gekeken. Bibliotheken deden er niet aan, het waren geen échte boeken.
Zelfs Standaard Uitgeverij, die toch alle reeksen van Willy Vandersteen in huis had, leek zich een beetje te generen voor het succes van haar eigen stripfonds. In de jaren '60 en '70 zorgde Vandersteen in zijn eentje voor tachtig procent van de omzet van de uitgeverij, terwijl er maar één personeelslid was voor de afdeling strips. Meer zou overdreven zijn. Het waren slechts strips.
Maar de generaties die met strips waren opgegroeid, werden volwassen. Sommigen bleven strips lezen. En stilaan begonnen er strips te verschijnen die ver af stonden van wat er tot dan toe verschenen was. De Amerikaanse undergroundcomics van de jaren '60 waren baanbrekend, Franse tijdschriften als Métal-Hurlant en A suivre (dat met Wordt Vervolgd ook een Nederlandstalige versie kreeg) openden in de jaren '70 en '80 nieuwe perspectieven. De strip, tot dan toe een genre (vaagweg te omschrijven als ‘goedkope prentenboeken voor kinderen’), werd een medium. Een volwassen medium, met alle genres die je in de rest van de boekproductie ook vindt. Misschien met uitzondering van kookboeken.
Dat het medium plots ook serieus genomen werd, had veel, zoniet alles met Art Spiegelman te maken, die met Maus eind jaren '80 een baanbrekende strip over de Holocaust maakte (die zijn maker een Pullitzer zou opleveren). Een nieuw genre leek geboren, de graphic novel. Spiegelman werd uitgebreid geïnterviewd, en nuanceerde de hype meteen zelf. Hij maakt strips, stelde hij, de term graphic novel hoefde voor hem niet echt.
Graphic novel werd wel het nieuwe modewoord, in het Nederlands vertaald als striproman. Die vertaling spreekt voor zich. Maar wat zo'n striproman dan precies is, en hoe die zich verhoudt tot de ouderwetse ‘strip’, kan eigenlijk niemand precies uitleggen. Meestal komt het er op neer dat de maker van een striproman zichzelf veel meer vrijheden veroorlooft dan mogelijk zou zijn in een traditionele strip, die vaak in reeksverband wordt gemaakt, of in de eerste plaats bestemd is voor publicatie in een krant of tijdschrift. Het gaat daarbij om vrijheden die verband houden met onderwerp, aantal pagina's, tekenstijl, etc. De vrijheden die elke romanschrijver zich ook toe-eigent, om het kort samen te vatten. Wat meteen aangeeft dat striproman misschien nog niet eens zo'n erg slechte term is, die min of meer zegt waar het over gaat.
Gevolg van al die wereldwijd door Maus gegenereerde aandacht (nog eens versterkt
door het ondertussen verfilmde Persepolis van Marjane Satrapi) is dat de striproman
interviews met makers van graphic novels, terwijl striptekenaars het vroeger niet verder brachten dan een foto met onderschrift onderaan op de regionale pagina's. Er wordt ook al eens een strip genomineerd voor een literaire prijs. Ook Vlaanderen heeft dezer dagen zijn eigen stripromans.
Toch heet dit nummer van Kunsttijdschrift Vlaanderen niet ‘De Vlaamse striproman’
maar gewoon ‘Strips in Vlaanderen’. Want zoals de traditionele kinderstrip slechts een genre was, onderdeel van het medium strip, is de striproman dat ook. Niet meer, niet minder. De media mogen hun aandacht dan vooral richten naar de striproman, ook voor de rest gebeurt er nog ontzettend veel in de wereld van het beeldverhaal.
Nieuwe namen krijgen steeds wat meer aandacht, maar je mag niet uit het oog verliezen dat pakweg Merho met Kiekeboe al meer dan dertig jaar een erg goede familiestrip maakt, een spiegel van de veranderende samenleving ook. En dertig jaar op hoog niveau actief blijven, het zal niet alle mooie jonge goden van vandaag gegeven zijn.
Zonder pretenties van volledigheid, vindt u op de volgende pagina's een greep uit wat er vandaag zoal gebeurt in de wereld van het Vlaamse beeldverhaal. In al zijn diversiteit. En dit naar aanleiding van het feit dat Vlaanderen eind januari gastland was in het Franse Angoulême op het grootste stripfestival van Europa. Ivo Verheyen buigt zich over tien Vlaamse stripromans, Ronald Grossey portretteert stripmakers Charel Cambré en Marvano, Willy Linthout geeft tekst en uitleg bij zijn beklijvende, autobiografische strip ‘Het jaar van de olifant’ en Michel Kempeneers, stripjournalist van De Standaard, geeft een state of the arts van de strip in Vlaanderen. Daarnaast stellen we enkele stripmakers aan u voor, en publiceren we de proloog die Conz maakte voor het derde deel van zijn striptrilogie ‘De tweede kus’ en nieuw werk van Randall.C, die ook de cover van dit nummer tekende.
Olé!
Toon Horsten
Directeur Strip Turnhout vzw Hoofdredacteur Stripgids
Vlaanderen. Jaargang 58
2
De beeldroman in Vlaanderen in tien titels Ivo Verheyen
Het is voorwaar een werk van aangelegenheid: een status-quo schetsen van de beeldroman (of de striproman, of de graphic novel) in Vlaanderen. Bestaat er hier te lande überhaupt zoiets? Zeker. Afhankelijk van de definitie die men hanteert (zie elders in dit nummer), is er ook in het land van Jommeke, Tommeke en Jerommeke ruimte voor ernstiger stripzaken. Een poging tot overzicht. We doen ons werk aan de hand van een tiental representatieve en recente voorbeelden. Representatief, want het beste wat gespecialiseerde uitgeverijen ons geschonken hebben. Recent, want het merendeel van wat we behandelen is in 2007 en 2008 van de persen gerold. En om maar meteen op de conclusie vooruit te lopen: ‘zeer verscheiden’ is alvast een terechte kwalificatie van de oogst. Soms zijn het vrij klassiek ogende, soms heel origineel getekende producten, maar evengoed artistiek doorwrochte verhalen. Tweede conclusie: in zowat alle gevallen is heel nadrukkelijk werk gemaakt van tekst en taal.
Dat mag uiteraard niet verbazen voor een genre dat striproman heet. We nemen daarom bij de recensies geregeld geslaagde en typerende citaten op.
Tien boeken dus. We plukken lukraak De grote toveraar van de stapel. U heeft goed
gekozen, zo blijkt meteen: scenarist Pieter van Oudheusden en tekenaar Jeroen
Janssen serveren ons hier een regelrechte parel. Dit is een allerminst voor de hand
liggend, donker, Afrikaans verhaal van bedrog, bloot en ander geweld, mysterie en
magie. Antropomorfisme troef: dieren en mensen bevolken hier, zonder onderscheid
des persoons, een wereld vol heftige (en niet meteen de meest edele) gevoelens. De
plot ontrolt zich voor de lezer op schokkerige wijze, onvoorspelbaar als de instincten
die er de basis van zijn. De tekst is indrukwekkend: alle (taal) registers worden hier
opengetrokken,
van stadhuis- tot bordeeljargon, met alles wat daar aan wittepatershumor en Franse schuttingtaal tussen ligt, en met onweerstaanbaar grappige effecten tot gevolg. Bij voorbeeld: ‘Automotor in kwestie zijnde herkomstig uit een verdacht motorvoertuig uitgerust zijnde met matricule NIQ-69 naar welks rechtmatige bezitter momenteel langs gerechtelijk-technische weg met alle daartoe geëigende middelen een
diepgravend onderzoek wordt ingesteld.’ De tekenstijl van Janssen sluit wonderwel aan bij het scenario. Hij gelooft niet in het klassieke stripstrokenwerk. De tekeningen groeien haast organisch op paginagroot formaat. Het geheel, de lettering inbegrepen, is overdadig, expliciet, expressief. Het herinnert wat aan de undergroundstijl van een Robert Crumb, maar het is minder bestudeerd, minder getekend (‘lijntjes’) en meer geschilderd (‘vlakken’). En er staat veel op een blad, en dat in grote wanorde. De lezer moet hier een paar keer doorheen, of hij mist gegarandeerd een aantal grappen, pointes of pikante details. Het betreft hier deel 1 van 2. We kunnen nauwelijks wachten.
Vlaanderen. Jaargang 58
Allicht beter bekend bij de lezer is het alom geprezen debuut van Judith Van Istendael met de lichtjes provocerende, want politiek incorrecte, titel De maagd en de neger.
‘De maagd’ wordt verliefd op een asielzoekende Togolees. De ouders, die ons het verhaal vertellen, zijn best ruimdenkende mensen, maar ja, ze zijn zoals u en ik: ze willen het beste voor hun kind, ze willen beschermen, ze willen... precies: alles wat dochterlief niet wil. Het is een verhaal van herkenbare situaties, waarin die ons zo vertrouwde generatiekloof op intelligente wijze herverteld en origineel in beeld wordt gebracht. Van Istendael werkt heel functioneel: grafisch concentreert ze zich op het essentiële, en versterkt zo de relevantie van de inhoud. Je houdt er een goed gevoel aan over: iemand die iets te zeggen heeft en de juiste vorm heeft gevonden om de boodschap in te gieten.
In Over naar jou is tekenaar Philippe Paquet (bekend van jazztoestanden) scheep gegaan met Adriaan Van Aken. Die levert een tekst aan die zowat geheel uit
infinitieven bestaat. Het hoofdpersonage
3
‘gaat dingen doen’, of ‘zou dingen moeten doen’, of ‘overweegt om’, of... Kortom, hier hebben we een jongeman die in de complexe leefwereld die de onze is, tracht zijn leven op orde te krijgen. Duizend indrukken, ideeën en verplichtingen komen daarbij op hem af: politiek, milieu, relatie, de koopjesperiode, om maar die te noemen.
De schier eindeloze reeks clichés (het signaal van de kiezer, de verliezen doorrekenen aan de klant, de uitdaging aangaan, plus de titel ‘over naar jou’) die we dagelijks via de media over ons heen krijgen, wordt hier geconcentreerd en als een lawine op ons losgelaten. Grappig en ontroerend. Mooi is ook het herkenbare Antwerpse decor waarin het allemaal vorm krijgt: we wandelen met het hoofdpersonage van het centaal station via Mediamarkt en de Meir naar de kaaien. Op de tv-schermen die ons her en der aanstaren herkennen we (weliswaar maar net, maar dat is het leuke) Filip De Winter, Yvan De Vadder en anderen.
The No Stories van Serge Baeken zijn enigszins te vergelijken met Over naar jou.
In beide zal de lezer die prachtige, ietwat ruw neergezette zwartwitvlakken
apprecieren. Ze springen ook allebei heel economisch om met woorden. Baeken kiest voor
Vlaanderen. Jaargang 58
■ Serge Baeken verbleef afgelopen zomer in China. Een selectie uit zijn schetsen en tekeningen gemaakt tijdens die reis verschijnt binnenkort in het boek Deus Ex Ma China.
[Illustratie Serge Baeken]
Amerikaans-Engels (en maakt hier en daar een klein taalfoutje), maar ook bij hem is de scène Antwerps. De twee verschillen wel qua tempo. Baekens verhalen verlopen traag, en hij speelt er zelf de hoofdrol in. Over naar jou is, geheel conform de boodschap, drukker. Baeken is overigens ook niet vies van een boodschap: hij steekt in zijn stories compacte lessen over antiracisme en hou-je-stad-schoon. Een rijk boek, dat zowel grafisch als tekstueel tot herlezen uitnodigt.
Alleen al qua volume mag Conz niet in de lijst ontbreken. Met de trilogie De tweede kus zet hij een stevig verhaal neer over de prille liefde van Ringo en Hanne, over de uitdovende liefde van Ringo's ouders, over drank en een verre reis. Zijn vertelstijl is nerveus: hij flashbackt weg en weer, bouwt gepast bruggetjes in en houdt het geheel spannend. Helemaal perfect is het nog niet. Een tikje meer souplesse in de tekening en wat meer expressie in de fysionomie van de personages zou niet schaden. De emotie van de figuren blijft nog iets te vaak in de tekening steken.
Droom
In het juninummer 2008 van Stripgids zei stripexpert Noël Slangen over Slaapkoppen van Randall.C dat het ‘beter onbesproken blijft’. Daar valt wat voor te zeggen: er is bij momenten geen touw vast te knopen aan de associaties, de haken, ogen en bokkensprongen van dit verhaal. Anderzijds zou niet bespreken jammer zijn: de kwaliteit druipt ervan af. De humor is van het absurde soort, de verhaallijnen zijn surrealistisch. Wat moet je met een hond die met zijn reisgezel op het strand staat en zegt: ‘Ik stel voor dat we een boot vinden...’ ‘Prachtig plan!’, vindt zijn maat,
‘Kijk, hier is er al een!’ Zo, we kunnen weer verder. Als iemand er recentelijk in is geslaagd om iets als een eigen striplogica te ontwikkelen, dan is het Randall wel.
Het voorstel van Slangen betekent allicht dat elke lezer het met dit boek maar zelf
zo'n beetje moet uitzoeken. Hij noemt het ook ‘on-Vlaams’. Terecht, maar niet wat
de taal betreft. Randall hanteert geregeld een uitgesproken Vlaams jargon (‘ge moogt
kiezen’, ‘dat zou nogal brol geven’), maar
4
schakelt even vrolijk over naar de u- en de jij-vorm. Het mag niet verbazen dat deze strip van de ene prijs in de andere valt: Slaapkoppen was het beste Vlaamse
stripdebuut van 2007 en het won de VPRO debuutprijs.
‘More graphic’ dan My boy van Olivier Schrauwen kan een graphic novel niet zijn.
Vlaanderen. Jaargang 58
Alles komt van de tekening in deze roman, die de avonturen vertelt van een uiterst klein geschapen jochie: hij past in de binnenzak van zijn vader. Hij maakt de gekste dingen mee, op het golfterrein, in Brugge en in de Antwerpse zoo. In het laatste hoofdstuk begint hij onder de ogen van pa plots te groeien, weet van geen ophouden en schiet meteen door naar een stokoud mannetje. Het blijkt gelukkig maar een nachtmerrie van vader te zijn. De charme van deze strip zit hem vooral in de belegen tekenstijl. Je waant je een eeuw jonger, in het tijdperk van Winsor McCay. Ook de surreële toestanden en het ontwaken uit de droom zullen de kenner aan McCay doen denken: het zijn standaardingrediënten in Little Nemo. Schrauwen bedient zich bovendien van het Engels, en sommige van zijn personages (de vader en de drie heren in de club bijvoorbeeld) doen hoogst Angelsaksisch aan. Een grafisch meesterwerkje.
Verhalen
Het meest intrigerende boek van de reeks is wellicht Gerolf Van de Perres Huishulp,
een verhaal over het hedendaagse China. Drie verhaallijnen kruisen elkaar: een jonge
vrouw vlucht met een rebelse
journalist uit een gedwongen huwelijk; een gevierd schrijver wil wel helpen maar zet, onder druk van zijn voor represailles beduchte vrouw, niet door; maar de huishoudster, of all people, doet dat wel. Van de Perre is opgeleid als schilder. Het boek is een verzameling reproducties van honderden pasteltekeningen van zijn hand, en is in dat opzicht een beetje te vergelijken met de geschilderde stripromans van Guido Van Driel. De zorg die hier aan de grafische vormgeving is besteed, dwingt bewondering af bij de lezer, die hier nadrukkelijk tot ‘goed kijken’ wordt aangezet.
Stevig verhaal ook, en het valt mooi samen met de mega-aandacht voor China van het voorbije jaar. Als kritiek op de nietsontziende onderdrukking die het Chinese Wirtschaftswunder begeleidt, kan het tellen. De tekstballonnen, die in stroeve, rechthoekige stroken over de prenten worden geplakt (stijl Marc Legendre in Verder) zijn allicht als een soort V-effect bedoeld: ‘let op, dit is een stripverhaal’. Het komt de visuele elegantie van het geheel niet echt ten goede.
De Furox van Simon Spruyt heeft alles wat een gezonde striproman behoeft. Hij vertelt het verhaal van het laatste overlevende
Vlaanderen. Jaargang 58
5
exemplaar van een drakensoort dat als verstekeling op een handelsschip de oceaan oversteekt. Hij overleeft er in het materiaaldepot van een Broadwaytheater, alwaar hij intelligente gesprekken voert met een andere opportunist, de kater Terrence. Te gek om los te lopen? Niet echt: een nazigeleerde krijgt lucht van het geval, ziet meteen de militaire mogelijkheden van deze vuurspuwer en stuurt er een vampier erachteraan.
Zoals in de betere strip wel vaker het geval is, komt de echte griezel hier niet van de fantasie maar van de realiteit, het Duitsland van de Jodenvervolging, het Berufsverbot en wat nog al niet. En de historie is niet het enige wat de lezer boeiend bezighoudt.
De verhaallijnen grijpen wild om zich heen: Londen begin 1700, Ashaffenburg en New York 1933, het verhaal holt druk weg en weer, en de taal moet volgen. Behalve de gewone dialogen zijn er logboeknotities (‘Hoewel deze abnormaliteiten op u, verstandigen leser, waarschijnlijk eenen onschuldigen indruk nalaten, boezemde het geheel der gebeurtenissen de bijgelovige bemanning eenen aanzienlijken angst in’), krantenartikels en een soortement bolletjestaal die bij elfen blijkbaar gebruikelijk is.
We besluiten het overzicht met het verhaal van Just, de sympathieke, doodeerlijke en ridderlijke protagonist in Het vlindernet van Reinhart. Al die kwaliteiten heeft hij hard nodig, want zijn omgeving is een wespennest. Oordeelt u zelf: de burgemeester van een niet nader genoemd stadje aarzelt niet om zijn dochter uit te huwelijken aan zijn opvolger, de snode rijkaard Spek. Diens onfortuinlijke rivaal Boonen wordt
Vlaanderen. Jaargang 58
zonder pardon vermoord. Doe daar nog een corrupte politiecommissaris bij om de zaak als zelfmoord toe te dekken, en een in de grond niet zo verdorven hoertje, en je hebt een weliswaar wat traditioneel maar best wel spannend verhaal. Reinhart hanteert daarbij een heel aparte, ‘moderne’ tekenstijl, die sterk contrasteert met het conventionele plot. Hij neemt in zijn tekeningen geometrische figuren als basis.
Cilinders, driehoeken, cirkels: hier komt bijwijlen een scheutje Ever Meulen aandrijven. De tekeningen zijn in niets te vergelijken met de pastels van Van de Perre, maar het effect is identiek: je zit ze als lezer haast ongewild nauwkeurig te bekijken, om niet te zeggen te bestuderen.
Uit deze selectie mag het gevarieerde talent van de nieuwe generatie Vlaamse stripmakers overduidelijk blijken. Deze jongens en meisjes gaan ongegeneerd hun gang, en zo hoort het ook. Wat meer is: uitgeverijen weten hoe ze van de aangeleverde producten mooie boeken moeten maken. De term bibliofiel is voor sommige van de besproken uitgaven maar een ietsje overdreven. De betere Vlaamse strip is een verzorgd boekwerk. Maar de markt is klein, en in de gewone boek- of krantenwinkel (waar het stripaanbod toch echt niet zo klein is) zal de liefhebber vergeefs naar bovenstaande titels zoeken. Hij moet ervoor naar de speciaalzaak. En daar blijkt alras wat de keerzijde is van zoveel kwaliteit: de prijs.
Het is ook altijd wat.
6
Vrienden Randall.C
Vlaanderen. Jaargang 58
7
8
Marvano - een man met een missie Ronald Grossey
‘De menselijke soort is een vloek voor de planeet.’ (De Morgen). ‘Het is alsof we geregeerd worden door een bende oenen.’ (Knack). ‘Iemand die “Temptation Island”
op de wereld loslaat, zou met pek en veren ingesmeerd de stad uitgejaagd moeten worden.’ (Stripgids). Voor een straffe uitspraak zit Marvano (a.k.a. Mark Van Oppen,
o