• No results found

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute · dbnl"

Copied!
196
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nine van der Schaaf

bron

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute. Querido, Amsterdam 1944 (tweede druk)

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/scha004leve01_01/colofon.php

© 2011 dbnl / erven Nine van der Schaaf

(2)

I

Er werd op een late herfstdag in 1433 een knaap geboren die door de natuur ruim met gaven was bedeeld en die van zijn vader, den hertog van Bourgondië, reeds in zijn wieg, benevens de titel van graaf van Charolais, de waardigheid van de

uitverkoren ridders, die van de Orde van het Gulden Vlies verkreeg. Hij heette Karel Martijn en de geschiedenis gaf hem de bijnaam de Stoute.

Zijn vader bezat paleizen, veel goud, zilver en andere kostbaarheden, veel aanzien en macht; na den koning van Frankrijk was hij de eerste in rang in de Franse, Vlaamse en Nederlandse provincies en zijn hofstaat ging die van den koning zelfs ver te boven.

Zijn zoon Karel was bestemd opvolger te worden van al zijn waardigheid, men leerde hem trots te zijn op het geslacht waarvan hij afstamde: drie hertogen waren er vóór hem en zij vormden een opklimmende reeks, elke volgende bezat meer landen. De eerste, Filips de Stoute, een Franse koningszoon, ontving van zijn vader het hertogdom Bourgondië en werd door zijn huwelijk met Margaretha van Vlaanderen tevens graaf van deze provincie. God was de bestuurder van alle dingen, doch schonk, naar de geleerden zeiden, een bijzondere zorg aan het lot van zo grote lieden, 't geen men geredelijk kon aannemen, want hun ramp of voorspoed was als een grote golfslag, die in de veeltallige levens der onderdanen geweldig nabruiste en -borrelde.

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(3)

Karel was ernstig en nadenkend en fantazeerde als knaap over het latere belangrijke leven dat hem als heerser van Bourgondië wachtte. Hij dacht van nature gaarne aan grote daden en grote macht, verlangde naar de uitoefening ervan, zo erkende hij in zich een samentreffen van lot en geaardheid dat hem zeer gelovig deed zijn, want het mysterie der Godheid sprak voor hem in deze harmonie. Hij voelde in zich een grote nog onbestemde kracht, welke door een zelfde goddelijk mysterie in hem gelegd moest zijn en die zich het eerst vertoonde als een vroegtijdig zelfvertrouwen en bijzondere ijver en volharding om te leren en zich te oefenen.

De hovelingen en voorname burgers van de steden droegen kleren zo rijk en bont, dat het een aantrekkelijk spel was voor jonge ogen om naar te kijken, hij zag zijn vader en moeder in de kostelijkste gewaden, vaak overvloedig met juwelen, goud en zilver versierd; dit gaf hen een duidelijke onderscheiding die geëerbiedigd moest worden, en hij leerde veel houden van zulke pracht, die door het volk, ondanks hun veten met den hertog en diens groten, gretig en bewonderend werd gadegeslagen.

Hij hoorde van de mensen die het weten konden, dat er in de hele christenwereld geen schitterender hofstaat was dan die van zijn vader en dat deze ook de rijkste steden en landen bezat, - hemzelf prees men als een echt vorstenkind: hij was onvervaard, schrander en welgemaakt, hij had glanzende donkere ogen die diep en klaar schouwden, fel van uit-

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(4)

drukking soms, doch ook licht door vriendelijkheid verzacht, en een sterk en lenig lichaam, geschikt voor het wapenbedrijf dat een ridder paste. Er kon geen sprake van zijn dat zulk een ongehoord gunstig lot hem bevredigde, maar zijn begeerte was waakzaam en doordringend: achter het glanzende ontdekte hij van jongsaf ledigheid.

Zijn vader was middelpunt van de vleiende genegenheid der hoflieden, zijn moeder leefde daarnaast, hooggeëerd, maar toch veronachtzaamd; zijn vader had

achtereenvolgens veel minnaressen en hijzelf deelde de vaderlijke genegenheid met verscheidene onechte broers en zusters. Terwijl hij ouder werd ondervond hij meer en meer dat hij niet zo zuiver uitverkoren was als het in zijn prilste jeugd leek, hij moest reeds vroeg iets van duivelse toverij erkennen in die vloeiende wereld van liefde en invloed, wanneer hij zag hoe zijn vader, aan wiens grootheid en hoogheid naar zijn mening niet viel te twijfelen, zich liet vangen door hebzuchtige dienaren en de weldadige gloed van zijn gunst rijkelijk deed stralen op deze lieden, terwijl om zijn moeder en hem kilte ontstond.

Uit de boeken en uit het leven om hem heen vernam hij de verhalen van verschrikking en overwinning, overal moest de verschrikking getrotseerd en de overwinning bevochten worden en soms grijnsde een der spookgestalten van de gewelddadige dood waarschuwend in zijn eerzuchtige dromenroes en gaf hem een voorgevoel van ramp, omdat hij ten

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(5)

slotte niets dan een armzalig mensenkind was, geheel in God's hand als alle anderen.

De gewelddadige dood der mensen lag in het bestel van God, er was afwisselend de gezegende tijd van vrede en de noodzakelijke tijd van oorlog. Bovendien eisten het recht en de orde die van God waren dat in alle tijden veel enkelingen om groter of kleiner misdaden werden gedood, zoals in 't bos de bomen werden gekapt die in de weg stonden. Een vorst beschikte meer dan andere machthebbers regelrecht over het leven der mensen, hij kon door genade hier of daar een mens redden en zijn wijsheid kon het noodzakelijk kwaad van oorlog soms beperken.

Rampzalige mensen waren te allen tijde in het openbaar te zien: veroordeelden op het schavot en rondzwervende bedelaars, arme bannelingen of andere ongelukkigen, zeer ver in rang verwijderd van de machtigen waartoe hij behoorde, maar die toch als spookgestalten aan hem die ze schouwend had gezien konden verschijnen, hem doorhuiverend van de waarheid dat het lot van alle mensen dodelijk onzeker was.

In de kerk hoorde Karel met aandacht naar de gezangen der koren en het mislezen der geestelijken; deze overgave aan maat en gedragenheid paste bij zijn aard, hier kon hij de vrome antwoorden benaderen op vragen, die de ziel zich stelde. Zulke mijmeringen gaven hem melancholie die ook verzachting van leed was en zij verdiepten zijn verwach-

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(6)

ting. De kerk was midden in de staat en het Westen was bolwerk van 't Christendom.

Frankrijk, Engeland, Bourgondië twee koninkrijken en een hertogdom dat bijna een koninkrijk was. Filips streefde naar het koningschap en liet dat doel glippen, getroost dat zijn hertogdom ook voor koningen benijdbaar was. Karel nam het doel over, aan zijn vasthoudendheid kon het niet ontglippen.

Zijn vader verzamelde in 1453 in de buurt van Gent ridders en krijgsvolk om op te trekken tegen het leger van deze opstandige stad; Karel was bij hen, maar de hertog werd gewaarschuwd dat de strijd fel zou zijn en dat hij niet zowel zijn enige opvolger als zichzelf aan dit groot gevaar mocht blootstellen. Daarom zond hij zijn zoon naar de hertogin, die tijdelijk in een klooster vertoefde, onder het voorwendsel dat zij ziek was en hij naar haar toestand moest informeren.

Karel vond de opdracht zeer natuurlijk, hij was negentien jaar en had nog geen veldslag meegemaakt en ofschoon hij gedacht had nu tot de ernst en de eer van een werkelijk gevecht te komen, voelde hij zich niet bijzonder teleurgesteld. Hij was geneigd het bedrijf van den doder weerzinwekkend te vinden, het werd alleen opgeheven door het doel dat de krijgsman nastreefde en door gerechtvaardigde haat tegenover den vijand. Hij wenste daarom voor zich een rechtvaardige en vurige haat bij 't bekampen van de tegenstanders die bestemd waren de

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(7)

eerste dodelijke stoten van zijn zwaard te ontvangen, in overeenstemming met de wil van God.

Nu werden de Gentenaars gedreven door haat tegen zijn geslacht en waar deze aldus zo rechtstreeks ook op hem gericht was, zou het hem gemakkelijk vallen deze ongebonden Vlamingen met zijn haat te beantwoorden, maar zijn fantazie was nu indringend en evenzeer ongebonden; hij zag rondom Gent en de legerkampen een nauwe horizon, daarbinnen hadden de uren van dag en nacht zich reeds loom uitgestrekt, in die overvloed van tijd verging de goede geestdrift als een onmachtig vuurzuiltje, laag bij het platte veld. Hij was gekweld geweest door een eigen en beweeglijk inzicht, dat heimelijk en met grillige vlagen van onbekrompen oordeel de ridders van het Bourgondische leger en de Gentenaars op velerlei wijze

onderscheidde, ten goede, ten kwade, hij voelde zich daarna onklaar en mat, verlangde ook naar een teken van hogerhand dat hem persoonlijk zou gelden en hem duidelijk zou heffen uit het hordenleven van vechtende troepen. Hij had reeds deze ijdele dromerij laten varen; nu trok hij plotseling met de opdracht af en voelde zich opgewekt, omdat hij door een snelle verre rit een nauw geworden horizon ging doorbreken. Hij liet zijn gezelschap van dienaren op enige afstand rijden, wilde zich niet laten storen in zijn gedachten onder het bekorend aanschouwen van wisselend landschap, hij fantazeerde zich vaag een levensweg, vorstelijk-wijd, in een

mensenwereld, door

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(8)

God met nieuwe uitzichten begiftigd en waarin hij een leider zou zijn naar ongekend vrome en welvarende levensstaat, doch doorbrak deze droom met een grimmige uitdaging tot zich zelf: dat hij nu wel luchtig wegtrok van een slagveld en ook niet anders kon dan het bevel van zijn vader gehoorzamen, maar genegen moest zijn, zo nodig, de weg te nemen zo nauw als hij zich boren kon met de punt van zijn zwaard door het lijf van een tegenstander. - Het doden was kort, gaf een snelle, begeerlijke triomf, - de dag was lang, het licht van de zon kleurde nu het veld hel en vrolijk, drong zich op zijn paden door 't bos, bundelde zich overal tussen zwaar lover der bomen.

Doch de weerzin die hem vaak had bevangen gedurende kinderlijke jaren, welke hij was gaan zien als een voorbij tijdperk, leefde sterk op en dreigde hem te

overmeesteren. Toen droomde hij opzettelijk de oude heldenverhalen na die hij kende uit de boeken; reeds had hij geleerd het opgesmukte onware te verwerpen en zocht hij naar scherper en krachtiger beeld van meer kritische en sobere oorkonden, maar eenzelfde waarheid was in al het gelezene te vinden: die van de verleiding des duivels, met succes of te vergeefs trachtend de strenge eis van God te vertroebelen.

Aan het eind van zijn rit zag hij de omtrekken van het landschap, heuvelig, in avondlijke helderheid, het veld lag nu zachter van kleur terzij van hem en hij was overtuigd dat een listige, duivelse macht

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(9)

hem er toe gebracht had gelukkig te zijn in het ontwijken van de strijd, ginds bij Gent. Listig was de plant, weifeling, in zijn hart te groeien gezet en werd gevoed door deze zon van de daadloze dag, vol kleur en glans en meeslepende gedachten.

Hij liet nu na zich het beeld van zijn eerste zwaardstoot scherp te stellen, het was de duivel geweest die hem had uitgedaagd met fantomen van bloedsgruwel en

aanklagende, individuële smart. Hij was nog blank van bloedvergieten, doch dwong nu zijn gevoelens tot de doffe stroefheid van ervaren krijgsman.

Het klooster rees voor hem en eer hij zich aanmeldde vroeg hij zich af, hoe hij zich had te gedragen met zijn nieuwe mannelijke bevinding, in die sfeer van vrouwelijkheid en vroom mededogen; hij voelde zich kinderlijk weerbarstig en eindelijk driftig ongerust of het ernst zou zijn met de ziekte van zijn moeder en wat zij hem van God zou weten te verklaren. Zijn moeder was niet ziek en niet ziek geweest, zij ontving hem met grote hartelijkheid, haar stijf, donker gewaad kraakte herhaaldelijk door haar emotionele bewegingen, zij verzweeg eerst wat als een overtuiging in haar opworstelde, tot zij aan de maaltijd, met de kloosterzusters en haar zoon tezamen, een statige toespraak inzette, die een manende redenatie werd over plicht, noodzaak en vorstelijkheid. Karel luisterde, gevleid door de vrome en algemene toegenegenheid der kloosterzusters, die zich vouwde rondom de hartstocht van zijn moeder, en in hem sterkte zich de overtuiging, grimmig en

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(10)

hartstochtelijk, dat in deze lage wereld de wensen en fantazieën die leidden terzij van de moeite en hardheden van het leven, bedrieglijk waren, ijdel en verderfelijk tevens.

Zijn moeder zei hem dat hij niet hier mocht blijven toeven, terwijl te Gent de eer en het gezag van zijn geslacht op het spel stonden. Hij wenste zelf spoedig te vertrekken en als man te rijzen boven haar vrouwelijkheid, - door het wagen van eigen lijf en door de beslissende zwaardstoot, waartoe zij hem aanvuurde. Toen zij hem de volgende dag op zijn terugreis toch boden nazond om hem te weerhouden, gedreven door een plotselinge scherpe vrees hem te zullen verliezen, hoonlachte hij ongeroerd en voldaan, en reed snel voort naar Gent, waar hij dapper en fel meevocht tegen de Gentenaars in de slag bij Gavere. Zoals hij zich had voorgesteld haatte hij in het gevecht deze tegenstanders, noodzakelijk en levendig, om de haat die hen dreef en het moment van zijn eerste dodelijke stoot lag spoedig achter hem. Hij onderging ook het telkens lauw worden na uiterste heftigheid; de tijd strekte zich op het slagveld log en lang uit om de momenten van verblindende woede, doch hij was nu met een pantser van hardheid en wilskracht gegroeid uit de weerzin die hem steeds had bevangen en verdroeg zonder zwakheid de nabijheid van stervende vechters, beschouwde vluchtig soms een der gezichten met de grote vreemde lijdensuitdrukking, schoorde zich met de ernst en de weerstand die hem noodzakelijk waren.

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(11)

Hij verloor slechts een keer zijn zelfbeheersing en weende van heftige spijt omdat hij een deugdelijk aanvalsplan had beraamd en men hem nog geen leiderschap wou toestaan. Doch de wensen en verwachtingen vergingen slechts om plaats te ruimen voor andere. Hij zelf en zijn centrale grote verwachting werden beproefd en gesterkt en bleven.

Bij een samenkomst van hertog Filips met zijn edelen en raadslieden te Rijssel was hij als jongere in zijn hoedanigheid van erfvorst aanwezig; de verhouding met Frankrijk was gespannen en bij de overwegingen van mogelijk militair verweer tegen dit land, sprak hij zeer boud over een veldtocht daarheen. Hij zei tot Filips: ‘Ik beken dat ik weinig ervaring heb en ik weet niet of het God behaagt mij succes te doen behalen, maar als gij mij een leger toevertrouwt zal ik naar Parijs trekken en ik zal niet terugkeren eer ik het hele koninkrijk heb doorkruist.’

De oude hertog lachte van harte om de oprechte dapperheid en daadlust van zijn zoon, en omdat hij door diens woorden in zijn trots gevleid en in zo vrolijke luim raakte, hechtten ook de andere heren hun bijval aan het driest voornemen. Gewoonlijk voelde de hertog zich geprikkeld door het actief verlangen van zijn zoon naar macht en daden, en in zijn naijver om tegenover diens jonge kracht niets van zijn autoriteit in te boeten, weerstond hij gemelijk zijn wensen. Bij zeldzame gelegenheden als nu

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(12)

bleek het mogelijk dat die naijver zich even oploste in vaderlijke trots en genegenheid.

Doch een tocht naar Frankrijk kwam niet aan de orde, Filips leunde al jarenlang in zijn succesvolle voorzichtigheid; de uitgeweken dolfijn, Lodewijk, was zijn geëerde gast in Brabant, de koning van Frankrijk betrachtte eveneens voorzichtigheid en hield rekening met de verdeeldheid onder de edelen van zijn land, waar zijn zoon een aanhang had die hem in een openlijke strijd met Bourgondië noodlottig kon worden;

de onenigheid tussen hem en den hertog zou zich deze keer, evenals vorige keren, oplossen in militaire bedreigingen en een voorlopige verzoening.

Karel had aan het hof van zijn vader vijanden: de Croys, die rusteloos arbeidden om bezit en invloed van hun geslacht te vergroten, mede opdat zij na de dood van Filips sterk zouden staan tegenover hem die dan hun vorst zou zijn. Zij stonden hoog in de gunst van Filips, deelden als zijn natuurlijke genoten in de praal, de

genoeglijkheid en de lust van zijn leven, zij waren vroom en hebzuchtig en berekenend als hij, ontzagen zijn toorn, vleiden zijn grootheid. Karel gunde hun de grote macht niet die zij uitoefenden, hij zag hoe de vorstelijkheid kneedbaar was in hun handen, terwijl ze in schijn den vorst zo hoog hieven, hij wist en zijn vijanden voorzagen, dat hij met deze schijn nimmer genoegen zou nemen.

Hij was in een kinderhuwelijk verbonden geweest met een Franse prinses, dochter van koning Karel VII, die stierf toen hij elf jaar was; als jonge-

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(13)

ling vormde hij, tezamen met zijn moeder, het plan een Engelse prinses ten huwelijk te vragen, het land over zee lokte hem, omdat hij hongerig was naar uitgebreide macht en in zijn dromende jeugd voegde zich wel een sprookvoorstelling van een verre en reeds daarom begerenswaardige prinses. Maar zijn vader was in die tijd afkerig van de Engelsen en bestemde zijn nicht Isabella, dochter van den hertog van Bourbon, tot zijn zoon's vrouw; Karel voegde zich naar de orde, een dwingende zedewet, die meebracht dat een vader, althans een vorstelijk vader, zulke zaken eigenmachtig beschikte. Hij was ook reeds gewend zijn wensen, onpractische dromerijen voor een erfvorst, zoals eens zijn trek naar verre avontuurlijke zeereizen, te onderschikken aan de wetten van zijn rang en staat en nadat hij nog wat rouwig en half onwillig de onbekende prinses over zee prijsgaf, ging hij Isabella, die hij reeds lang kende, met nieuwe ogen beschouwen. Na de verbintenis, in October 1454, was hij spoedig heel tevreden, want hij was, ofschoon veeleisend, heel gevoelig voor de toewijding en het moest hem wel treffen dat een jong meisje, meer weerloos en gehoorzaam dan hij, geheel zijn eigendom werd, daarbij zich gaarne aan hem hechtte;

om hem zelf of om de hoogheid van zijn positie, dat was bijna om 't even, en moeilijk te onderscheiden, daar zij tot in de ernst en openhartigheid van hun gebeden deze dingen, zo nauw verbonden, niet uit elkaar hielden.

Uit hun huwelijk werd in 1457 Maria van Bourgon-

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(14)

dië geboren. Zij woonden op een landgoed bij Quesnoy en Karel zag soms, in hoofs gezelschap en in intiem verkeer, naast Isabella een tweelingverschijning, een voor hem hatelijke vrouw in eender gewaad uitgedost, een ondergeschikte en vriendin, die de eer genoot in gelijke kledij tezamen met haar meesteres te mogen verschijnen.

Isabella schepte veel behagen in deze vriendin en in dit spelletje, dat dikwijls door voorname heren en dames werd gespeeld, doch Karel ondervond hierbij een grote afkeer, want deze vrouw, de echtgenote van een gunsteling van zijn vader, Jean Coustain, laaggeboren doch door den hertog omhooggetrokken, verachtte hij om haar losse zeden en onzedige hovaardigheid en het was hem een ergernis dat er door die gezochte gelijkheid onwillekeurig iets van dit verachte wezen op Isabella moest overgaan. Het gelukte hem deze vriendin, die hij nu in zijn altijd onstuimige levenseis van vrouwelijke zedigheid als een vijandin beschouwde, uit haar bevoorrechte positie terug te stoten, doch niet dan nadat hij enige tijd met Isabella's voorkeur had gestreden.

Jean Coustain deed later een poging Karel te vergiftigen, als wreker en hater om de wille van zijn vrouw of als werktuig van anderen. Hovelingen ontdekten het voornemen en waarschuwden Karel, en Jean Coustain werd onthoofd. De hertog was echter gebelgd dat de hovelingen het euvele plan niet het eerst aan hem doch aan zijn zoon hadden meegedeeld, hij voelde er terecht een wantrouwen

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(15)

in dat hij wat zwak zou zijn in het berechten van een gunsteling, zelfs waar het de veiligheid van zijn zoon gold.

Karel had geleerd zich vaak te beheersen als hij neigde tot spontaan en dwingend optreden in de hofkring. Hij had eenmaal resoluut geweigerd Filippe de Croy, een jong edelman, dien hij haatte om de genegenheid door zijn vader in het bijzonder aan dezen vertegenwoordiger van het bevoorrechte geslacht bewezen, in zijn hofstaat op te nemen, zoals de hertog dat wenste, en deze twist had hem een moeilijke periode van ongenade bezorgd; het blijvende gevolg ervan was dat zijn moeder, door haar partij-kiezen voor hem mede in die twist gemoeid, zich voorgoed uit de hofkring had teruggetrokken en in een klooster haar verder leven doorbracht.

In het algemeen haatte hij de mensen en de zeden waaraan zijn vader gehecht was;

deze tweespalt dwong hem reeds vroeg tot omzichtigheid. Zijn vrouw stond hoog in de gunst van zijn vader en hij haakte even vurig naar deze gunst als hij de

lichtzinnigheden en verbintenissen van den hertog haatte: zo onderging hij deze gevoelens steeds in een gewetensbeklemming.

Isabella hield van het ijdele lustige leven aan het hof, waarvan Karel zich dikwijls strak terugtrok (hoezeer de pracht en pronk ook zijn ijdelheid streelde) en zij was soms een verzoenend element in de omgang van hem met den hertog. Zij was de enige aan wie hij zonder jaloersheid de gunst van

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(16)

zijn vader zag toebedeeld, want het was ten slotte zo dat de hertog, die vóór hun huwelijk, toen Isabella reeds aan het Bourgondische hof verkeerde, optrad als haar voogd, haar aan hem had geschonken, en zijn bezitstrots was er niet geringer om, dat zij altijd wist te winnen wat hem slechts zelden ten deel viel; zijn stemming jegens haar bleef steeds toegevend en welgezind. - Zonder omzichtigheid en met weerhouden hartstocht kon hij zich slechts tot de hemel wenden: in de kerk voelde hij de nabijheid van Maria, de zuivere, en haar heiligen. - Mogelijk geleek soms een aardse vrouw op haar beeld, doch zulk een gelijkenis was even bedrieglijk als die van de wulpse hovelinge op zijn vrouw, een ongerepte vorstin. Zijn liefde voor de vrouwen was nimmer merkbaar, hij onthield zich, mogelijk door het voorbeeld van zijn vader, van losbandige sexuele genoegens en zijn hartstochtelijke strijd later voorkwam de groei van dwingende begeerte. Om zijn vroomheid achtte hij zich steeds geroepen de vrouw tegen ontering te beschermen. Hij geloofde aan een winnend Christendom en zijn fel geloof aan eigen uitverkorenheid tot heersen was steeds doordrongen van de wens orde en recht in de wereld te versterken.

De dolfijn Lodewijk, die sinds zijn vlucht uit Frankrijk in 1456 met zijn vrouw en hofhouding te Genappe woonde, was een schrale, onopvallende man, onstevig gebouwd en liefst gekleed in een sober ge-

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(17)

waad, dat ook niets opvallends had. Hij leek een bezadigd en lijdzaam mens, doch zijn felle begeerte naar macht had hem uit Frankrijk en in deze verbanning gedreven.

Hij leefde in schijn tevreden en goedgeluimd naast de pronk zijner Bourgondische verwanten, nam de goede gaven van Filips, die hem en zijn hof onderhield, in ontvangst en peinsde onderwijl hoe hij in later tijd 't best zou kunnen slagen om behalve Frankrijk ook de landen van deze majestueuze Bourgondiërs te beheersen.

De hertog speelde in hoffelijke nederigheid tegenover hem steeds de rol van vazal der Franse kroon, hoewel hij zich in werkelijkheid door den koning niet liet gezeggen;

daartegenover vleide Lodewijk hem steeds als roemruchtig vorst zonder wederga en als zijn grootmoedige beschermer, dien hij steeds dankbaar zou blijven. Verder deed hij zijn best bevriend te zijn met elk die macht had in deze landen, doch door grillige kleine boosaardigheden, die hij niet wist te weerhouden, verloor hij soms wat hij door vriendelijke gemeenzaamheid in de omgang aan gunst had gewonnen; er was nog geen vaste lijn die zijn daden bepaalde. Intussen leerde hij het hele hofbestel, de invloedrijke Croys en de vijandschap tussen deze en den jongen graaf van Charolais grondig kennen. Hij knoopte ook vriendschap aan met deze en de gelijkheid in hun positie van wachtend en machsbegerig erfgenaam moest hen soms wel tot elkaar brengen, nieuwsgierig elk naar wat er bij den ander broeide. Wantrouwend was

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(18)

niet de dolfijn, want betrouwbaarheid was een duidelijk kenmerk van Karel, doch wantrouwend was deze wel tegenover Lodewijk, zoals natuurlijk was, omdat veel mensen in zijn omgeving den Fransen banneling met reden wantrouwden. Toch leerden zij elkander niet kennen en onderschatten elkaar in deze tijd zeer. Want Lodewijk was een zo grote eenvoudigheid des harten in het slechte eigen, dat het den ander, steeds woelend in eigen verwikkelingen, niet duidelijk werd hoe hij was, en in Karel was een kern van onafhankelijke, niet te beïnvloeden kracht, even moeilijk te vatten voor Lodewijk.

Te Genappe zaten de Franse en Bourgondische edelen bijeen met den hogen gast uit Frankrijk en den gastheer, hertog Filips. Een der ridders las een door hem zelf verzonnen verhaal voor, zoals vele anderen bij vorige gelegenheden hadden gedaan;

ook de dolfijn en de hertog hadden reeds hun fantazie of hun ervaring ten beste gegeven.

Laat kwam Karel van Charolais, hij werd om zijn komst niet minder hartelijk verwelkomd door den dolfijn en de edelen; alleen de hertog nam de eerbiedige begroeting van zijn zoon in ontvangst met een koel wederwoord en een ontevreden gezicht. Hij was hooggekleurd door het drinken van wijn, hij was nu licht tot vrolijkheid doch ook tot ontstemming geneigd. De prikkeling van het zinlustig verhaal ontspande hem en zijn gulle lachbui klonk spoedig samen met een algemene bijval.

De

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(19)

dolfijn boog zich over hem en fluisterde hem toe met zijn welwillendste glimlach:

‘Heb geduld met uw zoon, zijn gedachte is te nobel om zich bezig te houden met frivole grappen.’

Dit gezegde vertroebelde den hertog weer, hij achtte het ongepast dat zijn zoon geen oor had voor geestigheden waar hij en alle anderen van het gezelschap zich graag mee vermaakten, echter hadden de woorden van den dolfijn in zijn door de wijnhitte suizend hoofd een zware zoete naklank: nobel van aanleg was zijn

nakomeling! Overigens, - hoefde het gezegd? Op zijn zoon's bruinrood gezicht was nu een zelfverzekerde glimlach en bij een volgende grappigheid van den voorlezer had hij zich in de sfeer hier ingeleefd en lachte met de anderen, zij het minder gul dan de hertog gedaan had. Deze betoonde nu minder bijval, zijn gedachte was afgeleid en hij knoopte een gesprek aan met een zijner vrienden Croy. Hij zat dicht bij den voorlezer en mocht diens verhaal storen, de ridder las met gedempte stem voort, wachtte zich wel een plooi van ontevredenheid in zijn gezicht te leggen of een bitse nadruk in zijn woorden. Na korte tijd zweeg de hertog. Hij zag hoe de dolfijn zich nu met zijn zoon onderhield zij glimlachten samen als twee die elkaar verstonden. - Was er tussen die twee vertrouwelijkheid die buiten hem omging? Korzelig verschoof hij zich, kwansuis om zijn aandacht beter tot den voorlezer te bepalen, en hij zag toe hoe een zijner edelen eerbiedig-zorgzaam zijn bokaal nog eens vulde. Hij zat nu

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(20)

met zijn rug naar de twee die hem ontstemden en het verhaal boeide hem, hij bleef zwijgend luisteren.

Karel had den dolfijn, die een ogenblik nerveus en verstrooid leek, hoffelijk toegevoegd, dat hij wel merkte hoe deze onder het lezen een oor te luisteren lei naar wichtiger zaken in ver Frankrijk. En terwijl hij deze woorden zei werd het hem duidelijk, dat Lodewijk luisterde naar een vaag gerucht van stemmen in de hal, hij wendde het gezicht in spanning naar den spreker, bijna zonder hem te zien. Dan loste het geluid, dat een gesprek leek, zich op in schelle kreten: een papegaai bootste het geschreeuw van menselijke woede na. Karel lachte hardop, dit klonk voor het gezelschap tezamen met weer een algemeen gelach, een moment later, om een episode van het verhaal, en de dolfijn gaf er zich rekenschap van hoe ergerlijk ongepast hij dit lachen vond, niet van het riddergezelschap, doch van dengeen, die pas met hem had gesproken. Hei zei koel voor zich heen: ‘Dat dier ergert me, ik zal het laten ombrengen.’ Snel en minzaam vervolgde hij tot Karel: ‘Ik wacht inderdaad met ongeduld op een koerier, de koning schijnt ziek te zijn en ik verlang naar Frankrijk.’

Bij deze openlijkheid trok het gezicht van zijn hoorder snel tot uitdagende ernst, doch terwijl zij hun gesprek voortzetten over de zaken in Frankrijk, beantwoordde Karel spoedig den dolfijn met even minzame glimlach als deze hem schonk, uit hoofs-

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(21)

heid en omdat de koelheid tussen den koning en den dolfijn hem zonder sensatie liet.

De dolfijn keek dan naar de rug van den hertog, die eensklaps meer dan iets anders zijn aandacht scheen te trekken. Karel vond zijn blik onbeschaamd, hij verstond in dit gebaar van den dolfijn, juist na hun gesprek over den koning, de bedekte aantijging hoe ook hij wachtte op het sterven van zijn vader.

Spoedig, alsof een magneet hem trok, begaf Lodewijk zich naar den hertog, nam terzij van hem plaats op een zetel, die men hem terstond toeschoof, wachtte tot de voorlezer pauzeerde, praatte dan ijverig en vol hartelijkheid met Filips, wiens gezicht langzaam opmonterde bij het tactvol gekeuvel van den ander. Karel stond ver terzijde, verbloemde zijn ergernis door deel te nemen aan het gesprek van een paar edellieden met wie hij 't meest bevriend was, hield onderwijl den dolfijn in het oog en trachtte diens gemakkelijk succes te minachten, terwijl hij bij zichzelf zei, dat ook hij nu verlangde naar de dood van den koning van Frankrijk, - en naar die van geen sterveling anders, - en slechts terloops, - slechts om bevrijd te raken van de ergernissen, die deze samenkomsten te Genappe en die aan het hof van zijn vader hem bezorgden.

Toen kort daarop, in de maand Juli van 1461, de koning stierf en de troon voor Lodewijk vrij kwam, trok deze, vergezeld niet enkel, door zijn eigen hofstoet, doch mede door hertog Filips, diens zoon

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(22)

en een groot aantal Bourgondische edelen, naar Rheims, waar de kroning plaats vond, en vervolgens naar Parijs. De Bourgondiërs zetten pracht en praal bij aan de feesten die gevierd werden ter ere van den nieuwen koning; bij de feestmalen gaf Filips, ijdel en gulhartig, zijn vaatwerk en tafelgerei ten gebruike.

Lodewijk had in zijn woning te Genappe het nieuws van zijn vader's dood ontvangen met betuigingen van vreugde; in zijn hevige aandoening prees hij zichzelf een gelukkig en boven allen gezegend man, hij vloeide over van dankbetuigingen aan God en mensen. Bij zijn haastig vertrek leek hij verstrooid, althans geheel door mannenbelangen in beslag genomen, hij veronachtzaamde zijn vrouw zozeer, dat hij haar achterliet zonder voor haar overtocht naar Frankrijk enige maatregel te nemen, zij had zelfs geen rijpaarden tot haar beschikking. Ook vergat hij afscheid te nemen van de gravin van Charolais, die aan het hertogelijke hof, sedert de hertogin zich in een klooster had teruggetrokken, zijn gastvrouw was geweest. Hij vergoedde deze verzuimen door terwijl hij op reis was een bode naar zijn vrouw te zenden, die haar de practische raad gaf paarden te lenen van de gravin van Charolais, om hem aldus te kunnen volgen.

In zijn koninkrijk, bij de behandeling van staatszaken, stelde hij spoedig vele der Bourgondiërs teleur, die hij voorheen gepaaid had met schone beloften van aangename ambten in Frankrijk. Dit viel

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(23)

hem zeer gemakkelijk, want, zo zei hij, ik heb die dingen beloofd als dolfijn en nu ben ik koning! Deze wrange scherts namen de bedrogenen hem echter zeer kwalijk en terzij van de plechtigheden en feesten ontstond groot gemurmureer.

Lodewijk wilde echter niet alle Bourgondiërs teleurstellen: aan leden der familie Croy schonk hij aanzienlijke en voordelige ambten en aan Karel van Charolais de waardigheid van luitenant-generaal van Normandië. In de omgang met hertog Filips behield hij de toon van vleiende toegenegenheid die hij voor zijn koningsschap steeds tegenover hem had gebezigd, aan zijn persoonlijke wensen kwam hij tegemoet en de hertog, die wel in zijn hart gebelgd was over de behandeling van zijn onderdanen, moeide zich daarmee uit voorzichtigheid toch niet.

Ook de edelen in Frankrijk werden door Lodewijk terstond ruw-willekeurig behandeld en hij wreekte zich zoveel hij kon op elk die hem in vroeger tijd had weerstaan. Rondom hem groeide een algemene koelheid en weerzin, doch hij verlangde alleen gehoorzaamheid en die durfde men hem niet onthouden. Hij verkeerde nog gedurig in onbezonnen vreugde over zijn nieuw verworven macht, of schoon hij wel ijverig en berekenend zocht naar mensen, hoog- of laaggeboren (deze laatsten 't meest), die hem als werktuigen van zijn vernuft en willekeur het meest volkomen konden dienen.

De Bourgondiërs trokken na de feesten langzamer-

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(24)

hand af. Een der verwanten van Filips, hertog Adolf van Kleef, had zich bij een tournooi te Parijs schitterend onderscheiden; in het hanteren van de degen vond hij daar zijn gelijke niet. Hij was een schoon ridder, bewonderd en toegejuicht door alle toeschouwers, op een stralende dag, toen al de edelen en dames in hun sierlijkste gewaden op het tournooiveld tezamen kwamen en ook de oude hertog Filips veel bijval vond, toen hij haastig en ongedwongen met zijn nicht, de hertogin van Orleans, en een van haar dienaressen, die als het mooiste meisje van Parijs gold, tezamen op één paard door de straten van die stad reed, om tijdig het kampspel van de bloem der jonge Franse en Bourgondische ridden bij te wonen.

Deze jonge hertog, Adolf van Kleef, kwam voor zijn vertrek uit Frankrijk bij den koning zijn opwachting maken om afscheid te nemen en men liet hem, nadat hij aan een hofbeambte zijn boodschap had opgedragen, in een kamer wachten. Hij zag dan deze dan gene van de hovelingen, doch niemand had hem iets te melden. Hij verdroeg zijn lot een lange poos, meende dan dat er een misverstand moest zijn en zond opnieuw een dienaar met zijn boodschap naar den koning. Niemand keerde terug om hem in te lichten, men liet hem slechts in het wachtvertrek en hij liep daar in stijgende onrust heen en weer tot hij eindelijk overtuigd was dat hij vergeefs wachtte en heenging, stil en vertoornd, onder de druk der verholen spotternij. Hij had een enkel onvoorzichtig

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(25)

woord gebezigd over het beleid van den koning en dit was deze ter ore gekomen.

De laatste der Bourgondische gasten, die uit Frankrijk vertrok, was Karel van Charolais, die na het verblijf in Parijs met den koning nog enige tijd in een jachtslot bij Tours doorbracht. De koning betoonde hem hartelijke vriendschap, hij gaf bij herhaling te kennen dat hij zich tot hem anders verhield dan tot ieder ander. Op zijn oordeel stelde hij meer prijs dan op dat van wien ook. En ofschoon Karel nu meer dan ooit had bemerkt dat Lodewijk onbetrouwbaar was, neigde hij er toch toe deze vleierij te geloven, bij zichzelf overleggend hoe hij toch waarlijk ook verschilde, door geboorte en aanleg, van heel die stoet van edelen met wie Lodewijk lelijk had omgesprongen. Bovendien was zijn verhouding tot een koning van Frankrijk een probleem op zichzelf. In hoever zou hij Lodewijk, die zei hem te hoogachten, kunnen beïnvloeden? Natuurlijk wilde hij, eerzuchtige, op den duur 't meest zijn eigen doel dienen, doch in hoever was dit te verenigen met trouw aan den koning, zijn leenheer?

Hij beproefde zijn invloed reeds zolang hij in Frankrijk vertoefde, hij was van zijn moeder's zijde een afstammeling der Lancasters, beschouwde zich in deze periode als een vriend van hun partij en ijverde dringend voor de vrijheid van een Engels edelman en Lancastrain aanhanger, die in Franse gevangenschap was geraakt, verkreeg ten slotte de

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(26)

inwilliging van deze wens.

Op zijn weg naar Bourgondië, welk land hij na zijn verblijf in Lodewijk's jachtslot ging opzoeken, werd hij op Lodewijk's bevel in de steden en dorpen waar hij doorheen trok met eerbewijzen ontvangen. Hij deed hier en daar, met oorlof hem door den koning verleend, de gevangenissen openen voor alle gevangenen. Hij verheugde zich, hoezeer hij ook de baatzucht van Lodewijk wel als diens voornaamste motief beschouwde, over de macht en de eer die deze hem schonk.

Nadat hij in Brabant was teruggekeerd vernam hij, hoe de koning, die in het kasteel bij Tours na hem den hertog van Bretagne had ontvangen, aan dezen het

luitenant-generaalschap van Normandië had verleend evenals aan hem, willig tegemoet komend aan oude aanspraken van Bretagne op die functie, in de verwachting dat zulks allicht zijn twee machtigste vazallen tot onderlinge vijandschap zou brengen.

Karel's verhouding tot hertog Filips werd allengs gespannen, hij kon niet in vrede leven met diens raadslieden die, zelf machtig door de goede gunst van den hertog, hem zoveel mogelijk macht onthielden. Hij ontweek het leven aan het hof en zocht vriendschap daarbuiten, onder de edelen en burgers der steden, die eveneens reden hadden de Croys te haten of althans hun erfvorst ter wille te zijn. Hem behoorde de toekomst, maar het was hem ondraag-

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(27)

lijk te denken dat zijn vader zo koel afzijdig van zijn eerzuchtig-hoge verlangens stond en hem zo gemakkelijk van zich stootte, alsof hij een bloedvreemd erfgenaam was. Hij geloofde dat dit alles slechts schijn was, een voorlopige onechte situatie, door de vijandige krachten listig bewerkt. Hij zinde gedurig op een doorbraak.

Hij woonde eindelijk in Gorkum met zijn vrouw en klein gevolg. De hertog onthield hem elke steun, doch dit bezwaar werd opgeheven door de bereidwilligheid van Vlamingen en Hollanders om hem geld voor te schieten. Bij de omzwervingen van hem en zijn ridders in het lage land, om te jagen of te vissen, rouwden zij tezamen over de tegenslag in zijn lot en hoopten en vertrouwden dat deze tijd was als een grauwe, koude voorjaarsperiode, die door het ongeduld steeds heftig wordt aangeklaagd, terwijl ieder weet: er is bloei ophanden. Nog vloeiden gestadig de berichten naar dit stille oord, die de bannelingen met spijt vervulden: een zuster van de gravin van Charolais trouwde met Adolf van Gelre te Brugge, het gaf een schoone bruiloft en al die glans ontging haar en allen, die hier weelde en hoofs vermaak beminden. En men hoorde van de bestendiging van de invloed der Croys. Een deputatie uit Gent en andere steden, naar Filips gezonden met het doel Karel's belangen en een verzoening te bepleiten, richtte niets uit en de poging van een welsprekend en bezonnen man, de senechal van Normandië, die Karel welgezind was, stuitte even-

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(28)

eens af op de onwil van Filips, of diens onmacht zich te onttrekken aan de invloed van de hoge dienaren.

Deze hadden bewerkt, dat Filips drie belangrijke grenssteden aan de Somme, eertijds door den Fransen koning in leen aan Bourgondië afgestaan, voor goud had verkocht aan Koning Lodewijk: dit was de zwaarste van Karel's grieven. En het goud verrijkte grotendeels deze dienaren zelf. Karel had sedert de dubbelzinnige handelwijs van Lodewijk met het luitenant-generaalschap van Normandië elke illusie van vriendschap met den koning laten varen, hij twijfelde niet of de koop der steden was slechts een eerste poging tót meesterschap in de Noordelijke landen en de vangarmen van den koning voor dit doel zouden ook verder de Croys en hun trawanten zijn, die zich liever naar Lodewijk dan naar hem voegden. Inmiddels had hij vriendschap gesloten met den hertog van Bretagne, de poging van Lodewijk hen tegen elkaar op te zetten was te naïef geweest en had het tegendeel uitgewerkt. En de geruchten van grote ontevredenheid der edelen in Frankrijk met Lodewijk's regering, wekten in Karel een nieuwe verwachting: die van een machtige riddervriendschap, zich sluitend om Bourgondië en zich richtend tegen den onridderlijken Lodewijk!

Nu kwam in 1464 een Frans schip de haven van Gorkum binnen varen en de bemanning maakte goede sier aan de wal. Het was een koopvaardijschip en men wilde Hollandsche producten kopen,

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(29)

men informeerde hier naar waren en prijzen. De zeelui trachtten onder de hand, bij mensen die zij in de stadsherberg ontmoetten, ook inlichtingen in te winnen aangaande den jongen vorst die in deze streek woonde; het was begrijpelijk dat de schepelingen nieuwsgierig waren naar hoe hij hier leefde en waar hij het meest verkeerde, want voorname erfvorsten vond men schaars in de wereld en dat er zich een bevond in zo'n afgelegen oord als dit, was een heel bijzonder geval. Doch bij het levendig en kameraadschappelijk verkeer van de vreemden met de Gorkumers, kwam toch bij enkele van deze de nuchtere gedachte op, dat dit onverwacht bezoek wel eens gevaar kon inhouden voor den vorst in, wien het scheepsvolk belang scheen te stellen en men waarschuwde de lieden van zijn gevolg. Deze namen onverwijld maatregelen.

Eer het schip kon wegkomen had men de bemanning in arrest gesteld en ondervraagd;

het bleek dat zich onder hen de bastaard van een heer de Rupembré bevond, ondergeschikte van den graaf van Nevers, die na een vete met zijn Bourgondische verwanten zich in dienst van den koning had begeven.

Deze gebeurtenis verbrak plotseling de eentonige grauwheid van het wachtend bestaan der Bourgondiërs. Karel en zijn raadslieden waren terstond overtuigd dat deze bastaard de Rupembré door den koning en met bemiddeling van Karel's neef en vijand, den graaf van Nevers, hierheen was gezonden om hem naar Frankrijk te ontvoeren. Het stille,

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(30)

landschap lag voor hem ineens midden in de grotere wereld die zij kenden, zij voelden Frankrijk nabij en den listigen koning, die graag in het duister handelde, doch thans tot hun voldoening met zijn voornemens in het licht te kijk stond. Het licht kleurde nu alles hel en rood als op de ochtend van een nieuwe dag, er was overvloed van verf om de goede gebeurtenis van deze ontdekking te kleuren. Een beschuldiging werd door Olivier de la Marche, een der leden van Karel's gevolg, op schrift gesteld en aan hertog Filips gezonden. Karel liet den bastaard gevangen zetten en er trok veel gerucht van deze zaak door de landen, welk gerucht zich verbreedde op zijn reis, zodat men spoedig ook ging praten over een mogelijke ontvoering van hertog Filips, die verblijf hield op zijn lustslot te Hesdin. Filips had zelf nooit nagelaten den koning te wantrouwen, ofschoon hun verstandhouding tot nog toe in schijn

vriendschappelijk bleef; de koning had kort geleden enige tijd bij hem doorgebracht en wilde hem spoedig opnieuw bezoeken, in verband met zijn Engelse politiek. Doch Filips raakte sterk onder de indruk van het gerucht van gevaar dat hem en zijn huis bedreigde, hij ontweek het voorgestelde bezoek van den koning door snel en onverwacht naar Rijssel te vertrekken, tot spijtige verwondering van Lodewijk en evenzeer van de heren Croy, die de geruchten dwaas vonden, althans ongewenst, en wier belangen het best gedijden in de arglistig-vriendschappelijke omgang van den koning met hun hertog.

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(31)

Doch snel keerde nu het lot. Karel vond eensklaps de weg terug naar de gunst van zijn vader en voor het eerst kreeg hij zijn kans op grote macht in het landsbestuur;

een stroom van vijandschap brak los tegen den koning en tegen degenen die met hem heulden, de Groys raakten bij Karel's optreden van hun macht beroofd. De hertog van Bourbon, die zich in ongunst en in nood bevond, vroeg militaire hulp aan hertog Filips, zijn oom, en aan diens zoon, zijn zwager; Karel werd bovendien tot handelen gedwongen door zijn verbond met den hertog van Bretagne en bij deze voegde zich een broer van den koning, de hertog van Berry, die zich verongelijkt voelde. Filips die het geslacht Bourbon zeer genegen was, willigde het verzoek in en schafte een leger waarmee Karel in 1465 naar Frankrijk trok, - doch slechts omdat hij oud en zwak was, had hij ter wille van zijn zoon zijn oude raadslieden, de Croys, van zich laten heengaan.

Van nu af werd Karel openlijk de vijand van Lodewijk, die heimelijk altijd zijn vijand was geweest.

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(32)

II

In de nacht, die volgde op de slag van Mont l'Hery, bleef Karel op het slagveld en rustte daar van zijn vermoeienis uit; eer hij sliep was in de nachtelijke nauwte midden de onzichtbare doden en het gerucht van wakend krijgsvolk zijn voldaanheid over de behaalde zege volkomen. Hij dacht aan Parijs met de gretige wens daar spoedig binnen te trekken, - er welkom te zijn zoals hij bij overlevering wist dat de leden van zijn geslacht, Franse prinsen van oorsprong, daar vaak bij troebele verdeeldheid in 't land welkom waren geweest. Het doodsgevaar, waarin hij de vorige dag had verkeerd, de wond, die hij had opgedaan eer een ruiter hem uit een overmachtig troepje vijanden redde, verheugden hem en de geopende poorten van Parijs zag hij als het volslagen geluk. Doch de koning was, met zijn Normandisch leger

terugtrekkend, Parijs binnengegaan en zijn tegen hem verbonden vijanden kwamen eerst daarna als belegeraars bij de stad; het volk van Parijs en van 't land daaromheen zag eerst onverschillig toe welke van de partijen de sterkste zou blijken en werd later korzelig door de hinder, die ze van de belegering ondervonden. De troepen van den koning waren in staat de poorten voldoende te bewaken.

Karel was inmiddels toch weinig teleurgesteld door het gesloten blijven der poorten, hij wist dat de lichtzinnige voorstellingen, gevormd in een voor-

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(33)

spoedige dag of nacht, meestal nutteloos verstoven, ze groeiden al te snel en welig in het brein van een eerzuchtige. God was streng en zeer te vrezen en vroeg

waarschijnlijk van hem een hoge tol eer 't hem werd toegestaan zijn doel te bereiken.

Van de doden vroeg God niets meer, de vromen en begenadigden gingen hem vóór in het paradijs. - Edelen en naamlozen, die op het veld waren verbloed, - en thuis in Vlaanderen was zijn vrouw gestorven, met wie hij elf jaar in aanhankelijkheid had geleefd en die hem zijn dochter had geschonken.

Hij sloot vriendschap met den hertog van Berry, de broer van den koning, die zich tezamen met den hertog van Bretagne en diens krijgsvolk, na de slag van Mont l'Hery, bij de Bourgondiërs en de Franse ridderlegers hadden gevoegd. De hertog van Berry was een zwakke, weifelende jongeling, die zich de toewijding der Bourgondiërs aan zijn belangen gaarne liet welgevallen, maar toen hij de vele gewonden in Karel's leger zag, ontstelde hij en klaagde hoe dit vechten hem leed deed en hoe hij wel wenste dat er voor hem geen bloed meer werd vergoten. Karel die het aanhoorde herdacht snel en gedwongen zijn eigen langdurige weerzin tegen het krijgsbedrijf en omdat deze afkeer van bloedvergieten hem nog eigen was stemde de openlijke en naieve weeklacht van den Fransen prins hem zeer koel. Hij dacht: op zulke

weekhartigen, die op het onverwachtst door zwakheid overmeesterd raken is in de toekomst niet te vertrouwen, - ik zal zelf

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(34)

trouw zijn, maar ik hoop in mijn leven sterker bondgenoot te vinden dan deze!

De bondgenoten, met wie hij nu Parijs belegerde, vormden tezamen een

onstandvastige groep; de Franse edelen streden voor hun belangen en wensten geen vergroting van de Bourgondische macht, hoezeer deze macht hun nu welkom was in hun strijd tegen de koning. Deze zond vanuit de bedreigde stad zijn afgezanten naar de veelkoppige vijand en won deze en gene van zijn ontevreden onderdanen voor zich door beloften en tegemoetkomingen. De poging zich met Karel te verzoenen stelde hij tot het laatst uit, want deze verzoening was de moeilijkste en de belangrijkste en zou beter kunnen slagen naarmate de strijdlust der anderen was verslapt.

Karel zag hoe de eensgezindheid en de strijdwil der edelen brak door de soepelheid van Lodewijk, die nu in de nood onbekrompen gaf, waar hij te voren, geleid door wraakzucht en onvoorzichtige willekeur, onbekrompen had genomen. De

onderhandelingen van Lodewijk met de ridders, voor een deel buiten hem om gehouden, terwijl het Bourgondische leger de machtigste groep van de verbondenen vormde, maakten hem balorig, doch een der ervaren aanvoerders in zijn gevolg, de Contay, meende dat de diplomatie der verdraagzaamheid hem wel paste in deze situatie, ondanks zijn krijgsmacht, en hij erkende dit en verzweeg zijn misnoegen.

En soms, in gezamenlijk wantrouwen tegen den ko-

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(35)

ning, sloten de bondgenoten zich weer om hem heen en was hij weer zichtbaar de leider dezer onderneming; ook beijverde hij zich om de belegering nauwer en dwingender om de stad te doen sluiten, doch de strijd verliep ondanks die poging, want de verbrokkeling der krachten zette door, en de koning kwam eindelijk zelf met een geleide de Seine afvaren om met hem, in 't bijzijn van enkele anderen, een onderhoud te hebben.

Lodewijk begroette zijn vijand minzaam, alsof hun verhouding nog altijd vriendschappelijk was, en hij nam de tijd het gesprek in te leiden met vleierij;

onvervaard sprak hij zijn bewondering uit, omdat Karel zijn woord gestand had gedaan, want een afgezant van den koning had hem enige maanden geleden aan het hof van zijn vader op kleinerende wijze toegesproken en Karel beloofde bij die gelegenheid, dat hij dit zijn meester nog binnen 't jaar zou doen berouwen. Karel had moeite geheel onaangedaan te blijven bij die indringende toon van vertrouwelijk prijzen van den koning, wiens sterke valsheid geen ogenblik de openbaarheid schuwde; de gemoedelijke glimlach van den spreker verdroeg hij node en hij antwoordde met conventioneel eerbiedsbetoon, in strakke hoffelijkheid, zoals hij geboden achtte. Hij bleef echter doelvast in 't stellen van zijn eisen en deze waren zwaar voor Lodewijk: hij moest de van hertog Filips gekochte steden weer afstaan aan Bourgondië, en Normandië aan den hertog van Berry. De meer ondergeschikte vorde-

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(36)

ringen die benevens deze twee grote van den koning gevergd werden, willigde hij zonder bezwaar in, van de steden deed hij afstand, doch Normandie trachtte hij vast te houden. Maar toen in de volgende weken Rouaan en andere steden van Normandië aan zijn tegenstanders in handen werden gespeeld en hij geen ander middel wist om de vijandelijke legers uit zijn gebied weg te krijgen, gaf hij ook hierin toe.

Zo trok Karel als overwinnaar af en zijn vader wachtte hem en zijn leger met ongeduld in het Noorden terug, omdat de Luikenaars, die tegenover Bourgondië hun zelfstandigheid hadden ingeboet, doch steeds zinden op middelen om die terug te winnen, een opstand waren begonnen ia de hoop op steun van den Fransen koning en op verzwakking van de Bourgondiërs door hun strijd in Frankrijk.

Hertog Filips en de ingetogen vrome hertogin, die in een klooster leefde, voelden zich beide zwaar beleedigd door de inwoners van de stad Dinant in het Luikse, die niet enkel opstandig waren, doch hadden gehoond dat Karel een bastaard zou zijn.

Hij werd als wreker naar de provincie Luik gezonden. - De wraak van kleine lieden moest opgedragen worden aan God of aan het gerecht, en een sterk bewind, zoals dat der Bourgondische vorsten trachtte zijn, ordende de staat nu zo dat de veroordeling tot de straffen, die op misdaden of misslagen moesten volgen, zoveel mogelijk aan de openbare rechts-

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(37)

pleging werden getrokken; de kern van dat gerecht bleef de vorst zelf en er was geen hogere wereldse macht dan hij om een blaam, die hem persoonlijk trof te wreken.

Het leger, waarmee Karel naar het Luikse trok, was hongerig naar vrijheid en beloning, die in de stroeve plicht van deze nieuwe opmars werden opgeschort, - hongerig altijd naar daden van wellust en wreedheid, die kleur gaven aan het grauwe leven, al was het slechts de eentonige, felle bloedkleur. Karel beijverde zich de hardheid en felheid van het leven dat hij leidde en om zich heen zag, te breken met ingespannen arbeid aan de legerordening, zodat zoveel mogelijk zijn wil en geen willekeur zou heersen.

Zijn weg was nauw, vergeleken bij die van een zeeman op een goed schip, die ergens in de wijde zee nieuw land mocht bevaren, zoals zijn Portugese verwant, Hendrik de Zeevaarder, deed en zoals hij gewenst had te doen als hij geen erfvorst was geweest. Intussen was een vorst (mogelijk eens een koning) van Bourgondië meer dan een zeevaarder, en de Luikenaars, die in deze worsteling stierven, de inwoners van Dinant, die de aan verwoesting prijsgegeven stad als arme zwervelingen moesten verlaten, - om zijnentwil of terwille van zijn vader en moeder die deze straf eisten, - werden alle geofferd, omdat de vorstelijkheid, in naam van God, die strenge wraak behoefde. Vanuit de engte van deze geweld-weg bepeinsde en begeerde hij toch humaniteit, verdroeg in zich de spanning van deze noodzakelijke tegen-

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(38)

strijdigheid en weerhield zoveel hij kon zijn leger van excessen van wreedheid en schenderij. Hij wilde een instrument van God zijn, een God die nauw nabij de aarde, vergramd heerste over een zondenrijp mensengeslacht, en het leger, de groote doodslag, was zijn noodzakelijk werktuig om met geweld en vreesaanjagen en met gebrekkig doch streng doorgetrokken onderscheid tussen goed en kwaad, een staat van orde en vroomheid, de opgaaf van een eerzuchtig christenvorst, te vestigen en te vergroten.

Na deze veldtocht kwam hij terug in de glans van het Brusselse hof, waar hij geen tegenstand meer te bekampen had en waar hij als overwinnaar werd geëerd.

Hij hield van de gebondenheid der ontmoetingen in de paleiszalen: na het dragen van zijn zwaar harnas was de strenge omgangsvorm van vorst met onderdanen en de zorg-eisende staatsiekleding hem welkom als een blijvende wetmatigheid in het leven. Hij stond strak afwijzend tegenover de lustige zedeloosheid, die woekerde naast de fraaie ceremonieën van zijn vader's hof, hij wilde aan het feest, aan de kerkdienst, aan alle massale levensfunctie en levensgenieting die hij beheersen kon een vorm geven die de mensen ophief uit tuchteloze zinnelijkheid. Zijn hartstochtelijk besef een groot vorst te zijn, althans te kunnen zijn, dreef hem tot uitbundigheid in ordelijke vorm en weelde, doch naast deze uiterlijke praal, die ook slechts een driftige

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(39)

poging was het weerbarstige leven te binden, betrachtte hij steeds soberheid van leefwijs.

Hij verlangde de mensen voor zich te winnen. De Gentenaars en de Hollanders hadden hem aangehangen toen hij als balling onder hen verkeerde. De edelen aan het hof hingen hem nu aan, voor zover zij de Croys haatten, of hem vreesden.

Zijn vader was nu een lichtbewogen oude man die vaak wegdommelde in onnozele liefhebberijen. Eens had hij uit kleurige zijden gewaden die hij aflegde, door bekwame werkers wandtapijten doen samenstellen of ambtskleding voor zijn priesters, nu zat hij in afzondering zelf oude gordijnlappen aan elkaar te naaien, in een flauwe herinnering misschien aan dat vroegere economische bestel, en hij sleep degens nu hij te oud was geworden om een degen te hanteren. Doch hij was ook soms nog de hoge hertog, die met welgevallen zijn hovelingen en ook zijn zoon in knielende houding voor zijn staatsiezetel gedoken zag en hun betuigingen van eerbied en liefde in ontvangst nam. Toen hij een keer, in een vleug van helderheid, merkte hoe het beheer der zaken hem geheel was ontglipt, - hij had naar hij meende voldoende goud beschikbaar gesteld voor de betaling der soldaten en hoorde daarna hoe een deel hunner nog geen soldij had ontvangen, - viel hij in een vlaag van drift, die zijn geringe kracht snel deed afnemen. Hij vergat en kwam terug tot zijn passieve toestand. Hij leefde na zulk een emotie weer geheel met zijn zoon verzoend,

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(40)

aangedaan en trots erkende hij in deze nu een dapper en winnend veldheer, opvolger van zijn macht en wreker van zijn veten.

Toen hij hem na zijn maandenlange afwezigheid te Brussel ontving, strak en statig eerst op zijn zetel afwachtend eerbiedige nadering en voetval van deze hoogste onderdaan en met vertederde hartelijkheid hem dan omarmde, leek dit de

verwezenlijking van Karel's lang gekoesterde wens-fantazie: onbetwist de eerste te zijn, zowel in zijn vader's genegenheid als in de achting van het Bourgondische hof.

De begroeting was in deze omgeving roerend, de kus, die de vader den zoon op de lippen drukte, leek het symbool van hun eenwording.

Zij hadden altijd in elkaar geloofd, in een hoogmoedig zelfbewustzijn van hun geslacht. Deze gesteldheid dwong de genotlievende vader om bij tussenpozen met belangstelling zijn stamhouder waar te nemen: de peinzende knaap, die met ernst en vlijt studeerde, over wien altijd een schaduw lag van moeizaam nadenken of een zwijgzaamheid van vurige doch ingetogen wensen. Goedwillende hovelingen prezen dan Karel's gaven: zijn lichaamskracht en behendigheid, zijn scherp verstand, - een edel voorhoofd en een oogopslag die bekoorde door de glans van een idealistisch dromende geest. Zijn aard stond de moeder nader dan den vader en Filips had op de natuurlijke eenswillendheid van die twee wel gereageerd met jaloersheid of tegenzin.

Hij waardeerde zijn hem toegewijde vrouw, met

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(41)

wie hij indertijd overleg kon plegen in staatszaken, die verstandig en tactvol soms moeilijkheden met een naburige regering voor hem uit de weg wist te ruimen, door wier bemiddeling Karel van Orleans, lang balling in Engeland, terugkwam in Frankrijk en de pijnlijke breuk van het Bourgondische huis met dat van Orleans voorlopig werd overbrugd. Devoot en prachtlievend en hartstochtelijk waren zij beide, doch toen zij, na de breuk met haar echtgenoot, in een klooster teruggetrokken leefde en niet meer de vorstelijkheid van Bourgondië behoefde te vertegenwoordigen, bleef van haar uiterlijke persoon alleen de zedige vrome, de non over.

De rechtlijnigheid van zijn vrouw en zijn zoon wekten altijd de antipathie van Filips en in zijn sterke dagen ging die gesteldheid nimmer geheel te loor. In zijn perioden van soberheid en inkeer was hij soms een goed huisvader en zijn natuurlijke innemenheid maakte hem dan de omgang, ook met die twee naasten, licht. In deze korte rustigheid kon hij ook een gemoedelijk en verheugd vader zijn, een die zich genoeglijk even laat overbluffen door schranderheid of geestdrift van een zoon. In zulke momenten van gunstige natuurlijkheid had hij voedsel gegeven aan Karel's wens door hem volkomen bemind en bewonderd te worden, zonder hinderlijke rivaliteit van bevallige jeugdige Croys of bastaardbroeders.

Hij zag Filips altijd in het wonderlicht der populariteit. Al zijn daden werden hartelijk bewierookt

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(42)

door een grote schaar hovelingen en volk. Zijn veelwijverij gold als vorstelijke zwier.

Hij verhovaardigde zich niet voor God, hij wist zich zondig en nietig voor de Almacht en wijdde daaraan veel boetvaardige uren. Hij handelde met gemak willekeurig naar 't zijn luim begeerde, hij deed soms recht, schond ook wel recht terwille van

kleinegoïste heerszucht en het volk verdroeg stil-wrokkend of luid-dankbaar van hem en zijn groten de schommelingen van genade of ongenade. Het volk beleefde met hem zijn zichtbaar, pralend, genotvol leven, terwijl zijn soepele staatkunde en een gunstige tijd hem en het volk behoedde voor verwoestende oorlog.

In den zoon ontwikkelde zich vroeg het afwijzend en uitdagend gebaar. Voor hem heersten gestalten, droombeelden, die de dwang der zinnen vroegtijdig braken. Naar gestalten van recht en grootheid richtte hij zijn wil, hij zou dus, eenmaal tot macht gekomen, anders doen dan zijn vader gedaan had, hij zou zich door niets laten weerhouden anders te doen.

De tijding, in 1467, dat zijn vader op sterven lag, dreef hem tot een ijlende rit van Gent naar Brugge. Hij vond een stervende met reeds verdoofd bewustzijn. Een priester wist den hertog nog even tot het besef te brengen dat zijn zoon en erfgenaam zich nabij hem bevond. Hij wendde zich een weinig naar deze toe, lijdelijk en gehoorzaam.

Gelovig in God

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(43)

en in zijn geslacht. Beaamde hun verzoening nog eens in een lichte druk van zijn hand. Dan stierf hij en Karel gewerd de erfenis van Bourgondië.

Hij was eerst ontroostbaar bedroefd over de dood van zijn vader. - Een zwakzinnige was gestorven en van ver kwam nu troebele rouwige herinnering aan zijn vader's glorieuze leven tot hem. - De galm der feesten die hijzelf had meegevierd in de schaduw van zijn vader's grootheid, zijn stille figuur sterk door jeugd. - Een jongen zong op het feest te Rijssel ter ere van Filips' kruistochtplan het loflied: ‘Je ne vis oncque la pareille’ en de helle welluidende stem klonk hoog op in de wijde zaalruimte, over honderden blinkende gasten, over de kleurige, overvloedig beladen tafels, - rammelde er niet door die luchtige waagzieke helheid een hoongeluid van de gouden ketens, bewegend op de staatsiegewaden der feestvierende hoge heren, de slimme en voor hun klein doel bekwame, die altijd om den hertog heen dromden en zijn leuzen huldigden? Waren zij 't niet altijd, die den ouden hertog graag besloten hielden in het bouwsel van een zwakke en, in een streng licht, valse dromerij? - Aan hem was nu de noodzaak van een dadenrijk leven. Onopgelost was de strijd van de hertogelijke macht met de steden. Met Frankrijk. Zijn dromen zouden hem niet brengen tot wankel wachten in praal en vleierij, - zolang God zijn brein niet

verduisterde met ouderdom. Doch tot zwaarmoedigheid zonk hij licht en met de dood van zijn vader, de goedertierene en

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(44)

wraakzuchtige, leek het hem of hun vete van het verleden nu onopgelost bleef, - op een blijk van verhelderende eenheid had hij nutteloos gehoopt. De woorden der verzoening, de warmtesprank van hun bloedverwantschap leek hem nu verloren in leegte en afstand. - Nochtans paste het hem in deze wereld van onvolkomenheid zich zeer begenadigd te voelen, omdat God toch de breuk tussen hen beiden had doen helen, zodat de stervende hem zijn aardse erfenis, zijn macht, volledig had opgedragen.

Hij trok korte tijd daarna Gent binnen, de machtige stad, de eerste waar hij zich in zijn nieuwe functie als hertog kwam vertonen. Hij was trots op Gent, loodste graag vorstelijke bezoekers mee om ze de grote gebouwen, de indrukwekkend-vele aanzienlijke huizen te laten zien. Hij was onrustig over Gent, want hij had zich soms overgegeven aan de hoop dat de burgers van deze rijke stad hem eenmaal willig en zelfs geestdriftig terzij zouden staan bij zijn eerzuchtige plannen.

Scherp was in zijn herinnering wel de bloedige strijd, de eerste in zijn leven, die hij een tiental jaren geleden met zijn vader mee had gestreden tegen de opstandige Gentenaars. En de welwillendheid van de burgers tegenover hem, toen hij nog kort geleden in zijn vader's ongunst verkeerde, was zeker geen bewijs van onderdanigheid aan de hertogelijke macht. Hij moest wel bedenken hoe die macht, als die zich in zijn groei scherper deed voelen, nog

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(45)

altijd de stedelingen tegenover zich had gevonden. Maar zouden de steden van Vlaanderen, Gent in de eerste plaats, in een nieuwe tijd (mocht die aanvangen met zijn heden!) zich niet kunnen heffen tot de begeerte middelpunt te worden van een groter land?

Hij kwam nu tot deze onderdanen met bewijzen van vertrouwen. Nadat hij van gezaghebbende burgers de verzekering had gekregen dat de stad hem hartelijk zou ontvangen had hij op zijn reis vanuit Brugge veel goud en kostbaarheden meegenomen en in zijn gevolg was ook zijn zeer jeugdige dochter. In de gelukkigste zijner dromen was een stad, een leger, het massale der mensenwereld, een wezen waarmee hij zich beter zou verstaan, van hart tot hart kon leven, dan met de mensen afzonderlijk. Doch deze geheimzinnige verbinding van leider met massa ontsprong aan God en op diens tijd. Hij was de jager, die zich met de krachten van zijn heden opstelde voor de jacht naar God's tijd....

In zijn kasteel aangekomen, hoorde hij spoedig een gerucht dat hij onmiddellijk verstond. Wat gedruis in de verte en nabij een beschroomd uitgebracht bericht van zijn dienaren dat er iets omging in de stad. Hij trok dadelijk te paard naar het marktplein.

Daar bevond zich een massa volk, doldriest na een feestroes en de oude vijandschap tegen den vorst was wakker in hen. Ze stonden nu gereed om met de schrijn van Sint Lieven, het heiligenbeeld waarmee ze tevoren naar oud gebruik naar de kermis van

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(46)

Houthem waren getrokken, het ambtsgebouwtje waar de belastingen werden geïnd, te rameien. Ze zeiden dat Sint Lieven op de terugweg naar zijn plaats in de kerk daar recht doorheen wilde. Karel zag de Vlamingen in hun jool en hun woede, tegen hem gericht. Ze riepen om hun vaandels, de emblemen van gilden-voorrechten, die zij na de laatste Gentse opstand, op bevel van hertog Filips, niet meer de stad mochten dragen.

Karel meende een ogenblik hen tot bezinning te kunnen brengen door het feit, dat hij hier in openlijke verontwaardiging in hun midden verscheen. Hij toch was embleem van grootheid en volkseenheid dat de Vlamingen wel erkenden en zij erkenden ook het gebod van gehoorzaamheid aan den vorst. Hij bevond zich tegenover de

opstandige, krijsende mannen, met klein gevolg van hevig verontruste edelen, van wie een, die hem het naast stond, de heer van Gruthuse, hem waarschuwde om terug te gaan. Hij wendde zich echter tot een man, die hij voor een der belhamels van dit tumult hield, sprak toornige woorden en gaf hem een zweepslag. De man richtte zich dreigend tot hem, gereed hem op zijn beurt aan te vallen. Karel zag de Gentenaars vóór zich, verwilderend in verzet, verder dan ooit verwijderd van de natuurlijke eerbied van volk tot vorst. Diepe teleurstelling en haat bezielden hem. Hij wilde hen overmeesteren, doch de mannen stonden met driest flikkerende ogen tegenover hem en zijn ruitergroep, en beantwoord-

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(47)

den zijn gebaar met een rauw algemeen gegrom van strijddrift. Een ogenblik leek het hem een onontkoombare plicht tegen hen te vechten, hij wilde even niets anders dan een menselijke dam zijn die breekt eer hij wijkt. Doch snel kwam de omkeer.

Een schok van opverend bewustzijn, in een flits zag hij het stadsbeeld zoals hij het altijd kende: gevels, torens, - het grote belangrijke Gent! Een innerlijke stem, tegelijk sarcastisch en vleiend, wekte hem uit zijn korte sombere roes van vechter op leven en dood. De stem herinnerde hem dat hier was een machtig man, en dat hij op dit ogenblik niet deze kracht om te vechten, maar die van berekenend, wordend heerser behoefde. Het gevaar was hier nu dringend voor hem en zijn gevolg, en voorts had hij geen soldaten in de stad om een opstand te weerstaan. Zijn positie was bovendien uiterst kwetsbaar door de aanwezigheid van zijn dochter en zijn goud. Hij liet zich plotseling leiden door zijn raadsman van Gruthuse, die zijn waarschuwing met heftigheid herhaalde en trok zich terug van het marktplein. Koel en bedachtzaam en onoprecht willigde hij daarna eisen in waartegenover hij weerloos was. De vaandels der gilden werden ontrold en door de stad gedragen als een tarting, die hem met wrok vervulde.

Zijn verwachting was geweest, dat hij vrijwillig, bij vorstelijke gunst, aan veel wensen der burgerij tegemoet zou komen. Nu ving zijn regering aan met bittere vijandschap van zijn kant, kortzichtig triom-

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(48)

feren van de kant der burgers, die ruim een jaar later, bij de inmiddels verstevigde macht van Karel, de thans afgedwongen voorrechten weer inboetten. De voorname en meer voorzichtige Gentenaars kwamen zich na het tumult in grote nederigheid bij hem verontschuldigen, zij straften de rebellen en nadat ook in andere steden in navolging geringer onlusten waren gerezen en bedwongen, regeerde Karel als een rijk, geëerd en actief vorst te Brussel. Alles in zijn huis en zijn dagelijks leven was stipt en streng geregeld, doch veel onderdanen, geringe zowel als voorname, hadden gelegenheid zich op gezette tijden bij hem te vervoegen.

Een edelman kwam bij hem en bad om genade voor een neef, die ter dood was veroordeeld: een schone, jonge ridder, en de tijd drong, want men wilde hem naar 't schavot slepen. Hij was een loszinnig, bandeloos jongeling en na een

woordenwisseling met een weerlozen monnik, die hem generlei onrecht deed, had hij deze doodgeslagen. De edelman had onder hertog Filips gestreden en zich in de oorlog zeer verdienstelijk gemaakt, ook anderen van zijn geslacht hadden het hertogelijk huis met eer gediend, daarom smeekte hij Karel dat deze, terwille van de diensten die zijn geslacht aan het Bourgondische hadden bewezen, zijn jonge neef genade zou schenken. Maar Karel, erkennende de verplichting, welke hij door de vroegere diensten aan het geslacht van den edelman had, antwoordde dat hij deze diensten niet door een ander kon laten betalen. Zo

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

(49)

liet hij den edelman onverhoord teruggaan en deze behoorde daarna tot zijn haters.

- Een menigte Brusselaars zagen den jonge ridder naar het schavot brengen, hij weende om zijn hard en onverwacht lot, want de willekeur der edelen en rijken had altijd schuilhoeken gevormd waar de misdaad ongestraft bleef, nu had Karel's gerecht dezen argeloze, die zich veilig waande, toch gegrepen; veel stedelingen waren eveneens teleurgesteld en tot tranen geroerd.

Nu Karel hertog was werd zijn geestesgesteldheid middelpunt van het openbare leven, hij zag stipt toe dat de edelen, bij hem in dienst, met hem een of twee maal per dag de mis bijwoonden en eveneens wilde hij aller aanwezigheid, als hij gehoor verleende aan zijn onderdanen, die bij hem in een of andere zaak hun recht kwamen zoeken. Hij schonk dan gaarne aandacht aan allerlei neteligheden van hun leven, omdat hij gaarne voor zijn geweten en voor het oog van God en mensen het goede werk der rechtvaardigheid zonder aanzien des persoons verrichtte; zijn edelen zagen lijdelijk toe, hun mening, desgevraagd, was altijd vleiend voor zijn goed inzicht, doch hun gelaatstrekken waren ondoorgrondelijk tijdens de lange zittingen en de meesten hunner zochten buiten hem, verruimd, hun ontspanning in wufte genietingen als naar gewoonte.

In Karel's gezelschap gedijde hun lustigheid nooit, hij had steeds terzij van 't gezellig verkeer geleefd, zoals dat heerste aan zijn vader's hof, waar de op-

Nine van der Schaaf, Leven van Karel de Stoute

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

met Zijn gehoorzaamheid heeft Hij onze overtredingen uitge- delgd, door Zijn offerande Gods toorn verzoend, met Zijn bloed onze smetten uitgewist, door Zijn kruis

Hij vond het jammer dat zijn vrouw hem de laatste tijd niet meer in alles volgde. Eerst zaghlj hoog tegen zijn 'Molly' op, maar nu kwam hij erachter dat haar

Gemeenten in de regio Nijmegen werken sterk samen in het sociaal domein, hebben een gezamenlijk inkoop- en contracteringsbureau ingericht en wij zijn er trots op dat Beuningen

Met een ter post aangetekende zending van 16 juni 2017 wordt verzoekende partij uitgenodigd voor een hoorzitting betreffende een verlenging van de preventieve schorsing..

In de Bijbel vinden we niet alleen de maatstaven voor een echte moraal, in plaats dat we het zouden moeten stellen met sociologische gemiddelden, maar we krijgen ook inzicht om

[r]

Tekst en Muziek: Travis Cottrell, Angela Cottrell Ned. tekst:

daar in de nacht vol duister, knielend op een steen, was Hij aan het bidden met zijn gevecht alleen.. Vredig groeien rozen, bloesem wonderschoon, maar bij de stenen trappen