• No results found

Vogels van waterrijke gebieden in Vlaanderen: status en trends

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vogels van waterrijke gebieden in Vlaanderen: status en trends"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

K. D evos, G. Verm eerseli en A. Anse/in Instituut voor Natuur- en Bosouderzoek

Vogels van waterriike gebieden

in Vlaanderen: status en trends

Zowel in het broedseizoen als in de trek- en wilttelperiode vervullen heel watwaterrijke gebieden in Vlaanderen een belangrijke rol als broed-, rust- en voedselgebied voor vogels.

Broedende \Fa tervogels tonen een 111isselend beeld wat trends betre.ft. De 'echte' watervogels - soorten die in belangrijke mate gebonden zijn aan open water zoals aalscholvers, fitten, gmtzen en eenden - vertonen meestal een stijgende trend. Vooral bij ganzen en eenden is tevens de sterke opmars van exoten opvallend. !vfoerasvogels die vooral voorkomen in de overgangszone tussen tussen land en 111ater doen het veelminder goed. Ook de meest kritisch e soorten van vochtige graslanden nenten meestal in aantal af

In de winletperiode vamten plassen, moerassen, rivieren, kmwlen en vochtige graslanden belangrijke over-winteringsplaatsen voor \Fatervogels. Diverse gebieden zijn van intemationaal belang. De meeste soorten - zowel piscivore, benthivare als herhivare - lieten de voorbije decennia een duidelijke toename noteren. De status en populatietrends vat/ vogels worde11 meestal door ee11 combinatie van verschillende factoren bepaald. De belangrijkste worden in het artikel kort besproken.

Vlaanderen heeft relatief we inig grote waterrijke gebieden. De meeste hebben een kunstmatige oorsprong {bv. spaa rbekkens en zandwinn ingen) of zijn sterk onderhevig aan menselijke invloeden {bv. ri vieren). Toch vormen die gebieden voor heel wat voge lsoorten een belangrijk habitat, hetzij als broedgeb ied, hetzij als overwinteringsgebied of als pleisterplaats tijdens de trek. De eisen die voge ls aan dit habitat ste ll en, kunnen sterk vari-eren van soort tot soort of tussen verschil lende soortgroepen . Habitatveranderingen hebben in de loop van de voorbi je decennia vaak een grote invloed uitgeoefend op de evo lutie van de aan wezige voge l populaties, zowel in positieve als negatieve zin. In die context kunnen watervoge ls in bepaalde gevallen fungeren als indicatoren voor ecoystemen, hoewel de grote variatie aan factoren die populatietrends beïnvloeden va ak een interpretatie bemoeilijken {Kush lan 1993) . In deze bijdrage wordt een bondig overzicht gege-ve n van de gege-verspreiding en de aantalsantwikkeling van vogelsoorten in Vlaanderen die gebonden zi jn aan water. Waar mogelijk wordt kort in gegaan op factoren die aan de grondslag kunnen liggen van de vastgeste lde patronen.

Materiaal & Methoden

De gegevens d ie gepresenteerd worden in deze bijdrage zijn ontleend aan databanken op het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek waarin resu ltaten van atlas- en monitoringprojecten zi jn opgenomen . De verza meling va n de veldwaar-nemingen gebeurde in hoofdzaak door vrijwil lige medewerkers, waarbij een belangrijke ondersteu-nende ro l is wegge legd voor Natuurpunt Stud ie.

Broedvogels

De verspreiding van broedvogels in Vlaanderen werd in kaart gebracht tijdens twee atlasprojecten, respectievelijk in de periode 1973-1977 (Devillers et a l. 1988) en 2000-2002 {Vermeersch et al. 2004). Voor de meeste soorten werden voor die

twee perioden ook populatieschattingen opge-steld zodat door een onderlinge vergelijking een globaa l beeld van de trend kan samengesteld wo rden. Daarnaast worden de aantallen van ko loniebroedende en zeldzamere soorten sinds 1994 ja arlijks opgevolgd via het project Bijzon-dere Broedvogels VlaanBijzon-deren {BBV-project) {zie o.a . Anse lin et al. 1998,Vermeersch et al. 2006b). Pas dit jaar werd een monitoringprogramma voo r algemenere broedvogelsoorten opgestart zodat op d it ogenb lik voor deze groep wei nig of geen echte trendgegevens beschikbaar zijn.

Voor een beschrijving van inve ntarisatietechnie-ken verwijzen we naar de hierboven vermelde pub lica ties .

Niet-broedvogels

Tellingen van overwinterende en doortrekkende watervogels vinden jaarl ij ks plaats sinds eind de jaren '60. Sinds 1979 vinden in Vlaanderen zes te llin gen plaats van oktober tot en met maart, waarbij tegenwoordig gem idd eld 500 telgebieden worden bezocht {zie o.a . Devos et al. 200 1 ). De trends die in dit artikel worden weergegeven, zijn gebaseerd op de werke lij k getelde aantal-len, zonder een correctiefactor voor niet geteld e gebieden. Gezien de belangrijkste gebieden zo goed als maandelijks werden geteld, kunnen de beschreve n trend s als betrouwbaar worden beschouwd. Een meer statistisch onderbouwde trendanalyse is in voorbereiding.

Resultaten

Broedvogels

Bij broedvogels die afhankelijk zi jn van vochtige biotopen, worden drie groepen onderscheiden: soorten d ie gebonden zi jn aan open water, soor-ten die vooral voorkomen op de grens va n water en land {moerassen) en soorten die broeden in vochtige graslanden. Voor elke groep werden een aantal kensoo rten geselecteerd.

(2)

Figuur I. Verspreiding in Vlaanderen wm enkele typische vogelsoorten die gebonden zijn aan open water (Fuut, AalscoiFel;Krakeend, Tt~{eleend, Kuijêend).ll'eergegeven is het aantal soorten per atlashok van 5 op 5 k111 (naar Ver111 eersch el al. 2004).

/l"

ITTl

r I(

-

' I • • ~"h /

rtt

,....) l"'- ' :;a_

• ...t

'

y

)!

rr-!..J .};-/

~ .-~

-•

n

:C"

1--~- ' I I

JL

~I I

-.

I

.vW

I I I lr\1 'J _L N J

Figuur 2. Verspreiding in Vlaanderen van enkele typische vogelsoorten die gebonden zijn aan rietmoerassen (Roerdomp, IVoudaap, Bruine Kiekendief, Blauwborsl. Kleine Karekiet. Snm: Rietzanger en Baardmmmelje.). Weetgegeven is het aantal soorten per atlashok van 5 op 5 k111 (twar Verl/l eersch et al. 2004).

D •

D •

c::J '

Tabel I . Vergelijking van hel aantal broedparen wm diverse soorten waten•ogels tijdens atlasprojecten in de periode 1973-77 en 2000-2002. Aantal broedparen 1973-1977 2000-2002 Fuut 200-300 1100-1500 Aalscholver 0 573-853 Knobbelzwaan 80-100 270-360 Grauwe Gans < 50 I 000-1300 Krakeend 17 1000-1200 Tafeleend 150- 180 600 -800 K uifeend 180-200 1900-2400

Tabel 2. Vergelijking van het aanlal broedpa ren \'all diverse soorten exotische watervogels tijdens de p eriode 1973- 77, in 1994-1996 en 2000-2002. Aantal broedparen 1973-1977 1994-1996 2000-2002 Zwarte Zwaan 0 0 40-45 Indische Gans 0 0 20-25 Canadese Gans I 2 10-300 1400-1800 Brandgans 0 14-30 120- 150 Magelbaengans 0 0-4 30-45 Nijlgans 0 75- 120 800-1100 Casarea 0 0 5-10 Caratin a-ee nd 0 0 25-30 M andari · neend 0 _5, 10 80- 5

Tabel 3. Vergelijking van hel aantal broedparen van diverse soorten moerasvogels tijdens atlasprojecten in de periode 19 73-77 en 2000-2002. Aantal broedparen 1973-1977 2000-2002 Roerdomp 60-65 11-1 2 Woudaapje 60 11-1 9 Bruine K iekendief 20 140-1 60 Snor 70-80 9-20 Rietzanger > 1000 2 100-2600 Blauwborst 500-800 3000-3700 Baardman 10-25 10-20 Grote Karekiet 100 0

• 0 0

Broedvogels van open water

Voora l futen en duikeenden zi jn sterk afhankelijk van open water. Bij andere soorten zoa ls zwanen en ganzen is vooral de combinotie von open water met aanpa lende {grazige) landvegetaties belangrij k. Bij Aalscholvers is ook de aanwezig-heid van gesch ikte nestbomen in de buurt van water be langrijk.

Soorten va n open water komen ruim verspre id voor in Vlaanderen {Fi guur

1 ).

Het hoogste aantal waterge bonden soorten kom t voo r in enke le rivierva lleien (voora l Scheldebekken} en vijvergeb ieden (o.a. Midden-Limburg}. Een groot gedeelte van West-Vlaanderen, het zuidoosten van Oost-Vlaanderen en het zuiden van Li mburg zi jn regio's waar de kensoorten we in ig of niet vertegenwoordigd zij n.

De meeste soorten die afhanke lij k zijn van de be sc hikbaarheid va n open wa ter ke nden d e voorbi je decennia een sterke toename {Tabe l 1 }.

Zowe l visetende soorten {bv. Fuut} als herbi vore {Krakeend} en ben thivare (Kuifeend} soorten ver-toonden een posi ti eve trend . Bij enkele soo rten betreft het een he1·stel van eerdere afnames (bv. Aa lsc ho lve r die a ls broedvoge l in Vlaanderen verdween in 1964).

Bij deze groep vo n watervoge ls va lt ook het hoge aandeel exoten op. Niet inheemse watervoge ls komen reeds ruim ve rspreid in Vla and eren voor. De meeste soorten ste llen wein ig eisen aan hun habitat en komen ook in ve rstede lij ke gebieden voor (parkvijvers} .

Ze kennen in het a lgemeen een sterk sti jgende trend zoals weergegeven in Tabe l 2. In de jaren '70 was de prob lema ti ek va n exotische watervo-gels nog bijna o nbestaande . De eerste soorten die een doorbraak kenden in de jaren '80 en '90 waren Ca na dese Gans en Nijlgans . Sinds het midden van de jaren '90 ve rtoonden beide soorten een exponentiël e toename en vest igden zich ook andere soorten als broedvoge l {zie ook Anse lin & Vermeersch 2005).

Er wo rdt va nuit gegaan dat broedende Brandgan-zen hoofdzakelijk verwi lderde voge ls zi jn , hoewel ontwikke lingen in Nederland er op wijzen dat een gedeeltelijk wilde herkom st niet uit te sluiten is (Voslamber et al. 2007).

Broedvogels van (rief)moerassen

De verspreid in gskaart van moerasvoge ls toont du idelij ke conce ntrati es in de polderregio's en lan gs rivieren, waar voora l gebruik gemaakt wordt va n een netwerk va n lin ea ire rietelementen la ngs waterlopen. Grote moerasgebieden en uit-gesterkte ri etve lden zijn ze ldzaam in Vlaa nderen. Die gebieden herbergen het hoogste aanta l ken-soorten (o .a . Vijve rgebied van Midden- Lim b urg, de Blankaart te Woumen en het Groot Rietveld te Melse le).

(3)

Fig uur 3. Verspreiding wm enkele typische \'ogelsoorten in Vlaanderen die gebonden zijn aal/ vochtige gm slanden (Slobeend, Zomertaling. Kll'artelkoning . ltftlersnip, Gmtlo. Tureluw ; Slobeend. Zom ertaling. Graspieper en Paapje). Weergegeven is het aantal soorten per atlashok vm1 5 op 5 km (naar Vermeersc/1 el al. 2004).

0

Cl • Cl • D

Tabel 4. Vergelijldng vm1 het aantal broedparen wm diverse soorten graslandvogels tijdens atlasprojecten in de periode / 973-77 en 2000-2002. Aantal broedparen 1973-1977 (*: 1981) 20 00-2002 S lobeend 265-300 800-1000 Zomerta ling 250 160-200 Tureluur 210* 420-450 Wulp 470-500* 500-600 Grutto 750-780* 1050-1 200 Watersnip 110-130 30-50 Kwartelkoning 1-5 2-5 Graspieper >=25.000 3800-5500 Paapje 300 5-10

Fig uur 4. Trendindex van overwimerende populaties vm1waterl'ogelsoorten H'aarFoor Vlaanderen een inter-nationale verantwoordelijkheid heeft. De index is gebaseerd op de zes mldmaandelijkse watervogeltellingen die elke winter in Vlaanderen plaatsvinden. De som wm deze zes tellingen geeft per winter een seizoensom die eenmaat is voor het aantal doorgebrachte vogeldagen in een gebied o.lregio. 10or de indexberekening werd de seizoensom wm de winter 1991/92 gelijkgesteld rwu 100 en werden alle andere seizoensommen uitgedrukt als een percentage hiervan.

1600 1400 --Kleine Rietgans - - Kolgans 1200 Grauwe Gans 1000 Smient --Krakeend 800 - - Wintertaling 600 - - Wilde Eend 400 - - Pijlstaart - Slobeend 200 Tafel ee nd 0

Tabel 5. Gemiddelde wintermaxima van verschillende soorten watervogels in Vlaamleren tijdens drie opeenvolgende perioden, gebaseerd op de resultaten wm de mie/maandelijkse walerFogeltellingen (okto -ber-maart) 1980/81- 1989/9 0 1990/91 - 1999/00 2000/01 - 2005/06 Fuut 1200 23 00 23 00 Aalscholver 450 25 00 3900 Kleine Rietgans x 20600 34800 Kolgans x 24200 43 100 Grauwe Gans x 6100 17900 Ber2eend 2100 4900 5600 Smient 16800 52700 80500 Krakeend 1700 3700 9100 Wintertalin2 9700 22 100 36600 \Vilde Ee nd 63500 58300 82300 Pi'lstaart 590 1600 3000 Slobeend 2600 3000 4200 Tafeleend 6200 12800 174 00 Kuifeend 5700 13500 13900

soorte n van natte (en grootscha li ge) moerassen het slecht doen (Roerdomp, Grote Karekiet) terwijl soorte n va n drogere, vaak ve rruigd e moerasbi-otopen een sti jgende tre nd kennen {Bruine Kie-kendief, Blauwborst, Rietzanger) . Bij de Rietzanger betreft het evenwe l slechts een gedeeltelijk herstel va n een grote populati eafname in de jaren '60.

Soo rte n va n natte graslanden

De verspre idingskaart van deze soortengroep toont belangrijke co ncen traties we idevogels in de Kustpo ld ers, de IJ zerva ll ei, het polder- en ha ve ngebied nabij Antwe rpen en plaa tse lijk in de Kempen en lang s de Demer.

Net als b ij de moerasvogels stellen we een w is-se lend beeld vast wal de populatietrend betreft {Tabel 4). Steltlopersoorten zoa ls Grutto, Wu lp en Tureluur doen het over algemeen goed, met uitzondering va n Watersnip. Die laatste is de meest kriti sche soort die het sterkst gebonden is aan zeer natte terreinen . De sterkste afnames worden vas tgesteld bij zangvoge lsoorten als Graspieper en Paapje . Bij enke le soorten {bv. Kwartelkoning) dateert de grootste afname van deperiode vóó r1970.

Niet-broedvogels

Builen het broedseizoen vormen plassen, meren, ri vieren, kanalen en estuaria een belangrijke pleis-terplaats voor diverse groepen van watervogels. In Vlaanderen komen jaarlijks meestal tussen 400 .000 en 500.000 watervogels overwinteren {meeuwen niet meegerekend), een aanta l dat internationaa l gezien niet bijzonder groot is. Ter verge lijkin g: in Nederland telt men geregeld tot bijna 5 miljoen watervoge ls. Uiteraard spee lt de oppervlakte van een land of regio en het aanbod aan waterrijke gebieden hierin een belangrijke rol.

Nochtans vervullen Vlaamse wetlands voor enke le soorten we l degelijk een internationaal belangrijke functie. Soorten waarvan een belangrijk deel van de lotale 'flyway ' populatie in Vlaanderen ve rblijft zijn: Kleine Rietgan s (> 80 %), Krakeend (15 %), Slobeend (1 0

%),

Winterta lin g (8

%),

Smient (5

%), Tafeleend (5

%)

en Pijlstaart (4

%) .

In Tabel 5 wordt het gemiddeld wintermaximum in drie opeenvo lgende perioden weergegeven {jaren '80, jaren '90 en periode sinds 2000) voor een se le ct ie van watervogelsoorten. De verme ld e aantallen geven een indicatie va n de grootte-orde van de aanwezige aantal len in Vlaanderen, maar er moet rekening mee gehouden worden dat het aanta l getelde gebieden voo ral in de jaren '80 lager la g dan daarna.

Een meer betrouwbare trend va n de internationaa l belangrijke soorten sinds 1990 wordt grafisch voo rgesteld in Figuur 4 . De meeste soorten wa-tervogel s zijn de voo rbije decennia aanzienlijk talrijker geworden . De toename doet zich bij ve rschillende voe dselgroepen voo r {pisci vo re, herbivore, benthi va re en omnivore soorten).

(4)

-Voor een meer gedetail leerde bespreking van de aanta lsevo lutie va n ganzen in Vlaanderen kunnen we verwijzen naar Devos et al. (2005).

Discussie

Soorten die afhanke li jk zijn van waterrijke ge-bieden kenden in Vlaanderen een overwegend positieve trend ti jd ens de voorb ije 1 0 tot 20 jaar. Uitzonderingen worde n vooro l gevonden in de groepen va n moerasvogels en graslandsoorten (in het bijzonder soorten die hoge waterpeilen prefereren).

De status en populatietrends van voge ls worden meestal door een combinatie van vee l ve rsch il-lende factoren bepaa ld, die bovend ien vaak op versch ill ende schaa lnivea u's of in verschillende fasen van de levenscyc lus ingrij pen. Zo wo rdt het aanta l watervoge ls dat langs de Zeesche lde overwintert, beïnvloed door ontwikke lingen in het riviersysteem maar evenzeer door weerso mstan-digheden en de grootte va n de totale geografische populatie.

Een betere bescherming

De toename van heel wat watervoge lsoorten in Vlaa nderen is geen al leenstaand fe it maar past in een a lgemene trend in een groot dee l van Noordwest- Eu ropa (Dav idson & Stroud 2006, Wetl ands Internationa l 2006) . Vanaf het midden van de 20•'• eeuw werden via nationale en inter-nationale verdragen en richtlijnen steeds meer beschermingsmaalrege len genomen ten aanzien va n soorten (Europese Voge lrichtlijn , AEWA) en wetlands (Habitatrich tl ijn, Ramsar-Conventie, ... ) (Kuijken 2006). Het is duidelij k dat het herstel van soo rten als Aalscho lver en Bruine Kiekendief onmoge lij k was geweest zonder maatreg elen die de vervo lging aan banden hebben gelegd. Ook de jachtwetgeving we rd strikter gereguleerd (Ebbinge 1991), met ondermeer een ve rbod op de voorjaars jacht via de Europese Vogelrich tl ijn. Tegel ij kertijd werden in geheel Europa heel wat nieuwe natuur- en voge lreservaten en/ of jachtvrije gebieden gecreëerd, waarb ij meer en meer ge -streefd wordt naar een netwerk van besc hermde gebieden over de vo ll ed ige ' fl yway' van trekvoge ls (Hagemeijer 2006).

Ook in Vlaanderen zi jn dit factore n die zeker hebben meegespeeld. Zo wo rd t het o ntstaan van traditionele ganzenpleisterp laa tsen aan de Oostkust gelin kt aan het nemen van bescher-mingsmaalregelen in de jaren '60 (o.a. het in ste ll en van jachtvri je zones) (Ku ij ken et a l. 2005, Kuijken 2005). De voorbije decennia is het aanta l natuurreservaten gestaag toegenomen en werden gradueel steeds meer jachtbeperkingen in voge lrijke gebieden doorgevoe rd. Hierdoor is het aanta l rustgebieden voor watervogels aa nzienlijk toegenomen.

Tegenover de toename va n watervoge lsoorten in Noordwest-Europa staat een vee l minder roos-kleurig beeld in a nd ere delen van Europa waar voo ral a ls gevolg van habitatverli es en -

degrada-tie hee l wat watervoge lpopu ladegrada-ties een negadegrada-tieve trend vertonen (Davidson & Stroud 2006) . Er zi jn aanwijzingen dat dit bij diverse soorten geleid heeft tot areaalverschuiv in gen binnen Europa .

Meer voedsel

Naast een betere bescherming en ve rminderde ja chtdruk hebbe n vri j recent ook een aantal habitatwijzigingen en veranderende milieuom-standigheden in Vlaanderen een positieve invloed uitgeoefend op watervoge lpopulaties.

De a lgemene eutrofiëring van wate rlopen en wa terplassen in Vlaanderen als gevolg va n een overmatige nutriëntenaanvoer heeft geleid tot een grotere voedse lrijkdom. Van lmpe (1983) vond een verba nd tussen de toename van Tafeleend, Kuifeend en Krakeend en de eutrofiëring van wa -terrijke gebieden in België . Toch was dit niet overal het geval. Op vee l plaatsen was de vervu ili ngs-graad va n rivieren en kanalen tot in de jaren '80

derma te hoog dat ze nagenoeg ongeschikt waren voor bio logisch leven (inclu sief wate rvoge ls). Een verbetering van de waterkwaliteit heeft voo ral na

1 990 voo r een trendbreuk gezorgd, ondermeer in het Zeesche lde-estuarium. Er zi jn sterke aan-wijzing en dat een betere waterkwa liteit en de daarmee samenhangende grote besch ikbaarhe id aan O li gochaeten aan de ba sis li ggen van de sterke toename va n de watervoge laanta llen langs de Schelde, hoewe l meer onderzoek noodzakelij k is om de re latie tussen voge ls en voedse l beter te beg rij pen (Van Ryckegem et a l. 2006) . Dit laatste ge ldt trouwens ook voor andere gebieden . Het is niet onmoge lij k dat een verdere ve rbetering van de waterkwa liteit en een verminderde eutrofië-ringsgraad op term ijn zu ll en leiden tot een afname va n het aantal wa tervogels.

Niet a lleen watersystemen leveren meer voed -se l, ook ontwikkel in gen in het agrarisch gebied hebben bij gedragen aan het succes va n diverse soorten wa tervog els. Voora l voor herbivore soor-ten zoa ls ganzen (in clu sief de ve le niet inheemse soorten) is de voedse lbesch ikbaarheid aanzienlijk toegenomen dankzi j de bemesting van gras-landen en de opkomst van tee lten a ls Maïs (z ie o.a. va n Eerden et a l. 1996). Samen met een verm inderde jachtdruk heeft dit gezorgd voo r een verm ind erde wintermortaliteit. Een andere factor die voora l broedende herbivore soo rten (ganze n) in de kaart spee lt is het aan leggen of beheren van kleine natuurreservaten middenin een groot landbouwgebied. Hierdoor ontstaat immers een id ea le combinatie van veil ige nestge legenheid en gemakkeli jk bereikbaar voedsel (Voslamber et al. 2007) .

Onvoldoende habitatkwaliteit

Hoewe l de algemene trend bij watervogels positief lij kt, zi jn er ook soo rten die de voo rbij decennia harde klappen kregen.

De sterke intensivering van landbouwgronden en gras landen in het bi jzonder heeft we li swaar bijgedragen tot het grote succes van heel wa t eende n- en ganzensoorten maar bleek voor

(5)

gedragsecologie en habitat (zie ook Van Rycke-gem et al. 2006)

diverse broedende weidevogels een negatieve factor. Met name kritische soorten die afhankelijk zijn van vochtige, bloemrijke hooilanden met een late maaidatum zijn de voorbije decennia sterk afgenomen en kwamen op de Rode Lijst terecht (bv. Watersnip, Paapje) (Devos et al. 2004). Min-der kritische soorten zoals Kievit en zelfs Grutto houden in Vlaanderen voorlopig goed stand (Vermeersch et al. 2006a), dit in tegenstell in g tot landen als Nederland waar de landbouwintensi-vering zich nog verder heeft doorgezet.

Referenties

Ook soorten van moerasgebieden hebben het moeilijk, hoofdzakelijk als gevolg van habitat-degradatie. Verdroging en versnippering vormen vooral een prob leem voor soorten met grote territoria en een voorkeur voor waterriet (bv. Roer-domp en Grote Karekiet). Moerasvogelsoorten die wel goed stand houden, hebben meestal een voorkeur voor drogere en verruigde rietlanden en/of slaagden er in om alternatieve broedge-bieden te ko loniseren . Het frequent broeden van Bruine Kiekendief in graanvelden en graslanden of Blauwborst in landbouwgewassen (bv. koo l-zaadve lden) zijn gekende voorbee lden.

Klimaatsverandering

een

probleem ?

De meeste vogelsoorten migreren elk jaar over aanzienl ij ke afstanden, meestal tussen broed- en overwinteringsgebieden . Veel arctische broedvo-gels trekken naar West- Europa om er de winter door te brengen terwijl Europese soorten in Afrika gaan overwinteren. Vooral die laatste groep is sterk afhanke lijk van klimato log ische omstan-digheden. Langdurige droogteperioden in de Sahelstreek hebben in de jaren '70 en '80 geleid tot een sterke afname van soorten als Rietzanger en Zomerta ling (zie o.a. Peach et al. 199 1 ). Klimaatgebonden factoren zu ll en naar ver-wachting ook in de toekomst een belangrijke rol spe len (Finlayson et al. 2006). Nu al zi jn er aanwijzingen dat de tendens naar zachtere winters in Noordwest-Europa leidt tot verschuivingen in het verspreid in gsareaa l van watervogels. Een recente afname van het aanta l overwinterende watervoge ls in Groot-Brittannië (voornamelijk aan de oostkust) wordt er in verband gebracht met een toename in continentaa l Europa (Rehfisch &

Austin 2006). Vogels zijn in staat om dichter bij de broedgebieden te overwinteren en kunnen dus de trekafstand inkorten. Minder positief zijn het verwachte ve rli es aan geti jdegeb ieden als gevolg van een sti jging va n de zeespiegel en mogelijk grote veranderingen in arctische broedgebieden (o.a. verbossing) die heel wat soorten die broeden in toendragebieden in de problemen kunnen brengen (O'Connel et al. 2006) .

Deze voorbee lden tonen aan dat het interpre-teren en eva lueren van populatieveranderingen bij (water)vogels comp lex is. Om beter inzicht te verwerven in de beïnvloedende factoren is niet alleen een verdere monitoring noodzakelijk maar is ook meer informatie vereist uit verschi ll ende onderzoeksd iscip lin es zoals voedse lecologie,

ANSELIN

A.,

K. DEVOS & E. KUIJKEN (1998)

Kolonievogels

en

zeldzame broedvogels

in

1

995 en

1996.

Rapport Instituut voor Natuurbehoud 98/9. Instituut voor natuurbehoud, Brussel. ANSELIN A. & G. VERMEERSCH (2005) De status van broedende verwil derde ganzen in Vlaanderen. Natuur.oriolus 71 (Bijlage): 111-120.

DAVIDSON N.C. & O.A. STROUD (2006) Af-rican-Western Eurosion Fl yways : current knowl-edge, population status and future cha llenges .

Waterbirds

around

the world.

Eds. G.C. Boere, C.A. Galbraith & O.A. Stroud. The Stationery Office, Edinburgh, UK, pp . 63-73.

DEVILLERS

P.,

W.

ROGG EMAN,

J.

TRICOT,

P.

DEL MARMOL, C. KERWIJN,

J.-P.

JAC OB &

A.

ANSE-LIN (1988)

Atlas

van

de Belgische broedvogels.

Konink lij k Belgisch In stituu t voor Natuurweten-schappen, Brussel.

DEVOS K.,

T.

YSEBAERT & E. KUIJKEN (2001)

Wa-tervogels

in

Vlaanderen ti jdens het winterhalfjaar

1

997

I 1

998. Rapport Instituut voor Natuurbehoud 200 1. 10. Brussel.

DEVOS K.,

A.

ANSE LIN & G. VERME ERSC H (2004) Een nieuwe Rode Lij st van de broedvogels in Vlaanderen (versie 2004). In : Vermeersch G.,

A.

Anse lin , K. Devos, M. Herremans,

J.

Stevens,

J.

Gabriël s & B. Van Der Krieken, 2004. Atla s van de Vlaamse broedvogels 2000-2002. Medede-lingen van het Instituut voor Natuurbehoud 23, Brussel, p 60-75.

DEVOS K., E. KU IJ KEN, C. VERSCHEUR E,

P.

MEIRE,

L.

BENOY,

W.

DE SMET &

J.

GABRIËLS (2005) Overwinterende wi lde ganzen in Vlaan-deren, 1990/91 - 2003/04.

Natuur.oriolus

7 1 (Bijlage): 4-20.

EBBINGE B. (1991) Th e impact of hunting on mortality rates and spatial distribution of geese winte rin g in the Western Palearctic.

Ardea

79: 197-210.

FINLAYSON C.M., H. GITAY, M. BELLIO, R. VAN DAM & I. TAYLOR (2006) C limate variab ility and change and oth er pressures on wet land and waterbirds: impacts and adaptation.

Water-birds

around

th e world.

Ed s. G.C. Boere, C.A. Ga lbraith & O.A. Stroud . The Stati onery Office, Edinburgh, UK, pp. 88-97.

HAGEMEIJER

W.

(2006) Site networks for the conserva lion of waterbirds.

Waterbirds

around

the world.

Eds. G.C. Boere, C.A. Galbra ith &

(6)

KUIJKEN E. (2006) A short hislory of walerbird

conservalion.

Waterbirds around the wo rld.

Eds.

G.C. Boere, C.A. Ga lbraith

&

O.A. Stroud. The

Stalionery Office, Edinburgh, UK, pp. 52-59.

KUIJKEN E., C. VERSCHEURE & P ME IRE (2005)

Ganzen in de Oostkustpolders: 45 jaar evolutie

van aanta llen en verspreid ing.

Natuur.oriolus

71

(Bijlage): 2 1-42.

KU IJ KEN E. (2005) Bescherming van wilde

gan-zenpopulaties in Vlaanderen. Verleden, heden en

toekom st.

Natuur.orialus

71 (Bij lage): 170-1 76.

KUSHLAN J.A. (1993) Waterbirds as

bioindica-lors of wetland change: are they a va luable looi

?

In: Moser M., R.C. Prenlice

&

J.

van Vessem,

(Eds). Waterfowl and Wetland Conservalion in the

1990s - a global perspeclive. Proc. IWRB Symp.,

St. Petersburg Beach, Florida, USA. IWRB Specia l

Publication No 26, Slimbridg e, UK, pp.48 -55.

O'CONNO LL M.J., A.H. L. KUI SKES, M. L.

LOONEN, J. MADSEN, M. KLAASS EN

&

M.

ROUNSEVELL (2006) Developping on integrated

approach to underslanding the effects of elimate

change and other environmenta l allerotions at a

fl yway level.

Waterbirds around the world.

Eds.

G.C. Boere, C.A. Ga lbraith

&

O.A. Stroud. The

Stalionery Office, Edinburgh, UK, pp. 385-397.

PEACH

W. J. ,

S. BAILLIE

&

L. UNDERHILL (1991)

Surviva l of British Sedge Warblers Acrocepho /us

schoenobanus

in relation lo West-African rainfa ll.

Ibis

133: 300-305.

REHFISCH M.M.

&

AUSTIN G. E. (2006) Climate

change and caosta l walerbirds: the Uniled

King-dom expercience reviewed.

Waterbirds

around

the world.

Eds. G.C. Boere, C.A. Ga lbraith

&

O.A. Stroud. The Stationery Office, Edin burgh,

UK, pp. 398-4 04.

VAN EERDEN M .R., M. ZIJLSTRA, M. VAN

ROOMEN

&

A. TIMMERMAN (1996) The

re-sponse of Anatidae to changes in agricu ltural

praclice : long-term sh ifts in the carrying capecity

of winlering wa terfowl.

Gibier Faun e

Souvage

13:68 1-706.

VAN IMPE

J.

(1983) De toename va n de Tafeleend

Aythya ferina,

de Kuifeend

Aythya fuligula

en de

Krakeend

Anas strepera

als een indicator van een

gewijzigde waterkwa liteit in Belg ië.

De GieNa lk

73: 433-448 .

VAN RYCKEGEM G ., N. DE REGGE

&

E. VAN

DEN BERGH (2006)

Voedselecologie en gedrag

van overwinterende wateNogels langs de

Zee-schelde. Een methodologische studie .

Rapport

Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek INBO.

R.2006.28. Brussel.

VERMEE RSCH G., A. ANSE LIN, K. DEVOS, M.

HE RREMANS,

J.

STEVENS,

J.

GABRIË LS

&

B.

VAN DER KRIE KEN (2004)

Atlas van de Vlaamse

broedvogels

2000-2002. Mededelingen

va n

het

Instituut voor Natuurbehoud 23, Brussel, 496 p.

VERM EERSC H G ., K. DEVOS

&

A. ANSE LIN

(2006) Weidevoge ls in Vlaanderen.

De Levende

Natuur

107:75-80.

VERMEERSCH G ., A. ANS ELIN & K. DEVOS

(2006) Bijzondere Broedvoge ls in Vlaanderen

in de periode 1994-2005. Popu latietrends en

recente slalus van ze ldzame, kolonievormende

en exotische broedvoge ls in Vlaanderen .

Mede

-de lin g IN BO.M .2006.2.

Instituut voor Natuur- en

Bosonderzoek, Brussel.

VOSLAMBER B., H. VAN DER JEUGD

&

K.

KOF-FIJBERG (2007) Aanta llen, trends en verspreid ing

va n overzomerende ganzen in Nederl and.

Limosa

80: 1-1 7.

WETLANDS INTERNATI ONAL (2006)

Waterbird

Popu/ation Estimates - Fourth Edition.

Wetland

Internationa l, Wagen ingen, Th e Netherlands.

K. Devos,

G.

Vermeerseli &

A. Anselin

Instituut voor Na tuur- en Bosonderzoek Klin iekstraat 25

1070 Brussel 02/558.18.27 koen .devos@inbo.be

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De onderliggende competenties zijn: Vakdeskundigheid toepassen, Instructies en procedures opvolgen Voor Allround Medewerker Optiek geldt aanvullend:. - Bouwt de presentatie

In het kader van het geactualiseerde Sigmaplan worden er langs de Zeeschelde en haar bijrivieren nieuwe waterrijke gebieden aangelegd. Die gebieden moeten o.m. een belangrijke rol

The zonation of non-breeding waterbirds along the Schelde estuary (The Netherlands– Belgium), one of the longest estuaries in NW-Europe with still a complete salinity

In deze versie werd er bij de afbakening niet enkel rekening gehouden met vogels, maar werden ook gegevens van vissen, amfibieën, reptielen, zoogdieren en

Aan alle oplossingen (1 t/m 7) werd 1 ml 0,7fo H^BO^ in dubbel glas gedes­ tilleerd water toegevoegd, waardoor de gebruiksconcentratie bij alle oplossingen 7$ suiker en 0.007$

Toch worden ze nog enkele malen per jaar onder water gezet in verband met de in standhouding van waardevol- le plantengezelschappen (Noordse zegge, draadrus, grote pimpernel,

Wanneer een overlay van de initiatieven van de verschillende instanties wordt gemaakt, blijken al voor een belangrijk deel van de valleigebieden visies afgerond of in de maak te zijn

Goddijn Faculteit EWI... Goddijn