• No results found

Chw bestemmingsplan Laan 1945

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Chw bestemmingsplan Laan 1945"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Inhoudsopgave

Regeling 4

Hoofdstuk 1 Specifieke regels 5

Artikel 1 Chw bestemmingsplan Laan 1945: algemeen 5

Artikel 2 Laan 1945: Toegelaten functies 6

Artikel 3 Laan 1945: Bouwmogelijkheden 10

Artikel 4 Laan 1945: Regels voor het gebruik van gronden en bouwwerken 13

Artikel 5 Laan 1945: Activiteiten 14

Hoofdstuk 2 Algemene regels 15

Artikel 6 Begrippen en wijze van meten 15

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel 16

Artikel 8 Leiding - Riool 17

Artikel 9 Waarde - Archeologie 2 19

Artikel 10 Waarde - Archeologie 3 21

Artikel 11 Waterstaat - Waterlopen 23

Artikel 12 Geluidzone - Industrie 24

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels 25

Artikel 13 Overgangsrecht 25

Artikel 14 Slotregel 27

(3)

Bijlage 1 Bestaande toegelaten functies Bijlage 2 Aan huis verbonden beroep of bedrijf Bijlage 3 Toegelaten functies

Bijlage 4 Begrippen en wijze van meten

(4)

Regeling

(5)

Hoofdstuk 1 Specifieke regels

Artikel 1 Chw bestemmingsplan Laan 1945: algemeen

1.1 Doelstelling

De doelstelling van dit bestemmingsplan is om meer reuring in het plangebied (Laan 1945) te krijgen. Meer reuring in de zin van meer functiemenging

(bedrijvigheid) en meer (en betere) ruimte en voorzieningen om elkaar te ontmoeten en in Laan 1945 te verblijven. De gewenste reuring voor Laan 1945 is de (gezellige) drukte en levendigheid die passend is voor een dorps centrum.

1.2 Commissie Laan 1945

B&W stellen een commisssie Laan 1945 in. Deze commisie heeft een rol als het gaat om het betrekken van inwoners bij besluitvorming in het kader van dit bestemmingsplan. Deze taak is uitgewerkt in de artikelen 2.1.3 onder 2, 2.2.1 onder 5, 2.4 onder 5.

(6)

Artikel 2 Laan 1945: Toegelaten functies

2.1 Direct toegestaan zijn

Nr Direct toegestaan zijn Nadere uitleg Voorwaarden 2.1.1 Bestaande functies Bestaande functies

zijn opgenomen in Bijlage 1 Bestaande toegelaten functies

Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal.

2.1.2 Aan huis verbonden beroeps- of

bedrijfsactiviteit

Er is in ieder geval sprake van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit indien de activiteit in Bijlage 2 Aan huis verbonden beroep of bedrijf wordt genoemd.

(1) maximaal 45% van het bruto-vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 55 m² mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

(2) één van de personen die werkzaam zijn bij het aan huis gebonden beroep of bedrijf, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;

(3) de activiteit kan worden aangemerkt als een categorie A activiteit of een categorie B activiteit als opgenomen in Bijlage 3 Toegelaten functies bij deze regels. Indien sprake is van een categorie B activiteit moet er sprake zijn van een ambachtelijk bedrijf of een activiteit in een omvang als ware zij ambachtelijk;

(4) een seksinrichting, een belwinkel en een growshop zijn niet toegestaan.

2.1.3 Functies die in Bijlage 3 Toegelaten functies zijn aangemerkt als categorie A en NIET zijn voorzien van een gele arcering

(1) de bedrijfsvloeroppervlakte (of in het geval van detailhandel: winkelverkoopoppervlak) van de nieuwe functie bedraagt niet meer dan 150 m²;

(2) de initiatiefnemer van de functie dient voordat er met de activiteiten wordt gestart, een melding in bij het college van burgemeester en wethouders.

Bij de melding worden de volgende gegevens aangeleverd:

- het adres en het nummer van de Kamer van Koophandel;

- de naam en het adres van degene die de activiteiten zal ondernemen;

- het tijdstip waarop de activiteiten worden ondernomen;

- een beschrijving van de aard en omvang van de activiteiten;

- een beschrijving van de wijze waarop het initiatief bijdraagt aan de voor Laan 1945 gewenste reuring als bedoeld in artikel 1.1;

- een plattegrond van de indeling en uitvoering van de activiteiten in het gebouw en op het perceel;

- een brief van de commissie Laan 1945 waaruit blijkt dat het initiatief is besproken in de commissie.

Zie voor verdere voorwaarden het bepaalde in 2.3.

(7)

2.2 Na verlening van een vergunning zijn toegestaan Nr Na verlening van een vergunning voor

het afwijken van het bestemmingsplan zijn toegestaan

Voorwaarden

2.2.1 Functies die in Bijlage 3 zijn aangemerkt als categorie A en zijn voorzien van een gele arcering

(1) er wordt voldaan aan het gestelde in 4.2 Parkeren;

(2) de functie is in verkeerskundige zin (voor wat betreft haar verkeersaantrekkende werking) inpasbaar in de omgeving;

(3) de functie vindt plaats op een bedrijfsvloeroppervlakte van niet meer dan 150 m²;

(4) de functie levert een bijdrage aan de voor Laan 1945 gewenste reuring als bedoeld in Artikel 1.

(5) onderdeel van de aanvraag om vergunning is een brief van de commissie Leefomgeving Laan 1945 waaruit blijkt dat het initiatief is besproken in de commissie. In de brief van de commissie wordt ingegaan op de vraag of het initiatief in relatie tot haar aard en omvang (invloed op de omgeving), bijdraagt aan meer reuring als bedoeld in Artikel 1.

Zie voor verdere voorwaarden het bepaalde in 2.3.

2.2.2 Functies die in Bijlage 3 zijn aangemerkt als categorie B of functies die niet worden genoemd in Bijlage 3

(1) er wordt voldaan aan het bepaalde in 2.2.1 onder 1 tot en met 5;

(2) de functie is naar aard (milieubelasting) en omvang (ruimtelijke uitstraling) vergelijkbaar met een functie die in Bijlage 3 Toegelaten functies wordt aangemerkt als categorie A activiteit en is aan te merken als een ambachtelijk bedrijf of wordt uitgeoefend in een omvang als ware het een ambachtelijk bedrijf.

Zie voor verdere voorwaarden het bepaalde in 2.3.

2.3 Beperkingen voor nieuwe functies

Voor de nieuwe functies genoemd in 2.1.3, 2.2.1 en 2.2.2 gelden de volgende beperkingen:

1. er is niet meer dan één supermarkt toegestaan;

2. volumineuze detailhandel is niet toegestaan;

3. er zijn niet meer dan 4 nieuwe detailhandelvestigingen toegestaan;

4. een vuurwerkbedrijf is niet toegestaan;

5. voor horecabedrijven:

(8)

a. horeca is uitsluitend in categorie 1 en 2 toegestaan, met dien verstande dat zalenverhuur als nevenactiviteit ook is toegestaan;

b. er zijn niet meer dan twee horecabedrijven uit categorie 1 toegestaan;

c. er is niet meer dan één restaurant toegestaan;

6. er zijn niet meer dan drie kantoren toegestaan;

7. een seksinrichting is niet toegestaan;

8. een growshop is niet toegestaan;

9. belwinkels zijn niet toegestaan;

10. een risicovolle inrichting is niet toegestaan.

2.4 Na herziening zijn toegestaan

Na herziening van het bestemmingsplan (als

bedoeld in 2.6.1) zijn toegestaan Voorwaarden Functies die niet zijn toegestaan op grond van

2.1, 2.2 en 2.3. (1) de nieuwe functie(s) zijn naar aard en invloed op de omgeving passend;

(2) de nieuwe functies leveren een bijdrage aan de voor Laan 1945 gewenste reuring als bedoeld in Artikel 1.1.

(3) de nieuwe functie(s) zijn in verkeerskundige zin (voor wat betreft de verkeersaantrekking en de parkeerbelasting waarbij voldaan wordt aan het bepaalde in 4.2) inpasbaar in de omgeving.

(4) het gaat uitsluitend om nieuwe functies op de gronden die zijn aangeduid als 'wetgevingszone - transformatiegebied' .

(5) Onderdeel van de aanvraag om herziening is een brief van de commissie Leefomgeving Laan 1945 waaruit blijkt dat het initiatief is besproken in de commissie. In de brief van de commissie wordt ingegaan op de vraag of het initiatief in relatie tot haar aard en omvang (invloed op de omgeving), bijdraagt aan meer reuring als bedoeld in Artikel 1.1.

2.5 Bijbehorende voorzieningen

Bij de toegestane functies horende voorzieningen zoals erven, tuinen, reclame-uitingen, terrassen, informatievoorziening, (beeldende) kunstuitingen, parkeervoorzieningen, magazijnen, laad- en losvoorzieningen, technische ruimten, bergingen en andere nevenruimten zijn toegestaan.

(9)

2.6 Delegatie

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om het bestemmingsplan op de volgende onderdelen te herzien:

Herziening Voorwaarden

2.6.1 Het toestaan van nieuwe functies Zoals opgenomen in 2.4.

2.6.2 Het bepalen dat de initiatiefnemer bij zijn aanvraag om vergunning,

herziening of bij zijn melding (door het wijzigen van het bepaalde in 2.1.3 onder 2, 2.2.1 onder 5, 2.4 onder 5), verslag moet doen van het overleg met derden-belanghebbenden.

De commissie leefomgeving is opgehouden te bestaan.

2.6.3 Het toevoegen van een functie aan

bijlage 1. Voor de functie is een omgevingsvergunning als bedoeld in 2.2 verleend.

(10)

Artikel 3 Laan 1945: Bouwmogelijkheden

3.1 Bouwwerken

Toegestaan zijn Voorwaarden 3.1.1 (De herbouw van)

bestaande bouwwerken 3.1.2 Nieuwe

bouwwerken (uitbreiding van gebouwen)

(1) nieuwe bouwwerken staan ten dienste van de toegelaten functies

(2) nieuwe bouwwerken passen in de gewenste stedenbouwkundige structuur als bedoeld in 3.2.

(3) het bepaalde in 3.3 Hydrologisch neutraal is van toepassing.

(4) er wordt voldaan aan het gestelde in 4.2 Parkeren;

(5) onderdeel van de aanvraag om vergunning voor het bouwen is een brief van de commissie Leefomgeving Laan 1945 waaruit blijkt dat het initiatief is besproken in de commissie. Dit vereiste geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.1.3 Bouwwerken, geen

gebouwen zijnde 1 Terrasafscheidingen/-schermen bij horeca max. hoogte is 1,5 m 2 Erfafscheidingen voor (het verlengde van) de

voorgevel van een hoofdgebouw (zoals een woning) max. hoogte is 1 m 3 Erfafscheidingen achter (het verlengde van) de

voorgevel van een hoofdgebouw (zoals een woning) max. hoogte is 2 m

4 (Licht)masten max. hoogte is 10 m

5 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde in een tuin achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw (zoals een woning)

max. hoogte is 3 m

6 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde in een tuin voor (het verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw (zoals een woning)

max. hoogte is 1 m

7 Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, niet

genoemd bij 1 tot en met 6. max. hoogte is 6 m

(11)

3.2 Gewenste stedenbouwkundige structuur

De gewenste stedenbouwkundige structuur houdt in ieder geval in dat de hoogte van de gebouwen niet meer bedraagt dan 3 bouwlagen. Het college van burgemeester en wethouders stelt een beleidsregel vast waarin het criterium 'gewenste stedenbouwkundige structuur' wordt uitgelegd. Deze beleidsregel wordt toegepast bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit.

Deze beleidsregel kan na vaststelling van het Chw bestemmingsplan Laan 1945 door het college van burgemeester en wethouders worden gewijzigd.

(12)

3.3 Hydrologisch neutraal

Het bouwen van nieuwe bouwwerken, is alleen toegestaan indien het bouwen op een hydrologisch neutrale wijze gebeurt.

Deze verplichting geldt niet indien het bouwen betrekking heeft op een bijbehorend bouwwerk van maximaal 100 m² per bouwperceel en / of indien uit de aanvraag om omgevingsvergunning blijkt dat negatieve hydrologische gevolgen voor omliggende gronden zijn uit te sluiten.

3.4 Ruimtelijke kwaliteit

Een vergunning voor het bouwen van bouwwerken wordt naast aan het bepaalde in 3.1 ook getoetst aan redelijke eisen van welstand zoals die zijn vastgelegd in de door de gemeenteraad vastgestelde beleidsregels.

Bij de beslissing op de aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in de vorige zin worden de beleidsregels betrokken zoals die op dat moment luiden.

De op dit moment geldende beleidsregels zijn via deze link te raadplegen:

Nota ruimtelijke kwaliteit.

3.5 Delegatie

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om het bestemmingsplan op het volgende onderdeel te herzien:

Herziening Voorwaarden

3.1.2 onder 5 Bepalen dat de initiatiefnemer bij zijn aanvraag om vergunning verslag moet doen van

het overleg met derden-belanghebbenden. De commissie leefomgeving is opgehouden te

bestaan.

(13)

4.1 Regels voor het gebruik van gronden en bouwwerken

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor:

a. buitenopslag, met dien verstande dat terrassen en uitstalling ten behoeve van detailhandel wel zijn toegestaan;

b. het laden en lossen buiten de dagperiode ten behoeve van een andere functie dan wonen (de dagperiode is de periode tussen 07:00 uur en 19:00 uur;

c. het bepaalde onder b is niet van toepassing op het laden en lossen ten behoeve van de supermarkt;

d. het gedurende meer dan incidenteel verrichten van bedrijfsmatige activiteiten buiten een gebouw, met uitzondering van bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van een terras, een uitstalling of een standplaats.

4.1.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 en toestaan dat er buiten de dagperiode wordt geladen en gelost, mits:

a. er geen onevenredige verkeers- en geluidhinder ontstaat voor de omgeving.

4.2 Parkeren 4.2.1 Parkeernorm

Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen of een omgevingsvergunning voor het afwijken van een bestemmingsplan en bij verandering van functie geldt de regel dat er voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen aanwezig is of wordt gerealiseerd.

Voldoende parkeergelegenheid betekent dat er voldaan wordt aan de CROW publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. Op het moment dat de CROW een opvolger van de hiervoor genoemde publicatie publiceert, wordt deze 'opvolger' gehanteerd voor het bepalen of sprake is van voldoende parkeergelegenheid.

4.2.2 Afwijking parkeernorm

Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen of een omgevingsvergunning voor het afwijken van een bestemmingsplan kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.1, indien:

a. er voldoende parkeergelegenheid in het openbaar gebied is;

b. er door andere omstandigheden mede verband houdende met de aard en omvang van de nieuwe functie of het bouwwerk zoals dubbelgebruik, aanwezigheidspercentages en fietsgebruik volstaan kan worden met een lagere norm.

4.2.3 Delegatie

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om het bestemmingsplan te wijzigen teneinde in plaats van het bepaalde in 4.2.1 en 4.2.2, voor de van toepassing zijnde parkeernorm te verwijzen naar door het college van burgemeester en wethouders of de gemeenteraad vastgesteld parkeerbeleid.

(14)

Artikel 5 Laan 1945: Activiteiten

5.1 Toegestaan

De volgende activiteiten zijn toegestaan:

1. het houden van kleinschalige evenementen zoals omschreven in bijlage 4 Begrippen en wijze van meten;

2. het plaatsen en/of innemen van standplaatsen.

5.2 Standplaatsen 5.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde in 5.3 van dit bestemmingsplan en de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene plaatselijke Verordening geldt het volgende:

a. er zijn niet meer dan 4 standplaatsen toegestaan;

b. standplaatsen mogen maximaal 3 dagen in de week opgesteld staan;

c. het college van burgemeester en wethouders kan door het verlenen van een vergunning tijdelijk meer standplaatsen en / of standplaatsen gedurende een langere aaneengesloten termijn toestaan. Op de vergunning zijn de bepalingen van hoofdstuk 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening van

toepassing.

5.2.2 Maatwerkvoorschriften

Het college van burgemeester en wethouders kan in aanvulling op of in afwijking van het bepaalde in 5.2.1 maatwerkvoorschriften opstellen met betrekking tot de situering en het in werking hebben van een standplaats.

5.3 Algemene Plaatselijke Verordening

Voor het plangebied gelden naast de bepalingen in dit bestemmingsplan ook de bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening. Deze verordening is te raadplegen via de onderstaande link:

APV Beuningen.

(15)

Hoofdstuk 2 Algemene regels

Artikel 6 Begrippen en wijze van meten

De begrippen zoals die in dit plan worden gebruikt en de wijze zoals in dit plan moet worden gemeten, zijn opgenomen in Bijlage 4 bij deze regels.

(16)

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

(17)

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding, één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de

bescherming van de leiding geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 8.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

a. het aanbrengen van (half-)verhardingen;

b. het vergraven, ophogen, diepwoelen of diepploegen van de bodem;

c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

d. het verwijderen van beplanting;

e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;

f. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;

g. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen.

8.4.2 Uitzonderingen

Het onder 8.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanleg- of omgevingsvergunning is verleend;

b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

c. welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen.

(18)

8.4.3 Verlening

De in 8.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in 8.4.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

(19)

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en

bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem. Het gaat hierbij om gebieden met een hoge archeologische verwachting, bekende vindplaatsen, oude woongronden en historische boerderijlocaties en zonering van 50 m rondom monumenten.

9.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in

voldoende mate zijn vastgesteld.

b. In afwijking van het gestelde onder a hoeft de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen geen rapport als bedoeld onder a te overleggen, indien één van de volgende situaties van toepassing is:

1. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het vervangen van bestaande bebouwing (waaronder een bestaande ondergrondse kelder), waarbij de oppervlakte aan bebouwing niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;

2. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het uitbreiden van bestaande bebouwing tot maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering;

3. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het bouwen in de bodem tot een diepte van 0,3 m onder het bestaande maaiveld;

4. naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

c. Indien uit het onder a genoemde rapport of uit de beschikbare informatie als bedoeld in b onder 4, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor bouwen:

1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties;

4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 9.3.1 Omgevingsvergunningsplicht

(20)

Onverminderd het in de Monumentenwet bepaalde is het verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een

omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

a. grondwerkzaamheden, zoals afgraven, egaliseren, frezen, diepploegen, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg van diepwortelende beplanting.

b. graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

c. aanleggen van leidingen;

9.3.2 Uitzonderingen

Het onder 9.3.1 opgenomen verbod geldt niet:

a. In het kader van archeologisch onderzoek en archeologische opgravingen, mits deze worden verricht door een terzake deskundige als bedoeld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

b. voor werken en werkzaamheden in het kader van normale onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen, kabels, riolering, leidingen en beplantingen;

c. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik, zoals ploegen, zaai- en oogstklaar maken, vervangen van drainage, aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen en vervangen van boomgaarden;

d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 0,3 m onder het bestaande maaiveld;

e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van 100 m².

f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;

g. voor werken en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan legaal in uitvoering zijn of legaal kunnen worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;

h. ingeval op grond van de Monumentenwet een vergunning is vereist.

9.3.3 Verlening

a. De onder 9.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de

archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;

b. Indien het rapport of andere beschikbare informatie daartoe aanleiding geeft, dient op advies van een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties, zonodig archeologisch vervolgonderzoek plaats te vinden.

9.3.4 Voorwaarden

Overeenkomstig het in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bepaalde kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning onder beperkingen

verlenen en kan het voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

(21)

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en

bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem. Het gaat hierbij om gebieden met een middelhoge en lage archeologische verwachting.

10.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 2000 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

b. In afwijking van het gestelde onder a hoeft de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen geen rapport als bedoeld onder a te overleggen, indien één van de volgende situaties van toepassing is:

1. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het vervangen van bestaande bebouwing (waaronder een bestaande ondergrondse kelder), waarbij de oppervlakte aan bebouwing niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;

2. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het uitbreiden van bestaande bebouwing tot maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering;

3. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het bouwen in de bodem tot een diepte van 0,3 m onder het bestaande maaiveld;

4. naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

c. Indien uit het onder a genoemde rapport of uit de beschikbare informatie als bedoeld in b onder 4, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor bouwen:

1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties;

4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 10.3.1 Omgevingsvergunningsplicht

(22)

Onverminderd het in de Monumentenwet bepaalde is het verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een

omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

a. grondwerkzaamheden, zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, diepploegen, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg van diepwortelende beplanting.

b. graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

c. aanleggen van leidingen;

10.3.2 Uitzonderingen

Het onder 10.3.1 opgenomen verbod geldt niet:

a. In het kader van archeologisch onderzoek en archeologische opgravingen, mits deze worden verricht door een terzake deskundige als bedoeld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

b. voor werken en werkzaamheden in het kader van normale onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen, kabels, riolering, leidingen en beplantingen;

c. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik, zoals ploegen, zaai- en oogstklaar maken, vervangen van drainage, aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen en vervangen van boomgaarden;

d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 0,3 m onder het bestaande maaiveld;

e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van 2.000 m².

f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;

g. voor werken en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan legaal in uitvoering zijn of legaal kunnen worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;

h. ingeval op grond van de Monumentenwet een vergunning is vereist.

10.3.3 Verlening

a. De onder 10.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de

archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;

b. Indien het rapport of andere beschikbare informatie daartoe aanleiding geeft, dient op advies van een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties, zonodig archeologisch vervolgonderzoek plaats te vinden.

10.3.4 Voorwaarden

Overeenkomstig het in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bepaalde kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning onder beperkingen

verlenen en kan het voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

(23)

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

11.2 Bouwregels

Op de als 'Waterstaat - Waterlopen' aangeduide gronden mogen uitsluitend worden opgericht andere bouwwerken ten behoeve van de doeleinden omschreven in 11.1, met dien verstande dat het bouwen van aanlegsteigers niet is toegestaan.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de waterhuishoudkundige doeleinden en waterkering geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag, alvorens een vergunning te verlenen, advies ingewonnen bij de beheerder van de watergang.

(24)

Artikel 12 Geluidzone - Industrie

12.1 Geluidzone - industrie 12.1.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie" is het verboden om geluidgevoelige objecten op te richten.

12.1.2 Afwijking verbod

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.1.1 indien een hogere grenswaarde in het kader van de Wet geluidhinder is of kan worden vastgesteld.

(25)

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

13.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 13.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.1 met maximaal 10 %.

13.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.6 Verboden gebruik

(26)

Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 13.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

(27)

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanChw bestemmingsplan Laan 1945

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien uit het onder a genoemde rapport of uit de beschikbare informatie als bedoeld in b onder 4, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van

Indien uit het in artikel 7.2 sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning kunnen worden verstoord, kan

indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan

Uitgangspunten vaststellen voor een flexibel plan dat uitnodigend is voor initiatieven die van Laan 1945 het kloppend hart van Weurt

een bedrijf dat tot hoofdzaak heeft het verstrekken van verdovende en/of hallucinerende stoffen voor consumptie al dan niet ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit

Voor de zogenaamde categorie A functies die in Bijlage 3 Toegelaten functies geel gearceerd zijn, de categorie B functies die in deze bijlage zijn opgenomen en functies die niet in

Indien uit het onder a genoemde rapport of uit de beschikbare informatie als bedoeld in b onder 4, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van

Indien uit het onder a genoemde rapport of uit de beschikbare informatie als bedoeld in b onder 4, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van