• No results found

Vraag nr. 101van 21 mei 1996 van de heer HERMAN DE REUSE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 101van 21 mei 1996 van de heer HERMAN DE REUSE"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 101 van 21 mei 1996

van de heer HERMAN DE REUSE

Niveaubevorderingen lokale en regionale besturen – Anciënniteit

De krachtlijnen-Kelchtermans van 18 juni 1993 (Alge-mene weddeschaalherziening en gemeenschappelijke krachtlijnen voor een samenhangend personeelsbeleid in de lokale en regionale besturen) en de omzendbrie-ven BA 93/07 en BA 94/07 beogen duidelijk een verbe-tering van het bestuur en een grotere uniformiteit in het administratief en financieel statuut (ook in de toe-passing ervan) van de lokale en regionale besturen (LRB).

Er wordt gesteld dat de krachtlijnen hun maatschappe-lijke en juridische verantwoording vinden in de algeme-ne rechtsbeginselen van behoorlijk bestuur zoals daar zijn : onpartijdigheid en objectiviteit, gelijke toegang tot het openbaar ambt, redelijkheid, zorgvuldigheid en de algemene plicht tot motivering van overheidshande-len.

In de omzendbrief nr. 93/07 van 14 juli 1993 wordt onder rubriek D : Toepassingsgebied en verdere invul-ling van de krachtlijnen, het volgende gesteld :

"De aangeboden krachtlijnen vormen een samenhan-gend geheel. Dit zal een meer gelijke behandeling van de verschillende personeelsleden waarborgen. Dit stra-mien houdt een reeks minimumvoorwaarden in. Indien de besturen strengere voorwaarden opleggen, moeten deze binnen de perken van de redelijkheid blijven en grondig gemotiveerd worden. De besturen geven zelf invulling aan bepaalde aspecten. Zo zullen de besturen onder meer zelf instaan voor de concrete uitwerking van het evaluatiesysteem ( ... ). Ook de vereisten inzake vorming zullen in grote mate door de besturen ingevuld worden." Verder wordt in de krachtlijnennota onder rubriek 3, Krachtlijnen voor een gemeenschappelijk administratief en geldelijk statuut van het personeel, alinea 6, gesteld :

"De besturen zullen de minimale regels, zoals bepaald in de krachtlijnen, verder uitwerken door er elementen aan toe te voegen, waarvan de mogelijkheid wordt open gelaten in de krachtlijnen (bv. invoering van een mandaatfunctie voor sommige functies), of die het bestuur wenselijk acht voor haar beleid, voor zover die aanvullende regeling niet strijdig is met de gemeen-schappelijke krachtlijnen."

In de omzendbrief BA 93/07 wordt onder punt III Technische nota, gesteld :

"In deze nota worden naast een aantal noodzakelijk te uniformiseren definities de voorwaarden van de func-tionele en hiërarchische loopbaan van de ambtenaar vermeld. Deze teksten moeten in elke gemeente in het administratief statuut worden ingelast."

De technische nota biedt jammer genoeg slechts een strikt kader voor de functionele loopbaan. Ik denk dan ook te moeten besluiten dat punt 3.2 van de krachtlij-nennota, Indeling van het personeel (laatste alinea), hier van toepassing is :

"De overgang van het ene niveau naar het andere kan uitsluitend op basis van een examen waarbij de

volgen-de vereiste minimale anciënniteit voor volgen-deelname ver-plicht wordt gesteld :

E –> D : min. 3 jaar anciënniteit D –> C : min. 3 jaar anciënniteit C –> B : min. 4 jaar anciënniteit –> A : min. 4 jaar anciënniteit C + B –> A : min. 4 jaar anciënniteit"

Daarnaast moet wellicht punt 2, Facultatieve vermel-dingen, in het begeleidend schrijven van 17 januari 1994 bij het modelstatuut in dezelfde zin geduid wor-den :

"Bij sommige artikelen werd uitdrukkelijk vemeld dat de in de tekst gekozen optie facultatief is en dat de besturen hiervan kunnen afwijken en eventueel een andere regeling kunnen opnemen."

In artikel 107 van bedoeld modelstatuut, dat de niveau-anciënniteit regelt bij overgang van het ene niveau naar het andere, vind ik geen enkele indicatie dat een ande-re optie mogelijk is.

Aangezien hier enkele fundamentele rechtsprincipes, zoals het gelijkheids- (art. 10 GW), redelijkheids- en motiveringsbeginsel, aan de orde zijn, stel ik de minis-ter volgende concrete vraag, waarop ik graag een dui-delijk en ondubbelzinnig antwoord kreeg.

Kan een gemeentebestuur de minimum-anciënniteits-voorwaarden bij overgang van het ene niveau naar het andere in de LRB wijzigen ? Zo ja, hoe dient men dan "binnen de perken der redelijkheid en grondig gemoti-veerd" te interpreteren ?

Bestaan daar sedertdien meer concrete inlichtingen over ?

Antwoord

De anciënniteit die nodig is voor een bevordering van een niveau naar een ander werd inderdaad vastgesteld in punt 3.2 van de krachtlijnennota. Een bestuur kan echter strengere voorwaarden opleggen. Hierbij moet het inderdaad rekening houden met het redelijkheids-beginsel en de motiveringsplicht. Dit houdt in dat een dergelijk besluit moet steunen op rechtens en feitelijk aanvaardbare motieven. De overheid moet bij afweging van de belangen in alle redelijkheid tot haar besluit komen. Een afwijking van deze anciënniteitsvereiste impliceert niet noodzakelijk dat het gelijkheidsbeginsel geschonden wordt. De overheid moet echter concreet aantonen dat de omstandigheden voldoende specifiek zijn om een afwijking op de algemene regel te verant-woorden.

Ik heb nog geen algemene richtlijnen uitgevaardigd in deze materie, aangezien het om specifieke omstandig-heden gaat.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dat dit niet gebeurd is, heeft te maken met het feit dat het initiatief voor het organiseren van een Vaste Gemengde Commissie ligt bij het land waar de vergadering zal plaatshebben

Daarnaast werd één specialisatiebeurs toegekend aan een Vlaams student in Israël voor het academiejaar 1995-1996 en twee specialisatiebeurzen voor het acade- miejaar

Uitwisseling in het kader van samenwerkingspro - gramma's Podiumkunsten/Letteren/Beeldende Kunst Er werd in relatief beperkte mate uitvoering gege- ven aan

Het bestaande verdrag België–Groot-Brittannië dateert van 1946 en er zou geen uitvoering meer aan worden gegeven?. Dit lijkt me de geschikte omstandigheid om een cultu- reel

In 1993 werd een subsidie van 800.000 frank toege- kend aan het African European Institute in Amster- dam om, samen met Awepa (Association for West- European Parlementarians for

Deze missie heeft een gemengd karakter : enerzijds zijn er contacten gepland op het vlak van het buiten- lands beleid met de nationale regering en met de

Vlaanderen heeft ingestemd met de suggestie van de Nederlandse regering, bekendgemaakt door staatsse- cretaris voor Europese Zaken Pattijn, om een satelliet- zender

Inzake het cultureel akkoord tussen Vlaanderen en Argentinië zouden, door de beslissing van 28 april 1993 van de Vlaamse minister van Onderwijs, geen voorstel- len binnen