• No results found

(1)102344 Wijzigingsvoorstel NetCode Elektriciteit op nog niet verwerkte consequenties van de Implementatie- en interventiewet

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "(1)102344 Wijzigingsvoorstel NetCode Elektriciteit op nog niet verwerkte consequenties van de Implementatie- en interventiewet"

Copied!
15
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

102344

Wijzigingsvoorstel NetCode Elektriciteit op nog niet verwerkte consequenties van de Implementatie- en interventiewet.

Mevr. Huussen - Directie Toezicht energie, voorzitter

Mevr. Holtslag - Directie Toezicht energie, lid hoorcommissie Dhr. Sari - Directie Toezicht energie, lid hoorcommissie

Dhr. Franken - KEMA, adviseur DTe

Dhr. Janssen - namens EnergieNed

Dhr. Het Lam - namens VEMW

Dhr. Janssen/ Mevr. Van Splunter - Verslagdienst NMa

De voorzitter opent de hoorzitting die is georganiseerd inzake het wijzigingsvoorstel NetCode Elektriciteit op nog niet verwerkte consequenties van de Implementatie- en Interventiewet ('I&I- wet'). Het voorstel heeft betrekking op de artikelen inzake de kwaliteitsbewaking van de

transportdienst en de rapportage daarover, en op de compensatieregeling bij

stroomonderbrekingen. Op deze terinzagelegging is geen openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht ('Awb') van toepassing. Na vaststelling van de Codewijziging kunnen belanghebbenden bezwaar aantekenen tegen het besluit.

Het doel van de hoorzitting is om de zienswijze van de betrokken partijen op het voorstel te horen.

Zij stelt de leden van de hoorcommissie voor. De heer Franken is verbonden aan KEMA. De hoorcommissie heeft hem en een collega van hem gevraagd haar bij een aantal dossiers van technische ondersteuning te voorzien. Hiervoor is mede gekozen vanwege de vacature ontstaan door het vertrek van de heer Vrolijk bij de DTe en de wens enkele belangrijke dossiers niet te lang te laten liggen.

Zij schetst de gang van zaken ter zitting.

Van de zitting wordt een verslag gemaakt, dat betrokkenen zal worden toegezonden. Commentaar op het verslag leidt niet tot wijziging ervan, doch wordt toegevoegd aan het dossier.

Zij nodigt EnergieNed uit haar zienswijze toe te lichten.

Dhr. Janssen schetst de achtergrond van het voorstel. Door de I&I-wet en de daaronder hangende Ministeriële Regelingen moesten de Codes opnieuw worden bezien. Sommige dossiers waren in de loop van de tijd al min of meer vanzelf langsgekomen, bijvoorbeeld de terugdraaimeters en de leveringszekerheid. De primaire aandacht bij de I&I-wet is vooral uitgegaan naar de gasregelingen.

Nadat deze vorig jaar rond waren, althans voor EnergieNed, is men integraal de Codes inzake elektriciteit doorgelopen op punten die nog aanpassing behoeven door de I&I-wet en de diverse ministeriële regelingen. Deze punten zijn opgenomen in het voorliggende wijzigingsvoorstel, dat vervolgens in procedure is gebracht. Het belangrijkste is de compensatieregeling, waarbij

EnergieNed zich in sterke mate heeft laten leiden door de eerder gevoerde discussie over de kwaliteitsregulering en het SEO-rapport.

Hij verwijst voor het overige naar de aanbiedingsbrief. Opgemerkt zij dat in de regeling nog een redactionele fout staat. Bij de staffeling worden indelingen gehanteerd waarbij de grenswaarden zelf niet worden genoemd. Bij storingen die exact bijvoorbeeld vier of acht uur duren, treedt dan een probleem op. Dit moet redactioneel nog worden aangepast.

(2)

De voorzitter dankt de heer Janssen voor zijn toelichting. Zij nodigt VEMW uit haar zienswijze toe te lichten.

Dhr. Het Lam stelt twee onderwerpen aan de orde. Het eerste betreft de reparaties van netten, art.

31 lid 1 onderdeel j E-wet '98. Dit is uitgewerkt in de Ministeriële Regeling tariefstructuren en voorwaarden Elektriciteit ('MR Elektriciteit'). Het tweede onderwerp betreft de compensatie- regeling.

Bij de reparaties van de netten is de centrale vraag of art. 31 lid 1 aanhef en onderdeel j E-wet '98 uitsluitend ziet op reparaties van die onderdelen van netten die rechtstreeks raken aan de belangen en het transport van afnemers, zoals EnergieNed stelt, of dat het begrip breder moet worden gelezen en ook ziet op bijvoorbeeld reparaties van netten, of onderdelen van netten, die tussen netbeheerders onderling rechtstreeks van belang zijn. VEMW is van oordeel dat dit laatste het geval is.

Art. 31 lid 1 aanhef en onderdeel j E-wet '98 luidt: "Met inachtneming van de in art. 26b bedoelde regels zenden de gezamenlijke netbeheerders aan de Raad van Bestuur NMa een voorstel voor de door hen jegens afnemers te hanteren voorwaarden met betrekking tot (...) j. het realiseren van koppelingen tussen en het verrichten van reparaties aan de netten.". Deze bepaling vormt naar de mening van VEMW een andere uitwerking van hetgeen reeds voortvloeit uit art. 31 lid 1 aanhef en onderdeel a E-wet '98, dat luidt: "Met inachtneming van de in art. 26b bedoelde regels zenden de gezamenlijke netbeheerders aan de Raad van Bestuur NMa een voorstel voor de door hen jegens afnemers te hanteren voorwaarden met betrekking tot a. de wijze waarop netbeheerders en afnemers alsmede netbeheerders zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het in werking hebben van de netten (...)". Dat art. 31 lid 1 onder j E-wet '98 in feite een uitwerking vormt van art.

31 lid 1 onder a E-wet '98, met name het onderdeel dat gaat over de regels die zien op de relatie afnemer-netbeheerder en netbeheerders onderling ten aanzien van het in werking hebben van netten, vindt naar het oordeel van VEMW bevestiging in art. 11 aanhef en onderdeel d van de MR Elektriciteit. Dit artikel luidt: "In de voorwaarden bedoeld in onderdeel a en aanhef van de wet is met betrekking tot het transport van elektriciteit opgenomen d. de termijnen waarbinnen de netbeheerder reparaties aan het net verricht". Dat is een duidelijke verwijzing naar onderdeel a van de in art. 31 lid 1 E-wet '98 genoemde voorwaarden.

De genoemde artikelen maken het naar het oordeel van VEMW duidelijk dat de in de wet

opgenomen verplichting tot het nemen van maatregelen in de technische Codes, de voorwaarden als bedoeld in art. 31 E-wet '98, niet alleen betrekking hebben op reparaties van die delen van het net waarop afnemers rechtstreeks zijn aangesloten, maar ook op de overige onderdelen.

De verplichting tot het opnemen van regels omtrent de reparaties van netten ziet naar het oordeel van VEMW dus ook op de verhouding tussen netbeheerders onderling. Dit volgt uit vier

onderdelen. Afnemers zijn personen met een aansluiting op het net. Ook netbeheerders hebben aansluitingen. Dus ook al zou art. 31 lid 1 E-wet '98 in het licht van de aanhef restrictief worden uitgelegd, moet toch worden geconstateerd dat de verhouding netbeheerder-netbeheerder wordt geregeld als wordt gesproken over netbeheerder jegens afnemers. Dat blijkt ook expliciet uit art. 31 lid 1 onder a E-wet '98, hetgeen de uitwerking vormt van hetgeen met de aanhef voor aangeduid, te weten de voorwaarden, uitdrukkelijk spreekt over de wijze waarop netbeheerders zich jegens elkaar gedragen. Klaarblijkelijk vallen netbeheerders ook onder het begrip 'afnemers'. Deze regels zien dus ook de verhouding tussen netbeheerders onderling.

Dat art. 31 lid 1 onderdeel j E-wet '98, inzake koppeling en reparaties van netten, ook ziet op de relatie tussen netbeheerders onderling, blijkt wel uit het feit dat hetzelfde artikel verplicht tot het opnemen in de Codes van regels omtrent de koppeling van netten. Een dergelijke verplichting strekt zich per definitie uit tot netbeheerders. Ook dat bevestigt dat het artikel ziet op de relatie van netbeheerders onderling, en niet alleen op de relatie netbeheerder-afnemer, waarbij afnemer geldt als producent of verbruiker.

Tenslotte: elke storing in een net kan direct of indirect resulteren in onderbreking van het transport

(3)

van elektriciteit van producenten en verbruikers. Het is in de praktijk eigenlijk niet mogelijk om te zeggen welke delen van een net al dan niet indirect of direct de uitkomst van transport zullen beïnvloeden en dus wel of niet van belang zijn voor storingen. Dat is op voorhand niet te zeggen, want het is een koperen plaat, men weet niet hoe de elektriciteit zich verplaatst. Kortom, het hele net is van belang voor de betrouwbaarheid van het net, en dus voor de afnemer.

De verplichting tot het opnemen van regels omtrent de reparatie van netten dient dus ruim te worden opgevat en ziet naar het oordeel van VEMW op alle reparaties van het net. De huidige Codes bevatten geen volledige regelingen met betrekking tot de termijnen waarbinnen

netbeheerders alle benodigde reparaties aan het net moeten uitvoeren. Paragraaf 6.2 van de NetCode bevat weliswaar enkele regels over het opheffen van storingen, maar dit ziet alleen op geplande of, in de terminologie van de wet, voorzienbare onderbrekingen - en daarmee storingen - maar niet op onvoorzienbare situaties. De conclusie moet zijn dat de Codes dienen te worden aangepast op dit onderdeel, omdat ze op dit moment onvolledig zijn en ook het voorstel daarin geen verandering zal brengen. Vanuit het oogpunt van het doelmatig handelen van netbeheerders, een betrouwbare elektriciteitsvoorziening en een goede kwaliteit van dienstverlening - dat zijn de belangen genoemd in art. 36 lid 1 E-wet '98 - dient naar de mening van VEMW de termijn

waarbinnen reparaties moeten zijn uitgevoerd met betrekking tot de door de netbeheerders beheerde netten, in de Code te worden opgenomen, opdat deze termijn fungeert als een prikkel voor netbeheerders om zo spoedig mogelijk die netten te repareren, om zo de betrouwbaarheid van transport te bevorderen. En daarmee ook de kwaliteit van dienstverlening, hetgeen goed aansluit bij het doelmatig handelen van netbeheerders.

Het tweede punt betreft de compensatie bij storingen. Op grond van art. 17 aanhef en onderdeel d van de MR Elektriciteit dient de duur van de compensatievrije hersteltijd te zijn afgestemd op het spanningsniveau waarop de storing betrekking heeft, hetgeen op zijn beurt weer is gerelateerd aan de technische mogelijkheden om de storing op te heffen. De beperkte duur van de

compensatievrije hersteltijd is bedoeld als een prikkel voor de netbeheerder - zo staat letterlijk in de toelichting - om storing in het transport van de elektriciteit op te heffen. Eigenlijk is de

compensatievrije hersteltijd, en met name de begrenzing ervan, dus een doelmatigheidsprikkel. In het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders wordt uitgegaan van een uniforme hersteltijd waarbij de duur van de compensatievrije hersteltijd feitelijk is afgestemd op het opheffen van storingen op het laagste spanningsniveau, waarbij dan ook nog lijkt te zijn uitgegaan van de meest extreme storing met de meest lange duur, 240 minuten. Door de duur van de compensatievrije hersteltijd niet te differentiëren per spanningsniveau wordt naar het oordeel van VEMW de doelmatigheidsprikkel voor het spoedig herstel van storingen in met name hogere

spanningsniveaus, waar reparatie een stuk sneller kan dan binnen vier uur, soms zelfs binnen een halfuur, weggenomen. Het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders is naar het oordeel van VEMW op dit punt in strijd met het belang van het doelmatig handelen van netbeheerders, het belang van een goede kwaliteit van dienstverlening en de regel zoals opgenomen in de MR Elektriciteit, in het bijzonder art. 17 aanhef en onderdeel b.

De hoogte van compensatie voor storingen van vier tot acht uur wordt in het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders verlaagd ten opzichte van de thans in de NetCode opgenomen compensatieregeling. Deze voorgestelde wijziging van de compensatieregeling leidt er feitelijk toe dat de doelmatigheidsprikkel - waartoe de compensatieregeling mede strekt - wordt verminderd.

Dat is zonder meer in strijd met het belang van het bevorderen van het doelmatig handelen van netbeheerders. Het resulteert tevens in een verminderde kwaliteit van dienstverlening van netbeheerders, en is dus in strijd met art. 36 lid 1 E-wet '98.

Het laatste punt is dat in paragraaf 6.3.5 van het voorstel staat dat de compensatie wordt berekend per verbinding - in ieder geval wordt uitgegaan van verbinding. Dat artikel is overbodig: de

compensatie dient te worden uitgekeerd per aansluiting, omdat de compensatie voor grotere afnemers is gerelateerd aan de gecontracteerde capaciteit, de kW-contract, die wordt aangegeven per aansluiting. Als men consistent wil zijn in het systeem en aansluit bij kW-contract, dan dient

(4)

men ook aan te sluiten bij het uitgangspunt dat gekeken wordt naar de aansluiting en niet naar verbindingen of andere soortgelijke gevallen.

De voorzitter dankt de heer Het Lam voor zijn toelichting. Zij nodigt EnergieNed uit te reageren op de door VEMW genoemde punten.

Dhr. Janssen bevestigt de conclusie van VEMW dat ook netbeheerders elkaars aangeslotene zijn.

Dat volgt eenduidig uit de regelingen. Ook dan echter ziet EnergieNed niet in, wat er aanvullend op paragraaf 6.2 zou moeten worden geregeld. De scope van deze paragraaf is immers niet alleen verbruikers plus producenten, maar alle aangeslotenen. Voor zover van toepassing geldt dit ook voor de netbeheerders onderling. Bovendien bevat de NetCode een aantal paragrafen die specifiek zien op de relatie van netbeheerders onderling, waar het gaat om netten en storingsafhandeling, zoals heel hoofdstuk 4 inzake N-1 en dergelijke. Het betreffende artikel in de E-wet '98, dat

inderdaad bij de I&I-wet is toegevoegd en waaraan ook een apart artikel is gewijd in de Ministeriële Regeling, dient als kapstok voor hetgeen al lang in de Codes stond voor de netbeheerders

onderling. De Codes hebben altijd betrekking op de interactie. In feite zijn het voorwaarden voor aansluiting tussen de netbeheerder en een aangeslotene - verbruiker, producent of collega- netbeheerder. Voor zover het gaat om de netten intern, waar men aan de buitenkant niets van merkt, moet er uiteraard een en ander worden geregeld; dat is ook geregeld, maar dit valt buiten de scope van de Codes.

De voorzitter begrijpt niet helemaal wat het belang of de consequentie voor de afnemers zou zijn als het voorgestelde zou worden doorgevoerd inzake storingen en reparaties voor de

netbeheerders onderling. Waarom zou EnergieNed het daarmee bijvoorbeeld helemaal niet eens willen zijn?

Dhr. Het Lam gaat eerst in op het belang. Zoals eerder gesteld, is het niet aan te geven hoe de elektriciteit fysiek loopt. Nooit is te voorspellen welke delen van het net wel of niet van belang zijn voor het totale transporttraject van de producent of importeur naar de afnemer. Als begonnen wordt met te stellen ‘alleen naar die delen van het net en de reparatietermijnen van die onderdelen die van belang zijn voor afnemers’, dan rijst onmiddellijk de vraag welke dat dan zijn. Dat is niet te zeggen.

Daarnaast is een betrouwbaar net een totaal systeem en de betrouwbaarheid van het net is ook voor afnemers een groot goed. Hoe hoger de betrouwbaarheid van een net in zijn totaliteit, hoe meer kans dat als er ergens iets fout gaat, er alternatieve trajecten zijn of andere manieren om een storing op te vangen. Het N-1-principe gaat daarvan eigenlijk uit. In dat opzicht wil men ook dat de netten tussen beheerders onderling een goede kwaliteit kennen. VEMW meent dat reparaties, spoedig onderhoud en spoedig herstel daaraan bijdragen. Dat is het concrete belang. VEMW is van mening dat dit ook juridisch een onderbouwing vindt.

De voorzitter herhaalt dat het tweede punt de vraag was waarom EnergieNed dit, afgezien van het feit of een en ander juridisch zo is, dit niet gewoon zo zou doen.

Dhr. Het Lam neemt zonder meer aan dat de netbeheerders hun reparaties in de praktijk zullen verrichten. Als echter een termijn wordt gesteld, gaat de beperking daarin werken als een doelmatigheidsprikkel. Als men is gebonden aan een wettelijke termijn kan een netbeheerder jegens een andere netbeheerder daarop een beroep doen. De ene netbeheerder heeft een storing en moet betalen voor de compensatie in het net. Het kan dan zijn dat hij zegt: "Ja, maar mijn probleem ligt elders". Dan kan hij er zelf een beroep op doen. Het tweede element is dat een wettelijke norm indirect ook voor afnemers van belang kan zijn in juridische procedures over eventuele schadevergoedingen bij storingen. Voorstelbaar is dat de aansprakelijkheid die de consequentie is van een doelmatigheidsprikkel ongewenst is. Daarnaast verplicht dit de netbeheerders om een zekere prioritering toe te kennen aan reparaties.

De voorzitter begrijpt dat het dan ook in het belang van de netbeheerders is.

(5)

Dhr. Het Lam antwoordt dat dit mogelijk is. Dat hangt af van de wijze waarop de afweging wordt gemaakt: vindt met het transport belangrijker of stelt men het commerciële element - de

winstcijfers - meer centraal? Dat dit een relevante afweging is, blijkt uit het feit dat er een

compensatieregeling is die ook beoogt een doelmatigheidsprikkel te zijn. Dat ligt een beetje in het verlengde van elkaar.

Dhr. Janssen wijst erop dat hetgeen in de Codes wordt geregeld betrekking moet hebben op de relatie tussen de netbeheerder en zijn aangeslotenen. Dat kan een collega-netbeheerder zijn. Dit is al geregeld. Voor storingen in de netten intern, die niet naar buiten toe blijken, hebben

netbeheerders vanzelfsprekend allerlei maatregelen getroffen, maar deze vallen buiten het domein van de Codes.

Dhr. Het Lam vindt dat dit niet buiten het domein van de Codes valt. Netbeheer is netbeheer, dus ook onderlinge regelingen vallen uitdrukkelijk binnen het domein van de Codes. VEMW

concludeert dat de bepalingen niet dekkend zijn. Paragraaf 6.2 ziet bijvoorbeeld op voorzienbare storingen en niet op onvoorziene. Voor deze laatste is niets geregeld in de optiek van VEMW. De netten beziende ziet men wel N-1, maar dit geldt voor netten van 110 kV en hoger; voor lagere netten gelden andere normen. Daar staat wel dat aan bepaalde eisen moet worden voldaan, maar er staat niet eenduidig binnen welke tijd het net moet zijn gerepareerd. VEMW is daarom van mening dat deze termijnen wat explicieter in de Codes zouden moeten worden opgenomen.

Dhr. Janssen vervolgt zijn reactie op de andere genoemde punten. EnergieNed heeft in de compensatieregeling geen verdere invulling gegeven aan de differentiatie naar spanningsniveau.

Inhoudelijk gezien zou dit heel logisch zijn, want in hoogspanningsnetten kan natuurlijk sneller worden gerepareerd - dat blijkt ook uit de jaarlijkse storingscijfers van EnergieNed. In

middenspanningsnetten kan men "gemiddeld" repareren, omdat er vaak omschakelmogelijkheden zijn; in de laagspanningsnetten moet de reparatie fysiek worden uitgevoerd, voordat de

stroomvoorziening kan worden hervat. Dit punt onderkent EnergieNed ook. De reden om de differentiatie achterwege te laten is tweeledig. Ten eerste heeft EnergieNed - mede gesteund door de MR Elektriciteit en de toelichting - zich zwaar gebaseerd op het SEO-rapport waarin werd aangegeven wat voor een klant belangrijk is. Dan wordt voornamelijk gesproken over duur en frequentie en niet over achterliggende oorzaak. Ten tweede zou bij het doorvoeren van

differentiatie naar spanningsniveau de situatie ontstaan dat twee volstrekt identieke situaties tot een verschillende compensatieuitkering zouden leiden. Als zich bij een kleinverbruiker op een laagspanningsnet bijvoorbeeld een stroomonderbreking voordoet van drie uur en deze storing zou zijn veroorzaakt in laagspanning, dan is dat, uitgaande van de grenswaarde van vier uur, nog geen tijd die tot compensatie zou moeten leiden. Als de buurman eveneens te maken krijgt met een net zo lang durende storing op datzelfde laagspanningsnet, waarbij de storing is veroorzaakt door een hoogspanningsnet, dan zou hij wel een compensatievergoeding krijgen, omdat voor storingen in het hoogspanningnet bijvoorbeeld een compensatievrije hersteltijd van één uur redelijk zou zijn.

Hoe is dat aan klanten uit te leggen? Het interesseert de klant immers niet dat de storing plaatsvond bij hem voor de deur in het laagspanningsnet, of drie kilometer verderop in een

hoogspanningsstation. Dit in combinatie met het SEO-rapport - waaruit blijkt waarin klanten al dan niet geïnteresseerd zijn - heeft voor EnergieNed de doorslag gegeven om de differentiatie naar compensatievrije hersteltijd niet door te voeren.

De voorzitter vraagt waarom bij de vier-uursnorm alleen is gekeken naar het laagste

spanningsniveau. Zij vraagt dit mede omdat EnergieNed aangeeft dat de klant volgens het SEO- rapport de duur heel belangrijk vindt.

Dhr. Janssen antwoordt dat EnergieNed voor de norm van vier uur is uitgegaan van hetgeen nu in de Code staat. Op dit moment bestaat alleen de vier-uursnorm. Gesteld is dat er wel een staffeling moet komen dat de compensatievergoeding oploopt in tijd. Daarbij is uitgegaan van een voorstel dat EnergieNed al eens had ingediend, in 1999 of 2000. Dit bevatte reeds een zekere staffeling, maar het is indertijd niet overgenomen door DTe. De bedragen zijn aangepast, omdat destijds het SEO-rapport nog niet beschikbaar was. Er was geen aanleiding om de vier uur ter discussie te

(6)

stellen.

De voorzitter begrijpt dat ook de discussie over de verschillende spanningsniveaus geen aanleiding was om deze te betrekken in de normstelling.

Dhr. Janssen antwoordt dat dan zou kunnen worden gediscussieerd of naar een gewogen gemiddelde zou moeten worden gegaan, als hoogspanning en middenspanning worden meegerekend. Dan zou men waarschijnlijk dicht bij de vier uur uitkomen. En is 3,5 uur nu een handig getal, alleen om daarmee tegemoet te komen aan het effect van de enkele keer dat er een hoogspanningsstoring is? De impact van hoogspanningsstoringen is natuurlijk groot, maar deze komen gelukkig ook maar heel weinig voor: er staan 2500 laagspanningsstoringen tegenover 30 tot 40 hoogspanningsstoringen per jaar. In de discussie is dit punt echter niet naar voren gekomen.

Dhr. Het Lam wil hierop graag reageren. Het SEO-rapport heeft betrekking op de behoeften van kleinverbruikers, die toch heel andere zijn dan die van de industrie. Een spanningsdip van een milliseconde heeft ertoe geleid dat bij een groot chemisch bedrijf in de buurt van Zeeland een hele site voor een groot deel plat lag. En deze dip duurde slechts een milliseconde. Afnemers, en dan vooral grote afnemers, hebben een groot belang bij een ongestoord productieproces. Dat heeft ook te maken met het opstarten en afbouwen van allerlei ingewikkelde chemische processen. Er komen allerlei noodprotocollen in werking als het misloopt. Betrouwbaarheid is kortom een heel

belangrijke factor, die veel belangrijker is voor de industrie dan voor de kleinverbruiker die ziet dat de koelkast het niet meer doet of thuis moet blijven terwijl hij iets anders had willen doen.

Bedrijven kijken naar betrouwbaarheid en hebben veel meer belang bij een ongestoord net. Bij storing moet namelijk gesproken worden over schadevergoeding - men krijgt nooit al zijn schade gedekt. Het geeft een enorme hoop gedoe, veel risico's - dat wil een bedrijf niet. De invalshoek van grote bedrijven is dus een andere dan die van de kleinverbruiker. Dat verklaart ook dat

grootverbruikers vooral willen dat de doelmatigheidsprikkel goed functioneert. De compensatie van maximaal 91.000 euro is op het totale productieverlies eerlijk gezegd helemaal niets als Corus, Dow of DSM plat gaan. Bij die compensatie ligt hun belang niet. Het is de doelmatigheidsprikkel die ervan uitgaat, waarop de nadruk bij de grotere verbruikers ligt.

Wat gebeurt er nu? Door uniform de termijn van vier uur ook voor HS-netten te hanteren, waarbij blijkens cijfers de gemiddelde hersteltijd in 2003 28 minuten was, wordt de doelmatigheidsprikkel niet een beetje, maar volledig weggenomen. De grote industrie wil juist dat de doelmatigheids- prikkel heel krachtig doorwerkt en dat de compensatievrije hersteltijd, zoals voorgeschreven in de MR Elektriciteit, wordt gerelateerd aan het spanningsniveau en de technische mogelijkheden om de storing op te heffen. Daarbij dient te worden uitgegaan van een gemiddeld niveau. Als men uitgaat van de meest ruime compensatievrije termijn waarbij alle storingen, zelfs de meest

extreme, kunnen worden gedekt, welke prikkel blijft er dan nog over? Dan kan men net zo goed die regel niet opnemen. Een termijn heeft ook tot doel dat als deze wordt overschreven, er

compensatie ontstaat. Als men geen compensatie wil betalen - waarvan VEMW uitgaat, omdat netbeheerders wel degelijk ook commerciële bedrijven zijn - zal men proberen die compensatie- betalingen in de toekomst te voorkomen door sneller aan het werk te gaan. De industrie hecht er dus sterk aan dat die doelmatigheidsprikkel wordt hersteld, door de technische mogelijkheden en de duur van de compensatievrije hersteltijd op elkaar af te stemmen. Dat is ook voorgeschreven. In die zin deelt VEMW niet de opvatting van EnergieNed.

Daarnaast vindt VEMW termijnen van vier uur voor met name hoogspanningsnetten veel te lang.

Ook bij middenspanningsnetten bedroeg de storingsduur in 2003 gemiddeld veel minder dan vier uur, namelijk 106 minuten. De voorgestelde termijn is veel te lang, er is geen enkele relatie met de technische mogelijkheden om het herstel te bevorderen. Die afstemming deugt op geen enkele manier.

Een volgend punt is de discriminatie. Het kan wel zijn dat kleinverbruikers inderdaad niet begrijpen dat een hoger net eerder compensatie ontvangt dan een lager net, maar voor

kleinverbruikers heeft elektriciteitsstoring een andere impact dan voor grote bedrijven. Het belang van een efficiënte doelmatigheidsprikkel is toch belangrijker dan het eventueel niet kunnen

uitleggen aan kleinverbruikers dat andere partijen eerder geld krijgen. Daarachter zit toch een ratio.

(7)

Als men het echt wil uitleggen, kan men dat bij wijze van spreken ook doen met een folder. VEMW meent dat geen sprake is van discriminatie, ongelijke gevallen moet men ook ongelijk behandelen.

HS-netten zijn sneller te repareren dan LS-netten, dus zijn het ongelijke gevallen. Dit kan bovendien geen overweging zijn om een wettelijke bepaling aan de kant te schuiven.

Dhr. Janssen heeft de indruk dat VEMW een andere differentiatie in gedachten heeft dan waar eerder ter zitting over is gesproken. Veel gemakkelijker is uit te leggen dat een klant op een HS-net een andere compensatie krijgt dan een klant op een LS-net. In de MR Elektriciteit is echter geen sprake van differentiatie naar het spanningsniveau waarop een klant is aangesloten, maar op welk spanningsniveau een storing wordt veroorzaakt. Dat leidt ertoe dat volledig identieke klanten, beide op laagspanningsniveau, een verschillend compensatiebedrag zouden krijgen als de storing haar oorzaak vindt in verschillende spanningsniveaus. Dat is een andere differentiatie.

Dhr. Het Lam vindt dit in de tekst onvoldoende tot uitdrukking komen. VEMW deelt de mening dat het voor aangeslotenen op het laagspanningsniveau niet uitmaakt waar de oorzaak zich bevindt.

Door de differentiatie in tijd - de vier uur die overal uniform wordt gehanteerd - wordt de indruk gewekt dat overal hetzelfde systeem wordt toegepast, ook voor HS-afnemers en andere

tussenliggende categorieën afnemers. De differentiatie moet duidelijker worden doorgevoerd en ook de doelmatigheidsprikkel moet duidelijk zijn ingevoerd. Dat kan door de koppeling te leggen tussen de technische herstelmogelijkheden en de compensatie. In het voorliggende voorstel is dat onvoldoende duidelijk.

Dhr. Janssen wijst erop dat differentiatie naar het spanningsniveau waarop de klant is aangesloten, een heel andere is dan de MR Elektriciteit heeft gevraagd.

Dhr. Het Lam weerspreekt dat dit een andere differentiatie is. De compensatie is een doelmatigheidsprikkel en in art. 17 onderdeel d MR Elektriciteit staat duidelijk dat de

compensatievrije hersteltijd moet worden gekoppeld aan een spanningsniveau, dat op zijn beurt weer wordt gekoppeld aan de beschikbare technische mogelijkheden voor het opheffen van de storing. De in het genoemde artikel bedoelde differentiatie vindt VEMW onvoldoende terug in het voorliggende voorstel, waarin uniform blokken van vier uur worden gehanteerd, ook voor de hoger aangeslotenen.

Dhr. Janssen zegt dat de differentiatie wordt herleid naar het spanningsniveau - zo staat het in de MR Elektriciteit - waarin de storing zijn oorzaak vindt.

Dhr. Het Lam meent dat dit een ander punt is. Dat betekent dat de netbeheerder betaalt in wiens net de oorzaak van de storing zich bevindt.

Dhr. Janssen brengt naar voren dat de zinsnede "de duur van de compensatievrije hersteltijd verschilt per spanningsniveau en hangt af van de technische mogelijkheden die er zijn om de onderbreking op een veilige wijze op te heffen" in de MR Elektriciteit erop duidt dat die variatie afhankelijk moet zijn van het spanningsniveau waarop de storing plaatsvindt, en niet afhankelijk vanaf het spanningsniveau waarop de getroffen klant zich bevindt.

VEMW zegt dat zij voor de kleinverbruikers hetgeen in het SEO-rapport staat respecteert, maar dat voor de grootverbruikers wat anders geldt. Daarbij kan EnergieNed zich wel wat voorstellen, maar dan zou de compensatievrije hersteltijd niet variëren naar herkomst van de storing maar naar spanningsniveau van aangeslotene. Een aangeslotene op een HS-net krijgt dan bijvoorbeeld al na een halfuur of uur een compensatie, terwijl een aangeslotene op een LS-net - ook al is de herkomst van de storing dezelfde - krijgt pas na vier uur compensatie. Dat is echter niet wat in het voorstel staat. Het zou wel een makkelijker te verdedigen keuze zijn.

Dhr. Het Lam voert de situatie aan dat voor laagspanningsaangeslotenen inderdaad verschillende uitkomsten kunnen resulteren, afhankelijk van de oorzaak van de storing, zoals EnergieNed al heeft geschetst.

Dhr. Janssen merkt op dat dit idee inderdaad achter het voorstel zit. EnergieNed vindt dit ook - het riekt bijna naar burgerlijke ongehoorzaamheid - met de toelichting en het SEO-rapport in de hand niet aan kleinverbruikers uit te leggen. En dat is toch de bulk van de klanten die het betreft.

Dhr. Het Lam stipt aan dat de duur van de compensatievrije hersteltijd en de compensatie zelf twee aparte zaken zijn. De compensatievrije hersteltijd moet wel degelijk worden gedifferentieerd

(8)

naar spanningsniveau. De compensatievrije hersteltijd wordt gekoppeld aan de technische mogelijkheden.

Dhr. Janssen vraagt of dan wordt gecompenseerd naar spanningsniveau van herkomst van de storing of spanningsniveau van de aangeslotene. Dat is een verschil.

Dhr. Het Lam geeft aan dat de compensatievrije hersteltijd is gekoppeld aan een bepaald spanningsniveau. Als een storing zich fysiek op een HS-net bevindt, dan geldt de regel dat deze binnen bijvoorbeeld 30 minuten moet zijn opgelost. Voor MS-netten geldt dan een termijn van bijvoorbeeld anderhalf uur. De tijd die wordt genomen voor de compensatievrije hersteltijd is gekoppeld aan de technische mogelijkheden. Dan moet niet het extreme geval worden genomen waarbij men over de grenzen heen gaat, want dan heeft een doelmatigheidsprikkel geen zin, maar naar een gemiddelde.

Dhr. Janssen vindt de termijn van vier uur niet extreem, een kwart van de laagspanningsstoringen gaat daar overheen.

Dhr. Het Lam werpt tegen dat die duur voor HS-niveau wel extreem is; voor het HS-net komt een hersteltijd van vier uur nauwelijks of niet voor. Per spanningsniveau moeten de technische mogelijkheden worden bezien. Vervolgens gaat men uit van de gemiddelde tijd die men nodig heeft om een storing op te heffen. Een netbeheerder die te vaak boven het gemiddelde zit, zal meer compensatie betalen en dus een prikkel krijgen om storingen sneller op te heffen. Een

netbeheerder die onder het gemiddelde zit, kan zijn organisatie houden zoals die is. VEMW ziet hier een duidelijke relatie, hetgeen overigens los staat van de uitkering van de compensatie. De compensatie is een andere zaak.

Dhr. Janssen vindt dat de regeling zo wel heel ingewikkeld wordt gemaakt.

Dhr. Het Lam merkt op dat dit zo kan zijn, maar het staat zo in de wet. Bovendien verdwijnt de doelmatigheidsprikkel in het voorliggende voorstel, omdat wordt uitgegaan van blokken van vier uur. Dat is niet de bedoeling.

Dhr. Janssen vraagt waaruit VEMW afleidt dat dit niet de bedoeling is. Er is toch nog steeds een prikkel?

Dhr. Het Lam legt uit dat de compensatievrije hersteltijd leidt tot een prikkel omdat aan overschrijding van de duur financiële consequenties worden verbonden. Als die financiële consequenties worden weggenomen, blijft er wel een termijn, maar geen prikkel. Als de

compensatievrije hersteltijd op het HS-spanningsniveau een halfuur is die wordt overschreden, en er komt vervolgens geen compensatie of andere financiële consequentie - wat is dan de prikkel?

Dhr. Janssen begrijpt dat VEMW er al van uitgaat dat er een compensatievrije hersteltijd van een halfuur of uur is.

Dhr. Het Lam gaat ervan uit dat op grond van de wet per spanningsniveau een compensatievrije hersteltijd worden gehanteerd die is gerelateerd aan de technische mogelijkheden. Vervolgens moet bij overschrijding van die termijn een compensatie volgen. Dat is immers de financiële prikkel die ontstaat.

Dhr. Janssen wijst erop dat dit systeem ook in de voorgestelde regeling is opgenomen en overigens ook in de huidige Code.

Dhr. Het Lam vraagt waarom EnergieNed dan blokken van vier uur hanteert, ook voor storingen op HS-niveau.

Dhr. Janssen heeft dit eerder ter zitting uitgelegd.

Dhr. Het Lam is van mening dat de termijn van vier uur voor storingen op HS-niveau te lang is.

Dhr. Janssen vindt dat de prikkel er dan wel degelijk achter zit.

Dhr. Het Lam werpt tegen dat een termijn van vier uur voor storingen geen prikkel is op HS- netten.

De voorzitter acht de posities en meningen over het voorstel helder.

Dhr. Janssen zet een misverstand recht. VEMW sprak over Zeeland in verband met dips, maar de voorliggende regeling ziet niet op dips.

Dhr. Het Lam is zich hiervan bewust. Hij wilde alleen illustreren dat de perceptie van de effecten

(9)

van een storing voor een grootverbruiker van een andere orde is dan voor een kleinverbruiker. De laatste zal over het algemeen bij een spanningsdip van milliseconden weinig problemen hebben, maar dat moet men niet tegen grote bedrijven zeggen, want dan worden deze zeer boos.

Dhr. Janssen herhaalt dat de regeling daarop niet ziet.

Dhr. Het Lam verwijst naar de argumenten ontleend aan het SEO-rapport over de waardering van stroomstoringen. Het SEO-rapport is voor grootverbruikers geen maatstaf.

De voorzitter acht dit punt voldoende duidelijk.

Dhr. Franken gaat in op de positie van de netbeheerders. EnergieNed heeft een duidelijk voorbeeld gegeven van een aangeslotene op laagspanningsniveau. Wat is het standpunt van EnergieNed voor de doelgroep, waarover VEMW spreekt?

Dhr. Janssen legt uit dat nu wordt gevraagd te differentiëren naar spanningsniveau in herkomst van de storing. Dat wordt moeilijk uit te leggen aan klanten. Differentiatie naar spanningsniveaus waarop klanten zijn aangesloten lijkt heel voor de hand liggend, als daarvoor in de MR Elektriciteit zou zijn gekozen. Middenspanningsklanten zijn doorgaans bedrijven, daarop zitten geen

huishoudens meer, klanten op hoogspanningsniveau zijn nog groter. Differentiatie daarin had EnergieNed niet onaannemelijk geleken.

Dhr. Franken veronderstelt dat dan tot een oplossing zou zijn gekomen waarbij voor hoogspanningsklanten wel een compensatievrije hersteltijd van een halfuur zou gelden.

Dhr. Janssen plaatst de kanttekening dat de termijn van een halfuur of anderhalf uur in de discussie naar boven is gekomen; over een redelijke termijn zou moeten worden nagedacht. Een grenswaarde waar men altijd onder zit, is niet eerlijk, terwijl ook niet gekozen moet worden voor een grenswaarde waar men in de helft van de gevallen boven zit. Voor de in de voorgestelde regeling genoemde vier uur geldt dat gemiddeld een kwart van de laagspanningsstoringen gevallen daarboven zit.

Dhr. Franken doelde niet op het precieze getal, maar op het principe.

Dhr. Janssen is van mening dat een halfuur, drie kwartier voor hoogspanningsklanten en de door VEMW genoemde anderhalf uur voor middenspanningsklanten heel redelijk zou zijn. Dan wordt echter gekeken naar het spanningsniveau waarop een klant is aangesloten. Als ten gevolge van diezelfde storing ook laagspanningsklanten in het donker komen te zitten, wordt het een heel ander verhaal. Dan wordt echter wel een heel ander criterium aangelegd dan in art. 17 lid d van de MR Elektriciteit wordt genoemd.

Dhr. Franken begrijpt dat dit voor EnergieNed een acceptabele oplossing zou zijn.

Dhr. Janssen acht deze oplossing beter te verdedigen.

Dhr. Franken stelt dat hoogspanningsaangeslotenen alleen last hebben van hoogspanningsonderbrekingen. Deze ondervinden dan slechts één staffeling. Op

middenspanningsniveau zouden wel twee verschillende staffelingen kunnen komen. Is aan klanten uit te leggen dat ze bij de ene onderbreking van bijvoorbeeld een uur wel een compensatie krijgen en bij de andere niet?

Dhr. Het Lam is van mening dat als goede woorden worden gebruikt alles is uit te leggen, ook dit systeem. De achterliggende systematiek is immers niet willekeurig. Deze is gekoppeld aan de technische mogelijkheden om storingen op te heffen, dit is dus uit te leggen. Overigens zou ook voor hoogspanningsklanten staffeling mogelijk moeten zijn. Als een halfuur het gemiddelde is, dan zou kunnen worden gesteld dat een hogere compensatie ontstaat als er voor het opheffen van de storing een uur nodig is. Dat is een keuze. Een doelmatigheidsprikkel heeft tot doel te blijven prikkelen, ook nadat de eerste staffel, het eerste halfuur, doorlopen is. Het cruciale element is dat de doelmatigheidsprikkel overeind wordt gehouden. Deze is gekoppeld aan de oorzaak, dus aan het net waar het probleem zich bevindt. Dat is het vertrekpunt van de doelmatigheidsprikkel. De prikkel bij het hanteren van een compensatievrije hersteltijd ontstaat pas als bij overschrijding daarvan de netbeheerders consequenties ondervinden. Die prikkel moet voldoende zijn om ervoor te zorgen dat zij proberen binnen de compensatievrije hersteltijd de zaak te regelen. De hoogte van

(10)

de compensatie en de vraag of deze voor MS-niveau anders is dan voor HS-niveau, zijn secundair.

Het moet allemaal zijn gericht op de doelmatigheidsprikkel. Hetzelfde geldt voor de tijden. Dat betekent inderdaad dat er wel eens wat moet worden uitgelegd, maar het recht is helaas wel vaker complex. De ervaring is echter dat als er begrijpelijke woorden worden gebruikt, het wel degelijk is uit te leggen, als er maar een systeem achter zit en het geen willekeur is. Bovendien staat gezien de economische belangen de doelmatigheidsprikkel qua belang hoger in de prioritering dan het kunnen uitleggen van een verhaal, als men daarin überhaupt al is geïnteresseerd.

Dhr. Janssen gaat in op de stelling van VEMW dat 6.3.5 overbodig zou zijn, gezien de definitie van aansluiting, verbinding en dergelijke. Dit artikel staat al sinds 16 maart 2001 in de Codes.

Dhr. Het Lam betoogt dat het voorliggende voorstel de implementatie is van de I&I-wet. Daarin is duidelijkheid gekregen wanneer aansluitingen één aansluiting zijn met meerdere verbindingen.

Tegen die achtergrond speelt dit. Het is een uitspraak geweest in Kamerstuk nr. 15 van de I&I-wet.

Op bladzijde 44-45 staat dat een aansluiting uit meerdere verbindingen kan bestaan. Dat is een nieuw feit.

Dhr. Janssen werpt tegen dat dit al was opgenomen in de wet.

Dhr. Het Lam bestrijdt dit, omdat de rechter in de Vopak-zaak heeft uitgesproken dat dit niet eenduidig uit het genoemde artikel volgt. Die duidelijkheid is nu pas geschapen. Hierdoor wordt een nieuw feit gecreëerd. Dit voorstel implementeert de consequenties van de I&I-wet, daarom stelt VEMW dat ook dit een lacune is, net als bij de reparaties van netten. Dat is de reden dat VEMW dit punt opbrengt. Als dit geen voorstel is van EnergieNed verzoekt VEMW voor zover nodig op de voet van ambtshalve wijziging, dit punt mee te nemen.

Dhr. Janssen deelt mee van dit punt niet echt wakker te zullen liggen.

De voorzitter stelt de leden van de hoorcommissie in de gelegenheid tot het stellen van vragen.

Dhr. Sari vraagt de mening van VEMW over het gebruik van het SEO-onderzoek als uitgangspunt voor het bepalen van compensatiebedragen.

Dhr. Het Lam herhaalt dat het SEO-onderzoek wellicht mooi is voor kleinverbruikers, maar geen goede informatie geeft voor een compensatieregeling voor grotere verbruikers, de zakelijke afnemers. Bij zakelijke afnemers is de waardering van elektriciteitsstoringen heel anders dan bij kleinverbruikers.

Dhr. Sari vraagt naar de mening van VEMW over het voorstel van EnergieNed om omzetneutraliteit te hanteren als uitgangspunt bij de grootverbruikers.

Dhr. Het Lam is het hiermee volstrekt niet eens. De eerste reden daarvoor is dat de huidige compensatie voor storingen tot vier uur in feite lager wordt. De doelmatigheid moet volgens art.

36 lid 1 onder d E-wet '98 worden bevorderd. Dit voorstel behelst niet bevorderen, maar verminderen, omdat het minder kost en de netbeheerder dus langer zou kunnen wachten. De tweede reden is dat een doelmatigheidsprikkel ertoe zou kunnen leiden dat - naast de termijn die als eerste staffel wordt gehanteerd - als er langer over het verhelpen van de storing wordt gedaan, men zou moeten overwegen in het licht van de staffeling die is voorgeschreven op grond van de MR Elektriciteit aanvullende bedragen te noemen die bovenop de huidige compensatie komen. Nu valt de doelmatigheidsprikkel na vier uur weg. Of er over de reparatie tien uur of twaalf uur of 23 dagen wordt gedaan - behalve de maatschappelijke commotie kost het niets meer: er is al betaald.

Staffeling heeft tot doel dat de doelmatigheidsprikkel ook blijft bestaan nadat de eerste stap doorlopen is.

Het laatste element is dat de MR Elektriciteit uitdrukkelijk stelt dat bij aansluitingen op

spanningsniveaus hoger dan 20 kV, middenspanning, moet worden gekeken naar gecontracteerd vermogen als uitgangspunt voor de berekening van de compensatie. De keuze voor een andere grondslag dan die voor kleinverbruikers impliceert al dat er een andere waarderingsgrondslag voor de compensatie moet worden genomen. Uit de toelichting is af te leiden dat moet worden bezien wat de waarde is van de elektriciteit voor degene die niet heeft gehad. Bij kleinverbruikers is dat

(11)

minder vrije tijd, maatschappelijke onrust en dergelijke, bij bedrijven is vrijwel altijd sprake van productieverlies. Dan zou eerder een link in die richting moeten worden gezocht: welke

alternatieve maatregelen heeft men moeten nemen, welke investeringen heeft men moeten doen in bijvoorbeeld het opzetten van een extra WKK-eenheid of andere maatregelen, back-up,

eilandbedrijven installeren, dan wel: welke kosten heeft dit in het licht van de productieverliezen, dus in inkomstenderving. Daarbij moet men zich ook realiseren dat het geen schadevergoeding is en dat dus niet de hele productiederving hoeft te worden vergoed, maar in die richting moet men naar de mening van VEMW aansluiting zoeken. Dat volgt uit de link met de vervangingswaarde van de gecontracteerde elektriciteit.

De voorzitter vraagt op welke manier EnergieNed aankijkt tegen VEMW's stelling dat een en ander minder doelmatig wordt en dat er een lagere prikkel is om een storing snel te herstellen. Dit klinkt niet zo heel vreemd, gezien het feit dat als eerst een bepaald bedrag werd betaald na vier uur en dat bedrag in het voorstel lager ligt.

Dhr. Janssen brengt naar voren dat het oude bedrag gelijk bleef, ook al duurde de storing 15 uur, terwijl nu als de storing langer duurt dan 8 uur het bedrag hoger wordt. Het bedrag wordt

evenredig hoger. Aan de andere kant was EnergieNed aanvankelijk uitgegaan van een situatie net als bij de grootverbruikers: er werd gekeken naar omzetneutraliteit, dan was het bedrag iets hoger uitgekomen, dan in het besluit van de Raad naar aanleiding van het SEO-rapport. Dat was 21 euro, bij middelen komt men rond de 30 euro uit. Per saldo leidt het SEO-rapport tot een lager bedrag.

Die conclusie had men al getrokken toen men met het PQRS-project bezig was en de uitkomsten van het SEO-rapport voor het eerst zag. Die bedragen waren lager dan iedereen had verwacht.

De voorzitter brengt naar voren dat de intentie was de om prikkel om sneller storingen te verhelpen te verhogen. Is daarmee bij het uitgaan van omzetneutraliteit rekening gehouden of is uitgegaan van de bestaande situatie met het bestaande aantal storingen en de bestaande hersteltijden? Is de werking van die incentive meegenomen of wordt de totaalsom die wordt uitgekeerd, uiteindelijk lager als de incentive goed werkt?

Dhr. Janssen gelooft niet in deze incentive. Storingen worden niet verholpen, omdat de baas anders een x aantal keren een bepaald bedrag moet uitkeren. Storingen worden snel of minder snel verholpen afhankelijk van de complexiteit ervan. De mensen die daarmee bezig zijn, zijn

doorgaans behoorlijke vakidioten. In die zin kan worden betwijfeld of deze regeling invloed heeft op de snelheid van storingsafhandeling. Wat eerder invloed heeft is de algemene PQRS-regeling dat het totale gemiddelde van invloed is op de omzet van de netbeheerder. Dat is een zaak die veel gemakkelijker is te beïnvloeden, omdat niet alleen naar die anderhalve handvol langdurige

storingen wordt gekeken, maar ook naar de totale storingen. Dan zegt een netbeheerder

bijvoorbeeld: "Ik ga mijn storingsafhandeling intelligenter maken, waardoor ik bijvoorbeeld sneller ter plekke ben, of zaken eerder kan onderkennen". Dat is echter niet een maatregel die zich uitsluitend richt op de langdurige storingen. Een storing duurt lang, omdat deze heel complex is.

Een netbeheerder kan wel de gemiddelde storingsduur beïnvloeden - sommige netbeheerders doen ook behoorlijk hun best op dit punt sinds de invoering van de PQRS-regeling - maar de duur van een individuele storing beïnvloeden is een stuk moeilijker.

Met betrekking tot de ombouw van de regeling wijst EnergieNed erop dat ook de huidige regeling al een incentive is. In de MR Elektriciteit heeft zij niet gelezen dat die prikkel strenger of scherper moet worden. Daarin staat alleen dat zij wat intelligenter moet worden: differentiatie naar spanningsniveau, differentiatie naar een staffeling die erin is gebracht.

De voorzitter oppert dat toch ergens een bedrag komt dat een compensatieregeling wel gaat werken. EnergieNed stelde dat zij niet zo gelooft in een compensatieregeling, maar op een gegeven moment wordt de financiële prikkel groot genoeg om niet één mannetje te sturen, maar de drie beste mannetjes per direct te sturen of continu stand-by te hebben. Waar ligt die grens dan wel?

Dhr. Janssen vraagt zich af of het zo werkt. Voor het versnellen van het storingsafhandelingsproces in zijn algemeenheid kan gezorgd worden dat bijvoorbeeld regio's kleiner worden, zodat mensen

(12)

sneller ter plekke zijn, dat ze allemaal een GSM bij zich hebben, dat ze allemaal een routeplanner bij zich hebben, maar dan richt een netbeheerder zich op het verkleinen van de gemiddelde onderbrekingsduur en de gemiddelde onderbrekingsfrequentie. Dat zijn de getallen die de input vormen voor de Q-factor-regulering. Daaraan wordt ook gewerkt. Daarmee zijn de netbeheerders druk bezig sinds de invoering van de PQRS-systematiek. In deze regeling gaat het om individuele langdurige storingen. Die zullen er altijd blijven. De storingsduur daarvan is slechts in beperkte mate afhankelijk van het sneller ter plekke zijn. Het is niet zo dat deze storingen toevallig allemaal op Terschelling zitten, waar je eerst moet overvaren. Deze storingen zijn langdurig omdat ze moeilijk zijn te repareren. Daarom stelt EnergieNed ook dat deze regeling geen prikkel is voor de netbeheerder om efficiënter te gaan werken. Dat is de Q-factor-regulering wel. Deze regeling is bedoeld om klanten die lang in het donker hebben gezeten te compenseren. Daarbij kan men twisten of dit na twee, drie of vier uur moet, of dat met of zonder staffeling moet, met en zonder aanzien van het spanningsniveau, maar als een storing lang duurt, is dat niet omdat de

netbeheerder eerst thuis drie kwartier zijn krantje blijft lezen en dan pas zijn auto pakt om naar de plaats van storing te gaan, maar omdat het complex is om de storing te verhelpen.

De voorzitter begrijpt dat deze regeling niet zozeer een prikkel is voor de netbeheerder om sneller te lopen, maar meer een beetje compensatie voor last die men ergens van heeft gehad. Het doel van de regeling is dan meer de maatschappelijke onrust wegnemen in de optiek van EnergieNed.

Dhr. Janssen beaamt dat men de regeling zo kan benaderen. Hij vraagt zich af of het wel in het belang is van de veiligheid als er inderdaad heel veel sneller wordt gewerkt. Men heeft wel te maken met processen van werken met spanning, waar de Arbeidsinspectie zeer kritisch tegenover staat. Voorkomen moet worden dat mensen door haast fouten gaan maken, want dat kan tot dodelijke ongevallen leiden. EnergieNed heeft er alle begrip voor dat de compensatieregeling er is - die tendens was er ook al voordat men netbeheerders kende, alleen ging het vroeger meer met boeken- en bloemenbonnen. Deze moet echter niet worden gebruikt om het afhandelen van complexe storingen - want dat zijn langdurige storingen immers - te versnellen, want dan worden er brokken gemaakt. Intensivering van de Q-regulering werkt als prikkel voor netbeheerders beter, omdat de Q-regulering zich op alle storingen richt, niet alleen op de complexe.

Dhr. Het Lam reageert op de stelling dat de storingsregeling geen doelmatigheidsprikkel zou bevatten. Als een netbeheerder regelmatig moet uitrukken en bedragen betalen, dan komt er wel een moment, omdat het zoveel geld gaat kosten, dat hij wel degelijk actie onderneemt. Overigens hoeft deze discussie niet ter zitting worden gevoerd, omdat de wetgever heel duidelijk is. Het betreft een compensatie in de zin van geleden ongemak, nadeel, standaardcompensatie.

Daarnaast is het duidelijk een doelmatigheidsprikkel. Dat staat letterlijk in de toelichting en zo staat het ook in de regeling. Dat is dus een gegeven.

VEMW constateert dat de vier uur die in de huidige regeling is bepaald ook is ingevoerd met het oogmerk dat deze een doelmatigheidsprikkel moet zijn. Blijkbaar is het bedrag dat nu aan die vier uur is gekoppeld nodig om een doelmatigheidsprikkel te veroorzaken. Als minder wordt uitgekeerd voor dezelfde tijd, wordt de doelmatigheidsprikkel verminderd en in ieder geval niet bevorderd.

Anders zou men moeten constateren dat de regeling in het verleden verkeer is vastgesteld. VEMW is met deze regeling echter naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven ('CBb') gegaan.

Deze heeft uitgesproken dat in het licht van alle discussies en door de NMa genoemde getallen de regeling wel degelijk een doelmatigheidsprikkel is, die voldoende is om - in het licht van vier uur - de netbeheerder aan te zetten tot activiteiten. Indertijd heeft VEMW hierover nadrukkelijk geklaagd en zij heeft de zaak verloren. Als het bedrag lager wordt, wordt de doelmatigheidsprikkel uitgehold, terwijl dit nu een van de belangrijkste overwegingen was.

De eis van volume en neutraliteit of het feit dat de netbeheerder niet meer zou moeten betalen, is nergens in de regeling te lezen. Wel is te zien dat de doelmatigheidsprikkel moet worden

gehandhaafd. Zij moet nog steeds doelmatig handelen bevorderen, art. 36 lid 1 onderdeel d E-wet '98, en dat betreft niet alleen het eerste blok, maar is gestaffeld en dus ook na het eerste blok doorlopen te zijn moet nog steeds een doelmatigheidsprikkel blijven. Dat betekent dat eerder

(13)

sprake is van meer uitkeren dan van minder uitkeren. In ieder geval zou de uitkering gelijk moeten blijven.

EnergieNed stelt dat de regeling alleen betrekking heeft op langdurige storingen, het Haaksbergen- effect, maar dat is niet zo, het gaat om alle storingen en alle onvoorzienbare storingen vallen sowieso onder deze regeling. Daarvoor geldt dat er een doelmatigheidsprikkel moet zijn om alle storingen zo snel mogelijk op te heffen, ook kleine. Eerder in de zitting is het voorbeeld gegeven dat een storing van 1 milliseconde al voldoende kan zijn om een site plat te leggen. Men zal begrijpen dat een termijn van vier uur niet echt een ideaalbeeld is van de afnemers in de grote industrie.

Dhr. Franken gaat in op de staffeling. Gekozen is voor een bedrag van 21 euro voor onderbrekingen die vier tot acht uur duurt, voor kleinverbruikers. Het bedrag is gebaseerd op vier uur, terwijl het ook geldt voor een storing met een gemiddelde duur die langer is dan vier uur. Is daarvoor een reden?

Dhr. Janssen verduidelijkt dat de combinatie vier uur en 21 euro letterlijk uit een besluit van DTe is gehaald, waarin het SEO-rapport wordt geïnterpreteerd.

De voorzitter begrijpt dat het niet is opgekomen om binnen die termijn onderscheid te maken.

Dhr. Janssen bevestigt dat hieraan niet is gedacht.

Dhr. Franken begrijpt dat een kleinverbruiker voor een storing tussen vier en acht uur dan 21 euro of 21 plus euro ontvangt. De staffels die daarop volgen worden twee keer zo lang, te weten acht tot zestien uur en daarna zestien tot tweeëndertig uur, waarvoor het compensatiebedrag op wat mechanische wijze met 21 euro toeneemt. In het SEO-rapport kwam geen lineair verband naar voren, maar nam het zoveel af?

Dhr. Janssen verduidelijkt dat dit inderdaad uit het afnemende verband in het SEO-rapport is gehaald: naarmate de storing langer duurt, wordt het nadeel ervan minder groot. Een storing van vier uur vindt men erg, maar een storing van acht uur vindt men niet twee keer zo erg.

Dhr. Het Lam wijst erop dat een en ander voor kleinverbruikers anders ligt dan voor

grootverbruikers. Gesteld wordt dat het na vier uur minder erg wordt, maar in de industrie draait het juist om. Een kraker kan tot een uur of acht à tien redelijk in bedrijf worden gehouden, maar daarna ontstaat er echt een probleem. Dit heeft te maken met de thermische processen in een kraker. Bij grote groepen bedrijven is het tijdsverloop wel degelijk zodanig dat als de onderbreking de vier uur overschrijdt de effecten erger worden, omdat het bedrijf dan gaat naar een complete shut down. Dan komt een bedrijf in een situatie als Shell in Pernis, waarbij een raffinaderij zeven dagen dicht was, omdat alle processen moesten worden afgesloten. Sommige processen zijn gedurende een bepaalde tijd nog op gang te houden, vanwege chemische processen die in reactoren plaatsvinden; bij de eerste vier uur is een aantal processen vrij gemakkelijk terug te regelen, maar dan probeert een bedrijf enkele basale processen wel degelijk overeind te houden.

Na een bepaalde tijd is dat niet meer mogelijk - recentelijk is dat nog uitgelegd door General Electric Plastics - omdat dan het proces niet meer kan worden gecontroleerd. Men kan dus niet stellen dat na vier uur het nadeel afneemt. In sommige takken van industrie is juist het

tegenovergestelde het geval. Na tien of twaalf uur zal het wel zo zijn dat alles dicht is en dat de schade net zo erg blijft.

Dhr. Franken begrijpt de voorbeelden. Het betreft grootverbruikers met een enorme schade die afhangt van de duur van de onderbrekingen. Verschillende onderzoeken laten over

grootverbruikers vooral zien dat elke grootverbruiker anders is. Sommige ondervinden zelfs na tien uur nog amper schade.

Dhr. Janssen vult aan dat grootverbruikers die dergelijke kritische processen hebben, ook een eigen verantwoordelijkheid hebben om maatregelen te treffen.

Dhr. Het Lam zegt dat deze grootverbruikers ook wel voorzieningen hebben, maar op een gegeven moment houdt het op. Daarnaast gaat het om bepaalde processen, niet om de hele industrie. In de chemische industrie ligt het gevoeliger dan in de staalindustrie, die weer niet te vergelijken is

(14)

met een fabriek die een bepaalde soorten plastics maakt. Het is niet zo dat het een uniek proces is per bedrijf. Het zijn chemische processen, er wordt bepaalde standaard equipment gebruikt - krakers worden gebruikt voor meerdere gelegenheden en hebben bepaalde elementen in zich die het proces zo lang mogelijk gaande houden. In de metallurgische industrie heeft men te maken met grote pannen met kokend ijzer erin. Dat dit op een andere manier wordt behandeld, is duidelijk. Het is echter niet zo dat elk bedrijf volkomen uniek is. Natuurlijk hebben deze bedrijven ook noodvoorzieningen, maar die zijn bedoeld om kritische processen weg te zetten, zodat bijvoorbeeld die pan met staal bij Hoogovens niet in één keer omkiepert, maar weggereden kan worden naar een veilige plek waar hij kan worden geparkeerd. Dat zijn geen voorzieningen om processen gedurende langere tijd overeind te houden gedurende langere tijd, daarop zijn deze niet gebouwd. Overigens is dit niet anders dan bij ziekenhuizen, ook daar is het niet bedoeld om de zaken langdurig op te vangen, maar echt als ondersteuning van het systeem.

Dhr. Franken vraagt op welke wijze dit kan worden opgevangen in de compensatieregeling.

Dhr. Het Lam acht de doelmatigheidsprikkel heel belangrijk. Ten eerste moet deze voorkomen dat er een storing ontstaat. Ten tweede moet een prikkel worden gehouden om een storing die langer dan vier uur duurt, nog steeds zo snel mogelijk op te lossen. De genoemde dips zijn erg, maar de schade is al geleden en blijft even erg. Er zijn echter ook processen die door de langere termijn schadelijk gaan worden, waardoor nog meer schade ontstaat. Daarmee moet in de staffeling rekening worden gehouden. Bij kleinverbruikers is het voorstelbaar dat het verschil of deze vier geen stroom is, of dat dit vijf uur duurt, niets meer uitmaakt. Dat is een andere beleving. De input zou moeten zijn ook in de tweede fase van de staffel de doelmatigheidsprikkel levend en overeind te houden. Op welke wijze een en ander zou moeten worden ingericht, moet worden onderzocht, maar dit is naar de mening van VEMW de vervangingswaarde van de elektriciteit als bedoeld in de regeling.

Dhr. Franken komt terug op art. 11 MR Elektriciteit. VEMW dringt aan op regeling ook van reparaties tussen netbeheerders onderling. Wat is het standpunt van EnergieNed?

Dhr. Janssen antwoordt dat dit voor netbeheerders onderling al is geregeld. In paragraaf 6.2 en onderdelen van hoofdstukken 4,5 en 6 NetCode hebben betrekking op netbeheerders onderling.

EnergieNed heeft de afweging gemaakt dat er een nieuw artikel in de wet is gekomen inzake het repareren van storingen en dat in verband daarmee in de NetCode moet worden opgenomen datgene wat betrekking heeft op de relatie tussen de netbeheerder en zijn aangeslotene.

Aangeslotenen kunnen zijn: collega-netbeheerders, producenten en verbruikers. Vervolgens is bezien wat er al was opgenomen in de NetCode. Het bleek dat er al bepalingen waren opgenomen in de NetCode over de relatie tussen netbeheerders onderling inzake dit punt. Dus hoefde er geen verdere aanpassing te komen.

Als gesteld wordt dat naar reparaties in zijn algemeenheid moet worden gekeken, omdat elke storing die in een net optreedt eventueel repercussies kan hebben voor aangeslotenen, moet erop worden gewezen dat wat binnen het net gebeurt, niet het domein is van de NetCode zolang het geen weerslag heeft op de aangeslotenen.

Dhr. Franken haalt de stelling van VEMW aan dat elke storing of element dat nog niet is gerepareerd, de betrouwbaarheid van het net vermindert. VEMW wil een en ander explicieter opgenomen zien in de NetCode. EnergieNed stelt dat het nodige al is opgenomen in de NetCode.

Hebben de netbeheerders er problemen mee dit explicieter te maken?

Dhr. Janssen antwoordt dat de netbeheerders daarmee inderdaad een probleem hebben. Zodra de genoemde redenering als argument wordt gebruikt om zaken in de NetCode op te nemen, de hele interne bedrijfsvoering van de netbeheerders in de NetCode zou moeten worden beschreven.

Daarvoor is de NetCode niet het juiste document. Dit is een heel andere wijze van regulering.

De voorzitter begreep dat het VEMW te doen was om de relatie tussen netbeheerders onderling, niet om de interne bedrijfsvoering.

Dhr. Janssen herhaalt dat dit aspect al is opgenomen in de NetCode.

De voorzitter verduidelijkt dat het als de Raad van mening mocht zijn dat de relatie tussen

(15)

netbeheerders onderling niet voldoende duidelijk in de NetCode zou staan en hij dit zou willen expliciteren of aanpassen, zouden de netbeheerders daar dan principieel tegen zijn? EnergieNed zegt immers dat dit er al in staat.

Dhr. Janssen heeft geen problemen met explicitering voor netbeheerders onderling. Dan zou wel naar de inhoud van de regeling moeten worden gekeken, maar met het feit dat dit in de NetCode wordt geregeld, heeft EnergieNed geen problemen, omdat er al heel wat paragrafen in de NetCode staan die betrekking hebben op de relatie tussen de netbeheerders onderling. Wel is EnergieNed benieuwd wat hieraan zou worden toegevoegd.

De voorzitter begrijpt dat hieraan volgens EnergieNed niets meer valt toe te voegen.

Dhr. Janssen zou graag zien wat erover wordt opgeschreven.

De voorzitter constateert dat de aanwezigen verder geen behoefte hebben aan reacties of opmerkingen.

Zij rondt de hoorzitting af. De einddatum voor het indienen van schriftelijke zienswijzen is 21 juli 2006. De Raad hoopt begin september het besluit over het voorliggende wijzigingsvoorstel NetCode te nemen.

Dhr. Janssen vraagt of dit direct een besluit wordt, of dat er eerst nog een wijzigingsverzoek komt.

De voorzitter antwoordt dat dit nog niet bekend is.

Zij dankt de aanwezigen voor hun komst en inbreng. Dit heeft de hoorcommissie waardevolle informatie opgeleverd. Zij sluit de hoorzitting.

---

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De dichter Paul Haimon droeg Oote onder veel hilariteit voor, begeleid door een jazzbandje, en was waarschijnlijk zo onder de indruk van zijn eigen succes dat hij het

Tegen het besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij het besluit is betrokken, binnen zes weken na de dag van bekendmaking van het besluit een gemotiveerd

Sluit de ampèremeter in serie aan Knop DC 2A.. Stel de

Ten behoeve van de financiële analyse verschaft de erkende programmaverantwoordelijke of aangeslotene met exitcapaciteit informatie aan de netbeheerder van het

 ‘Autumn’ package van de EC inzake leveringszekerheid, subsidies voor hernieuwbare energie en flexibiliteit van consumptie. Netcode on High Voltage Direct Current Connections

(hierna: GTS) verplicht om voor bepaalde gegevensuitwisseling gebruik te maken van een of meer gemeenschappelijke oplossingen voor de uitwisseling van gegevens. Blijkens artikel

openbare ruimte extra risico’s beschrijft. De grenzen zijn immers niet scherp te stellen en zullen altijd onderhavig aan discussie zijn. De norm van aanraakspanning voor de

Onderhavig voorstel bouwt voort op de codeteksten die zijn voorgesteld voor de nieuwe “Netcode elektriciteit” middels het voorstel voor implementatie van de NC RfG en de