8 Relativistis he kosmologie
8.1 Introdu tie
In devorige hoofdstukkenhebben we de spe ialeen de algemene relativiteitstheorie behandeld.
De on eptenvangekromde ruimeen tijdzijnbedis ussieerd,we wetenwelk verbanderbestaat
tussen de metriek en de aanwezige massa en energie, en zijn in staat een verkregen metriek te
gebruiken omfysis hmeetbaregrootheden(afstandenentijden) teberekenen. Devolgendestap
die gemaakt kan worden, is het toepassen van de theorie op enkele spe ieke problemen, en
dit is pre ies waar we in dit hoofdstuk mee zullen beginnen. Hier zullen we een van de meest
voorkomende toepassingen van de ARTbehandelen: de theorie van de oerknal. We zullen dan
zien dat een gevolg van de relativiteitstheorie is dat het heelal uitdijt, en dat de snelheid van
uitdijing te berekenen is wanneer we massa en energie kennen waarmee het heelal gevuld is.
Verder zullen we zien dat het model niet ompleet is: waarnemingen laten zien dat er enkele
onvolkomenheden in de oerknaltheorie zijn opgesloten. Deze zullen we behandelen, en daarna
pogen opte lossendoor detheorie uittebreiden meteen nieuw idee: dekosmologis he inatie.
8.2 Het kosmologis h prin ipe
We zullen onsnu gaan bezighouden met de toepassing vande relativiteitstheorie op hetheelal.
Het is belangrijk omin te zien dat de delen van het universum dat we kunnen waarnemen, op
zijnminstinprin ipe,isgelimiteerdtotdegebieden dievoldoende tijdgehad hebbenomonsvia
li htsignalentebereikenvanafdeBigBang. Wegevendits hematis hweerinFig. 58. Eenvraag
Figuur 58:(a) De verleden li htkogel van een waarnemer vormt de grens van het waarneem-
bare gebied dat we de deeltjeshorizon noemen. Als dezewaarnemer inde toekomst een andere
waarnemingdoet,datisditgebiednaarbovenennaar dezijkantengroter geworden. Hetgebied
buiten de randen bevat gebeurtenissendie in de toekomst waarneembaar kunnen worden. Met
li ht ziet de waarnemer sle hts gebeurtenissendie op de li htkegel liggen, maar de gebeurtenis-
sen binnen deze kegel kunnen informatie gestuurd hebben met lagere snelheid. Het diagram
laat zien dat er grenzen zijn aan het waarneembare gebied. (b) Twee sterrenstelsels liggen in
tegengestelde ri htingen van elkaar en op grote afstand, zodat hun li ht het universum toont
toen het veeljonger was. Ze liggen zo ver uitelkaar dat ze onvoldoende tijd hebben gehad om
te ommuni eren: hun verleden li htkegels bereiken de Big Bang voordat ze elkaar snijden. Dit
ishetgebruikelijkebeeldvande BigBangzonder inatieentoont waaromde homogeniteitvan
hetuniversum moeilijk tebegrijpenisvoorhetstandaardBig Bangs enario. Hetvereistdat de
Big Bangop nagenoeggelijke wijzebegonnen isopniet-verbonden lokaties.
omdeevolutievan hetheelalte bes hrijven? Er zijnimmers nogenkele anderenatuurkra hten,
dieveleordesvangroottekra htiger zijndandezwaartekra ht. Ditisinderdaadhetgeval,maar
we moetenonsbedenken dat dezekra htenop kosmis hes haalvrijwelgeeninvloed uitoefenen:
de sterke en zwakke kernkra ht werken alleen op s halen van de orde van femtometers, en de
elektromagnetis he kra ht speelt een verwaarloosbare rol aangezien sterren, sterrenstelsels, en
alle andere materie elektris h neutraal zijn op ma ros opis he s haal. Het gevolg is dan ook
dat alleen de zwaartekra ht een rol kan spelen in de dynami a van het heelal, en dus dat we
relativiteitstheorie kunnen gebruiken omdezedynami a teonderzoeken.
Watwetenwevanhetheelal? Eenvandeeerstedingendieopvaltwanneerwenaardena hthemel
kijken, isdat heterin elke ri hting hetzelfdeuit lijkttezien. Wanneeriets beter bekeken,lijkt
dit to h niet helemaal zo te zijn: planeten volgen een pad ten opzi hte van de vaste sterren,
meteorenregens vers hijnenop gezettetijdenen op vers hillende plaatsen aande hemel,en hier
en daarlijkt desterrendi htheidgroter dan opeen andereplek. E hter, aldezeonregelmatighe-
den zijn alleen te ontwaren wanneer het heelal bekeken wordt op een s haal zo groot als wij
kunnen zien in een enkel beeld van een teles oop of het blote oog; op een s haal gezien van
enkele honderden megaparse s zijn dezeonregelmatigheden uitgesmeerd, en lijkthet heelalwel
degelijk erg hetzelfde, gezien in alle ri htingen. Deze eigens hap draagt de naam isotropie. De
Figuur 59:De kosmis he mi rogolf a htergrondstraling (CMBR) is een vorm van elektromag-
netis he straling die het universum vult. De CMBR wordt verklaard door de oerknaltheorie
als het nagloeien van het waterstofplasma 380.000 jaar na de oerknal. Dat is de periode van
re ombinatie van protonen en elektronen tot waterstof. De CMBR heeft het spe trum van de
thermis hstralingvaneenzwartli haammeteen temperatuur van2,725K(toteenpre isievan
50 delenop 1miljoen) enisotrooptotongeveer1 deelin105.
isotropie vanhetheelalwordt veelmeer kra ht bijgezetwanneerniet alleengekeken wordt naar
deverdeling vanmaterie inhetheelal,maarooknaarde verdelingvanli ht enstraling. Volgens
Gamowbegononsuniversum alseen extreem heteenge omprimeerde neutralebolineen stral-
ingsbad. Vanwege haar grote interne energie expandeerde deze vuurbal zó snel, dat dit pro es
gewoonlijk de Big Bang wordt genoemd. Tegenwoordig vers hilt het gea epteerde `standaard
model' van hetbeginnend universum in details van Gamow's beeld, maar het on ept van een
zias en Wilson. Alin1965 meetten Penzias enWilson dat de aarde gebombardeerd wordtdoor
enorme aantallen fotonen die, ongea ht uit welke ri hting zij komen, allemaal 72
dezelfde ener-
gie hebben (deze energie komt overeen met een temperatuur van ongeveer 2,725 Kelvin). Dit
betekent dat alle zi htbare delen van het heelal dezelfde temperatuur hebben: blijkbaar is ook
destralingsenergie geheelisotroop verdeeldoverhetzi htbare heelal. Re entemeetgegevensvan
de Wilkinson Mi rowave Anisotropy Probe (WMAP) worden getoond in guur 60. De mikro-
Figuur 60: Meetgegevens verzameld met de Wilkinson Mi rowave Anisotropy Probe. Boven:
de temperatuurverdeling in gala tis he oördinaten. Beneden: een referentiekaart die emissie
vande melkweg,hetCygnus ompexen anderebronnen toont.
golfa htergrondstraling wordtgeïnterpreteerd alsde stralingdieovergebleven isvan hetinitiële
stralingsbad van het beginnend universum. Uit de ruimtelijke verdeling van de straling kun-
nen we informatie verkrijgen over het universum toen het ongeveer 380.000 jaar oud. Sinds
72
Ooknukijkenwenaarhetheelalopzeergrotes haal;ditbetekentdatwedelokaleafwijkingenvandeenergie
die tijd hebben de fotonen een roodvers huiving ondergaan door expansie van het universum.
Voor tijden kleiner dan 380.000 jaar na de Big Bang was de temperatuur te hoog voor een
ongestoordevoortplantingvande fotonenen wasbijvoorbeeldookwaterstofgas niet stabiel. De
meetgegevensvanWMAPduidenopeentemperatuurvan2,725Kmet diverseanisotropiën. De
grootsteanisotropieisafkomstigvandebewegingvanonsmelkwegstelseltenopzi htevanhetde
kosmis he a htergrondstraling 73
. Belangrijk zijnvooral de anisotropiënop het 10−5 niveaus op
een s haalvanongeveer 10boogminutentotenkele graden. Dezekleine variatieszijnhet gevolg
vanhetzogenaamdeSa hse-Wolf ee t,waardoor fotonenvan dea htergrondstraling een gravi-
tationeleroodvers huivingkrijgen. Volgenshetinatiemodelligtdeoorsprongvandezevariaties
inquantum u tatiesdie gedurendede inatieeraexpandeerden en resulteerdeninprimordiale
u tuaties. Uit deze laatste u taties is de huidige stru tuur van onsuniversum ontstaan. De
belangrijkste on lusies van WMAPtotnutoe kunnenals volgt wordensamengevat:
• Hetuniversum is13, 72 ± 0, 12miljard jaaroud.
• Dediameter van hetuniversum isminstens 78 miljardli htjaar.
• Het universum bestaat uit 4, 6 ± 0, 1 % gewone baryonis he materie, uit 23, 3 ± 1, 3 %
van een onbekend soort `dark matter' genaamd, omdat deze niet zi htbaar is, maar wel
gravitationeleee tenheeft,enuit72, 1 ±1, 5%vanietsdatwe`darkenergy'noemen. Dit
laatsteiseenhypotetis heenergievormdiehetheleuniversum doordringteneennegatieve
drukuitoefent,waardoor eree tief een afstotendegravitatiekra ht ontstaat.
• Dekosmologis he s enario'svoor inatiezijn onsistent metde waarnemingen.
• DeHubble onstanteis 70, 1 ± 1, 3 km/s/Mp .
• Als de huidige theorieën worden toegepast op de WMAP meetgegevens, dan is er een indi atie dat hetuniversum eeuwig zalexpanderen.
Veel van deze on lusies zullen we in het vervolg van dit hoofdstuk aeiden. Naast het over-
tuigende bewijs geleverd door COBE en WMAP, zijn er meer aanwijzingen voor de juistheid
van de Big Bang theorie, bijvoorbeeld de abondantie van de li hte elementen, de zogenaamde
primordiale nu leosynthese.
Ookdematerieverdelingopgrotes haalinhetuniversumisisotroop. Dit wordtgetoondinFig.
61. Inhetbinnengebied, waarhet onderzoek meer volledig is, wordengaten, knopen endraden
zi htbaar,maaropdegrootstes halenisdeverdelingvansterrenstelselsgelijkvoorpraktis helk
gebied in hetuniversum. Wanneer deze isotropie wordt samengevoegd met de geda hte dat de
aardegeenspe ialepositieinneemt, danmoeten weaannemen dat hetheelalervanelke positie
gezien erhetzelfde uitziet(de zogenaamdeaanname van homogeniteit) inalle ri htingen. Deze
ombinatie van isotropie en homogeniteit wordt vaak als startpunt genomen van de toepassing
vanrelativiteitstheorie ophetheelal, en draagtals naamhetkosmologis h prin ipe:
vanaf elke positie in het heelal, lijken materie en energie gelijkmatig verdeeld te zijn, wanneer
bekeken op eens haalvanongeveer100 Mp .
Alswijeenmodelwillen bouwendatdeevolutievanhetheelalsu esvolbes hrijft,danmoetdit
hetkosmologis h prin ipehebben ingebouwd, danweleen manierbevattenwaarop hetop eenof
andere maniereen logis h gevolg isvan de details van het model. Wij zullen inhetvervolg het
kosmologis hprin ipe zelf inbouwen inonzebes hrijving.
73
Erisduseenvoorkeur vooreenreferentiesysteeminhet universum: eensysteemdatis rustistenopzi hte
vandekosmis hea htergrondstraling. DitbreektLorentzinvariantieenleidtooktothetnietgeldenvanbehoud
Figuur 61:De2dFroodvers huivingsurveyheeft spe tragemetenvan245.591 obje ten, voor-
namelijk sterrenstelsels. Getoond worden de hoekposities en roodvers huivingen van deze ster-
renstelsels. Het lijktalsof er mindersterrenstelsels op groteafstand worden gemeten, maar dat
wordt veroorzaaktdoor hetfeitdat dan alleenmaarde helderste stelselszi htbaar zijn.
Willen wij de algemene relativiteitstheorie gebruiken omhet heelal tebes hrijven, dan ligt het
voor dehand een metriektekiezendieeen materie- enenergieverdeling oplevertdieinovereen-
stemmingismet hetkosmologis h prin ipe. Ditblijktniet eenheel moeilijketaak tezijn. Inde
eersteplaats haddenwealopgemerktdatzwaartekra htdeenigekra htisdieopdezes haaleen
rol speelt inde evolutie van hetheelal, en dit betekent dat we geenrekeninghoeven te houden
met de ingewikkelde quantumme hanis he details van de andere drie kra hten, danwel de wis-
selwerking van onze metriek met deze kra hten opdat de gewenste homogeniteit en isotropie
gevonden wordt. In plaats daarvan kunnenwe de metrieken de verdelingvan massaen energie
als dire t ge orreleerd zien zonderinvloeden van de andere kra hten. Zo volgt dan ook dat als
de metriekzelfgeenvoorkeursri hting danwel voorkeurspositie kent,de energieverdeling ditook
niet zalhebben.
Het is niet zo heel moeilijk om een metriek te vinden die aan deze eis voldoet. Alvorens dit te
doen,zullenwenueveneenpaarvandeonsalbekendemetriekenbes houwen. Des hwarzs hild-
metriekisisotroop,maarniet homogeen;de metriekdienewtoniaansezwaartekra ht opleverde,
vergelijking(385), is ook isotroop maar niet homogeen. De minkowskimetriek, daarentegen, is
zowel isotroop als homogeen! Maar de minkowskimetriek zou tekort s hieten om het heelal
te bes hrijven, aangezien we al gezien hadden in het vorige hoofdstuk dat deze metriek strikt
genomen alleen een oplossing is van de Einsteinvergelijkingen in de afwezigheid van materie en
energie: een leeg heelal dus. Bovendien beperken we ons met deze keuze van de metriek meer
danhetkosmologis hprin ipe verlangt: hetprin ipe zegtinderdaad dathetheelalervanafelke
positie gezien, inalle ri htingen er hetzelfde uit behoort te zien, maar niet dat dit uitzi ht op
elktijdstip hetzelfdehoefttezijn. Hetisdanooktoegestaanomeentijdsafhankelijkheidaande
minkowskimetriektoetekennen,mitsdezemaarinalleruimtelijkeri htingen hetzelfdeis. Deze
tijdsafhankelijkheidvoegtmentoe door middelvaneen (op ditmoment nog) onbekende fun tie
a(t),genaamd de s haalfa tor, ende metriekwordtgegevendoor
gµν =
−1 0 0 0
0 a2(t) 0 0 0 0 a2(t) 0
0 0 0 a2(t)
. (406)
Deze metriek draagt de naam vlakke Robertson-Walker metriek, en speelt een hoofdrol in de
kosmologie 74
. Defysis hebetekenisvandes haalfa tora(t)issnelinteziendoorhetlijnelement
ds2 uittes hrijven. Wevinden
ds2 = −c2dt2+ a2(t)dx2+ a2(t)dy2+ a2(t)dz2
= a2(t)dxidxi
= a2(t)d~x2, (407)
waar de tweede stap geldt voor een spe iale waarnemer die een afstand wil meten, en voor wie
daarom geldtdt = 0. Integrerenomeen eindige afstandS teberekenen levert S =
Z
a(t)d~x
= a(t) Z
d~x. (408)
Blijkbaar is de gemeten afstand S in de vlakke Robertson-Walker ruimte niets anders dan de afstand R d~x zoals die gemeten zou zijn in een minkowskimetriek, maal de fun tie a(t). Dit
verklaart de naam schaalfa tor: a(t) geeft aan hoeveel groter (als a(t) > 1) of hoeveel kleiner
(als a(t) < 1) een gemeten afstand is bij een gegeven oördinaatafstand, vergeleken met de overeenkomstige gemeten afstand in een minkowskimetriek. Bovendien kunnen we nu de tijds-
afhankelijkheid van de s haalfa tor interpreteren: als a(t) een stijgende fun tie is in de tijd,
betekent dit dat gemeten afstanden steeds groter worden. De impli atie van dit is enorm: het
betekentdattwee,zeg,sterrenopvaste oördinaatafstand,zi hvanelkaarzullenverwijderenmet
eensnelheidgelijkaan ˙a(t). Vanafdeaardegezien(of,overeenkomstighetkosmologis hprin ipe, vanaf elk willekeurig punt inhet heelal) lijken deze sterren zi h van elkaar te verwijderen met
een snelheid ˙a(t). Dit geldt voorelke willekeurige twee sterrenofalle andere materieof straling inhet heelal: alles verwijdertzi h van elkaar met een snelheid gedi teert door de tijdsafgeleide
vande s haalfa tor: we spreken indat gevalvan een uitdijendheelal. Opdezelfde maniervolgt
datalsa(t) eendalendefun tie indetijdis, gemetenafstanden afnemenindetijd, enhet heelal
krimpt. Detijdsafgeleide ˙a(t)vande s haalfa torisdaaromeen maatvoordesnelheidwaarmee hetheelaluitdijtof inkrimpt; de tweedetijdsafgeleide ¨a(t)van de s haalfa toris een maatvoor de veranderingvan deuitdijingssnelheid.
8.3 De wet van Hubble
Eenuitdijendofinkrimpendheelalheeftalskenmerkdatdegolengtevanhetli htvandesterren,
oprektofinkrimpt,endaardoordekleurvanditli ht roderdanwelblauwerwordt. Dit betekent
dat, ineen uitdijendheelal, uitgezondensterrenli ht roderaankomt inonze teles open dan het
74
Erzijnnogtweeanderemetriekendenkbaardievoldoenaanhetkosmologis hprin ipe,tewetendesferis he
endehyperbolis heRobertson-Walkermetrieken,endezeleidentoteenruimtedienietalleen uitdijt,maarook
gekromdis. Dezebes hrijvendanookeenheelalwaarinaanvankelijkevenwijdigelopendeli htstralen onvergeren
respe tievelijk divergeren. E hter, de theorie van kosmologis he inatie leidt ertoe dat de vlakke Robertson-
Walkermetriekdebestebes hrijvinggeeftvanhetheelal waarinwij leven. Bovendienwordtdezevormvande
uitgezondenwordtdoor desterren, enbovendien dat dezeroodvers huiving eenmaat isvoor de
uitdijingssnelheid ˙a(t) van het heelal. Dit verband zullen we nu onderzoeken. We bes houwen hiertoe een li htstraal in dit heelal. Volgens de relativiteitstheorie volgt deze li htstraal een
li hta htig pad,
ds2 = −c2dt2+ a2(t)dx2
≡ 0. (409)
Wenemenhieraan,zonderverliesvanalgemeenheid,dathetli ht zi hlangsdex-ri htingvoort-
beweegt. Alsdezeli htstraalisuitgezondenop tijdstipte(emissie) en gemetenisop hethuidige
tijdstip to (ontvangst), dan kunnen we deze relatie integreren om tezien hoeveel oördinaataf- standR hetli ht aegttussen deemissie enontvangst. Er geldt
R = Z R
0
dx = Z to
te
cdt
a(t). (410)
We bes houwen nu een waarnemer op grote afstand dieli ht inpulsjes uitzendt, en een tweede
waarnemer diedezepulsjesontvangt; hun onderlinge oördinaatsafstand isR. Dezender stuurt
twee pulsjes weg, een tijd δte van elkaar. De ontvanger zal de pulsjes iets later na elkaar ont-
vangen, aangezien hetheelal ondertussen uitdijt: hijmeet dat de pulsjes een tijdδto na elkaar
aankomen. Aangezien de oördinaatafstand tussen de twee waarnemers niet verandert tijdens
uitdijing van hetheelal 75
,moeternu gelden
c
Z to+δto
te+δte
dt a(t) = c
Z to
te
dt
a(t). (411)
Beide kanten van de vergelijking worden vermenigvuldigd met de fa tor c; deze delen we weg.
Dere hterkant vandeze vergelijkingkunnen we s hrijven als
Z to
te
dt a(t) =
Z te+δte
te
dt a(t)+
Z to+δto
te+δte
dt a(t) +
Z to
to+δto
dt
a(t). (412)
Wildit gelijkzijnaan de linkerkant van devergelijking (411), dan moet gelden
Z te+δte
te
dt a(t) +
Z to
to+δto
dt
a(t) = 0. (413)
Als we aannemen dat δto en δte zó kleinzijn dat des haalfa tormaar weinig verandert indeze integralen (dit wil zeggen: we nemen aan dat het heelal veel minder snel uitdijt dan de pulsen
naelkaaruitgezondenworden), dan kunnenwe a(t)als onstant nemen, en zegtdezelaatsteeis
dat
δto
δte = a(to)
a(te). (414)
Dit is een relatie tussen de tijden tussen pulsjes zoals gemetenen zoals verzonden. Dit vers hil
wordt dire t bepaald door de grootte van het heelal tentijde van uitzending (te) en ontvangst
(to). Alswededuurtussendepulsjesnuopvattenalsdetrillingstijdvaneenli htgolf,dankunnen we een uitspraak doen overde verhouding in frequentie ω ≡ 2πδt−1 (kleur) van het li ht zoals
verzonden en ontvangen. We vinden dan de formulevoor de kosmologis he roodvers huivingz.
75
Indekosmologiegebruikenweeen oördinatenstelseldatmetdeuniverseleexpansiemeeoprekt. Wenoemen
dergelijke oördinaten,meebewegende oördinaten.
sterrenstelsel met roodverschuiving : z = 0,004
sterrenstelsel met roodverschuiving : z = 0,004
Golflengte [ Angstrom ]
Figuur 62:De kosmologis he roodvers huiving. De spe tra van twee sterrenstelsels worden
getoond als de ontvangen intensiteit alsfun tie van de golengte (1 Angstrom= 10−10 m). De
heldere lijnen van de twee spe tra orresponderen met een vers huiving van ∆λ/λ ≡ z = 0, 1.
Dit wordtde kosmologis he roodvers huiving genoemd.
Er geldt
1 + z ≡ ωe
ωo = a(to)
a(te). (415)
We zien dat de roodvers huiving z een maat is voor de verandering van de kleur van hetli ht, ten gevolge van de uitdijing van het heelal. Experimenteel gezien betekent dit, dat we door
metingvandekleurvers huivingvansterrenli ht kunnenbepalenwatdehuidigewaardeisvande
s haalfa tor,tenopzi hte vandietentijdedathetli htuitgezondenwerd. Ditgeeftonsdaarmee
een maat voor de tijdsevolutie van de s haalfa tor, en daarmee voor de uitdijingssnelheid van
hetheelal.
Voor sterren die niet te ver weg staan van onze teles open heeft het li ht niet veel tijd nodig
om de afstand te overbruggen, en kan de s haalfa tor nooit heel erg veranderd zijn tussen de
momentenvanuitzendingenontvangstvanhetsterrenli ht. Ditbetekentdat wedes haalfa tor
tentijde van uitzending, a(te),goed kunnen benaderen door de Taylor-reeks
a(te) ≈ a(to) + ˙a(to)(te− to). (416)
Ingevuld inde formulevoor de kosmologis he roodvers huiving, volgt opdeze manier
1 + z = a(to)
a(te) ≈ a(to)
a(to) + ˙a(to)(te− to)−1
≈ 1 + ˙a(to)
a(to)(to− te), (417)
waar inde laatste stap de wiskundige regel isgebruikt dat (1 + x)m ≈ 1 + mx, welke geldt als mx ≪ 1; dit is hier het geval, aangezien (te − to) een maat is voor de afstand tussen zender