Geve God, dat ons land zijn
vertrouwenniet stelle
opzoovele duizenden
mannenen zoovele
hooÍsche geesten.Heere, behoed ons
voor de
zonde van afgoderij,in
God te ontroovenwal Zijn recht
is !Er wordt
een uitnemendwoord
gesprokenin
Ps. CXV;toen de Kerk in dien tijd veel overwinningen over haar vijanden
had
behaald, zeiden zij:
oNiet ons,o
Heere, nietons;
maarUwen
naamgeeft.€ere". Al
haddenwij
millioenen mannenmeer dan wij hebben, dan nog zou niet ons land,
maar alleen den naam deslleeren van alles de eere
toekomen.Heere, bewaar ons in allen
gevalle daarvoor,dat wij
onsniet
bemoeienmet wat des
Heerenis.
Het past ons eerder onszelvevoor Cod te
vernederenen
Hemte
erkennen in hetgeenHij
doet.Nu, de lof en prijs
vanal
onze werken, beidein
ons envoor ons, zij
den Vadervan
Christusen
onzen Vader, en TiinenZoon
Christus Jezus,en den Heiligen Geest, tot
inalle eeuwigheid.
Amen.3. De waarde en uitnemendheid van het Evangelie
Want
de wapenen onzeskrijgs zijn
niet vleeschelijk, maar krachtig door God, tot nederwerping der sterkten.Dewijl wíj de
overleggingen ter- nederwerpen,en aIIe hoogte
die haar verheft tegen de kennisse Gods,en alle
gedachte gevangen leiden tot de gehoorzaamheid van Christus.Predikatie ooer 2
Cointltc
10:4,
5Geliefden
in
den Heere!
Het
meerendeelder wereld stelt niet dien prijs op
het Evangelie van Christus, dien daarop behoort gesteld te worden,en zoo deden ook
sommigenvan
deze valsche apostelen.Zij
noemdenhet
Evangeliedwaasheid. Zij
hielden het voorde
laagheidzelve.
Doch de gedachten des menschen zijn nietde
maatstaf waarnaardit
Evangelie moet worden afgemeten,want het Woord van God en
het Evangelie van Christus zijner in
zichzelveniet te
minder om waard, omdat de menschenhet
geringschatten.Doch
onze Heereweet het
best wat de waardeen
uitnemendheid vandit
Evangelie van Christus is.Hij, die de ijdelheid en
dwaasheidvan de
gedachten vanhet hart
des menschenkent, Hii
weÈt,dat, al zou
de heelewereld Zdn
Evangelie lichtachten,het
slechts als dwaasheiden gering
aanmerken,de
wapenenvan dien krijg
nochtans niet vleeschelijk zijn, maar krachtig door God, tot nederwerpingder sterkten. Ik zal nu niet
sprekenover
dingen waaroverik
reeds eerderheb
gesproken,doch
zeg alleendit:
40
Doet niet mee met de wereld.
Schaartu
aande
zijdevan het
Evangelieen van
Christus,en
maakt het Evangelieniet tot uw vijand; want laat het
Evangelie wederstaan wiewil, en wie zij ook zijn, die zich
daar tegen stellen, het zalhen altijd ten slotte
overmeesteren en ternederwerpen, enonder den
voet
treden,of zij willen of niet.
Hoe velen zijner
reeds geweest,die er hun
schouders onder hebben gezet,en al hun vernuft
bijeengeraapt hebbenom dit
Evangelieuit de
wereld tedriiven. Zij
beschouwden het als een lastigen gasten wilden er
gaarne vanaf zijn, en
dedenal
hun bestom de
kaarsvan
Christusuit te blazen.
Doch zij zijn gelijk geweestaan
dronken menschen,die in hun
dronkenschapden top van
een heuvel beklommenom het licht der
zonuit te blazen; doch in
plaats van haarlicht uit te
blazen hebbenzij
slechts hun dwaasheidgetoond.
Zoo ook beklim- mende
liedender wereld
den top van hun wereldsche praalen
eerzucht,om
deze kaarsvan het
Evangelie uit te blázen.Doch
ltoemeer zd er op blazen om haar uit tè krijgen, hoemeerzij
slechts hun onverstandvertoonen.
Het heeftaltijd
bewezen overrvinnaarte ziin, ja
meerdan dat, over allen, die
het tegenstaan.Een tweede gebruik, dat
wij
hiervan maken, dat de wapenenvan
onzenkrijg
krachtig zijn,is:
dat overal waar dit Evangeliekomt, hetzij tot
een kerkelijke gemeente,óf tot
een nátie,óf tot
een bijzonder persoon, hef altijd zaloverwinnen. Wii
behoevener niet over te
denkener
een dienstknecht van tè maken, omdathet
machtigis door de kracht Gods.
Het isde arm
des Heeren, zooals het in Jes.LIll
:I
wordt genaamd :,,Wie
heeft onzeprediking
geloofO?
en aan wien "is de armdes
Heeren geopenbaard?" Denkt er dan ook nooit over,
dat gij het
Evangelie zult
kunnen genieten en er een dienst-
knecht van kunt maken; want gij kunt
evenmin van
het
Evangelie een knecht lnaken om u ie
dienen, als dat gij den
arm
des Heerenkunt breken.
Dat moet inderdaad een sterkepartij zijn, die
den arm des Heeren zal doen buigen of breken.Laat daarom het Evangelie waar het met zijn
boodschap komt_zijn eigen
plaats-innemen;laat het zdir werk
doen.Laat.het
bewijzen,dat het de kracht Gods is
omdiehoogeen
sterke geschuttorens van hoogmoed, eigenliefde, wereldÊ.gezindheid, enz. neder te werpen onder de voeten van Christus, opdat
het
daardoor kenbaar moge worden,dat Hij
machtigis. Het
Evangeliezal van
niemand een knecht en slaaf zijn.Het wil niet voor postpaard gebruikt worden om
onze boodschappenvoor
onste doen. Het wil
geen knecht zijn,ook niet van de
machtigstenop aarde. Als het
machtig isdoor de kracht
Oods, dan zal het zijn eigen plaats behouden,of
menhet wil, of
niet.Bovendien, als het Evangelie niet de arm
ende
krachtOods is om
onstot
Christusen de
zaligheidte
brengen, danzal het de
droevigstetijding zijn, die wij
ooit in onzentijd
hebbengehoord. Het is
niet voor niets, dat onze Heere,die de
goedertierenheid zelveis, zulk
een wee heeft uitge-roepen
tegen Chorazinen
Bethsaïda,ja
een zwaarder weedan tegen Tyrus en Sidon.
Wee, eeuwig weeover u,
totwien
Christusen het
Evangeliekomt, en er toch
niet beterdoor wordt. Hij roept ook
een weeen
eenvloek uit
overhen, die de vrucbten van het
Evangelie, waarhet
komt,niet inbrengen. Daarom zou 't het
bestevoor u zijn,
datgii tijdig de
vruchtenvan het
Evangelielaat zien;
want gijzult rriet zoo
gemakkelijk enlicht
van het Evangelie afkomenals gij meent. Het zal, óf u
verbeteren,óf
een einde aan umaken. Als het niet meer doet, zal het
een dagvaardingaan uw
deur achterlatenmet de verklaring, dat
genade enzaligheid u werden
aangeboden,en dat gii die niet
hebtwillen
aannemen.Als wij,
leeraars, geen middelenkunnenzijn,omdezielen der
menschenzalig te
maken,dan zullen wd
toch een dag-vaarding aan de deur uwer
zielen achterlaten,en de
zon,de
maan,de
sterren,de
steenenen de
balkender
kerk tot getuigen nemen,dat wij
onzen p-licht hebben gedaan, en ude
boodschapvan
onzen Meester hebben overgebracht, dochdat gij niet hebt willen
gehoorzamen. Daarom, om Christuswille,
aangezienhet
Evangelietot u is
gekomen,ziet
toe,dat gij het niet
veracht,want gii zult
rekenschap moeten geven aan Hem,die er de
Heerevan is. In
Openb.XIV:9 en l0 wordt
een eeuwigwee en
een eeuwigevloek
uitge- sprokenover
hen,die
het Evangelie niet aannemen, wanneerhet tot
herrwordt
gezonden.En in 2 Thess. I:8
zegt de42
Apostel, dat de
Heere met vlammendvuur
wrakezal
doendoen over
degenendie God niet
kennen,en
over degenendie het
Evangelie onzes Heeren Jezus Christus ongehoor- zaamziin.
Geen minder doemvonnis wordt uitgesproken over hen,die het
Evangelievan
Christus ongehoorzaam zijn, dande
wrakeen de
zwaÍevloek Gods. Zijn Woord en
Evan-gelie
hebben niets anders tot den verachter van het Evangeliete
zeggen, darrdat de
wrake Oods over hen zal ontvlammen.Dat is
een zware' last,als
die op iemand zal rusten. Daarombid ik u in
Gods naamen in den
naamvan
Christus, laathet
Evangeliedat
eenewerk
doen, dat zijn eigenlijk werk is.Laat het
heerschappij voerenen denkt er
geen knecht vante maken. Buigt u
onderhet
Evangelie,opdat het u
niet vermorzele wanneerglj er niet gewillig
onder buigt.Onze
wapenenvan
onzenkrijg
hebben machten
krachtvan den
hemelen van God om
sterkten nederte
werpen.Dan geschiedt het ook. Het is
maar een dwaaspunt
van geschilen
een onwdsbegrip van
hen,die
vijanden zijn vande
genade Gods,te
meenen,dat in weerwil van
die machten
kracht,die in het
Evangelieis, de vriie wil van
hen totwie het
metdie
kracht wordt gezonden, desniettegenstaande.de
aanbieding daarvan kan aannemenof
afwijzen naar het denvrijen wil belieft. Dit is
niets anders dan een begrip vanhen, die de
kracht vanhet
Evangelieniet
hebben gekend.Wij
kunnen weten,dat het
Evangeliekrachtig is door
denracht Gods, als wij
slechtswillen zien op
Hem,die
deAuteur
vandit
Evangelie is, óf op de stof, die in het Evangelie vervatis, óf op de wijze
hoehet
werkt.De
Auteurtoch van dit
Evangelieis
niemand anders danGod Zelf. Als dit
Evangelie slechtshet woord
eens men- schen was, dan geloofik ook, dat de vrije wil er,
naar het hem behaagde,Ja of
Neen tegenzou
kunnen zeggen. Maarhet Evangelie is niet het woord
van een menschtot
een mensch, maarhet is
een minnebrief, die door den Heere Zelf aan ons geschreven en door Zijn Geest ingegevenis.
Waaromzou het
onzenwil niet
mogen bevelener zich
aanover
te geven, aangeziende
Heereer zelf de
Auteurvan is? Het
is
een groote smaad,die
onzen Heere wordt aangedaan, datde
mensch,laat de
Heere sprekenzoo Hii wil,
al is het nogzoo
meedoogend,en laat
Hem metZijn
Woord werken zoohet
Hem behaagt, nochtans Jaof
Neen kan zeggen, kan aan- nemenof
afwijzen,naaÍ het
hem behaagt;dat hii,
al schiet onze HeereZijn pijlen
op den mensch, ÓÍ het kan tegenstaan,óf het kan
verijdelen,en het vuur kan ontwijken. Hij,
dieden pijl
heeÍt aangelegd, heefter ook kracht en
vermogenin gelegd. Hij
heeftde punt
verstaald,opdat hij
doorbore waarhij treft.
WanneerHij ten doelheefteenzieletotZich te
doen komen, schietHij niet in het wild en op
de gis af, maarHij
schietop
eendoel, en Hij legt
zuiver aan en miktiuist
voordatHij
schiet,en zoo kan het niet
anders,of
HiitreÍt het doel, en Zijn pijl zal de
plaats waar hij treÍt door-boren.
Beschouwen
wij de stof, die het
Evangelie bevat, danzullen wij zien, dat die
machtigis door de kracht
Cods,want de
geheele wereld kan zulke redeneerkunde niet vormenen
opstellenals in het
Evangelievervat is.
Alle verstandenin de wereld zullen niet zulk
een heerlijke beschrijving vanhet
Nieuwe Jerusalem geven als die, welke in de twee laatste kapittelsvan de
Openbaringvan
Johanneswordt
gegeven.Ook
kunnenal de
verstandenvan
menschenen
Engelenniet zqlk een
beschrijvingvan den Zone Gods
geven, alswij hebben in Hebr. I. De
geheelewereld kan niet
metzulk
een beschrijvingvan de
machtvan het
Evangelie voorden dag komen, als die welke hier wordt
gegevenin
de woordenvan
onzentekst.
Daarom, al hadden de hel en alle machten gezegd,dat het
Evangelieniet
zal overmogen, tochzullen zij,
aangezienHij
heeft gezegd, dat het zal overmogen,niet in
staatzijn het te
wederstaan, maarhet zal
bewijzen,dat het krachtig is door de
macht Gods,Die er de
Auteurvan
is.En
beschouwenwij, ten
derde,-dewijze vanwerkingvan
het
Evangelie,dan zullen wij zien, dat het
machtigis
al onze sterkten terneder tewerpen.
Indien God niet almachtig was,dan zou er
eenigeschijn zijn voor het
zeggen, dat devrije wil van den
menschJa oÍ
Neenkan
zeggenop
het Evangelievan Christus.
Doch zal Hii, Die al de verschillende deelenen
wendingenvan het hart
des menschen kent, niet wetenhoe er in te
komen? Moet niet
Hii, Die elk schepseldoor Zijn
machtkan
maken,ook
door Zijn vermogen wetenhoe het te
bewegennaar
het Hemgoeddunkt. Zou Hij, Die,
wanneerHij Zíjn woord
met kracht doet gepaard gaan,tot het hart waarin
zevenduivels zijn kan
spreken en er in komen,niet in
iedershart
kunnen komen,al is
het nog zooonwillig? Ik
bener
zeker van, dat nooit iemand meer kwaad tegen denZoon
des menschen, Jezus Christus, heeft gedachtdan de
Apostel Paulus,want hij
kon niet verdragen, dat menZiin
naam noemdë, noch laten hooren, dat iemand Zijnnaam beleed, zoodathij
dezulken allerwreedstivervolgde. En toch behoefde onze Heereniet
meerte
doen dan slechts een paarwoorden tot hem te spreken, om
hem daardoorvan
dat hooge paard, waarophij
zoo triomfantelijk reed, af te werpenen
achteroverte
doen vallen,en
onderZijn
voeten nederte leggen. Terwijl hij op weg
was met het doel om de leden vanJezus Christuste
vervolgen, zeidehij tot Hem:
,Heere,wat wilt Gij, dat ik
doenzal?" Te
hooren, dat onze Heere,in
een oogenblik,zulk
een sterken en wreeden tegenstandervan het
Evangelie nederwerpten
hemoogenblikkeliik
doetzeggen:
,,Heere,wat wilt Gij, dat ik
doenzal?"
daarinzietmen een krachtige daad van den
rechterarm des Heeren..Het
zijn
danook
slechts dwazen,die
zeggen, dat de natuur,of de vriie wil, of het hart
des menschen, machtigis
denllag van Cods Woord aÍ te
keeren, wanneerHij
besluit daardoorin
hente
werken.De
Heerezij
gedankt,dat het zoo
is, dat wd niet machtigzijn het te
wederstaan, maardat het
machtigen
krachtig isons te overwinnen. Er is
een schoone plaats(Hoogl. ll), om dit te
bewiizen, waarde Bruid, dat is de
Kerk, over dewijze van werking van haar Liefste spreekt. Hij
werktdoor liefde. De liefde nu kan op
geenerleiwijze
ontvoerdof
verhinderd worden, al kan de minnaar ontvoerd, of wegge-nomen, of
afgehouden wordenvan
helgeen bemindwordt;
doch dat kan niet met de liefde
geschieden,want die
kanniet
ontroofdof
verhinderdworden; dan is het
geen wareliefde. ,,Hij voert mij in het wijnhuis en de liefde is
Ziin banier overmij" (vs. 4).
Wanneer de banier der liefde doór Christusover de Kerk wordt
opgestoken,is zii
dan in staat te wederstaan en Hem buiten te houden, naar het haarbehaagt ?Neen,
want het
volgende vers zegt,dat
zij, toen deze banierover haar ontrold werd, ,krank
wasvan liefde".
Daaromzegl zij in het
volgendevers:
,Ondersteuntgijlieden
mii metde
flesschen, versterktmij
metde
appelen, wantik
benkrank van liefde". Dit is de
wijze waaÍop onze Heere werktop de
hartenvan
hen,die Hij tot Zich wil
bekeeren; Hiiwerpt een hoop liefde over
hen,en
wanneerHij dat
doetkan Hij
maken,dat de
wederspannige bezwijmtvan
liefde.Wanneer een ziele van God en de vertroostingen Zijns Oeestes
af loopt, zal het
haarniet mogelijk zijn
tegente
staan-ol
weder -
uit Zijn
handte
geraken, wanneer JezusZijn
lieÍdeop
haar vestigt en naar haar hartespreekt.
Laten de menscheneen beginsel stellen in
denvrijen wil, of
bepalen waarop, het woord zich eerst vastzet; doch wanneer de Heere tot iemandspreekt en Ziin Woord met kracht
ondersteunt, maakt het,dat zij hun hart op
Jezuszetten. En Hij
ziet in liefde op de' ziele,die
Christus liefheeft,en
wanneerde
Heere dat doet,dan is de ziele er
verrevan af,
dat zij onverschillig zou zijn'oÍ zij
Christusof Zijn
rWoord aanneemtoÍ niet;maardanis"
zij
genoodzaaktzich over te geven. En de
Heereis
er ook,verre van af, dat Hij
rekeningzou
houdenmet
hen tot wie Hij spreekt of zij Hem zullen gehoorzamen ofniet.
Zoo spreektHij niet.
Maarwie zij ook zijn tot wie Hij
'spreekt,als
zijzich niet gewillig
onderwerpenlreedt Hij
henonder
den'voet, en
maakthen
buigzaam,en zoo
maaktHij
dat woord'waar uit Deut. XXX: 16:
oEnde
Heereuw God zal
uw'harte
besnijden,en het
harte uws zaads, om den Heere uwenGod lief te
hebben met uw gansche harte en met uwe gansche"ziele, opdat grj leeft". Laat
eenieder uwer zijn
opstandtegen Cod
bekennen,niet
alleendat natuurlijk
vermogenom de
genade Oods tegen te staan, maar belijdt die boosheiden onwilligheid, die in de ziele
is, en dien tegenstand, tegen' Christus,die in de
natuuris, totdat Hij
diedoorZiin
krachtonderwerpt. En Hij vervult
die belofte in Ezech.XXXVI:26, waar de Heere belooft een nieuw hart te
gevenen
het'oude
steenenhart weg te
nemen.Maar, zeggen zii, dat
nieuwehart, dat
ons daar wordtbeloofd, wordt beloofd
onder voorwaarde,dat wij het
niet' tegenstaan.Doch
beziet dentekst en gij zult zien, dat
die,zoo iets niet
vermeldt,dat Hij u
eennieuw hart zal
geven-ot: Slj er u niet
tegen verzeÍ,- maarde tekst
zegtvolst"trekt:,En Ik zal u
eennieuw
harte geven,en
zal eenên nieuwen geest gevenin het
binnenstevan u; en Ik zal het
steenenhart uit uw
vleesch wegnemenen
zalu
een vleeschen hartegeven. En Ik zal Mijnen
Geest gevenin het
binnenste vanu, en Ik zal
maken, dat gij in Mijne inzettingen zult wandelenen
Mijne rechten zult bewaren endoen."
OnTe Heere bestrijdtaller
menschenÍernuft en
steltZich
tegenalle
tegenwór- pingen _van dien aard, die zij kunnen maken,dewijl Hilbelooft de
hardheidvan het
oudehart te zullen
wegnemen en hunook
eennieuw
hartete
zullen get'en, en te zullen maken, datzij, 9i: gij
_onder handen neemt,in Zijn
inzettingen zullenwandelen. Dit is inderdaad het Evangelie van
Christus,namelijk de macht en de
krachtigearm Gods om de
op-stand_lge.
ziele tot
Christuste
brengen, en die een gevangene van Christuste
maken,en
onsallen te
doen zeggen: -,Nu weetik, dat er
meer levenen kracht in Zijn Woórd
is dan ik-ooit kon
gelooven,om mij
genadete
bewijzen, of ikwil of
niet.En wie ziin zii in werkelijkheid, die
deze kracht der genade Gods tegenstaan?Het is
zeergoed door
geleerde menschen -opgemerkt,dat niemand zich ooit
daár tegenverzet heeft, dan zij, die zelf niets
vande
genade Gódskenden. En zoo
rvreekt de genade Gods zich op- hen. Omdatzij de
l<racht daarvan tegenstaanen zich
daar tegen stellenzullen zd er nooit profijt of
voordeel van hebben. En inder- daad, weinigen-
weinigen,die ooit de kracht
der genadeGods hebben ondervonden
-
hebben het aangedurfd een'Armi- niaante
zijn,of de
kracht der genade Gods tegen te spreken.Doch,
die de
krachtder
genadeGods
recht kennen, weten,dat het de weg is om er de
zielenop te doen
verlieven,en er
henvan te
doen walgener iets
tegente
zeggen.Nu, indien dit woord en de
wapenen vanoniàn krijg
krachtigzijn door God tot
nederwerpingder
sterkten, eni.,dan
vloeiendaaruit liefelijke
zakenter
toepassfug voort.Ten
eerste. O, dat wij uw
harten konden opèischen omdit te
gehoorzamen,dat gij tot
Christuswildet
komen enHem
uw
harten overgevenom door Zijn
Woord bewerkt teworden.
Helaas! als er
onderu zijn, die
een kind hebben,dat niet kan
lezen,zult gij het
naar school zenden, om daar onderwezente
worden. -Anderenzullen
als zij gevoelen, dathun
lichaamkrank is, om den dokter
zenden.Als
iemandin moeilijkheden verkeert omtrent zijn tijdelijke
zaken zal
hij de
toevlucht nementot
een rechtsgeleerde,en
hem zijn omstandighedentoeverlrouwen. En nu hebt gij
een opstan-dige ziel en toch wilt gij die niet
aan Christus overgevenom die te
nemenen in orde te
brengen,al
hare vermogenste
bewerkenen die door
Zijn Woord te veranderen. Kondenwij
maar eens zoover konren,dat wij
Gods Woord door dekracht
Godsin
onze hartenlieten
werken,dan
zouden wijbevinden, dat wij
eenlieflijke
verandering zouden onder-gaan; wij zouden een nieuw hart voor
eenoud hart,
ennieuwe
geestenvoor
oude geestenkrijgen. O, wat is
dat eenlieflijke en
zaligeverandering! Er is
geen andere wegvoor ons om nieuwe
mannenen
vrouwente
worden dan alleen deze,dat wij
onszelve overgeven aande kracht
van GodsWoord om
daardoor bewerktte
worden; als rvij geen nieuwe mannenen
nieuwe vrouwen worden,zou het
betervoor
onszijn, dat wij nooit
geborenwaren.
Weedie
zielevoor
eeuwlg,die niet
meervan
Christus heeft dan de natuur haar geeft !Wij kunnen
eenige kennis opdoendoor
schoolte
gaan;wijsheid kan door
inspanning worden verkregen, alsmederijkdom, en de wereld mag een
menschom die
dingenachten; doch
niettegenstaandedat alles is hd toch
nietsanders dan wat Christus een witgepleisterd graf
noemt.Niettegenstaande
dit alles is hij van
binnen geheelvuil
enstinkend,
want zoo
schoonals hij er
van buiten uitziet, tochis hij van
binnenniets
danhet werkhuis
des duivels. Zegtvan
zoo iemandwat gij wilt,
maakt hem wat de natuurlijke hoedanighedenbetreft
zoosierlijk mogeliik, toch is hij
inde schatting van Christus slechts een fijn lid van
denduivel. Wil de wereld hem een
achtenswaardig mensch noemen,dan is hij
een achtenswaardige erfgenaam van denduivel. Noemt gij hem een
beschaafd menschdan is
hiitoch maar
een beschaafde erfgenaamder hel, wat ook
dewereld van hem, of hii van
zichzelvendenkt. Toch
achtGod een
menschals
zoodanig, zoolanghrj zich niet
heeft overgegeven onrrloor het Woord
Oods bewerkt te worden.Tweede
gebruik. Indien er hier
tegenwoordigzijn,
dieklagen over
een opstandighart,
een steenenen
hard hart, dan zegik tot de
zoodanigen:Indien gij
geengeloof
kuntkrijgen om in dit
Evangelievan
Christus te gelooven, trachtdan deze wapenen aan te grijpen, die
krachtigzijn
doorCod, tot
nederwBrpingder
sterkten,en
geloof te krijgen omer in te gelooven. Gij zult
danhet hart niet
zooonwillig
bevindente zijn. Het
bezwaart eenziele
zeer, die zulk eenhard,
opstandig steenenhart heeÍt. Doch hier is voor
de-zulken
eengrond van
vertroosting,als grj
geen geloot kuntkrijgen om het te
gelooven,dat
erloch, al is uw hart
nogzoo
opstandig,hard
enstijf, in het
wapenhuis van Christuswapenen zijn, die
machtigzijn het
ternederte
werpen, te vernederenen week te maken. Gij zult zeggen: ,,lk
kanmijn trolsche hart niet
vernederdkrijgen, ook kan ik
hetniet
afgetrokkenkrijgen
vande
liefde der wereld; ik bevind,dat
daarveel
begeerlijkhedende
overhand hebben, hetgeenmij zeeÍ terneder drukt". Doch hier is
onze vertroostingindien wij
geloof hebbenom te gelooven: Dit woord
des Evangeliesis machtig, door de kracht
Gods,om die
allein onderwerping te brengen. Als grj maar zoover kunt
komen, dat gij in
Christus wordt
gedreven wegens het ge-
zicht uwer
zonden, is het lieflijk en
troostelijk.
O, ik mag die
zielenwel lijden, die altijd
treuren overde zonde, die altijd
klagenover
een hard, opstandig, on- besneden, steenenhart. Doch hier is
eengrond van
ver- troostingvoor de
zoodanigen,dat
OodsWoord
machtig isdoor de kraci:t
Godsde
zonde terneder tewerpen.
Indienwij maar eens
daartoe konden geraken,om de
zonde als een last te beschouwen, dat zou goed vooÍ ons zijn, dat zou onstot
Chrislusuitdrijven. Cij zijt dichter bij den
hemel wan-neer gij den
staatvan uw
hardehart
beweent,en het
ter genezingin de
handenvan
Christusstelt,
dan wanneer giidenkt, dat
alles goed metu staat. Dan zijt gij
geschikt om het medeliidenvan
Christusop te
wekken,want Hij is
eenHeere, Die klaar staat om al de
zoodanigente
vergeven, diein
nederigheidtot
Hemkomen; Hij is
een Heelmeester,Die
dezulkenwil
behandelenom
hente
genezen,die
geengeld
hebbenom Zijne
behandelingte betalen.
Hij is inder- daadde
Medicijnmeesterder armen. Hij
begeertniet
meervan
ons dan alleen,dat wij
Hern vertellen, datwij
ziek zijn.Hij
heeÍt een hamerom het
hardehart te verbrijzelen.
HijheeÍt
een zwaardom het
aan stukkente slaan.
Hij kan hetverbroken en
wegensde
zonde verdruktehart heelen;
Hiikan
eennieuw hart en
een nieuwen geestgeven. Laat
uwhart niet
ternedergebo$enzijn,
omdatgij bevindt, dat
hetzoo hard is, werpt om dat alles uw
vertrouwenniet
weg, maargelooft in
GodsWoord, dat
machtig is door de krachtOods, om het alles te
bovente
doen komen.De
Heere zd gedankt, dat er zooveel kracht in het Evangelievan
Christusis, dat het
een ziele,die ziek is
vanwege de zonde, gezond,en een hart, dat hard is, week
kan maken;dat er kracht in is om dien
Geestover ons uit te
storten,die
aanhet huis
Davids beloofd is, (Zach.XII: l0)
den Geestder
genadeen der
gebeden,en
den geest van bekeering en treurenover de zonde. Als wij
daartoe konden komen zouhet
eenlieflijke voorbereiding zijn
voor een plechtigen vast-en
bededag, wanneerde
Heere het aangezicht fronst wegensde
zondenvan het land, en
onstot
een plechtig vasten entot vernedering roept
vanwege onzezonden. Het zou
be-tamelijk ziin, dat
eenieder
onzerzijn
eigen zondenen
dezonden van het land waarin wij
wonen ter harte nam, en datwij ons
daarovervoor God
vernederden opdatHij
ons zoo- doende mocht vertroosten.Nu, waar ziin de vruchten en uitwerkingen van
dezewapenen
onzeskriigs? Om
sterkten nederte
werpen, omde
overleggingenterneder te werpen, en alle
hoogte, diehaar verheft tegen de kennisse Gods, en alle
gedachtegevangen
te leiden tot de
gehoorzaamheidvan
Christus.Dit zijn namelijk alle
dingen,die in èf buiten den
menschzijn, die zich op
eenigerlei wijze tegen het Evangelie stellen.Het
brengtdie
alle in onderwerping. Het werpt voornamelijkal die
sterkten terneder,die inwendig in de ziele zijn,
na-melijk al die
dingen waaropde
menschenvan natuie
hun vertrouwen stellen.50
Nu,
vanwien is dit
huis voordatdit
werk gewrocht rvordt?Matth. Xllz44
beantwoordt dezevraag. De
satan zegt:,lk zal
wederkeerenin mijn huis vanwaar ik
uitgegaan ben".
De eigenaar van
dit
huis is dus deduivel.
Christus, onzeZalig'
maker, zegtin
een andereplaats:,Hoe kan
iemandin
hethuis
eens -terkgewapenden inkomen, tenzij hij eerst den sterke gebonden heeft en hemuitwerpt?"
Hii bedoelt,dat de duivetde
heeris van
eBns iedershuis,
zoolang niet Christus in deziel
komt,en
hembindt, en uitwerpl, en er Zelf bezit
vanneemt. Dit
moge ons eentoontie lager
doen zingen,al
ishet, dat wij nog zoo dikwijls
zeggen,dat wij
Christuslief- hebben.
Vraagthet
maar aanalle
mannenen vrouwen;
ziizullen
zeggen,dat zij
Jezus liefhebben,en zij zdn
boos als iemander
andersover denkt. Toch
houdenwij
allen er een sterkteop na
tegen Cltristus,en wij
houden die ten dienstevan
denduivel.
Het is dan ook noodzakelijk, voordat Christus in de ziele komt wonen, dat al die hooge torens nedergeworpenworden, en dat
Christus eennieuw werk in ons werkt,
enons nieuwe
schepselenmaakt. Dit is
eenvan de
werkenvan het
Evangelie, namelijk,al die
hoogten,die in
de zieledes
menschenzijn,
ternederte
werpenen met den
grond gelijk te maken; de zonde, den duivel en al díe begeerlijkheden,die het
kasteelvan het hart
bezetten,plat ter
aarde te doenvallen. En Hij
veegtal het vuil
vandat
modderighuis
dedeur uit, om er
zoo een schoon en sterk huis voor Zichzelvenvan te maken. Het
Evangelie trachtal die
oude vervallenschuren, die daar vroeger door de
zondeen
den duivel gebouwdzijn
nederte
werpen,en ons te
verhoogen, opdatde Koning der eere er
moge ingaan, zooals Ps.XXIV:7
luidt:,Heft uwe
hoofdenop, gtj
poorten,en
verheftu,
gii eeuwigedeuren; opdat de Koning der
eere inga",Dit alles is
zeer dienstig om onze trotsche naturen ternederte
$rerpen,om den natuurlijken en
beschaafden mensch telaten zien in welken
staathij is in het oog van Cod;
dathij, al
geeftde wereld
eengoed
gerucht van hem, nochtans geen voornaam menschis in de
oogen Gods, indien niet het Evangeliedit werk in
hem heeft gedaan, om de hooge torens,die in
hemzijn,
terneder tewerpen.
Als gii nooit een krankeziele hebt
gehad vanwegede
zondeis het
een teeken, dat5l
Christus
en Zijn Woord
nooit hun werk in u hebben gedaan;het is
een teeken,als het zoo is, dat gij nog
tegen God in opstandzijt;
en wee hunner voor eeuwig, die in dien toestandzijn en
daarin hardnekkigwillen blijven. Hij
heeft wijsheidom
opstandelingentot
Zich te roepen, en macht om te maken,dat zij zich
aan Hem onderwerpen.Maar Hij
heeÍt ook eenijzeren roede om hen allen te vermorzelen, die het trotschelijk tegen^ Hem
uithouden. Wel
hen,die het
oudehuis
intijdsaan
Christus kunnen overgeven,die tot het besluit
komên,dat de
natuur,en hun
zonden, en hun oude harten hen nooitin den
hemelzullen
brengen. Ja, ofschoon zij eenige kennisvan God, en
een overvloedige kennis van de godgeleerdheid daaromtrent hebben, toc-h wetenzd, dat dit
alles niet andersis dan het bezetten van
een kasteel tegen Christus en
het
bouwen van sterkten tegen Hem, en tot de erkentenis gebracht
te zijn, dat wij altijd in
een jammerlijken staat zijn, zoolangniet het
Evangeliemet kracht inkomt en al
die sterkten, dièin ons zijn,
ternederwerptlen
onszelve zoodanig schatten,dat wij niets
weten voordatwij
weten,dat
Christusdit
in ons gewrochtheeft.
Merkt op wat een geleerd man uitspreekt,die ongetwijfeld
een groote mate geleerdheid had,en
tochvan
zichvelvenzegt: ,,lk weet
niets,ook
begeerik
nietste weten dan het kruis van Christus en Hem gekruisigd; waardoor de wereld mij gekruisigd is, en ik derwereld".
Alle natuurlijkeen burgerlijke
deugdzaamheidzullen
onsniet in
den hemelkunnen brengen,
maarwij
hebbennoodig te zien, dat wij van
naturein
een verdoemelijken staat zijn en van de genade Gods _afhangen;dat
Hij als het Hem behaagt ons voor eeuwigin
de hel kan werpen. Indienwij
niet gevangenen van Christus worden gemaakt zullenwij
voor eeuwig gevangenen en stavenin de hel zijn. Tenzij wij een ingestort gèbouw worden
opdat
Christus ons opbouwe,zullen wij
ontwijfelbaar vooreeuwig ellendig
zdn.Slechts een paar woorden over
enkele dingenvan dit punt. Ten
eerste, aangaande eenige gewone gebrekerr, die in..sommigen zijn,, welke
veroorzaken,dat tij die
torensblijven bezetten. Ten
tweedezullen wij
eenige kenmerkenaanwijzen van
henwier
sterktenzijn
nedergeworpen. Tenderde zullen wij u
aantoonen welkenweg de
Heere houdtin het
nederwerpenvan
deze sterkten.Wat nu de
gewone gebreken aangaat, die in de menschenzijn,
waardoorzij die
torens staande houden.Die zijn:
10. Niemandis vrij van dit
gebrek:Deze wallen en
sterktender
zonde,worden
zoolangwii
levenniet
ganschetijk nedergeworpen.Als het
niet zoo was geweestzou
de .Apostel Paulus,die
een uitverkoren vat deÍ barmhartigheid was,nooit die
woorden hebben gesproken:(Rom.
Vltl:18)
"lk
weet,dat in mij, datis,inmijnvleesch, geen goed woont." Dit werd door hem
gezegdna
zijnwedergeboorte. En
wee hunner,die niet
erkennen,dat
ernog iets van het oude werk der
natuurin
hen overblijf_tzoólang zij hier ziin.
Waarom?
Hoekan dit waar
ziin?Omdat
er niets is, dat de
erfzonde,die in
ons is, geheel enal uitdrijft
dan alleende heerlijkheid. Ik
weet wel, dat ware genadede
takkenvan dien
boom afsnoeit, en ook den stam nadeel toebrengt;dat
genadede
murenen het dak
vandit huis
ternederwerpt; doch wat de wortel van
dezen boom,en de
grondsteenenvan dit huis
aangaat,er is
niets, datde wortel geheel uitgraaÍt en de verwoesting
volkomen maakt dan alleende
heerliikheid. Ja, de kinderen Oods zijn,wanneer het huis door de
genadeder
wedergeboorte is nedergeworpen,dikwijls weder bezig geweest met
voor zichzelven kapellente bouwen. Zoo
lezenwij van
Noach,Lot, David, die in afschuwelijke
zondenvielen
nadat zii waren wedergeboren;het vallen in die
snoode zonden washet weder opbouwen van kapellen of kleine
huizen van zondeen
verdorvenheid.20. Doch er zijn
weder anderen tegenwie de
Heere depijlen van Zijn
Evangelie schiet, zonderdat
daardoor ooit eengat in hun
muren geschoten,of
eentak
van hun boomis
algesnoeid niettegenstaande alleswat er
aan gedaan is.Wii
lezenvan
dergelijkenin
Hand.VII:51,
waar de Apostel Stefanustot
sommige Jodenpredikt, en ten slotte tot
henzegt: o0ij
hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oorenn'.Hij
schietmet
krachtop
hen, maar niettegenstaandeal
ziin schotenwordt er
geengat in hun muur
geschoten, maar zii versterkenzich
zookrachtig, dat het weder
terugschiet ophem,
die hun predikte, en zij
steenigenhem dood om
wathij deed. Zoo
dedenzij ook
aanChristus. Hij
schoot ophen door de prediking van Zijn Woord en door
mirakelenonder
hente
werken,om hun
oude muren neer te schielen;maar
zij
schotenop
Hemterug en
kruisigden Hem.Het is
eentreurig
teekenals
het Evangelie den menschenwordt gepredikt en het hen van
zonde overtuigt,en
hetniets in
henuitwerkt,
dandat het
haat in hen verwekt tegende
predikersvan het Evangelie. Doch wat zii
ook doen, erwordt niet één gat
gemaaktin hun
oudewerk,
maar hetblijft
onbewogen overeind staan.3. Dan is er nog
een derdesoort
menschen,wier
oudemuren en
sterke torensde
predikantendoor hun
prediken aanhet
schuddenen
wankelen brengen,doch die,
terstond uranneerzij
bemerkendat
hun muren beginnen te schudden,zich opmaken om er
stutten tegente
zettenten
einde zeovereind
te houden. Zoo
lezenwij van
Kaïn en van Achab,dat zij dit
deden: zij
keerden weder tot hun vorige vermakenen
oude zonden, al klaagden hun consciëntiën hen aan wegenshet kwaad, dat zii
gedaanhadden. Zulke
menschen-zijnwaarlijk in
een zeer ellendigen toestand,wier
zonden hundoor de prediking van het
Vy'oord worden ontdekt en bloot- gelegd, en die toch weder terstond weggaan en naar de herbergtoopen, of wanneer zii dat niet
doenweder
beginnen tè vloeken,en zoo
voortdurendhun
zonden ophoopen en hun consciëntieverharden. Als zij
het bemerkten zoudenzijzien,
dat zij in
een zeer vreeselijken toestand zijn.Doch de
bestesoort van de
hoordersvàn Gods
Woordziin zij, die zich gewillig
onder Christus onzen Heere buigen, wanneerHd door Zijn tffoord en
predikers tot hen spreèkt;die
goedkeuren,dat de
Heerehun
torensvan
hoogmoed, wereldsgezindheíd en oneerbaarheid ternederwerpt ; hun sterke kasteelenvan eigenliefde doet vallen; hun liefde tot
dewereld
onderZijn
voetenlegt, en hun liefde en
neiging totbiigeloof en afgoderii ternederwerpt. Wii vinden in
Godsliloord
zes verschillende kenmerkenvan zulke
hoorders, enzullen die
aanwijzen.Eerste
kenmerk. Ziet
Hand. II :37,
waar geschreven staatyan een groot aantal zielen, die onder de prediking
yan54
den Apostel Petrus
tot
Christus bekeerd werden, dat zij doorzijn prediking
nverslagen werdenin het hart".
(Eng. Overz.in het hart gestoken). De
woorden,die hij tot hen
sprak, waren zoodanigalsof
een slang hen gestoken had,zii waren zoo scherp, dat zd het hart doorboorden. Wanneer het WoordGods tegen het hart der
zoodanigenbegint te
beuken enhun de
hooge torens van godloochening,die in
hen zijn, dehooge wallen van
goddeloosheid,de diepe
wateren van bloedstorting,de'sterke
begeertenvan
oneerbaarheid begintte
ontdekken; wanneerzij zulk
een slavernij aan alle soortenvan zonde zien en
ternedergebogenzijn
onderhet
gevoeldaarvan, dan wordt het hart van het kind
Gods daardoorals het
ware gestoken,het wordt
doorpriemd, gescheurd en doorstoken.Het tweede kenmerk van dezulken wordt ons ternedergesteld
in
Jer.XXXI: 18: ,lk heb wel
gehoord, dat zich
Ephraïm
beklaagt, zeggende:
Gij hebt mij
getuchtigden ik
ben ge- tuchtigdgeworden".
Wanneer de ziele eenmaal over de zondegaat klagen en
onderhet
gevoel daarvan ternedergebogenis en zich
daarover beklaagt aan God enZijn dienstknechten,is het
een teeken,dat die
hooge torens beginnentevallen;
doch zoolang grj in uw
zondeschuld voortgaaten er
niet tegen klaagt,dat is niet de weg
naarden hemel.
Al hooptgrj op den
hemel,toch is het niet wel met u, het is
eenteeken, dat er
hooge torensin uw ziel zijn, dat het
werkvan
den ouden Adamnog
vast staat.Een derde kenmerk
van
hen,die gewillig
onder Christusbukken en voor Zijn Woord
buigen,is dit:
Wanneer hun zondenhun worden ontdekt
beginnenzij
terstondbij
zich-zelven sluitredenen te
maken, evenalsde
onrechtvaardige rentmeester,die uit ziin dienst werd
uitgezet, omdat hijverkeerd had gehandeld. Toen hij was
afgezet begon hijbii
zichzelvente denken: Wat zal ik doen ? te
bedelen
schaam
ik mij.
Niemandzal
medelijdenmet mij
hebben enmij in dienst nemen. Werken kan ik niet. Ik heb
nietsom
vante leven." En zoo besluit hij, dat hij tot zijn
heerzal
teruggaan. Laatdie
hem,als hij dat wil, in
de gevan- geniswerpen; want hij
weet,dat hii dan
moet krijgen wathij tot ziin
levensonderhoudnoodig heeÍt. Gelukkig is
deziele
wanneerzij tot zulk
een staatkomt; dan ziet zij,
datzij niets van
zichzelve heeftom van te
leven,en
zoo komtzij tot het besluit, dat zij
naar Christus terug zalgaan.
LaatHij
haar,als Hij dat wil, in de
gevangenis werpen, dan zalhet
haar beterzijn dan toen. Zoo
was het met den verlorenzoon gesteld, toen hij alles had
doorgebrachtwat hij
haden niets meer over had. Hij komt tot het besluit, dat
hii nietin
een vergelegenland kan slerven. In het
eerst dachthij, dat hij
wegensde
schande niet naar het huis zijns vaderskon wederkeeren; doch loen hij
zag, dathet niet
anderskon,
besloothij toch
maar naarhuis te
gaanen ziin
vaderzijn
diensten aante bieden,
overwegende, dat het beter was een levende dienstknechtdan
een doode zoonte
zijn.Een
víerde kenmerkvan
dezulken,die gewillig voor
het Evangelie buigen,is, dat het
een ernstig verlangen naar eenZaligmaker in
henverwekt. Ik wil niet
ontkennen,dat
erzijn in wie
deze begeertenaar
een Zaligmaker niet zoo dooren door geestelijk is als het
behoordete zijn; toch is
ereenige
begeertein zoo
iemand naar Christus,en hij
heeftdat gezicht, dat hij
Hemniet kan
missen,en hij
begeert,dat Christus in zijn ziele
moge komenen al
zijn trotsche begeerlijkhedenen
inbeeldingen terneder werpen, en dat hij naar lichaam enziel
een gevangenevanJezusgemaaktmoge worden.Een
vijfde
kenmerk van hen, die het Evangelie van Christus gehoorzaamzijn, is,
dat zoo iemand met een langenliefdeblik uitziet, en
steeds meeruitziet,
naarde beloften. Hij
hoortnooit zulk
een belofteals,
dat Jezus Christusin de
wereldis
gekomenom
boetvaardige zondarenzalig
te maken, of hiidenkt bij
zichzelven: O! dat ik
eenvan die ware
voor wieHij
gekomenis om die zalig te maken.
O!
datik
miin hartingedompeld
kon krijgen in die
genadige beloften.Een
zesde kenmerk van hen,die zich
aanhet
Evangelie overgeven,is, dat
niemand Christuszoo
hoogschatals
zij.O! hij zou
den hemelwel willen
geven,als hij dithad,dat hij
Christushad. Hii zou niets te
dierbaar achten om zekerte zijn van Christus. Gii weet van die vrouw, van wie
deEvangelist Lukas verhaalt, dat zij de
voetenvan
Christus met haar tranen natmaakte en met het haar van haar hoofd af-droogde. Als heur haar en hare tranen den hemel waren geweest,
zou zij die niet goed
genoeg hebben geacht, om er de voetenvan
Christus medenat te
makenen af te drogen;
zulk eenhoogachting had
zij voor Hem.
Wanneerde ziele
eenmaalzoover komt, dat zij
moetuitroepen: ,,lk ellendig
mensch,wie zal mij
verlossen vanhet
lichaam dezesdoods",
en gijweet
hoezeergij
Christusverplichl zijl
om u daarvan te ver- lossen,zal het tr
Christusop
hoogenprijs
doen stellen, enu
doen zeggen: y,O!kon ik iets
gevenvoor
Hem,opdatik
Hem mochthebben.
Als de hemel en de aarde van mij waren,zou ik ze
voor Hemgeven".
Wanneer de ziele maar eenmaalwaarlijk
vernederdis door het
Woord van God", zal zij nietsontzien.
Dankomt het er niet op
aan watwij
voor Christusgeven. Dan zal het
nietzijn: Wilt
grj uw zondige begeerlijk- hedenvoor
Christus geven?wilt glj dewereldendedingen
der wereld voor Christus
loslaten? Dan zullen wij niets
vasthouden, maar alles gewillig
verlaten opdat wij
Christus
mogen gewinnen. Dit
zijn zeer levendige en klare kenmerken
van een ziele, die door het Woord van God is ternedergebogen
en
vernederd.
Nu nog iets over den weg en de
orde,dien de
Heerehoudt in het
ternederwerpenvan
deze sterkten.' De tekst zegt ons, dat'de
natuur, de
oude mensch, eerst
wordt
nedergeworpen,die valt
geheelom;
de wet doet eersthaar werk om
nederte
werpen, voordathet
Evangelie ietste
doenkrijgt om op te richten. Dit doet
onsallen
zien inwelken
staatwij van
naturezijn,
namelijk,in den
staat der verdoemenis.Ik
weet, dat dit nederwerpen van het oude werk eerder een voorbereidingtot
het werken is, dan een eigenlijk werk.Doch wat is het
eerstewerk, dat het
Evangeliein
de zielewerkt?
Daarover is onder sommigen geschil. Sommigen zeggendat berouw of
bekeering het eerste werkis;
anderen zeggen,dat
geloovenhet
eerstewerk is.
Dochik
denk, dater
geenware
bekeeringof
oprechtberouw kan zijn
zonderdat er eenige mate van
geloof aan voorafgaat.Doch
weldenk ik, dat er
eenwerk in de ziel is, dat-vóór
het gelooÍ 9_!b9.keelng gaat. Onze Zaligmaker
Christuszegt:
(Joh.VI:45) ,Zij
zullenallen van Gód
geleerdzijn. een iegétilf
die het van
den Vader gehoorden
geleerd heeft,die
komttot Mij." Er is dus
eensoort van
luisteren naar het woorddes
Vadersin
sommigen voordat het in anderen is, en dewijlin het
voorafgaande vers van een opstanding wordt gespro-ken, is het
waarschijnlijk,dat
daarmede bedoeld wordt, datdit het
eerstewerk is. Dan is dit het
eerstewerk, dat
inde ziele wordt
gewrocht-
hoewelde
hebbelijkheidvan
alhet
overigedan
ook wordt gewerkt-
namelijk een geestelijkhooren en aangrijpen van
Christusdoor de ziele; en
danvolgt in de
naaste plaats het gelooven. Onze Heere Christus maakt onderscheid tusschendit
hoorenen het
geloof, wantde ziele
kan nooit tot Christus komen om in Hem te gelooven,tenzii zij
eerst eenige bevatting heeftvan het
eerste werk,dat in de ziele
gewerktis;
zoolang zij niet leert onderscheidte
maken tusschen Christusen
andere menschendoor
eengeestelijk hooren
van Cods
Woord; zoolang zij niet leert
kennen, dat er
onderscheidis
tusschenZijn
stemen
destem van
alle
anderen.Waar zij
tevoren slechts een geringegedachte van Zijn Woord
hadden, achtenzij nu
Hem enZijn Woord hoog; en
daartoe
gekomenzijnde volgt
danhet
geloovenin
Christus en het vertrouwen op Hem. Daaropvolgt het
derdewerk,
een droefheid naarCod
wegens dezonde, hetwelk formeel het werk der
bekeeringis;
wantwelke droefheid ook zil vroeger
hadden,die was
andersniet, dan een wettische
verslagenheid wegensde
zonde, maar geenwaar berouw en
droefheid naar God.Toepassíng.
Er
moet dan een vernedering en verslagenheidzijn in allen, die recht
kennenwat
Christusis. Ik wil u
allen
naardit
kenmerk verwijzen om te zien en te beproevenof gij ooit
deze vernederingen die
verslagenheid van hartehebt
gehad,en bij
gevolgom te
beproevenof gii
Christushebt.
HelaasI ik
geloof, als men de meeste menschen onder- zoekten hun
vraagt hoezij Christus
kregen,en
hoe Hij tothen
kwam,of
wanneer hun sterkten werden nedergeworpen,dat zij dan zullen
moeten antwoorden,óf, dat zij
Hem inhun wieg hebben
gekregen,toen zij nog jong
waren, óf,dat zii
Hem te eenigertijd
hebben gekregenterwijl
zij sliepen;doch
wat het is
smart en droefheid over de zonde te hebben,of
één traante
schreien omdatzij
tegen God hebben gezon-digd,
daarvan hebbenzij nooit iets
leerenkennen. Het
isverre van mij, dat ik
metdit te
zeggen droefheid over dezonde aan
tranenverbind; want ik
weet,dat er
een ware droefheidis, die
zonder tranenis, en dat
er een wezenlijke droefheidis, die
hooger gaat dantranen. Maar dit
zeg ik,dat er op de
eeneof
anderewijze
een ware vernederingwegens de zonde moet zijn,
voordat Christusin de
zielekomt. Doch
hefaas!ik
geloof,dat alle
Jobsdoodzijn(Job.
Vl:4), die zulkê
droefhei"d hebben,en zïlk
een smaït óverde zonde kennen, als hij had. Ik
geloof,dat de
meestenniet
welenwat dat is, dat
zooals dat,bij
hem was, de pijlendes
Almachtigenhun
geestenuitdrinken; noch wat dat
isdat zij zich zoo
over zichzelve ergeren omdat ze legen zulkeen
goeden Heere hebben gezondigd, namelijk,dat zij
vanharte op
zichzelven vertoorndzijn,
omdatzij
Hem hebben beleedigd;waar dit
gevondenwordt zal
het de geestenuit-
drinken.
Ik bid u,
beproeft uzelvenof dit werk in u is, of
niet,want
velenzullen
ten laatsten dage bedrogen uitkomen, mee- nende,dat zij die
dingen hebben gekregen,die
wanneer zij beproefdzullen
worden niets anders zullen worden bevonden dan zuivere inbeelding. God ziet dadelijk, dat het alles slechts onechten
nagebootst werkis;
hun bekeering, hun gelooven,en alles wat zij hebben. Wij
moesten daaromnooit
rusten voordatwij
zeker wetenof wij in
Christuszijn, of niet;
ofwd
meer hebben dande
natuurkan geven; of w[ over-
gebracht zijn uit het koninkrijk der
duisternis in
het konin-
krdk van
den Zone Gods.
Heere, doe ons allen
ontwaken
om
onszelve in dit
punt te beproeven, opdat wij
mogen zien,
dat wij niet tot
hen behooren, die beldden, datzij in Christus
zijn en
nochtansnog in den
staat der natuurzijn.
Nu, dezen Heere, Vader,Zoon en
Heiligen Geest,zij alle lof
en heer-lijkheid tot in eeuwigheid.
Amen.4. \ilíandelende en rwenende (1)
In
dezelve dagen en terzelfdertijd,
spreektde HEERE,
zullen dekin- deren Israëls
komen,zíj en
dekinderen van
luda
te zamen; wan- delende en weenende zullenzij
heen-gaan en
denHEERE
hunnen God zoeken.Zij
zullen noar Sionvragen;
op
den weg herwaarts zullen hunne aangezíchtenzijn; zij
zullen komen en denHEERE
toegevoegd worden, met een eeuwig verbond,dat
nietzal
worden vergeten.Predikatie ooer Jeremia
50:4,
5 Geliefdenin
den Heere!
Deze woorden bevatten een profetie van den val van Babel,