• No results found

VINNIGE TRAPBEWEGINGEN EN DIKKE DIJEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "VINNIGE TRAPBEWEGINGEN EN DIKKE DIJEN"

Copied!
56
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VINNIGE TRAPBEWEGINGEN EN DIKKE DIJEN

Beeldvorming in de media over vrouwenvoetbal in de twintigste eeuw

(2)

2 Inhoudsopgave

Inleiding 3

Gender als categorie in de sport en het voetbal 3

Sport, gender en media 7

Gender en beeldvorming in de media 8

Vraagstelling en methode 10

“Men wachte zich voor overdrijving!” – Vrouw en sport begin 20e eeuw 14

Zolang ze maar niet wil winnen 16

De voetballer als soldaat 18

Mannen in crisis 20

“Niet de dingen, die een fatsoenlijke vrouw hoort te doen” – Jaren vijftig 22

Herbido 22

Maatregelen van de KNVB 25

Esthetische bezwaren 27

Vrouwenvoetbal op televisie 28

Op het veld en langs de lijn 30

De vrouw als vreemde op het voetbalveld 31

“Zij zullen moeten leren op hun plaats te blijven” – Jaren zestig en zeventig 32

Vrouwenvoetbal als lachwekkend nieuws 35

Vrouwenvoetbal als opmerkelijk nieuws 36

De mannen leggen het uit 37

“Daar kijkt toch niemand naar” – Jaren tachtig tot heden 41

Geaccepteerd door de Bond, weggehoond door de media 44

Johan Derksen: een luide stem tegen de vrouwen 45

De mannen geven advies 46

Is er nog hoop? 48

Conclusies 50

Voetbal is een mannensport 51

(3)

3 Inleiding

In april 2014 had Anouk Hoogendijk een primeur: als eerste vrouwelijk voetballer werd ze geïnterviewd door de langlopende rubriek “Balverliefd” in Voetbal International magazine. Dit gebeurde naar aanleiding van haar transfer van Ajax naar Arsenal Ladies, een club die al jaren meedraait in de top van het Engelse voetbal. Vier pagina’s wordt er aan Hoogendijk besteed, evenveel als aan Ajacied Daley Blind verderop in het blad. Toch houdt daar de vergelijking tussen beide verdedigers op. Waar het artikel over Blind zijn leidersrol in zijn team benadrukt, en de obstakels die hij heeft moeten overwinnen om de top te bereiken en te kunnen excelleren op de positie van verdedigende middenvelder, wordt in het stuk over Hoogendijk haar moeizame ervaring met het rijden aan de linkerkant in Engeland als een grote uitdaging beschreven. Waar Blind gevraagd wordt naar zijn ervaring als aanvoerder, zijn vermogen om snel te kunnen schakelen tussen posities en de titels die hij met zijn team heeft behaald, wordt over het ‘blonde meisje’ met de ‘frêle schouders’ en de ‘hockey-factor’ verteld hoeveel volgers ze heeft op Twitter, dat de mannelijke supporters van Arsenal goedkeurend naar ‘hun’ nieuwe aanwinst keken en dat het verhaal van Hoogendijk leest als een jongensboek.1

Twee artikelen in hetzelfde blad over min of meer gelijkwaardige sporters; toch is er zo’n enorm verschil in de toon en woordkeuze van beide verhalen. Ergens wringt het: de manier waarop Hoogendijk benaderd wordt strookt niet met haar prestaties op het voetbalveld. Wat ligt hieraan ten grondslag? Waarom wordt ‘Anoukje’ een ‘aandoenlijk engeltje’ genoemd, en lezen we geen dergelijke termen in het artikel over Blind? En bovenal, wat heeft dit voor effect op de manier waarop de lezer en het publiek zich een beeld vormen over de 29-jarige profvoetbalster? De oorzaken van dit verschijnsel, de manieren waarop het voornamelijk gericht is op vrouwelijke sporters, en de gevolgen die het heeft voor de algemene beeldvorming, zijn allemaal zaken die hun wortels hebben in de sociale constructie van de gender-verschillen.

Gender als categorie in de sport en het voetbal

Sekse en gender worden vaak met elkaar verward, maar toch zijn de termen niet onderling inwisselbaar. Een citaat van Sara Delamont, hoogleraar in de sociologie, antropologie en gender, geeft het onderscheid tussen de twee termen goed weer:

Sex should properly refer to the biological aspects of male and female existence. Sex

differences should therefore only be used to refer to physiologie, anatomy, genetics, hormones, and so forth. Gender should properly be used to refer to all the non-biological

(4)

4

aspects of differences between males and females - clothes, interests, attitudes, behaviours and aptitudes for example - which separate ‘masculine’ from ‘feminine’”2

Kort gezegd bestaat sekse dus uit aangeboren, biologische kenmerken die bepalen of iemand een man of een vrouw is, terwijl gender de sociaal bepaalde kenmerken omvat die bepalen of iemand ‘mannelijk’ of ‘vrouwelijk’ is. Hoewel deze laatste categorie meer te maken heeft met cultuur en educatie, worden de mannelijke en vrouwelijke kenmerken vaak toch toegeschreven aan biologische, ‘natuurlijke’ factoren: op zeer jonge leeftijd zijn er immers vaak al verschillen te zien in het gedrag van jongens en meisjes, dus deze verschillen zullen dan immers wel biologisch bepaald zijn. Binnen het systeem van het onderscheid naar gender worden deze biologische verklaringen vaak gebruikt om de verschillen in benadering en behandeling van vrouwen en mannen te rechtvaardigen, waarbij de vrouw al eeuwenlang aan het kortste eind trekt.3 Het is dan

ook bijzonder lastig om de heersende ideeën over wat mannelijk is en wat vrouwelijk te ondermijnen. Al van jongs af aan worden kinderen geconfronteerd met culturele tekens die hun biologische sekse verbinden met hun gender: in schoolboeken, tijdschriften, op televisie en in het dagelijks leven krijgen kinderen continu te zien en te horen hoe zij zich behoren te gedragen als jongen of als meisje.4 Bovendien wordt hen duidelijk gemaakt dat het omgekeerde, namelijk

jongens die meisjesachtig gedrag vertonen en andersom, sociaal niet geaccepteerd wordt. Jongens die met meisjes spelen zijn mietjes, meisjes die met jongens spelen zijn jongens-meisjes – waarbij het eerste overigens een veel ergere belediging vormt dan het tweede. De verschillen tussen jongens en meisjes worden groter naarmate ze ouder worden en er ook lichamelijke veranderingen optreden.

Sport is één van de gebieden waarbij gender-verschillen uitvergroot en geaccentueerd naar de oppervlakte komen omdat bij sport en lichamelijke oefening de nadruk ligt op fysieke krachtsverschillen. Met name de competitieve variant is van oudsher een zeer mannelijk domein, ondanks het feit dat vrouwen al decennialang hun weg naar het sportveld hebben weten te vinden. Meerdere onderzoeken hebben aangetoond dat sport een grote rol speelt in het creëren en uitdragen van een mannelijke identiteit en dat juist de eigenschappen en lichamelijke kenmerken die van belang zijn in de sport, zoals strijdlust, tactisch inzicht en uithoudingsvermogen, vaak worden gezien als ‘typisch mannelijk’.5 Zo hebben Leslie Miller en

2

S. Delamont, Sex roles and the school (Londen, 1980), 5.

3

J. Hargreaves, Sporting females. Critical issues in the history and sociology of women’s sports (Londen, 1994), 149.

4

Idem, 148.

5

(5)

5

Otto Penz in 1991 en Camilla Obel in 1996 onderzocht hoe de grenzen tussen ‘mannelijkheid’ en ‘vrouwelijkheid’ worden opgezocht en uitgedaagd in vormen van sport die traditioneel als zeer mannelijk worden beschouwd, zoals in het bodybuilden.6 Christy Halbert deed in 1997 een

vergelijkbaar onderzoek naar het spanningsveld tussen beide genders in een andere, typisch mannelijke sport, het boxen.7

Mannelijkheid is niet iets wat in een isolement kan bestaan: om te kunnen definiëren wat het inhoudt om een ‘echte man’ te zijn, is het nodig om vast te stellen wat een echte man vooral niet is. Mannelijkheid en vrouwelijkheid zijn dus vooral constructies die in relatie tot elkaar bestaan: alles wat niet mannelijk is, is vrouwelijk en vice versa. De tegenpolen van deze dichotomie zijn echter niet symmetrisch: in veel samenlevingen worden de typisch mannelijke eigenschappen en deugden nog altijd hoger gewaardeerd dan de vrouwelijke, en zorgt dit onderscheid voor een ongelijke machtsbalans.8 Waar aan mannen bijvoorbeeld kenmerken als

kracht, ratio en doortastendheid worden toegeschreven, zijn vrouwen zwak, irrationeel en afwachtend en het zijn juist dit soort binaire opposities die op het sportveld tot uiting komen, vooral bij de soorten van sport die lichamelijk het meeste van de deelnemers vergen.

Er wordt dan ook genoeg onderzoek gedaan naar de relatie tussen gender-identiteit en sport. Hoogleraar Culture and Media Studies Rod Brooke durft bijvoorbeeld zelfs te stellen dat sport een sleutelrol speelt in de codificatie en rechtvaardiging van bepaalde ideologieën rond mannelijkheid en vrouwelijkheid, die de dominante positie van mannen ten opzichte van vrouwen in stand houden.9 Michael Messner ziet de vrouwelijke atleet zelfs als ‘a contested ideological terrain’ en beschouwt sport als één van de belangrijkste maatschappelijke domeinen waar machtsrelaties tussen mannen en vrouwen tot uiting komen.10 De weerstand waarmee

vrouwen vooral in de vorige eeuw te maken kregen wanneer zij wilden sporten, heeft volgens Boutilier en San Giovanni in The Sporting Woman drie redenen: sport was en is een terrein waarop sociale verhoudingen worden vastgelegd en geuit, en waar jonge mannen worden voorbereid op hun rol als volwassene op de werkvloer of het politieke leven; door vrouwen te weren uit de sport kon de hiërarchische verdeling van de seksen in stand gehouden worden; en door van de sport een mannelijk domein te maken, bood dit de mannen een plek om hun gevoelens te uiten

6

L. Miller en O. Penz, “Talking bodies. Female bodybuilders colonize a male preserve”, Quest 43 (1991) en C. Obel, “Collapsing gender in competitive bodybuilding. Researching contradictions and ambiguity in sport”, Internationale review for the sociology of sport 21 (1996).

7

C. Halbert, “Tough enough and woman enough. Stereotypes, discirimination and impression management among women professional boxers”, Journal of sport and social issues 21 (1997).

8 E. Dunning, “Sport as a male preserve: notes on the social sources of masculine identity and its

transformations”, in: Women, sport and culture ed. S. Birrell en C.L. Cole (Champaign, 1994), 165.

9

R. Brooke, Representing Sport (Londen, 2002), 123.

10

(6)

6

en hun emoties te tonen in het veilige isolement van het sportterrein, iets wat in het dagelijks leven als ‘onmannelijk’ gedrag werd beschouwd.11 In hun boek komen Boutilier en San Giovanni

tot de conclusie dat de taken en functies op het sportveld veel parallellen vertonen met de door mannen gedomineerde functies en rollen in het publieke leven. Sport is volgens hen een ‘male preserve’ die het resultaat is van sociale en culturele gebruiken en menselijk handelen: het is niet iets wat door de natuur bepaald is.12 Over de gevolgen van het buitensluiten van vrouwen als

sporters, schrijft Pamela Creedon in Women, Media and Sport dat het ons leert dat mannen een bevoorrechte positie hebben in onze maatschappij, en dat vrouwen “less qualified, powerful or physical than men” zijn, en dus ongeschikt zijn om zich te begeven op het door mannen gedomineerde sportveld.13 Sport zorgt ervoor dat mannen continu als biologisch sterker dan

vrouwen, en dus inherent superieur aan hen neergezet worden.14 Mary Jo Kane en Eldon E.

Snyder vatten het goed samen in hun artikel over het hokjesdenken in de sport:

[…] this physical, biological, “natural” supremacy of males in sport becomes translated

into the “natural” supremacy of males in the larger social order.”15

Dat juist in het voetbal zo’n grote kloof merkbaar is tussen mannen en vrouwen is, met het hierboven genoemde in het achterhoofd, dan ook niet zo vreemd. Voetbal is een spel waarbij het draait om snelheid, durf, tactiek en kracht. Een voetballer moet niet bang zijn om vies te worden, in direct lichamelijk contact te komen met de tegenstander of met blauwe plekken van het veld te komen. Bovendien biedt het voetbal een uitstekende uitlaatklep voor mannen die in het dagelijks leven niet geacht worden emoties te tonen: een man hoort niet te huilen, terwijl een voetballer die de wedstrijd om het kampioenschap verliest gerust een traan mag laten; een man mag geen zwakte tonen en moet zijn pijn verbijten, terwijl een voetballer na een botsing met de tegenstander vaak nog even blijft liggen of juist fel ageert tegen de scheidsrechter die hem hiervoor een gele kaart geeft. Binnen de lijnen van het voetbalveld gelden andere wetten als het gaat om wat mannelijk is. Bovendien zijn topvoetballers in onze samenleving ware beroemdheden: ze vormen het toonbeeld van fysiek kunnen en zijn wat ieder jongetje later hoopt

11 M.A. Boutillier en L.C. San Giovanni, The Sporting Woman (Champaign, 1983), 100. 12

Idem, 101.

13

P.J. Creedon, “Women, Media and Sport. Creating and reflecting gender values”, in: Women, media and sport. Challenging gender values ed. P.J. Creedon (Londen, 1994), 5.

14

M.J. Kane en S.L. Greendorfer, “The media’s role in accomodating and resisting stereotyped images of women in sport”, Women, media and sport. Challenging gender values ed. P.J. Creedon (Londen, 1994), 31.

15

(7)

7

te worden, en wat iedere man wenste dat hij ooit had kunnen zijn, ondanks dat dit slechts voor een enkeling is weggelegd.

Sport, gender en media

De media spelen een grote rol in het uitdragen van de gender-identiteiten die in de sport gevormd worden. Ze zijn een middel waardoor verschillen tussen, en de hiërarchische rangschikking van man en vrouw concreet en zichtbaar worden gemaakt. In de Verenigde Staten, waar de geschiedschrijving van gender in de sport al veel verder gevorderd is dan hier, zijn al meerdere studies geweest naar de mate waarin en de manier waarop vrouwen in de media geportretteerd worden. Deze onderzoeken hebben uitgewezen dat representatie zeer veel invloed heeft op de beeldvorming rond vrouwelijke atleten. Zo heeft Margaret Carlisle Duncan in 1990 onderzocht hoe drievoudig Olympisch kampioene Florence Griffith Joyner geportretteerd werd tijdens en na haar atletiekcarrière, en het effect dat dit heeft gehad op de associaties die haar naam nog altijd oproept. Uit het onderzoek van Duncan bleek dat Griffith Joyner vooral herinnerd wordt om haar uitzonderlijk lange vingernagels, haar uitbundige make-up en haar opvallende hardloopuniform dat haar rechterbeen volledig bedekte terwijl het haar linkerbeen vrij liet.16

Doordat de sportjournalistiek zich vooral richtte op “FloJo” als model en vrouwelijke verschijning, en haar atletische prestaties als bijzaak behandelde, werd zij volgens Duncan neergezet als anders dan haar mannelijke mede-atleten. Haar gouden medailles waren minder belangrijk dan de manier waarop zij verkoos zich te presenteren op de atletiekbaan. Zij werd hiermee een anomalie, een afwijking van de norm van de mannelijke atleet. Andere voorbeelden van het zogenaamde ‘othering’ of het benadrukken van het vrouw-zijn van sportvrouwen worden gegeven door Mary Jo Kane en Susan L. Greendorfer. In “The media’s role in accomodating and resisting stereotyped images of women in sport” analyseerden zij artikelen in het sportmagazine Sports Illustrated met betrekking tot gender en beeldvorming. In het zeldzame geval dat SI vrouwelijke atleten behandelt (onderzoek van Lumpkin en Williams wees eerder al uit dat het blad, dat ook in Nederland uitgegeven wordt, tussen de jaren 1954 en 1987 slechts 9% van het totaal aantal artikelen aan vrouwelijke sporters besteedde17), wordt relatief weinig aandacht

gegeven aan de sportieve prestaties van de vrouwen, en des te meer aan hun uiterlijk en hun taak als moeder of echtgenote, en worden de artikelen vergezeld door foto’s van de sportvrouwen in

16

M.C. Duncan, “Sports photographs and sexual difference. Images of women and men in the 1984 en 1988 Olympic Games”, Sociology of Sport Journal 7 (1990), 28.

17

(8)

8

voornamelijk ‘sexy’ houdingen.18 Bij de mannelijke atleet ligt de nadruk vooral op de prestaties die

hij heeft geleverd en door juist bij vrouwelijke atleten de nadruk te leggen op wat hen doet afwijken van hun mannelijke collega’s, wordt volgens Kane en Greendorfer hun atletisch vermogen ondermijnd en wordt de sportvrouw als anders en vooral minder belangrijk dan de sportman neergezet.19

Kwantitatief onderzoek naar de mate van representatie van vrouwelijke atleten in de Nederlandse media heeft helaas nog niet plaatsgevonden, maar een vlugge blik op de sportpagina’s van een willekeurige krant wijst wel uit dat de percentages hier de Amerikaanse resultaten niet veel zullen ontlopen.20 Dit geldt helemaal voor het voetbal: deze sport neemt vaak

het grootste deel van de sportpagina’s in (zelfs buiten het seizoen), maar het vrouwenvoetbal is nagenoeg afwezig. Momenteel is Martine Prange van de Universiteit Leiden bezig met een driejarig kwantitatief onderzoek naar de mate van representatie van voetballende vrouwen en vrouwenvoetbal in de Nederlandse media. Resultaten hiervan zijn helaas nog niet gepubliceerd. Gender en beeldvorming in de media

Op het gebied van de aanwezigheid van gender-verschillen in de media is in Nederland al wel veel kwalitatief onderzoek verricht, zij het niet per se met betrekking tot de sport. Anneke Smelik en Rosemarie Buikema hebben bijvoorbeeld meerdere studies verricht naar de beeldvorming rond vrouwen en mannen en hoe dit tot uitsluiting en negatieve stereotyperingen kan leiden. Als voorbeeld geven zij het gebruik van journalisten om vrouwen in hoge posities neer te zetten als hard en koel met krantenkoppen als “Hillary de Harde” (over Hillary Rodham Clinton) en “De ijzeren maagd van het broodje kaas” (over Neelie Smit-Kroes). Dit soort aanduidingen roept negatieve beelden op, en leidt tot het stereotype dat vrouwen in de politiek bazig en weinig vrouwelijk zijn. Smelik en Buikema geven aan hoe het proces tussen mentale beelden en ideeën in combinatie met materiële beelden van de werkelijkheid de waarneming van mensen kan beïnvloeden.21 Door stereotyperingen en vooroordelen te herhalen en te reproduceren, blijven

bepaalde opvattingen overeind, ook al stroken ze niet (meer) met de werkelijkheid. In hun boek Effectief beeldvormen pleiten Smelik en Buikema voor het doorbreken van stereotype beeldvorming

18

M.J. Kane en S.L. Greendorfer, 30.

19

Ibidem.

20 In de sectie “Sport” van De Telegraaf van 12 augustus 2014 staan in totaal zestien artikelen waarvan er

veertien over mannelijke atleten gaan (87,5%). Van de acht artikelen op de eerste pagina gaan er zeven over voetbal (uitsluitend mannenteams). Ook in regionale dagbladen is een dergelijk verschil merkbaar, hoewel het wel kleiner is. In het Dagblad van het Noorden van 12 augustus 2014 staan bijvoorbeeld in totaal dertien sportartikelen: negen hiervan behandelen mannelijke sporters en teams, twee gaan over vrouwen en twee over zowel mannen als vrouwen. De drie artikelen die over voetbal gaan, gaan allemaal over mannenteams.

21

(9)

9

en ontwikkelen van pluriforme beeldvorming om uitsluiting van gemarginaliseerde groepen in de samenleving (zoals vrouwen, minderheden en gehandicapten) te voorkomen.22

Verstarde beeldvorming die leidt tot negatieve stereotyperingen en vooroordelen is ook iets waar vrouwelijke atleten mee te kampen hebben. Al eerder werd het voorbeeld genoemd van sportvrouwen die in de media vooral omschreven werden aan de hand van hun uiterlijke kenmerken of hun huwelijkse staat. Robin Lakoff, promovenda in de linguïstiek, signaleerde in Language and woman’s place nog meer manieren waarop vrouwen door de media anders benaderd worden dan mannen. Zij concludeerde uit haar onderzoeken dat de ondergeschikte positie van de vrouw in de samenleving wordt weerspiegeld én in stand gehouden door specifiek taalgebruik dat de man als de norm stelt en de vrouw als afwijking. Lakoff stelde vast dat voor mannen en vrouwen verschillende, ooit gelijkwaardige termen werden gebruikt, die in de loop der tijd ongelijkwaardig zijn geworden. Voorbeelden die zij geeft zijn:

 Het gebruik van aparte termen voor beroepen voor vrouwen die niet hetzelfde betekenen als de mannelijke variant, of waar geen mannelijk alternatief voor bestaat. Zo doet een secretaresse bijvoorbeeld niet hetzelfde werk als een secretaris, en bestaat er niet zoiets als een ‘kassajongen’, terwijl ‘kassameisje’ wel een gangbare term is. Ook ‘gouverneur’ en ‘gouvernante’ zijn duidelijk van elkaar afgeleide woorden; ze hebben echter niets met elkaar te maken.

 Vrouwen worden vaak ‘meisjes’ genoemd, ongeacht hun leeftijd.

 De aanspreektitels voor man en vrouw verschillen, waarbij die van mannen (meneer of mijnheer) niet, en die van vrouwen (mevrouw of juffrouw) wel gedefinieerd worden aan de hand van hun huwelijkse staat. Bovendien neemt nog altijd het merendeel van de vrouwen de naam van hun man aan na het huwelijk (zij het in veel gevallen naast hun eigen naam), maar zal dit andersom nooit het geval zijn.

 Wanneer vrouwen in een ‘zakelijke’ context worden genoemd, lopen zij meer kans bij hun voornaam, of voornaam en achternaam, genoemd te worden dan mannen, die vaker enkel bij hun achternaam, of bij hun titel en achternaam genoemd worden.23

Hoewel deze laatste twee punten enigszins gedateerd lijken, is het verschil nog altijd merkbaar. Bovendien heeft dit specifiek vrouwelijk taalgebruik invloed op de manier waarop vrouwen gezien worden. Een psychologisch experiment uit 1978 toonde dit al aan: Robert Brannon liet voor zijn onderzoek naar de gevolgen van seksistisch taalgebruik 462

22

Ibidem.

(10)

10

universiteitsstudenten een verhaal lezen over een vrouw die solliciteerde naar een hoge functie. In de helft van de verhalen werd de vrouw als ‘meisje’ aangeduid, in de rest werd zij ‘vrouw’ genoemd. De studenten die het verhaal over de ‘vrouw’ gelezen hadden, omschreven haar naderhand als sterk, volwassen, intelligent, waardig en beter gekwalificeerd om aangenomen te worden en tegen een hoger salaris, dan de studenten die over het ‘meisje’ hadden gelezen.24 Eenzelfde situatie doet zich voor met het woord ‘dame’. Dit roept

associaties op welvaart, correct gedrag en elegantie.25 Bovendien impliceert het dat vrouwen

zwakke wezens zijn die afhankelijk zijn van mannen, allemaal elementen die van haar bepaald geen atlete maken.26 Michael Messner merkt op dat vrouwelijke atleten vaker ‘meisjes’ of

‘(jonge)dames’ worden genoemd, iets wat volgens hem de lagere status van de sportvrouw weerspiegelt. Dit versterkt de bestaande negatieve denkbeelden die er bestaan over de vrouwelijke atleet.27 Messner noemt bovendien het benoemen van de sekse van de sporter in

de verslaggeving als ongelijkwaardige benadering van man en vrouw, iets wat in het voetbal zeker aanwezig is. Spreek een sportverslaggever over een wedstrijd van FC Twente, dan zal hij het in de meeste gevallen over het eredivisieteam van de mannenafdeling hebben; wanneer hij over het vrouwenteam spreekt, zal dit expliciet benoemd worden.

Vraagstelling en methode

Aanvankelijk begon ik dit onderzoek vanuit de vraag hoe het kan dat het vrouwenvoetbal nog altijd op zo’n laag niveau staat vergeleken met het mannenvoetbal, en wilde ik kijken naar zowel de beslissingen met betrekking tot vrouwenvoetbal binnen het bestuur van de KNVB, als de berichtgeving in de media hierover, om tot een antwoord te komen. De archieven van de KNVB bleken echter niet alle informatie te bevatten die ik nodig had om tot beantwoording van die vraag te komen; het onderzoek naar de berichtgeving in de media leverde me echter enkel meer vragen op. Daarom heb ik besloten me te richten op juist deze vragen, namelijk hoe de media hebben bijgedragen aan de stereotyperingen en negatieve beeldvorming die nog altijd bestaan rond het vrouwenvoetbal. Dit is een kwalitatieve studie geworden, waarbij ik zoveel mogelijk heb geprobeerd een representatief overzicht te bieden van de nieuwsberichten in kranten en op televisie van het begin van de twintigste eeuw tot nu.

24

R. Brannon, The consequences of sexist language. Paper presented at the American Psychological Association Meetings (Toronto, 1978).

25

C. Miller en K. Swift, Words and women. New language in new times (New York, 1976), 129.

26

M. Messner, “Separating the men from the girls. The gendered language of televised sports”, Gender and society vol. 7, no. 1 (1993), 129.

(11)

11

In deze studie zal de beeldvorming rond het vrouwenvoetbal in Nederland aan bod komen, en hoe dit zich heeft ontwikkeld in de loop van de twintigste eeuw. De journalistiek over het vrouwenvoetbal biedt een zeer bruikbare bron van materiaal om de heersende ideeën en denkbeelden, die ten grondslag liggen aan de nog altijd gebrekkige populariteit van het vrouwenvoetbal, te toetsen. Het voetbal is immers al decennialang de populairste sport in Nederland, maar het voetbalveld wordt nog altijd gedomineerd door mannen en de wens van vrouwen om toegang te krijgen tot de sport is dan ook iets wat door de jaren heen tot veel strijd en discussie heeft geleid. De eerdergenoemde mechanismen op het gebied van beeldvorming zijn veelvuldig gebruikt door de media en door bestuursleden van voetbalbonden en -verenigingen om vrouwen duidelijk te maken dat het voetbalveld geen plek voor hun was en is. Het resultaat van dit jarenlange proces is het stereotype van de vrouwelijke voetballer als ‘manwijf’, als onvrouwelijk en tegelijkertijd slecht in voetbal. In dit onderzoek zal ik krantenartikelen over vrouwenvoetbal analyseren om te zien hoe de beeldvorming rond vrouwenvoetbal in de loop van de twintigste eeuw heeft bijgedragen tot het vormen en in stand houden van dit negatieve stereotype, aan de hand van de door Smelik, Buikema en Lakoff gesignaleerde manieren om door middel van specifiek taalgebruik een negatief beeld te scheppen van vrouwelijke voetballers. Het gaat hierbij om het gebruiken van de voornaam in plaats van de combinatie voor- en achternaam of alleen de achternaam (bijvoorbeeld ‘Willy’ in plaats van ‘Willy van Bruggen’ of ‘Van Bruggen’); het beschrijven van het uiterlijk van de vrouwen in kwestie waar dat niet nodig of relevant is; het vermelden van de huwelijks staat van de vrouwen in kwestie waar dat niet nodig of relevant is; het gebruiken van verkleinwoorden (‘het linkervoetje van…’); het benadrukken van hun onkunde op het gebied van sport; en het verwijzen naar de vrouwen als ‘meisjes’ of ‘dames’.28 Bovendien zal

de algehele toon van de artikelen mee worden genomen in de beschouwing. Naast de krantenberichten zal ik enkele journaaluitzendingen en fragmenten uit het populaire entertainmentprogramma Voetbal International analyseren.

De gebruikte krantenartikelen zijn gevonden door te zoeken op een combinatie van de termen ‘voetbal’, ‘vrouwen’, ‘dames’, ‘vrouwenvoetbal’ en ‘damesvoetbal’ in de database van de Koninklijke Bibliotheek (via http://www.delpher.nl), waarin in totaal meer dan een miljoen kranten uit de zeventiende, achttiende, negentiende en twintigste eeuw (tot 1995) zijn gedigitaliseerd. Om de duizenden resultaten die deze zoekvraag opleverde in te perken tot een

28 In de Nederlandse sport is het nog altijd vrij gebruikelijk om te spreken van zowel dames- als herenteams,

(12)

12

beheersbaar aantal, heb ik me vooral gericht op grote landelijke dagbladen en dan met name De Waarheid (communistisch) en Het Vrije Volk (sociaal-democratisch) en De Telegraaf (rechts-conservatief) omdat deze tijdlang de grootste kranten van Nederland zijn geweest. Ook enkele regionale kranten heb ik gebruikt omdat deze soms de denkbeelden uit de landelijke kranten herhaalden en soms juist een tegengesteld geluid lieten horen, zoals het Limburgsch Dagblad, het Utrechts Nieuwsblad en de Leeuwarder Courant. Voor kranten na 1995 heb ik gebruikgemaakt van de websites van de landelijke kranten met de grootste oplages, namelijk De Telegraaf, Het Algemeen Dagblad (beiden populaire kranten) en De Volkskrant (een kwaliteitskrant) en voor het regionale geluid heb ik het Dagblad van het Noorden gebruikt. Journaalfragmenten zijn afkomstig van de website van de publieke omroep (http://www.geschiedenis24.nl) waarop enkele uitzendingen van het Polygoon-journaal over vrouwenvoetbal staan, waaronder een verslag van de allereerste op televisie uitgezonden vrouwenvoetbalwedstrijd. Verder heb ik gezocht naar fragmenten uit het programma Voetbal International, een programma dat wekelijks honderdduizenden kijkers trekt en het enige entertainmentprogramma is op de Nederlandse televisie dat uitsluitend over voetbal gaat. De gebruikte beeldmomenten zijn afkomstig van http://www.youtube.com en de website van zender RTL7, waar uitzendingen op terug te kijken zijn. Ook hier is weer gezocht op de termen ‘vrouwen’, ‘dames’, ‘vrouwenvoetbal’ en ‘damesvoetbal’.29

Publicaties van de KNVB zelf, zoals een magazine of een ledentijdschrift heb ik niet kunnen vinden, op jaarverslagen na. Ze bestaan waarschijnlijk wel, maar zijn niet compleet of online in te zien en zouden daarom een onvolledig beeld vormen van de ontwikkeling van de denkbeelden van de Bond zelf over het vrouwenvoetbal door de jaren heen.

De vraag is nu hoe het vrouwenvoetbal zich in de afgelopen eeuw heeft ontwikkeld, en of de beeldvorming hieromtrent zich op gelijke voet heeft ontwikkeld. Om de eventuele veranderingen en overeenkomsten in het taalgebruik en de beeldvorming rond vrouwenvoetbal in kaart te brengen, zal ik een chronologisch overzicht geven van de ontwikkelingen in het vrouwenvoetbal als geheel, en de nieuwsberichten analyseren die deze processen behandelden in bovengenoemde media. Zoals eerder al gezegd biedt dit soort materiaal inzicht in de achterliggende denkbeelden die niet alleen weerspiegeld worden, maar juist ook gecreëerd en gereproduceerd worden. Ik zal daarom weergeven welke elementen, zoals benoemd door Lakoff, Smelik en Buikema, naar voren komen in de berichten en waar

29 Ondanks dat dit programma al vier seizoenen lang tweemaal per week uitgezonden wordt, leverde deze

(13)

13

(14)

14

“Men wachte zich voor overdrijving!” – Vrouw en sport begin 20e eeuw

In 2012 gebeurde het voor het eerst dat ieder deelnemend land aan de Olympische Spelen ten minste één vrouw in zijn delegatie had opgenomen, en dat iedere discipline voor zowel mannen als voor vrouwen was opengesteld. Met 44% was het percentage vrouwelijke deelnemers bovendien het hoogste ooit.30 Meer dan honderd jaar na de oprichting van de moderne

Olympische Spelen kan er dus bijna gesproken worden van gelijkheid tussen mannelijke en vrouwelijke atleten op het grootste en meest belangrijke sportevenement ter wereld. Dat vrouwen kunnen participeren in dezelfde sporten als mannen lijkt in Nederland een vanzelfsprekendheid, maar ook hier heeft het lang geduurd voordat de sportende vrouw geaccepteerd werd.

Hoewel de Nederlandse vrouw zich al eeuwenlang ’s winters op het ijs begaf om te schaatsen, bleef dit een gebruik binnen de sfeer van vermaak en tijdverdrijf. Toen men in de jaren vijftig van de negentiende eeuw het belang van lichamelijke ontwikkeling en opvoeding begon in te zien, en gymnastiekoefeningen werden ontworpen met als doel het lichaam te versterken, werden vrouwen aanvankelijk van deze vorm van sport uitgesloten. Voor jongens en mannen was het zaak een sterk lichaam te hebben en over een goed uithoudingsvermogen te beschikken, want een sterk volk betekende een sterke natie; iets wat een belangrijk element was in het opkomende nationalisme en militarisme van de negentiende eeuw in Europa. Vrouwen kwamen in deze visie eerst nog niet voor. Ze werden niet expliciet geweerd maar er werden simpelweg geen programma’s ontwikkeld voor vrouwen want een sportende vrouw was niet aan de orde. Het duurde echter niet lang voordat ook voor vrouwen en meisjes gymnastiekprogramma’s werden ontwikkeld: dit zou aandoeningen die geassocieerd werden met het ‘zwakke geslacht’, zoals hysterie, bloedarmoede en zwakke botten moeten voorkomen, en het vrouwelijk lichaam in optimale staat brengen om de haar door de natuur opgelegde taak van het moederschap te kunnen vervullen.31 Ook fietsen en zwemmen werden gezien als acceptabele,

niet-competitieve vormen van lichaamsbeweging voor vrouwen, al bleef er een sterke aversie bestaan tegen vrouwen die zich in het openbaar in sportkleding vertoonden. Bovendien was het zaak dat de fietsende of zwemmende vrouw ervoor waakte zich niet teveel in te spannen: een bezweet en rood aangelopen gezicht werd als hoogst oncharmant en onvrouwelijk beschouwd. Hiermee werden dus al vroeg de grenzen afgezet waarbinnen een vrouw aan sport mocht doen: de nadruk lag op het intact blijven van haar vrouwelijkheid, wat duidelijk maakte dat bepaalde

30

De kanttekening die hierbij gemaakt moet worden is dat dit percentage uiteraard niet evenredig verdeeld is over alle deelnemende landen; zo bevond zich in de Afghaanse ploeg bijvoorbeeld slechts één vrouw

(tegenover vijf mannen), terwijl Rusland juist veel meer vrouwen dan mannen afvaardigde (226 tegenover 204).

31

(15)

15

dingen enkel voorbehouden waren aan het mannelijke geslacht, zoals competitie, inspanning en fanatisme. Sport bleef dus een mannelijk domein, omdat bovengenoemde zaken bijna inherent zijn aan lichamelijke beweging. Vrouwen die wilden sporten, tornden aanvankelijk niet aan de hun opgelegde normen en zorgden ervoor dat ze netjes binnen de gestelde kaders bleven wanneer zij aan lichaamsbeweging deden.

Gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw werden steeds meer sporten in Nederland geïntroduceerd, vaak overgewaaid uit Engeland. Aanvankelijk werden deze nieuwe vormen van vrije tijdsbesteding beschouwd als ‘deftig vermaak’, aangezien voornamelijk de gegoede burgerij zich interesseerde voor croquet, hockey, tennis en ook voetbal.32 Deze eerste

drie bleven lang het etiket van elite-sport houden. Wel waren ze al bijna van begin af aan zowel voor mannen toegankelijk als voor vrouwen. Omdat de manier van bewegen gracieus was en er rustig en gemoedelijk gespeeld kon worden, konden sporten als hockey en tennis zelfs gemengd gespeeld worden.33 Opvallend is dat de eerste feministische golf, die eind negentiende, begin

twintigste eeuw plaatsvond, nauwelijks invloed had op de sportbeoefening van vrouwen. De feministen richtten zich vooral op gelijkheid in onderwijs, arbeid en kiesrecht en tegen de dubbele moraal en geldende huwelijksrechtsorde, en had daarbij geen oog voor de positie van vrouwen in de sport.34 Andersom hielden sportende vrouwen zich angstvallig aan de gestelde regels en

normen waarbinnen het hen toegestaan was aan sport te doen en hielden zij zich afzijdig van feministische activiteiten op dit gebied.35

Ondanks dat vrouwen in het openbare leven steeds meer rechten kregen, werd het keurslijf op het gebied van de sport juist steeds strakker aangehaald: zo werden in 1896 zelfs verbodsbepalingen ingesteld op het houden van vrouwenwedstrijden in het voetbal en het wielrennen.36 Vrouwen kregen meer en meer te maken met spot, discriminatie en tegenwerking

wanneer zij in het openbaar wilden sporten: hoe meer de feministen voet aan de grond wisten te krijgen in het openbare leven, des te meer probeerden hun tegenstanders de vrouwen terug te dringen in de huiselijke sfeer, traditioneel het domein van de vrouw.37 Argumenten tegen de

sportende vrouw beperkten zich vaak tot een simpel ‘omdat het niet hoort’, maar ook medische en esthetische argumenten werden aangevoerd. Tegenstanders presenteerden zich vaak als

32

N. van Schuppen, “Van vrouwenvermaak tot damesrekreatie. Een overzicht van de Nederlandse ontwikkeling van sportbeoefening door vrouwen in de negentiende eeuw”, in: Jaarboek voor vrouwengeschiedenis vol. 1 (Nijmegen, 1980), 40.

33

Ibidem.

34 M. Braun, “Gelijk recht voor allen! Feministische strijd tegen de maritale macht”, in: Jaarboek voor

vrouwengeschiedenis vol. 6 (Nijmegen, 1980), 139.

35

J. Steendijk-Kuypers, 81.

36

N. van Schuppen, 42.

(16)

16

verdediger van de sportende vrouw: een activiteit als fietsen bijvoorbeeld werd beschouwd als gunstig en bevorderlijk voor de gezondheid, zelfs voor zeer jonge en zwakke meisjes. Maar vrouwen moesten vooral niet te hard rijden, te lange afstanden afleggen of hun eigen krachten overschatten want dan zouden ze zich verhitten en kou vatten. Bovendien was het beter als een vrouw alleen buiten de stad fietste op rustige wegen zonder al te veel hobbels want alleen dan kon ze ander verkeer vermijden (waar ze onherroepelijk mee in botsing zou komen) en zou ze geen risico lopen om van haar fiets te vallen en zich te blesseren.38 Fietsen, tennis en golf bleven

geaccepteerde activiteiten voor vrouwen, mits zij deze of in een afgesloten omgeving, of ver buiten de stad beoefenden. Voetbal, dat rond de eeuwwisseling aan zijn opmars was begonnen in Nederland, was absoluut uit den boze. Het tijdschrift De Huisvrouw verheugde zich zelfs over het veto dat de Nederlandsche Voetbalbond had uitgeroepen toen het Rotterdamse Sparta een oefenwedstrijd wilde spelen tegen een Engels vrouwenteam. De voetballende vrouwen zouden sport voor vrouwen in diskrediet brengen door hun ‘ongracelijke en onvrouwelrijke [sic]’ bewegingen. Overigens keurde De Huisvrouw ook het deelnemen aan rijwielwedstrijden voor vrouwen af, want hoezeer het tijdschrift lichaamsbeweging voor vrouwen ook aanmoedigde, ‘men wachte zich toch voor alle overdrijving!’.39

Zolang ze maar niet wil winnen

Ondanks dat het voetbal zich rond de eeuwwisseling razendsnel verspreidde en bijna door het hele land gespeeld werd, bleef de publieke opinie tegen het vrouwenvoetbal. In het Bataviaasch Nieuwsblad van 28 mei 1921 werd een opiniestuk uit de Groene Amsterdammer geciteerd waarin verschillende vrouwen met verstand van zaken gevraagd wordt naar hun mening over het voetbalspel en de vrouw. Slechts twee van de 22 ondervraagden antwoordden bevestigend op de vraag of zij voetbal geschikt achtten voor de vrouw. Onder de overige twintig bevond zich ook dr. Catharina van Tussenbroek, die zich inzette voor meer georganiseerde lichaamsbeweging voor meisjes op scholen en de fysiek zwakke rol van de vrouw bestreed die haar was aangemeten door artsen, gynaecologen en neurologen.40 Ondanks haar vooruitstrevendheid op dit gebied, gaf Van

Tussenbroek toch een zeer conservatief antwoord op de haar gestelde vraag. Ze achtte het zowel uit hygiënisch, als uit esthetisch oogpunt zeer bedenkelijk dat meisjes zouden gaan voetballen. Overdrijving was een belangrijk risico in het voetbal, iets wat van deze ‘jongenssport’ juist het

38 “Wielrijden door vrouwen”, Bataviaasch Nieuwsblad (21-09-1895), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 30

juli 2014).

39

“Gemengde berichten”, Algemeen Handelsblad (30-08-1896), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 30 juli 2014).

(17)

17

tegenovergestelde van gezonde lichaamsbeweging maakte, aldus Van Tussenbroek.41 Wandelen,

zwemmen, fietsen, roeien en schaatsenrijden noemde de arts als acceptabele en geschikte sporten voor de vrouw; allemaal individuele sporten die voldeden aan de eisen van sierlijkheid bij de uitvoering en van de mogelijkheid om ze in besloten kring te beoefenen.

Gemende sporten kwamen echter wel voor. Korfbal en gemengd hockey genoten enige mate van populariteit onder mannen en vrouwen. Dit soort teamsporten was echter van een heel andere aard dan niet-gemende sporten: hoewel er wel wedstrijden gehouden werden, bleef het spelelement de overhand houden. Men beschouwde hockey en korfbal als sporten die vooral ter vermaak gespeeld werden en dan met name door de hogere klassen in de maatschappij. Het sociale aspect stond voorop en men ging zeker niet koste wat kost voor de winst.42 Dit laatste was

dan ook een belangrijk punt van kritiek waar het niet-gemengde hockeypartijen tussen vrouwenteams betrof. De Telegraaf maakte dit wel duidelijk in een verslag van een hockeywedstrijd tussen Aerdenhout en Togo in 1915. Hoewel de verslaggever voorop wilde stellen dat hij de sportiviteit van de vrouwen waardeerde, en dat hij het toejuichte dat jonge vrouwen aan sport deden, trok hij in twijfel of hockey wel een gewenste sport was voor dames. Slechts één enkele alinea besteedde de auteur aan het verloop van de wedstrijd; de overige vier gebruikte hij om de vrouwelijkheid van de speelsters in twijfel te trekken door hun “hobbezak-achtige blouses, fladderende haren en onsmaakvol schoeisel” te bekritiseren.43 Uit het stuk sprak een diepe

afkeuring voor de wedstrijdhockeysters. De eerder genoemde processen die door Lakoff, Duncan, Kane en Greendorfer werden gesignaleerd en die bestonden uit het trivialiseren, kleineren en negeren van vrouwelijke prestaties, komen in dit artikel duidelijk merkbaar naar voren. De verslaggever schetste een tekenend beeld van het gebrek van sportieve capaciteiten van de vrouwen door de nadruk te leggen op hun uiterlijk: hij deed dit door hen te beschrijven als “de Aerdenhoutsche ‘schoonen’” en op te merken dat de andere tegenstander van Togo “wat het costuum betreft” de wedstrijd zeker had gewonnen.44 Tenslotte achtte de journalist het nodig om

de afwezigheid van het bestuur van de Dames Hockeybond toe te schrijven aan hun huishoudelijke plichten, waardoor zij vermoedelijk verhinderd waren.45 Door een zo grote nadruk

te leggen op het uiterlijk van de vrouwen in plaats van op het verloop van de wedstrijd zelf en door bovendien hun rol in het huishouden te noemen hoewel daar geen enkele aanleiding toe bestond, wist de schrijver van het artikel de ‘vreemdheid’ van de sportende vrouw te

41

“De vrouw en het voetbalspel”, Bataviaasch Nieuwsblad (28 mei 1921), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 1 juni 2014). Helaas is de editie van de Groene Amsterdammer die door het Bataviaasch Nieuwsblad geciteerd wordt niet vindbaar.

42

L. Lauer, “Gemende spelen”, Revue der sporten vol. 9, no. 5 (13-10-1915), 54.

43

“Dames-hockey”, De Telegraaf (08-11-1915), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 30 juni 2014).

44

Ibidem.

(18)

18

benadrukken. De boodschap die weerklinkt is dan ook dat fanatisme en inzet geen kwaliteiten zijn voor een vrouw.

De voetballer als soldaat

Hoewel het voetbal al sinds de jaren tachtig van de achttiende eeuw gespeeld werd in Nederland, en het hard op weg was zich de naam te vestigen van nationale volkssport, was er vijftig jaar later nog altijd geen sprake van dat vrouwen ook konden of mochten voetballen. Dit kwam voort uit de associaties met mannelijkheid en kracht die onlosmakelijk met het voetbal verbonden waren. Een beschouwend artikel in het sporttijdschrift Op de hoogte uit 1906 maakt wel duidelijk hoezeer het voetbal beantwoordde aan de visie van het opkomende nationalisme rond de eeuwwisseling. Auteur Max Blokzijl, een bekend journalist, schreef lyrisch over het voetbal, dat hij de “fraaiste, gezondste, krachtigste en meest mannelijke van alle partij-spelen” noemde.46 Bovendien vroeg

het spel niet alleen veel van het lichaam, ook de geest werd uitgedaagd: een voetbalteam was immers als

“[…] een klein legertje, dat met tact, overleg, met weergaloze behendigheid te werk moet gaan […]. De aanvoerders van beide partijen moeten beschikken over vermogen, een scherpen blik op het spel, een juiste kennis van de krachten hunner man-schappen”.47

De vergelijking met het slagveld bleef sterk aanwezig in de rest van het artikel, waarin Blokzijl sprak over de tegenstander als vijand, over de voorspelers die in een aanvalslinie staan opgesteld en hun plaats in de phalanx moeten behouden, en over de waarde van de sport voor zowel volksgezondheid als volksweerbaarheid: voetbal was, ook toen al, oorlog.48

Deze hoogdravende retoriek was niet vreemd in de voetbalwereld. Na de eeuwwisseling werd er in de maatschappij steeds meer waarde gehecht aan atletisch vermogen, mannelijkheid en nationalisme, drie eigenschappen die ook een goede voetballer moest bezitten. Dit komt duidelijk naar voren uit het jubileumboek van de KNVB dat de bond in 1939 uitgaf ter ere van het vijftigjarig bestaan. Voor dit gedenkboek werden niet alleen belangrijke mensen uit de voetbalwereld gevraagd om een tekstuele bijdrage te leveren, ook Minister van Defensie A.Q.H. Dijxhoorn kreeg een pagina toegewezen. Dijxhoorn was de NVB dankbaar omdat diens werkzaamheid “[…] het Nederlandse volk tot heil gestrekt [heeft], de sportiviteit der Nederlander opgevoerd en hun lichamelijke gesteldheid verbeterd.” Het behoefde volgens hem

46

M. Blokzijl, “Het voetbal-spel”, Op de hoogte vol. 3 (1906), 662.

47

Idem, 664

(19)

19

geen betoog, dat ook de weermacht hiervan in ruime mate de vruchten had geplukt; immers: “hoe beter de lichamelijke gesteldheid van het Volk, des te grooter de waarde van zijn weermacht”.49Naast Dijxhoorn had ook J.J.G Baron van Voorst tot Voorst, Luitenant-Generaal

en Commandant van het Veldleger, enige woorden van dank voor het werk van de KNVB. Volgens hem was voetbal van groot belang voor “[…] den physieke ontwikkeling van den jeugdigen aanvoerder en van den soldaat”, iets wat velen in de weermacht van begin af aan al hadden ingezien.50 Snelheid, uithoudingsvermogen, het zich op doelmatige wijze snel verplaatsen

waren onmisbare eigenschappen voor zowel de voetballer als de soldaat. Ook schreef de Baron de ontwikkeling van voor legeraanvoerders onontbeerlijke geestelijke eigenschappen zoals doorzettingsvermogen en besluitvaardigheid, toe aan het voetbal.

Het toenemende belang dat werd gehecht aan voetbal als leerschool die van jongens mannen maakte, droeg eraan bij dat vrouwen steeds minder in dat plaatje pasten. De constante vergelijkingen van het voetbalveld met het slagveld, waar de teams als legers optraden en de spelers als strijdkrachten, zorgen ervoor dat het voetbal hetzelfde soort associaties opriep als het nationaal leger, een voor vrouwen al even ontoegankelijk onderdeel van de maatschappij. Een goede illustratie van dit verschijnsel is het verbod op vrouwenvoetbal dat de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) uitvaardigde in de 1936. Langzamerhand hadden namelijk ook vrouwen interesse gekregen in het voetbalspel, ondanks de afkeurende woorden en ontmoedigende adviezen van artsen, psychologen en sportliefhebbers. Her en der werden vrouwenvoetbalteams en -clubs opgericht die oefenwedstrijden onderling of tegen mannenteams organiseerden.

Hoeveel weerstand er nog altijd bestond, blijkt wel uit een artikel in de Revue der Sporten uit 1933, waarin Tine Harryvan, oprichtster van de Amsterdamse damesvoetbalclub E.A.D.V. werd geïnterviewd. De schrijver van het stuk beschouwde het damesvoetbal als een besmettelijke ziekte en vroeg zich af hoe de initiatiefneemster van E.A.D.V. er dan wel uit zou zien: “als een Kenau? Een halve jongen?”.51 Al voor hij haar ontmoette, trok de auteur dus al haar

vrouwelijkheid in twijfel. Ook de huwelijkse staat van ‘mejuffrouw’ Harryvan komt aan bod want ondanks dat haar broers allen allang getrouwd waren, was zijzelf nog niet eens verloofd, hoewel dit vast wel zou veranderen wanneer ze zou ophouden met voetballen zo meende de schrijver.52

Uit alles in het artikel komt naar voren dat het vrouwenvoetbal niet serieus genomen hoefde te worden, laat staan dat het een lang leven beschoren was. Van de bal waarmee gespeeld ging

49 J. Moorman et al, K.N.V.B. Jubileumboek 1889-1939 (Den Haag, 1939), 16. 50

Idem, 18.

51

“Als meisjes voetballen”, De revue der sporten vol. 26, no. 50 (17-07-1933), p.811. Via tijdschriften.delpher.nl (geraadpleegd 13 juli 2014).

(20)

20

worden (een vier, geen vijf want die was te zwaar) tot de opmerking dat Harryvan haar andere sportieve activiteiten opgaf om zich volledig op het voetbal te kunnen concentreren (“zij meent al haar concentratievermogen daarvoor nodig te hebben…”), alles werd voorzien van snijdend commentaar.53 De boodschap is duidelijk: ‘dames’ moesten niet het idee krijgen dat voetbal een

sport voor hen was.

De aversie tegen voetballende vrouwen leek alomtegenwoordig in de maatschappij van de jaren dertig, van afkeurende uitingen in de media tot het hoogste bestuurlijk niveau van het voetbal aan toe. De KNVB had op reglementair gebied weinig te zeggen over wedstrijden tussen vrouwenteams omdat deze buiten de invloedssfeer van de Bond vielen want alleen traditionele (dus mannen-) clubs konden zich immers aansluiten bij de KNVB. Wel kon de Bond ingrijpen waar het gemengde wedstrijden tussen mannen en vrouwen betrof. De KNVB verbood bondsverenigingen dan ook om nog langer hun teams tegen vrouwen te laten voetballen, op straffe van een boete. In de jaren veertig werd deze maatregel uitgebreid tot een algeheel verbod voor verengingen die lid waren van de Bond om materiaal en velden beschikbaar te stellen voor vrouwenvoetbal, omdat dit als hoogst ongewenst werd beschouwd. Hoewel vrouwen zich er niet van lieten weerhouden af en toe alsnog stiekem de bal op te pakken, werd het verbod door de media in elk geval gehonoreerd: in de jaren veertig werd er nauwelijks nog melding gemaakt van voetballende vrouwen.

Mannen in crisis

De reactie van de media en de KNVB op de ‘dreiging’ van het opkomende vrouwenvoetbal, kan bezien worden in het licht van de ‘crises of masculinity’ die sporthistoricus Michael Messner beschrijft in zijn artikel over de mannelijke dominantie in de sportwereld. De eerste van deze crises had volgens Messner plaats in de periode van 1890 tot na de Eerste Wereldoorlog in Amerika, maar ook in Nederland kan een dergelijk verschijnsel worden waargenomen.54 Volgens

Messner was de Amerikaanse mannelijkheidscrisis een gevolg van de in deze periode toenemende industrialisatie waardoor het aantal mannen in loondienst toenam, en het aantal dat een eigen bedrijf of boerderij had, afnam. In Nederland vond in deze periode de eerste feministische golf plaats, waarbij vrouwen streden voor toegang tot onderwijs en het openbare leven, en zelfstandiger werden, waardoor de traditionele machtsverhoudingen onder druk kwamen te staan. Volgens Messner reageerden mannen op deze dreigende sociale ‘feminisering’ door een eigen

53

Ibidem.

54

(21)

21

omgeving te creëren waarin zij hun mannelijkheid en kracht konden bevestigen.55 Sport werd

voor hen een manier om zich af te sluiten van de vrouwelijke invloeden van buitenaf en bood tegelijkertijd een middel om hun fysieke superioriteit over vrouwen te tonen. In Nederland had voetbal hierin een grote rol. Al vijftig jaar na de introductie van het voetbal in Nederland had de sport de naam gekregen van nationale volkssport waarbij de ‘mannelijke’ waarden van kracht, moed en snelheid hoog in het vaandel stonden. Binnen de context van de afbraak van de traditionele gender-hiërarchie valt het verbod van de KNVB goed te verklaren: de mannen sloten de rijen en verenigden zich in het voetbal, dat een onneembare vesting van mannelijkheid werd. Het taalgebruik, met de militaristische retoriek die weerklinkt in het Jaarboek van de KNVB bijvoorbeeld, droeg bij aan de beeldvorming rond het voetbal als iets voor ‘echte’ mannen. Waar vrouwen zich toch op het door mannen gedomineerde voetbalveld waagden, leidde dit tot protesten in de media die zeer tegenstrijdig van aard leken: een voetballende vrouw was onvrouwelijk, welhaast mannelijk; maar ondanks deze mannelijkheid konden de voetbalsters er niks van. Enerzijds betekende het voetbal een ernstige afbraak van vrouwelijkheid, anderzijds bleven voetballende vrouwen te vrouwelijk om fatsoenlijk te kunnen voetballen. Hiermee kwam de voetbalster dus voor een onoplosbaar dilemma te staan: als ze ‘vrouwelijker’ wilde voetballen, dus eleganter en met meer gratie, zou het voetbal zelf erop achteruit gaan. Maar als zij beter wilde gaan voetballen, zou ze haar vrouwelijkheid geweld aan doen.

(22)

22

“Niet de dingen, die een fatsoenlijke vrouw hoort te doen” – Jaren vijftig

In de jaren vijftig vonden er twee belangrijke ontwikkelingen plaats in het Nederlandse voetbal. Na jarenlange weerstand werd in het seizoen 1954/’55 de professionalisering van het voetbal eindelijk toegestaan. Voordien had de KNVB zich hevig verzet tegen het betalen en kopen van voetballers, omdat de sport volgens de Bond, en dan met name voorzitter Karel Lotsy (de ‘paus van het Nederlandse voetbal’), enkel ‘de opvoeding tot de deugd der onbaatzuchtigheid’ ten doel had.56 Het amateurisme van het Nederlandse voetbal werd door de KNVB altijd als een groot

goed beschouwd, maar het betekende wel dat Nederland op internationaal gebied niets voorstelde. Het conservatisme van de Bond uitte zich dus niet enkel in de aversie tegen het vrouwenvoetbal; ook op andere gebieden moest voetbal zo dicht mogelijk bij zijn oorsprong blijven. Dat de vooruitgang echter niet tegen te houden was, werd wel duidelijk toen in 1954 voor het eerst een WK-wedstrijd (Frankrijk – Joegoslavië) werd uitgezonden in Nederland: er ontstond een enorme vraag naar tv-ontvangers en het aantal verkochte televisietoestellen steeg van 2800 naar 9500.57 De populariteit van het voetbal op het hoogste niveau kon niet langer ontkend

worden en de Bond, onder leiding van de nieuwe voorzitter Hans Hopster, kwam tot de conclusie dat de enige weg voor het Nederlands voetbal die van de professionalisering was. Herbido

Terwijl het mannenvoetbal in een stroomversnelling belandde, begonnen ook de vrouwelijke voetballers weer van zich te laten horen, wellicht aangemoedigd door de ontwikkelingen in het professioneel voetbal en de populariteit van het WK. In november 1954 verscheen in het Utrechts Nieuwsblad een advertentie waarin dames gevraagd werden om een voetbalclub mee op te richten. De animo was groot en niet veel later, in januari van 1955, was er genoeg respons gekomen om ook daadwerkelijk tot de stichting van een vrouwenvoetbalclub over te gaan. Op 12 januari 1955 werd op de oprichtingsvergadering ten overstaan van de pers Herbido in het leven geroepen door de 17-jarige Willy van Bruggen. Ten tijde van de oprichting telde de nieuwe vereniging al 60 leden, meest vrouwen en meisjes tussen de 17 en 23 jaar die ook al aan andere sporten deden, zoals zwemmen en handbal. De vrouwen zouden getraind gaan worden door Wout Buitenweg, zelf ex-voetbalinternational en vader van bestuurslid Trudy Buitenweg.58

De nieuwswaarde van de oprichting van de vrouwenvoetbalvereniging was blijkbaar

56 E. van Westerloo, We hoeven er niet aan te verdienen. De geschiedenis van de miljoenendans om de

uitzendrechten van voetbalwedstrijden (Nieuwegein, 2004), 29.

57

Idem, 31.

58

(23)

23

groot, want de gebeurtenis werd breed uitgemeten in diverse artikelen in onder andere De Waarheid, De Telegraaf en Het Vrije Volk, drie van de grootste Nederlandse kranten. Hiermee vormt de gebeurtenis direct een interessante casus om het beeld dat de media van de voetballende vrouwen schetste, te onderzoeken. De berichtgeving in de genoemde kranten varieerde van neutraal tot ronduit neerbuigend. Een voorbeeld van het eerste vinden we in het socialistische Het Vrije Volk, dat in vergelijking met de rest slechts een klein artikeltje aan de gebeurtenis wijdde, waarin enkel de belangrijkste zaken omtrent de oprichting aan bod komen: de oorsprong van de naam van de club (een samentrekking van de voetbalclubs Hercules, Bilthoven en DOS), het belangrijkste streven (het bevorderen van het voetbalspel voor de dames) en enige informatie over het clubtenue en spelregels, die ietwat aangepast waren.59 Zo speelden de

vrouwen met een iets lichtere bal en duurde de wedstrijd twee keer 30 minuten in plaats van 45. De toon van het artikel was zakelijk en er werd geen irrelevante informatie gegeven over bijvoorbeeld de huwelijkse staat van de vrouwen of hun uiterlijk.

De Telegraaf was een stuk kritischer en het taalgebruik van de correspondent dient als een goed voorbeeld om alle in de inleiding genoemde punten af te vinken: de aanwezige vrouwen werden zonder uitzondering ‘meisjes’ genoemd, en van degenen die bij naam genoemd werden, werd direct vermeld van welke man zij de dochter of de zus waren: Trudi Buitenweg was het enkel waard om genoemd te worden bij gratie van haar status als ‘dochter van…’, hetzelfde gold voor de gezusters Temming, ‘zusjes van…’.60 Een foto van voorzitster Van Bruggen ging gepaard

met het onderschrift: “Sweet seventeen and never been kicked…”, een toespeling op het cliché ‘Sweet sixteen and never been kissed’, wat waarschijnlijk moest wijzen op haar naïviteit en onervarenheid op voetbalgebied. Ook de ondertitel van het artikel, “Kicks met hoge hakken?” was een verwijzing naar de ongeschiktheid van vrouwen en veronderstelde dat hun onhandige schoeisel niet gepast was voor het voetbal.

De Waarheid bracht de gebeurtenis zelfs op de voorpagina, in het artikel “Daar komen de schut(s)ters!”. Die titel was een verwijzing naar het spotlied ‘Daar komen de schutters’, dat de Rotterdamse schutterij belachelijk maakte vanwege hun drankgebruik en lafheid: geen flatterende vergelijking dus.61 Door het artikel op de voorpagina te plaatsen en niet in het sportkatern, gaf De

Waarheid de boodschap af dat het vrouwenvoetbal niet tot de sport gerekend kon worden en dat het dus geen plaats had tussen de berichten over het ‘echte’ voetbal. De tekst van het artikel was al net zo spottend als de titel: zo begreep de correspondent van De Waarheid waarom de

59 “Herbido-dames gaan hun balletje trappen”, Het Vrije Volk (13-01-1955), via kranten.delpher.nl

(geraadpleegd 5 mei 2014).

60

“Dames-voetbalclub opgericht. Kicks met hoge hakken?”, De Telegraaf (13-01-1955), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 5 mei 2014).

(24)

24

ondergrens om lid te worden op 17 jaar was gesteld – anders had Willy van Bruggen natuurlijk nooit presidente kunnen worden!62U zult ze nog gaan zien, de vrouwelijke voetballers, of beter

gezegd de voetbalsters” merkte de schrijver op, want van vrouwelijke voetballers kon natuurlijk allerminst gesproken worden.63 Trainer en oud-international Buitenweg werd een goede keus

genoemd, aangezien hij slechts elf wedstrijden voor het nationaal elftal had gespeeld omdat “[…] hij een te voorzichtige speler was. Dat zit dus wel goed met de meisjes!” aldus de verslaggever.64

Een ‘echte’ trainer zou immers veel te ruw en hard voor de ‘meisjes’ zijn geweest, was de implicatie.

Slechts in één krant, de Leeuwarder Courant, werd Willy van Bruggen zelf aan het woord gelaten. Tijdens het ‘genoeglijk keuvelen’ met het ‘uiterst beschaafd stel meisjes’ merkte de verslaggever op dat de voetbalsters in spe geenszins de Kenaus waren die hij zich had voorgesteld.65 Een vrouw die zich waagde aan het uiterst mannelijke voetbal kon haast niet

vrouwelijk zijn: het beeld van de voetballende vrouw als manwijf bestond dus blijkbaar al eerder dan het vrouwenvoetbal zelf, en was zelfs al zo diepgeworteld dat er melding van gemaakt moest worden als het tegendeel waar bleek te zijn. Naast technische details over de trainingen en het wedstrijdreglement, wilde de journalist vooral weten hoe Van Bruggen (die zonder uitzondering bij haar voornaam genoemd werd) haar hobby dacht te combineren met het huishoudelijk werk. Over het algemeen leek de interviewer gematigd positief over de ‘voetballerij’ van de vrouwen, en zag ook hij de voordelen er wel van in want “[…] wie deze dames tot vrouw krijgt, hij zal er niet bang voor behoeven zijn dat er bezwaar gemaakt wordt tegen zijn voetbalmiddag…”.66

Ondanks de scepsis van de journalisten hadden de oprichters en leden van Herbido hoge verwachtingen van hun entree in de voetbalwereld. Zij erkenden dat er bezwaren zouden komen maar, zo redeneerden zij, die waren er ook geweest toen vrouwen wilden gaan hockeyen en handballen, en die sporten waren in de jaren vijftig voor vrouwen “de gewoonste zaak van de wereld” geworden.67 Aanvankelijk leek de oprichting van de vereniging ook een doorbraak te

betekenen in het vrouwenvoetbal. Volgens de verslaggeving stond de KNVB sympathiek tegenover de “poging van lieftallige jongedames om het edele voetbalspel te gaan beoefenen”, hoewel de Bond geen officiële medewerking kon verlenen aangezien deze geen vrouwelijk tak

62 Ibidem. 63 Ibidem. 64 Ibidem. 65

“Utrechtse dames nemen voetbal-liefhebberij heel ernstig”, Leeuwarder Courant (22-01-1955), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 15 juli 2014).

66

Ibidem.

(25)

25

had.68 Op 14 januari, twee dagen na de oprichtingsvergadering, berichtte het Utrechts Nieuwsblad al

over de op handen zijnde oprichting van een tweede vrouwenvoetbalvereniging in die provincie. Ook in Enschede werden twee clubs opgericht en eind januari 1955 meldde een damesteam uit Nijmegen zich voor een wedstrijd tegen Herbido, die op 30 april van dat jaar plaats zou moeten vinden. Hier wordt meteen al de eerste kink in de kabel zichtbaar: de twee damesteams moesten uitwijken naar het voetbalveld van het Utrechtse 2-e klasser Velox, omdat DOS (nota bene één van de verenigingen waarna Herbido vernoemd was) zijn stadion niet beschikbaar wilde stellen voor voetballende dames.69

De vrouwen lieten zich echter niet uit het veld slaan en in april 1955 werd de Nederlandse Dames Voetbalbond (NDVB) opgericht, een federatie waaronder Herbido, Rood-Wit-Blauw (Nijmegen), Almelo, Apeldro (Apeldoorn), Rievelo (Utrecht), DCO (Haarlem), Full Speed (IJmuiden), Minerva (Dordrecht), De Holviams (Amersfoort), en de ‘voetballerina’s’ van sportvereniging De Klerk uit Hilversum zich schaarden. Op 30 april 1955 vond er inderdaad een voetbalwedstrijd plaats van Herbido op het veld van Velox; echter niet tegen een team uit Nijmegen, maar tegen EHDVV uit Den Haag. De Utrechtse vrouwen wonnen met 4-0. De wedstrijd werd door vele kranten kort behandeld, waarbij de meesten niet nalieten te vermelden dat de kleine vierduizend toeschouwers vooral waren toegestroomd om het nieuwe fenomeen van de voetballende vrouw met eigen ogen te aanschouwen, en dat het voetbal vanwege het gebrek aan tempo soms herinneringen opriep aan een vertraagde film.70 De nieuwswaarde van het

verschijnsel ‘vrouwenvoetbal’ nam na deze eerste paar maanden echter snel af en even leek het erop dat de interesse van de media voor het vrouwenvoetbal verdween: van een enkele wedstrijd werd nog verslag gedaan, maar de kranten schonken al spoedig nauwelijks nog (positieve dan wel negatieve) aandacht aan de voetballende vrouwen.

Maatregelen van de KNVB

Het waren waarschijnlijk bovengenoemde ontwikkelingen waardoor de KNVB zich geconfronteerd zag met het zich steeds sneller uitbreidende vrouwenvoetbal en van de eerder genoemde sympathie was allang geen sprake meer. Uit de notulen van de bestuursvergaderingen van de Bond wordt al snel duidelijk dat het geen twijfel hoefde te lijden dat de KNVB het vrouwenvoetbal als een kwalijke uitwas zag, die dan ook met harde hand tegengegaan moest

68

“Damesvoetbal”, Het Nieuws: Algemeen Dagblad (13-1-1955), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 15 mei 2014).

69

“Utrecht (dames) tegen Nijmegen”, Utrechts Nieuwsblad (26-1-1955), via hetutrechtsarchief.nl (geraadpleegd 5 mei 2014).

70

(26)

26

worden. Omdat de notulen van deze vergaderingen indertijd niet openbaar werden gemaakt, laten deze goed zien hoe het bondsbestuur in werkelijkheid over het vrouwenvoetbal dacht, zonder dat men rekening hoefde te houden met eventuele weerstand die de uitspraken zouden oproepen. In de vergaderingen van het bestuur werd dan ook geen geheim gemaakt van de aversie die er heerste onder de heren van het bestuur: in april 1955, niet lang nadat de NDVB het levenslicht zag, werd het probleem van het opkomende ‘Dames Voetbal’ besproken. Eén van de heren stelde voor om “[...] reglementair te verbieden, dat onze terreinen worden gebruikt voor vrouwenvoetbal” en om het te rangschikken onder het zogenaamde ‘wild voetbal’, wat door de KNVB niet toegestaan werd.71 Op dit voorstel werd tijdens deze vergadering niet verder

ingegaan, want de bondsleden meenden dat er zo min mogelijk over de kwestie vrouwenvoetbal gezegd en gepubliceerd zou moeten worden: “Dan bloedt het vrouwenvoetbal vanzelf dood en worden vrouwen weer dames”.72

Dat het vrouwenvoetbal hardnekkiger bleek dan men hoopte, werd wel duidelijk toen in september 1955 het probleem nogmaals aan de orde kwam. De kwestie was deze keer bovendien van urgentere aard (hoewel het nog steeds pas als 27e punt op de agenda werd behandeld): het

was de bestuursleden namelijk ter ore gekomen dat er enkele verengingen waren, “[...] die aan [hun] wedstrijden damesvoetbal laten voorafgaan”, iets wat volgens bestuurslid Martens viel onder de noemer ‘oneerlijke concurrentie’.73 Welke verenigingen zich schuldig maakten aan dit

gebruik werd helaas niet in de notulen vermeld. De voorzitter waarschuwde de vergadering wel voor de averechtse werking die een te hard optreden hiertegen zou kunnen hebben. Het gevaar bestond namelijk dat juist als men het vrouwenvoetbal zou verbieden, het zou gaan floreren. Bovendien zou het de aandacht trekken van de pers, en zou “[...] het Bestuur [...] wel weer uitgekreten worden voor een stel onnozelen”.74 Deze laatste opmerking wijst erop dat de KNVB

zich er dus wel degelijk van bewust was dat de tijdgeest, en daarmee de heersende meningen over het vrouwenvoetbal, aan het veranderen waren.

Van het voorzichtige optreden waarvoor begin september nog gepleit werd, was enkele weken later al nauwelijks meer iets te merken. Op 17 september 1955 besloot het bestuur clubs te verbieden hun terreinen voor vrouwenvoetbal af te staan. Ook op terreinen die niet van verenigingen van de KNVB waren, zouden geen ‘voorwedstrijden’ meer gehouden mogen

71 Nationaal Archief, Den Haag, Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB), nummer toegang 2.19.123,

inventarisnummer 34. Wild voetbal was het voetbal dat gespeeld werd buiten de officiële competities van de KNVB om. Het was verboden voor verenigingen, teams en individuen om buiten Bondsverband voetbal te spelen, en aangezien vrouwen geen lid konden worden van de KNVB, was elk voetbal dat zij speelden per definitie ‘wild voetbal’.

72

Ibidem.

73

NL-HaNA, KNVB, 1.19.123 inv.nr. 34

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De klap op 58-jarige leeftijd vindt zijn oorsprong voor een belangrijk deel bij het brugpensioen en de daling op 60-jarige leeftijd is een gevolg van de mogelijkheid om op

Dus, hoewel de oor- zaken van stress meer aanwezig zijn in jobs en sec- toren waar vrouwen oververtegenwoordigd zijn en hoewel vrouwen naast hun job ook nog vaak in- staan voor de

In tegenstelling tot de verschillen tussen mannen en vrouwen in ervaren hulp vanuit gemeenten, zijn er tussen mannen en vrouwen in de WW geen significante verschil- len in

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 20 woorden. 1p 4 Hoe kan de strekking van alinea 7 van tekst 1 het

‘Het cda van Balkenende kwam tot de conclusie dat de toenemende seculariteit niet door herkerstening tegen te gaan was of beantwoord moest worden door een nieuwe getuigenispartij,

[r]

Voor deze behandeling kan worden gekozen als het zaad te slecht is (minder dan 1 miljoen beweeglijke zaadcellen per zaadlozing) of als reageerbuisbevruchting één of twee keer