Vraag nr. 76
van 23 februari 2001
van de heer FRANCIS VERMEIREN
Alternatieve energiebronnen – Bouwverord e n i n-gen
In het regeerakkoord van juli 1999, deel 2, is ook sprake van de liberalisering van de energiemarkt en stelt de Vlaamse regering een meerjarenplan in het vooruitzicht met het oog op het bevorderen van een substantiële vermindering van het energie-verbruik en het optrekken van het aandeel van 3 % aan hernieuwbare energie in het totale ener-g i e a a n b o d . Tevens wordt de nadruk ener-geleener-gd op de promotie van milieuvriendelijke energie op klein-schalig niveau, en werd aangekondigd dat de ver-gunning van windturbineparken tegen 2001 zou worden uitgewerkt.
Uit een recente parlementaire vraag blijkt dat elk hernieuwbare-energieproject is onderworpen aan de geldende procedures inzake bouw- en milieu-vergunning.
Particulieren die op eigen initiatief investeren in de plaatsing van fotovoltaïsche zonnepanelen moeten hiervoor een vergunning aanvragen bij de admini-stratie van Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw, zoals bij elke verbouwing van een huis.
Een particuliere investering die het beleid van de Vlaamse regering inzake energiebesparing onder-s t e u n t , kan worden doorkruionder-st door een aantal thans van kracht zijnde bouwverordeningen. 1. Worden de richtlijnen van de administratie van
Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw die gel-den bij de beoordeling van bouwaanvragen of v e r b o u w i n g e n , getoetst aan de doelstellingen van de Vlaamse regering inzake het bevorderen van alternatieve energiebronnen (zonnepane-len, enz.) ?
2. Wordt dienaangaande overleg georganiseerd tussen de administratie voor Ruimtelijke Orde-ning en Stedenbouw en de verantwoordelijke voor het bevorderen van de alternatieve ener-g i e, om de violen beter op elkaar af te stemmen ? 3. Hoever staat het met het uitvaardigen van
richt-lijnen voor het afleveren van vergunningen voor de aanleg van windturbineparken ?
Antwoord
1. Naarmate besluiten inzake ruimtelijke ordening worden aangepast, wordt hierbij rekening ge-houden met de doelstellingen van de V l a a m s e regering inzake het bevorderen van alternatieve energiebronnen.
Ik kan de volgende reeds gerealiseerde zaken aanhalen.
Volgens het besluit van de Vlaamse regering van 14 april 2000 zijn vrijgesteld van steden-bouwkundige vergunning "de plaatsing van de volgende zaken bij vergunde gebouwen die niet in een ruimtelijk kwetsbaar gebied gelegen zijn : – dakvlakvensters en/of fotovoltaïsche en/of zonneboilers in het dakvlak, tot een maxi-mum van 20 % van de oppervlakte van het dakvlak ;
– fotovoltaïsche zonnepanelen en/of zonneboi-lers op een plat dak".
Volgens het besluit van de Vlaamse regering van 5 mei 2000 zijn "de openbare lokale instal-laties voor de productie van alternatieve vor-men van energie" te beschouwen als kleine wer-ken van algemeen belang.
Vele vergunningplichtige werken zijn vrijgesteld van de medewerking van een architect en van het advies van de gemachtigd ambtenaar. D e gemeente kan dus vrij snel beslissen.
2. Een vertegenwoordiger van de administratie Ruimtelijke Orderening, Huisvesting en Monu-menten en Landschappen (Arohm) maakt deel uit van de werkgroep CO2- R E G, die deze pro-blematiek mee onderzoekt ( C O2: k o o l s t o f d i ox i -de, REG : rationeel energiegebruik – red.). 3. In dit verband verwijs ik naar de omzendbrief