• No results found

79/2

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "79/2"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

79/2

4ge jaargang. nr. 2. februari 1979

(2)

ar

staatkunde

in christen-democratisch perspectief

is het maandblad van de Dr. A. Kuyper-stichting, het wetenschappelijk instituut van de ARP.

Het wil bijdragen leveren aan de principiële koersbepaling van het CDA door

• te schrijven over de betekenis van de anti-revolutionaire en christendemocratische beginselen voor actuele politieke vraag-stukken

• een ontmoetingsplaats te zijn voor de in het CDA verenigde stromingen

• oog te houden op de discussie over geloof en politiek in andere partijen in Europa en in de wereld.

Abonnementen en losse nummers

Redactie

Mr. W. C. D. Hoogendijk, voorzitter Drs. J. Boersma Mr. P. J. Boukema Prof. mr. P. de Haan Dr. J. de Jonge Prof. mr. P. H. Kooijmans Drs. R. F. M. Lubbers Drs. A. M. Oostlander Dr. G. Puchinger Dr. H. van Ruller Drs. H. Borstlap, secretaris.

Secretariaat

Voor de redactie bestemde bijdragen adres-seren aan drs. H. Borstlap, Dr. A. Kuyperstich-ting, Dr. Kuyperstraat

3,

Den Haag (tel.

070-606838).

De redactie stelt er prijs op artikelen (tot maximaal

4000

woorden) te ontvangen, die passen in de opzet van AR-Staatkunde.

Druk

Uitgeversmaatschappij J. H. Kok B.V., postbus

130,

Kampen; tel.

05202-13545,

postgiro

847048.

Alles over de vervaardiging en ver-zending van AR-Staatkunde, waaronder ad-vertentie-aanvragen en adreswijzigingen, rich-ten aan uitgeverij Kok.

De abonnementsprijs bedraagt

f

40,-

per jaar; voor studenten en jongeren

f

28,-

per jaar. Losse nummers

f

5,-,

dubbele nummers

f

10,-Het abonnement verplicht voor een jaar; het kan elke maand ingaan. Betalingen gaarne uitslui-tend per acceptgirokaart. Voor abonnementen kan men zich zowel tot uitgeverij Kok als tot de

Dr. A. Kuyperstichting wenden.

_~L van de

JT de erop stoe-,0ntwerp kaderwet alisatie van het wel-Jienen. Dat is niet expli-eest waarop het nieuwe Norpen. Impliciet natuurlijk ers haarscherp aantonen. In e opvatting van welzijn (me-:st voor de aanbevelingen die 1. Jolles en Stalpers

formule-e hiformule-er vformule-ermoformule-edformule-e rformule-eductiformule-e van ,blematiek tot een

dominan-~Izijnsbeleid als doorbreking , - cjk), heeft meermalen 'p het binnenkomen van 'ijn bijv. in samenhang , verwachtingen, met 'leving van

mense-l-lJ. brengel., ons welzijn

(3)

staatkunde inhoud

pag.

38

Van de redactie

pag. 39

Lezen en mogen verstaan door drs. A. M. Oostlander

pag.

46

De KVP op weg naar het CDA door W. J. Vergeer

pag. 51

Het CDA en zijn aanspreekbaarheid door drs. G. van Leijenhorst

pag.

57

Christelijke verantwoordelijkheid in CH I LI

door dr. L Schuurman

pag.

65

Gesprek met minister De Ruiter door dr. G. Puchinger

pag. 73

Monseigneur Nolens

boekbespreking door dr. G. Puchinger

79/2

4ge jaargang. nr. 2. februari 1979

(4)

Van de redactie

In dit nummer bespreekt de directeur van de dr. A. Kuyperstichting, drs. A. M. Oostlander, de reacties op het rapport 'Grondslag en politiek handelen'. Hij schrijft onder de titel 'Lezen en mogen verstaan'. De heer Oostlander gaat voor-al in op datgene dat de commissie heeft bedoeld met haar bijzondere aandacht voor de politieke overtuiging, als politiek herkenningspunt van het CDA. Met name worden enkele misverstanden besproken die betrekking hebben op de beteke-nis van de grondslag en van de beginselen van het CDA.

Ook signaleert hij in een enkel geval een echt meningsverschil. In reactie op de vraag 'Mogen wij verstaan wat wij lezen?' wekt hij ons op daadwerkelijk te lezen en te verstaan.

*

*

*

Twee van de reacties op het grondslagrapport nemen wij in dit nummer op. Allereerst van de voorzitter van de KliP, W. J. Vergeer, die in een rede voor de KVP-Partijraad onlangs aangaf hoe de ontwikkeling in het denken over de grondslag in de KVP is geweest. Het betoog is tegen de achtergrond van de huidige discussies zeer instruktief. De heer Vergeer neemt krachtig afstand van diegenen, die menen dat de KVP de grondslag niet serieus zou nemen of dat de KVP uiteindelijk aanstuurt op een middenkoers voor het CDA. De rede van Vergeer laat zich tevens goed lezen na de bijdrage van dr. D. de Zeeuw in het januarinummer van ons blad.

* *

*

Vervolgens schrijft drs. G. van Leijenhorst over

O.m. het functioneren van de grondslag in de parlementaire praktijk. Hij wijst op de spannin-gen die ontstaan tussen het laten doorvverken

van de grondslag en het jagen naar compromis-sen, hetgeen in de politiek onvermijdelijk is. De schrijver gaat tevens in op de 'trouvaille' van het begrip politieke overtuiging en signaleert hoe dit begrip reeds eerder in CH-kring heeft gefunctio-neerd. De samenstellers van het rapport hadden met meer vrijmoedigheid mogen spreken over de Kerk. Indien dit was gedaan, dan had het rap-port ook duidelijker dan nu kunnen zijn omtrent de plaats van de overheid, aldus de heer Van Leijenhorst.

*

*

Vervolgens schrijft dr. L. Schuurman over chris-telijke verantwoordelijkheid in Chili. In het okto-bernummer 1978 heeft hij reeds geschreven over Latijns-Amerika. Thans gaat hij dieper in op

de rol van de christen-democratie in Chili. De fi- .~

losofie van de christendemocraten sluit nauw aan bij de ideeën van de Franse filosoof Jacques Maritain. Zijn invloed is in het bijzonder te mer-ken in het functioneren van de kerk in Latijns-Amerika. De persoonlijke verantwoordelijkheid

van geïnspireerde christenen komt n.l. veel cen-traler te staan dan voorheen. Wat voorts opvalt is de interne verscheidenheid binnen de Chileen- se christen-democratische partijen. De vraag komt op waar pluralisme legitiem is en waar onwettig pluralisme begint. Een vraag, aldus dr. Schuurman, die ook voor de christen-democra-tie in ons land van even grote betekenis is als in Chili.

*

*

*

Dr. G. Puchinger heeft vervolgens een interview

met de minister van justitie, mr. J. de Ruiter. -~

*

*

*

Tenslotte bespreekt dr. G. Puchinger de studie van dr. J. P. Gribling over de priester-staatsman Mgr. Nolens.

(5)

Lezen en mogen verstaan al .+:: ~ tJ

o

E

al "C I

c:

*

'':; .I: tJ

Lezen en mogen

verstaan

door drs. A. M. Oostlander

Het rapport 'Grondslag en Politiek Handelen' heeft veel reacties opgeroepen. Velen hebben, middels artikelen en redevoeringen, van hun mening doen blijken. Partijvoorzitters, besturen en partijraden ontvingen het rapport met in-stemming. Dat ligt, naast de resultaten van het rapport zelf, ook aan een aantal externe factoren. Deze laatste maken dat het rapport ook een le-vende zaak kan worden.

In de eerste plaats is er de verdieping van de kennismaking tussen CDA-partners. Men doet veel samen, met name op het plaatselijk vlak maar ook binnen bijvoorbeeld de wetenschap-pelijke instituten. Op zichzelf is het niet vanzelf-sprekend dat gemeenschappelijke ervaringen ook toenadering in denken en doen teweeg brengen. Een nadere kennismaking kan ook te-leurstelling en vervreemding brengen en hier en daar is dat ook het geval. Toch is dat, zo blijkt uit de reacties meestal niet zo, al zijn ook dan de ervaringen niet altijd onverdeeld positief. Voorts is er sprake van een grotere bewustwor-ding ten aanzien van de eigen identiteit. Met name in katholieke kring valt dat op. Bij de KRO en bij de katholieke universiteit zijn voorbeelden te vinden van een herleefde bezinning op wat men ten diepste als katholieken wil. Op de KVP-Partijraad werd zelfs gesproken van het afleggen van een geweldige geestelijke luiheid en traag-heid. Waar zo'n proces plaatsvindt kan het niet

drs. A. M. Oostlander

Drs. A. M. Oostlander (42) woont met zijn vrouwen drie zonen in Zevenhuizen (Z.H.). Sinds september 1975 directeur van de Dr. A. Kuyper-stichting; voorheen als docent en onderzoeker voor experimentele psychologie werkzaam aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. In die perio-de tevens raadslid van Muiperio-den en CDA-fractie-voorzitter in het gewest 'Gooi en Vechtstreek'. Schreef in ARS en elders over uiteenlopende

vragen van principiële aard.

anders of het hele CDA moet daar wel van profi-teren. Daar worden we met z'n allen wijzer van. Zo'n klimaat is in principe gunstig voor een rap-port als 'Grondslag en Politiek Handelen', Toch is het eigenaardig dat de reacties op het rapport buiten AR-kring relatief schaars zijn, Het is dan ook daarbuiten niet massaal verspreid, Dat nu is op zichzelf een teleurstellende zaak, Temeer om-dat het rapport uitdrukkelijk stelt, om-dat de

(6)

lezen en mogen verstaan

mentele kwesties die erin behandeld worden, alle partijleden aangaan. Is hier nog steeds spra-ke van een denspra-ken in begrippen als elite en mas-sa, notabele bestuurders tegenover een passieve achterban? En toch gaat het erom dat de inhoud van het rapport werkelijk het geestelijk eigen-dom wordt van de leden van het CDA. Dat zulks nog niet het geval is blijkt zelfs in sommige min of meer officiële stukken. Soms wordt ook nu nog de programpartij-gedachte geventileerd als-of er helemaal geen grondslag rapport versche-nen en een daarop aansluitende resolutie gepro-duceerd was. Het CDA moet als geheel kenne-lijk nog wennen aan het idee dat ieder lid geïnformeerd dient te worden over gewichtige zaken en dat een overeengekomen koers ook in het politiek handelen en becommentariëren tot uitdrukking moet komen. Staat men daar onver-schillig tegenover dan verbreekt men feitelijk de onderlinge band in het CDA. En dat kan niet worden gecompenseerd door betuigingen van aanhankelijkheid aan de CDA-gedachte. Het CDA blijft niet vanzelf bij elkaar door bijvoor-beeld een gemeenschappelijk kerkelijk confessi-oneel groepsbesef. Zo ligt het namelijk niet meer en zo wilden wij het toch ook niet?

Vragen

In verreweg de meeste commentaren blijkt dat men getracht heeft om (delen van) het rapport innerlijk te verwerken. Soms komt dat tot uit-drukking in verwijten die aan de commissie wor-den gericht die in feite alleen maar een bijval zijn aan datgene wat de commissie zelf letterlijk schrijft. De gedachte is dus in zo'n geval kenne-lijk overgenomen en wordt beschouwd als een eigen idee. Een serieuze bestudering brengt ui-teraard met zich mee dat niet iedereen voluit po-sitief kan reageren. Soms is het rapport daar schuldig aan, door onvoldoende helderheid. Soms zijn er misvattingen aan de zijde van de le-zer. Maar er zijn ook echte verschillen van inzicht aan het licht gekomen.

Met een variant op een criticus zou je kunnen stellen: christen-democratische politiek moet, dus wie vragen stelt bij het CDA, doet goed. De karavaan beweegt wel, maar ze moet geen gro-te kringen in de woenstijn beschrijven, veeleer moet men doelgericht, bewust vooruitdenkend, van oase tot oase gaan om het einddoel te be-reiken. Koers bepalen vergt een bepaalde mate van discussie, steeds opnieuw.

drs.

A.

M. Oostlander

Het rapport pretendeert ook niet alle vragen voor nu en later afdoend beantwoord te hebben. Wel is er een globale routebeschrijving, het kompas is ingesteld, en we menen ook de rich-ting naar de volgende oase gevonden te hebben.

Presentatie:

Wie krijgt gelijk?'

Het rapport werd met spanning afgewacht. Ve-Ier vraag was: 'Wie zal gelijk krijgen?' Aangezien de commissie zowel ten opzichte van antwoor-den als ten opzichte van vraagstellingen uiterst kritisch was, (kieskeurigheid ten opzichte van vraagstellingen is merkwaadigerwijze een schaars artikel) waren er die teleurgesteld moes-ten worden moes-ten aanzien van deze 'hamvraag'. Soms is er ook zeer vooringenomen gereageerd. Een vraag kan fascineren, ook als die fout is. Soms komt dat omdat vasthouden daaraan een politiek belang dient. Men doet even moeilijk af-stand van zo'n vraag als een neurotisch persoon van zijn complex. Dat is een alledaags verschijn-sel waarvan iedereen op zijn beurt het slachtof-fer kan zijn. Deze vasthoudendheid heeft tot een slechte eerste presentatie in sommige persorga-nen geleid. Men herinnert zich wellicht de kran-tekop: 'Grondslag niet meer bindend'. Een kop die qua betekenis een optimum vormde tussen onwaarheid en overtuigingskracht. Deze kop heeft nog heel lang invloed gehad en heeft dat nog op het verstaan van het rapport.

Het rapport werd door velen moeilijk gevonden. Anderen schreven weer dat het glashelder was. De eersten zullen wel gelijk hebben. De com-missie wilde, èn nog wel in een halfjaar èn zo beknopt mogelijk, veel behandelen: het karakter van het CDA als partij met alle daarbij behoren-de argumentatie; behoren-de oplossing van een geschil waar knappe politici niet meer uit waren geko-men; een invulling van wat we met het evangeli-sche appel en met politieke overtuiging bedoe-len; de verhouding tussen kerk en politiek; het CDA ten opzichte van andere stromingen; en dan nog een aantal organisatorische aanbevelin-gen om de voorstellen hard te maken. De oplos-sing van het geschil vormt dus maar een deel van het rapport en kan, zonder argumentatie, zeer beknopt worden weergegeven. De com-missie meende echter dat ze daarmee niet kon volstaan. De partijen zouden dat ook niet geno-men hebben, en terecht.

_.

__

. __

. _

-..

(7)

staatkunde

Lezen en mogen verstaan

Herkenningspunten

Verreweg de meesten hebben gezien dat het rapport alle leden persoonlijk aanspreekbaar

stelt op hun

politieke

verwoording van het

evan-gelisch appel. Men heeft ook de afwijzing van de open-program-partij herkend. Voorts is de ver-duidelijking van de grondslagformule (Heilige Schrift in plaats van Evangelie) opgevallen. Er is een duidelijke waardering voor de aandacht die aan de politieke overtuiging en derhalve aan het beginselprogram, Program van Uitgangspunten, dan wel van centrale doelstellingen, wordt ge-wijd. Men beseft dat het CDA daar niet zonder kan.

Hoewel dit op zichzelf belangrijke verworvenhe-den zijn, die de commissie aan het CDA heeft kunnen aanreiken, is er toch meer van het

rap-port zeggen. Daarvoor moet een aantal

op-helderingen worden gegeven.

Grondslag en politieke

overtuiging

Het rapport stelt dat men in het CDA van elkaar moet kunnen aannemen dat de politieke overtui·-ging, met inbegrip van het hart daarvan, de toet-sing aan de grondslag, door de leden van het CDA persoonlijk aanvaard wordt. De partijraad-resolutie zegt dat: 'De leden van het CDA per-soonlijk aanspreekbaar dienen te zijn op onze politieke overtuiging, waarvan het hart wordt

gevormd door de inspiratie van en de toetsin~1

aan de boodschap van de Heilige Schrift voor het politieke leven'.

Dit betekent:

a) dat de boodschap van de Heilige Schrift het hart is van al onze politieke activiteit, dus het hart van het CDA. datgene wat het CDA als christelijke partij typeert in onderscheid van par--tijen die hun maatstaf in de mens zelf zoeken b) dat het CDA een politieke organisatie is die voor het politieke leven een opdracht heeft en derhalve, zo gewetensvol mogelijk, politieke consequenties trekt uit het evangelisch appel

c) dat het CDA een

bepaalde

christelijks

politie-ke partij is en niet pretendeert

de

christelijke

po-litieke partij te zijn

d) dat het CDA mensen verenigt die

samen

proberen om de oproep van het evangelie in het politieke leven te verstaan en aan dat verstaan in denken en handelen vormgeven. Mensen die niet hun heil zoeken in hoogst individuele gevoe-lens en inzichten, maar die weten dat zij elkaar

79/2

drs.

A.

M. Oostlander

voor een goed begrip en voor doeltreffend han-delen nodig hebben.

Dus moet het CDA als christelijke organisatie met een bepaalde (politieke) opdracht en taak-opvatting weten waar het met zijn leden aan toe is en wel op deze beide punten. Het christelijke en de opdracht zijn geen afzonderlijke elemen-ten welke door een soort maïzena 'gebonden' moeten worden. Beide zijn één in de politieke overtuiging. Wij zijn niet geïnteresseerd in een politieke taakopvatting met een christelijk saus-je. Immers: 'Het CDA aanvaardt ondubbelzinnig het evangelie als grondslag. Wat zou dat uitha-len wanneer deze grondslag niet in de harten gegrifd behoefde te zijn? Om het aanvaarden van die grondslag kan geen enkele CDA-er heen' (dr. W. C. M. Klijn op het Algemeen Be-stuur van het CDA).

Of (beantwoording op KVP-Partijraad): 'Hoe kan

iemand functioneren als hij het hart niet kent en als het hart hem niets zegt?'

Evenmin wensen wij een grondslag met een voor ieder vrijblijvende taakopvatting. Hoezeer men ook beweert persoonlijk de grondslag te doorleven. Immers (dr. B. de Vries in N.G.): 'De grondslag kan pas functioneren door het appel te vertalen naar een politieke visie ..

.-Of (weer in N.G.): 'Zonder beginselprogramma wordt het CDA een grauwe middenpartij'. Te-recht wordt gesignaleerd dat instemming met de politieke overtuiging moeilijker is dan instem-ming met de grondslag alleen. Er wordt door de

commissie inderdaad

meer

gevraagd dan

ver-wacht was.

Politieke overtuiging,

een vondst?

Voor velen was het begrip 'overtuiging' al zo lang in onbruik geraakt, dat men het als een nieuwigheid, als een vondst beschouwde. Anderen herkenden het direct als een woord dat bij de AR-geschiedenis hoort. Ook bij andere CDA-partners was het bepaald niet onbekend. Het woord 'politieke overtuiging' riep bij som-mige leden van de ARP weerstand op.

Het deed denken aan ideologie, aan een barrière tussen grondslag en politiek, aan een overheer-sing van de 'rede', aan intellectualisme, aan ver-starring, aan bedreiging van de bezieldheid, aan het zoeken van een grootste gemene deler, aan het op een voetstuk plaatsen van de heersende politieke praktijk. Het rapport geeft weinig of geen aanleiding tot deze commentaren.

(8)

lezen en mogen verstaan

Ideologisering

Wordt in het rapport ondubbelzinning afgewe-zen. Het evangelie en de bezinning op de politie-ke betepolitie-kenis ervan, mag niet in dienst van ei-genbelang of partijbelang worden gesteld. Steeds blijft de inspiratie van en de toetsing aan de grondslag, het laatste woord behouden. Van-daar het betrekkelijke en het feilbare waarover ten aanzien van de politieke overtuiging gespro-ken wordt. Natuurlijk kan ideologisering ons steeds bedreigen. Ook in de grondslagdiscussie zelf. het zou heel goed mogelijk zijn om deze in een politieke strategie een bepaalde rol te laten spelen. Dat kan zowel tot uitdrukking komen in een te gemakkelijke aanvaarding als in een ver-beten afwijzing en miskenning van de resultaten van het rapport.

De 'rede'

Dat bij de bewustmaking de opbouwen de for-mulering van de politieke overtuiging, het ver-stand een duidelijke rol zal spelen, kan en mag niet ontkend worden. God dienen met het ver-stand, het hebben van een redelijke godsdienst, dat is iets waar je blij mee mag zijn. De oproep van het evangelie bevat ook een intellectuele uitdaging. Sterker nog, men is geroepen tot het afleggen van een redelijke verantwoording ten aanzien van de betekenis van het evangelie voor onze politieke opstelling. Wil men zich niet, met behulp van het verstand, verantwoorden, dan verdient men ook geen politiek vertrouwen.

Eén van de misbruiken van de 'e' is juist dat

men zich achter een grondslag verschuilt om verder z'n eigen gang te kunnen gaan. Door het expliciet maken van de politieke overtuiging, leg-gen we onze kaarten op tafel. Dan is er toetsing mogelijk, niet alleen van bepaalde concrete han-delingen, maar ook van de visie die deze be-heerst. Die fundamentele kritiek moeten we el-kaar toestaan. We heben elel-kaar nodig om te kunnen onderscheiden tussen goede greep en zotte inval.

Het rapport is volstrekt ondubbelzinnig in het af-wijzen van een autonome rede. De politieke overtuiging mag nooit een eigen leven gelaten worden. Het hart mag er niet worden uitge-haald. Snijdt men haar af van haar wortel dan treedt een proces van vervlakking en uitholling in.

drs. A. M. Oost/ander

Barrière

Het evangelie komt tot de wereld via mensen. Dat legt hen een grote verantwoordelijkheid op, want naast 'doorgeefluik' zijn we ook altijd in een bepaalde mate barrière tegen doorwerking van het evangelie. Via mensen; dat betekent dus

ook en altijd tegelijk, via het menselijk verstand,

z'n temperament, z'n handelen, z'n sociale ver-mogens enz. enz. Een andere weg is er niet of er moet van rechtstreekse Gods-openbaring sprake zijn. Men kan dat jammer vinden, maar ander-zijds is het ook zo dat de mens, met al zijn capa-citeiten, die bij deze 'bemiddeling' is ingescha-keld, daardoor aan zijn oorspronkelijke waardig-heid herinnerd wordt.

De politieke overtuiging is het resultaat van toe-gewijde overdenking van de politieke betekenis van de evangelische oproep. Die overdenking is nodig, want het evangelie roept niet op tot denkluiheid maar tot een aanvaarding van de ei-gen verantwoordelijkheid van mensen ten op-zichte van het verstaan van het evangelie. Met de politieke overtuiging steunt de groep, waarin die overtuiging leeft, het optreden van z'n leden. Het is een kompas dat een globale richting aan-wijst. Zonder die steun vanuit een echte ge-meenschap verongelukt de enkeling. Mensen hebben mensen nodig, hebben ook elkaars ver-standelijke steun nodig. Bovendien zijn de in-zichten van hen die voor ons geleefd hebben niet waardeloos. Wij corrigeren ze zo goed en zo kwaad als we dat kunnen, soms heel diepgaand, en bouwen erop voort. Alleen vanuit het heiden-se ideaal van de autonome, individuele persoon-lijkheid, die gefascineerd wordt door z'n eigen hoogst individuele existentiële keuzen, kan een verzet tegen deze mensvisie verklaard worden. Het libertijns individualisme, volgens hetwelk ie-der zijn eigen souvereine opvatting dient te ont-wikkelen, oefent ook in onze kringen een krach-tige invloed uit. Natuurlijk verschijnt het dan in het vroom gewaad van de niet door anderen corrigeerbare hoogst persoonlijke bezieling. De politieke beginselen zijn derhalve geen bar-rière, maar een ondersteuning vanuit de ge-meenschap van degenen die de oproep van het evangelie willen beantwoorden. Het is een hulp tegen ontsporing in individualistische zelfge-noegzaamheid.

(9)

begin-staatkunde

Lezen en mogen verstaan

selen gaan steunen. Steeds moeten ook deze,

middels de toetsing van hun resultaten aan het evangelisch richtsnoer, gecorrigeerd worden. Ondersteuning door beginselen sluit derhalve rechtstreekse toetsing van afzonderlijke politieke gedragingen allerminst uit.

Ontstaan en ontwikkeling

Diverse commentaren wijzen op het gevaar dat de politieke overtuiging verstarren zal. Evenals de commissie denkt men dan aan 'eeuwige be-ginselen', verouderde beginselprograms. Deze zijn het resultaat van een stopzetting van het toetsingsproces en van een stremming van de evangelische inspiratie als bron van vernieu-wing. Niet voor niets spreekt het rapport uit dat er op dit front nooit rust zal en mag zijn.

Anderen vrezen juist voor een te grote verander-lijkheid, zodat het samenbindend karakter van de politieke overtuiging verloren gaat.

De commissie is van oordeel dat beginselen lang niet zo snel veranderen als actieprograms. Men zou anders niet van echte beginselen kun-nen spreken. Ernstige en toegewijde bezinning op het evangelisch appel zal politieke beginselen opleveren waarvan de formulering het geruime tijd kan uithouden. Wel kunnen er steeds nieu-we vragen in de samenleving opkomen, die een nieuw fundamenteel antwoord vergen. Een be-ter verstaan van de Heilige Schrift kan een ander licht werpen op wat eens als beginsel werd ge-zien. Maar deze processen verlopen niet zo snel. Beginselen zijn geen wegwerpartikelen. Van de zijde van hen die niets in christelijke par-tijformatie zien, wordt gesteld dat de politieke overtuiging van een christelijke partij het gemid-delde dient te zijn van de politieke opvattingen van kerkleden. Anderen veronderstellen dat de politieke overtuiging afgeleid moet worden uit de politieke gedragingen van de volksvertegen-woordigers. Men zou dus door analyse van de politieke praktijk aan z'n beginselen komen. Dit soort denkbeelden worden in het rapport krach-tig weersproken. De wil van de meerderheid kan niet over de inhoud van de politieke overtuiging heersen. Veeleer zal deze zich gehoorzaam on-der de oproep van het evangelie hebben te plaatsen. Dat is voor alle christelijke partijen steeds aanvaard, al is die gehoorzaamheid, ook voor iedere enkeling trouwens, een moeilijke zaak. Het snijdt in eigen vlees. Toch staat of valt een christelijke partij daarmee.

79/2

drs.

A.

M. Oost/ander

Aanspreekbaarheid

De persoonlijke aanspreekbaarheid, zoals die in de partijraad-resolutie in overeenstemming met het rapport is geformuleerd, houdt in dat men el-kaar en zichzelf steeds de volgende vragen kan stellen: 'Strookt dit politiek handelen en denken met onze beginselen?', 'Hoe kunnen onze begin-selen ons bij onze standpuntbepaling helpen?' En: 'Strookt dit politiek gedrag en deze opvatting met het evangelisch appel voor het politieke le-ven?' 'Wat kunnen u en ik daaruit leren?' Ook zij die niet onverdeeld positief over het rap-port schrijven, signaleren dat nu, op grond van dit rapport, artikel 5 van de CDA-statuten kan stellen dat lid van het CDA kunnen zijn, zij die in-stemmen met grondslag en doel van dat CDA. Dit is dus een regel die voor alle leden geldt. Eerste- en tweederangs leden kent het CDA niet, net zo min als de ARP.

De persoonlijke aanspreekbaarheid op het evan-gelie functioneert op het politieke vlak zelf. Een andere aanspreekbaarheid kan door een politie-ke organisatie niet worden gevraagd. Zij kan een functioneren daarvan ook niet beoordelen. Theo-logen onder ons wezen hierbij op het noodzake-lijk onderscheid tussen partij en geloofsgemeen-schap. Typische kerkvragen vallen niet binnen de orde van een politieke organisatie.

Vergeer zegt: 'Het gaat om christen-zijn-in-de-politiek'. Wij hebben elkaar in het CDA over en weer uitstekend begrepen. De rede van Vergeer, die in dit nummer is opgenomen, is uit dat oog-punt voor de politieke historie van het CDA van bijzonder belang. De grenzen van een politieke partij moeten daar worden getrokken waar ze nog politiek waargenomen kunnen worden. Deze vorm van aanspreekbaarheid moet ook organisatorisch worden ondersteund. Vandaar dat de aanbevelingen van de commissie, waar-mee het rapport besloten wordt, van veel groter belang is dan uit de reacties blijkt.

We kunnen ons niet tevreden stellen met formu-les alleen, we zullen erop uit moeten zijn om elk politiek gedrag en elke publikatie een stuk ver-antwoording ten opzichte van het evangelisch appel te doen zijn.

Persoonlijk geloof

(10)

Lezen en mogen verstaan

wel, in het elkaar aanspreken op de politieke boodschap van het evangelie, impliciet een posi-tief antwoord op die vraag willen ervaren. Schrijver dezes heeft er zich persoonlijk immer over verbaasd dat er mensen zijn die het recht menen te hebben om aan anderen deze kem-vraag te stellen. Zelfs in een pastoraal contact kan die vraag te vrijpostig zijn. Uit respect voor elkaars diepste wezen zal men deze meestal achterwege laten. Pas als men in een zeer nau-we relatie tot iemand staat kunnen vragen als deze aan de orde komen, maar dan zijn ze ei-genlijk tegelijkertijd overbodig. Voor de begren-zing van een partij mag zo'n vraag mijns inziens helemaal niet gebruikt worden.

Wel is het begrijpelijk dat velen in een christe-lijke politieke partij graag willen uitgaan van een persoonlijke beleving, door allen, van het chris-ten-zijn in zijn diepste betekenis. Die wens leeft ook bij anti-revolutionairen ten opzichte van de ARP. En toch is het hoogste wat, ook in de ARP, bereikbaar was, het politieke functioneren van de aanspreekbaarheid op het evangelie. Dat is met de structuur van het politieke gege-ven, en we moeten ook niet wensen dat er nog meer kan binnen de orde van de politiek. De po-litiek mag ook in dit opzicht haar grenzen niet overschrijden. Er zijn waarschijnlijk velen die me-nen dat zij dit meerdere echt willen, en die toch niet accepteren dat dat meerdere binnen de po-litieke orde wordt gebracht. Om dit praktisch voelbaar te maken, het volgende.

Op de AR-Partijraad heeft schrijver dezes tijdens de verdediging van het rapport vanuit z'n hart een beroep gedaan op de partijgenoten om ver-trouwen te hebben in de werking van de Heilige Geest. Het was alsof velen dat beroep van hart tot hart beantwoordden. Maar anderen hebben dat niet aanvaard. Zij voelden daarin een ver-plaatsing van de discussie naar een gebied waar de politieke argumentatie niet meer functione-ren kon, als iets dat aan die argumentatie geen recht meer deed. Zij hadden waarschijnlijk ge/ijk. Drs. T. M. Gilhuis heeft in een negatieve reactie op het rapport gewezen op het nut om dit meer-dere in de politiek te eisen. Dat nut zou blijken 'als er herrie in de tent is'. Met een beroep op het geloof zou de herrie dan bezworen kunnen worden.

Ook stelt hij dat Kuyper daardoor in staat was de volksconsciëntie te bespelen. AI dit soort nut-tigheidsargumenten ontbreekt het aan overtui-gingskracht juist omdat het

nuttigheidsargu-drs. A. M. Oost/ander

menten zijn. Ze wekken door hun aard in dit ver-band zelfs weerzin op.

Recht overeind blijft staan dat ook christen-de-mocraten buiten de orde van de politiek met el-kaar praten. Dan zullen er andere, soms ook die-pere, discussies gevoerd kunnen worden. Het is voor velen een ervaringsfeit dat daarvan een ge-weldige stimulerende kracht kan uitgaan, die over allerlei gebieden van het leven uitstraalt. Het verlangen naar zulke ervaringen is begrijpe-lijk en legitiem. Het moet ons aansporen om ook buiten het politieke te functioneren, om elkaar ook af en toe als gewone mensen en als vrien-den te ontmoeten. Hoe belangrijk onze politieke opdracht ook is, wij moeten ons leven niet laten verpolitieken.

Christelijke persoonlijkheid

-christelijke organisatie

(11)

Lezen en mogen verstaan

vallen om steeds weer de mens centraal te stel-len. Sterker nog: er bestaat een evangelische vi-sie op mens en samenleving ook al zouden er geen aanhangers meer voor zijn. Er bestaat een christelijke visie op alle aspecten van het leven, zelfs al zegt niemand meer in een existentiële beslissing, ja daartegen. Een christelijke partij bestaat als men daarin met toewijding zoekt naar de aard en betekenis van deze christelijke politieke visie en als er een oprechte poging wordt gedaan om deze in praktijk te brengen. Die christelijke visie bevindt zich niet als een af-gerond model in een platonische ideeënwereld maar is in principe vervat in de Heilige Schrift. Een christelijke partij mag heel dankbaar zijn als zij gediend wordt door bepaalde charismatische christelijke personen. Het is evenwel zeer ge-vaarlijk om zichzelf daarvan afhankelijk te ma-ken. Soms kan het charismatische een tijdlang ontbreken, maar dat betekent niet dat de partij dan aan christelijke inhoud verliest. In andere gevallen kan van een vals charisma sprake zijn. Daarvoor dient men op zijn hoede te zijn. Veel

partijleden zijn niet zo ontvankelijk voor

beïnvloeding door een charismatische leider, omdat ze altijd erg kritisch blijven. Zij vrezen het, op een humanistische wijze, centraal stellen van de menselijke persoonlijkheid,

I n sommige christelijke organisaties wordt op meer aspecten van het mens-zijn een beroep gedaan dan in de politiek. Zoiets kan het geval zijn in het onderwijs. Daar gaat het om opvoe-ding van de jonge mens en met name ook om een godsdienstige opvoeding. Dat wil niet zeg-gen dat men in zo'n christelijke organisatie uit-komt met de vraag of iemand christen is of niet. Men eist gewoonlijk dat leerkrachten van chris-telijk onderwijs uit overtuiging het chrischris-telijk on-derwijs willen dienen. Indien door de betrokke-nen gevraagd wordt: 'Wat verstaat u daaron-der?' dan zal men hopelijk niet met de mond vol

drs.

A.

M. Oost/ander

tanden staan, maar hoe dan ook, beginnen met het formuleren van een christelijke visie op het onderwijs. Dat verzakelijkt het christelijk onder-wijs niet, dat haalt het hart er niet uit, maar dat is een informatieverstrekking waar de vrager recht op heeft, waardoor hij zelfs getroffen kan worden en bezield kan raken, Hoe beter en hoe duidelijker die visie wordt, des te krachtiger zal dat zijn weerslag vinden in alle aspecten van dat onderwijs, tot in rooster, methode, vakkenpakket en leermiddelen toe. Dan zullen echt de grenzen van de vrijheid van onderwijs worden afgetast omdat het 'Gij geheel anders' grenzen door-breekt. Dat is de kracht van een christelijke over-tuiging ten opzichte van het onderwijs.

Inhoud van de

politieke overtuiging

Zo zullen we net als andere christelijke organisa-ties op weg moeten gaan om onze overtuiging vorm te geven. Daarbij zullen we op tal van ech-te en onechech-te dilemma's stuiech-ten, Men zal het ene bijbelse gegeven tegen het andere willen uitspelen, wellicht elkaar 'de bijbel voor de voe-ten willen werpen'. Het is te hopen dat de eer-bied zal overheersen. Enkele schrijvers deden al een poging om bijdragen aan de politieke over-tuiging te leveren. Indien velen in het land bereid zijn om aan deze gemeenschappelijke opdracht in gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift mee te werken dan moet het mogelijk zijn om een helder en voor alle leden toegankelijk Program van Uitgangspunten op te stellen. Daardoor zal ons vooruitdenkend vermogen worden geacti-veerd. En wat belangrijker is: deze politieke over-tuiging zal het geestelijk eigendom van de CDA-leden moeten worden.

(12)

De KVP op weg naar het CDA al ',p ~ CJ

o

E

al "C I c: al

ti

.t:

..c:

CJ

De KVP

op weg

naar

het CDA*

door W.

J.

Vergeer

Inleiding

Vandaag 9 december is een dag van historische betekenis.

De besluiten die op deze Partijraad genomen zullen worden zullen ons een grote stap dichter bij het samengaan brengen van 3 partijen in één partij, het Christen Democratisch Appel. Meer dan honderd jaar geleden werd bij ons ka-tholieken de bisschoppelijke hiërarchie inge-voerd. De april-beweging die daarop volgde kunnen we rustig aanduiden als de oorzaak dat vele jaren gescheidenheid en verscheidenheid tussen Nederlandse christenen bleef bestaan. Het is goed te beseffen dat de besluiten van vandaag in ieder geval tot doel hebben geschei-denheid op te heffen. Als de drie partijraden van-daag zullen besluiten in te stemmen met de conclusies en aanbevelingen van het rapport 'Grondslag en politiek handelen' en zich positief uitspreken ten opzichte van de politieke samen-werking met name in de Tweede Kamer dan wordt daarmee in feite uitgesproken dat wij een gemeenschappelijke grondslag hebben voor ons politiek handelen. Dit is een grote stap verder op de weg die we in mei van dit jaar zijn ingeslagen door de aanvaarding van de nota 'Het CDA en

zijn organisatie - van Federatie naar Fusie'.

Daarmee is onze verscheidenheid niet weg. Om tot deze stap te komen hebben wij alle drie een

W J. Vergeer

W J. Vergeer (52) te Utrecht is lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en lid van het Euro-oees Parlement. Hij is voorzitter van de Katholie-ke Volkspartij en lid van het dagelijks bestuur van het CDA.

eigen geschiedenis achter de rug. Deze geschie-denis brengen wij mee in het CDA. Het leek mij daarom goed om duidelijk te maken hoe onze gang naar dit CDA is geweest.

Schaepman

In 1883 publiceerde Schaepman zijn brochure:

'Een katholieke partij - Proeve van een

pro-gram'.

Schaepman gaf hier aan dat slechts het christe-lijk denken de wereld voor chaos kon behoeden. Maar tevens gaf hij aan, dat er een eigen stelsel

(13)

De KVP op weg naar het CDA

van vaderlandse politiek moest komen en wel gegrondvest op 'algemene beginselen door de kerk in naam van God gegeven en gewaar-borgd'.

Naar zijn mening vloeiden uit die algemene be-ginselen voort een aantal leidende levensregels. De keuze uit die levensregels moest worden be-paald naar de eis van het moment. Met de uit-gave van deze brochure bedoelde Schaepman niet te zeggen dat er een kerkelijke partij moest komen. Hij wilde streven naar een echte politie-ke partij. Om dit aan te tonen citeer ik hierbij de eerste twee artikelen van de 'Proeve van een program':

1 De katholieke partij in Nederland vertegen-woordigt op staatkundig gebied het Nederland-se volk dat aan het oude geloof getrouw, zijn trouw aan het vaderland door zijn eerbied voor het recht, zijn liefde tot de vrijheid, zijn gehoor-zaamheid aan de wet, zijn bereidwilligheid tot ie-dere opoffering voldingend heeft betaald. 2 Zij erkent in God, als de bron van alle gezag, en in gehoorzaamheid en des gewetenswil, de enige waarborgen van het vast bestand der overheid en de vrijheid der onderzaten'.

Vijftien jaar later in 1896 ontwierp Schaepman een staatkundig program dat ondermeer geba-seerd was op de encycliek Rerum Novarum van paus Leo XIII. Om een beeld te geven van de lei-draad die Schaepman zich voorstelde bij het vaststellen van het staatkundig program citeer ik de eerste stelling: 'Naast de bovennatuurlijke door Christus de mens geworden zoon Gods

ge-stichte orde bestaat in de wereld de natuurlijk~

orde der menselijke maatschappij; de boventuurlijke orde is belichaamd in de kerk; tot de na-tuurlijke orde behoort de staat'.

Mijn indruk is, dat deze twee publikaties van Schaepman in feite ook de grondslag hebben gevormd van de oprichting van de Rooms Ka-tholieke Staatspartij in 1926.

In ieder geval zijn aan die oprichting geen inge-wikkelde discussies over de grondslag vooraf gegaan. Blijkbaar was de organisatorische eenheid het grootste uitgangspunt voor die op-richting.

AI spoedig na de oprichting van de Rooms Ka-tholieke Staatspartij kwam vooral uit de groep van jongeren de beschuldiging dat de Rooms Katholieke Staatspartij zou zijn verworden tot een plichtmatige kerkelijke partij. immobiel en ook zonder veel sociale bewogenheid. Ik ga nu

79/2

W

J.

Vergeer

niet in op de waarde van deze beschuldiging; ik heb haar alleen vermeld omdat wij bij de oprich-ting van de Katholieke Volkspartij in 1945 bin-nen de katholieke gelederen uitvoerige discus-sies hebben gekend over de terugkeer van de oude partijstructuren of de afschaffing daarvan. In die discussie klonk de echo van de kritiek van de jongeren uit de vooroorlogse jaren door. Sommige jongere katholieken meenden dat de vooroorlogse partijen niet meer in dezelfde vorm konden terugkeren. Zij die de doorbraak voor-stonden wensten een brede progressieve volks-partij. waarin zowel confessionelen als niet-con-fessionelen zouden samengaan. Deze doorbraak vond op het laatste moment niet plaats door de houding van het episcopaat en ook de katholie-ke vakbeweging. Aldus werd op 22 december 1945 de Katholieke Volkspartij opgericht. Toch zien we daarin wel een verschil.

De KVP zou naast beginselpartij ook program-partij zijn. Een ieder die zich kon verenigen met dat program werd uitgenodigd op die partij te stemmen. Het lidmaatschap van de KVP werd

- en dit was nieuw - opengesteld voor

niet-katholieken.

Ter illustratie citeer ik hier de omschrijving van het wezen en doel van de KVP: 'De Katholieke Volkspartij is een vereniging, welke open staat voor alle Nederlanders en ten doel heeft het al-gemeen welzijn in het Koninkrijk der Nederlan-den door deelneming aan het staatkundig leven te bevorderen. Zij staat op de grondslag van de beginselen van de natuurlijke zedenwet en de goddelijke openbaring, waarbij zij de uitspraken van het kerkelijke leergezag aanvaardt'.

In artikel 2. c. van de beginselen lees ik: 'In ont-staan en voortbeont-staan afhankelijk van de Schep-per, moet ook de Staat tot het scheppingsdoel bijdragen en bijgevolg God erkennen en dienen, met name door een wetgeving en bestuur Gods wet tot opperste richtsnoer te nemen',

Tenslotte nog in artikel 4. a: 'In de noodzakelijk-heid van geordende samenwerking in staatsver-band ligt de natuurlijke grond voor de onmis-baarheid van het staatsgezag. Dit vindt derhalve zijn grondslag inde ordening Gods en wordt be-vestigd door het apostelwoord, dat er geen ge-zag is tenzij uit God. Dit gege-zag dient te worden uitgeoefend ten bate van de gemeenschap'. Ik citeer hier met opzet uitvoerig om duidelijk te maken dat ook in onze kring de discussie en de waardering van het gezag aanwezig is geweest en heeft plaatsgevonden.

(14)

De KVP op weg naar het CDA

Bisschoppelijk mandement

Duidelijker werd deze discussie nog toen in 1954 het bisschoppelijk mandement: 'De katho-liek in het openbare leven van deze tijd' ver-scheen. Daarin werd iedere scheiding tussen godsdienst en openbaar leven verworpen als een fundamentele dwaling, De hierin vervatte oproep tot eenheid werd in feite een gebod tot eenheid. Het kon niet uitblijven dat onder de ka-tholieken discussies zouden plaatsvinden over het wezen van de confessionele partij,

Zo werd in januari 1964 door de KVP een struc-tuur-commissie ingesteld om zich te beraden over de grondslagen van de Partij.

Twee jaar later in januari 1966 verscheen het rapport: 'Grondslag en karakter van de KVP'. Nogmaals werd in dit rapport bevestigd dat de KVP beginselpartij moest blijven maar tevens programpartij moest zijn. Aan de betekenis van het gezag van de kerkelijke overheid werd in het rapport het volgende gesteld: 'De bepaling in het algemeen staatkundig program: 'de KVP staat op de grondslag van de beginselen van de na-tuurlijke zedenwet en de goddelijke openbaring, waarbij zij de uitspraken van het kerkelijk leer-gezag aanvaardt', kan beter vervangen worden door een omschrijving in dezer voege dat de partij zich laat leiden en inspireren door een christelijke mens- en maatschappijbeschouwing, doch dat zij bij de bepaling van het politiek te voeren beleid onafhankelijk is van kerkelijke in-stanties. Want de huidige omschrijving van het algemeen staatkundig program wekt de indruk, dat de natuurwet en de openbaring zelf de in-houd van het politieke beleid bepalen en dat de partij daarbij te luisteren heeft naar de paus en bisschoppen. Het één nog het ànder is waar. Ongetwijfeld zal een christenpoliticus luisteren naar elk vermaan of boodschap van kerkelijke zijde, maar hij moet zelfstandig verwerken welke toepassing daaraan gegeven kan worden of moet worden op het politieke terrein waar hij al-tijd samen met alle anderen moet handelen'. Het rapport van de structuurcommissie was een begin voor de discussie binnen de KVP over de grondslag en het karakter van deze partij. Mede onder druk van de KVP-radicalen werd in 1967 uitgesproken dat voor partijvorming op christe-lijke grondslag noodzakelijk was dat deze partij een consequent vooruitstrevend karakter zou dragen. De afsplitsing van de KVP-radicalen vormde niet het einde van de strijd binnen de

W J.

Vergeer

KVP over het confessionele karakter van de par-tij.

De verschijning van de pastorale constitutie: 'Over de kerk in de wereld van deze tijd', van Va-ticanum II verstrekte de discussie over de open of gesloten partij. Hierin staat namelijk o.m.: 'Het is van groot belang, vooral waar de maatschap-pij pluralistisch is, dat men de verhouding tussen staat en kerk in juist perspectief ziet en dat men duidelijk onderscheid maakt tussen datgene wat de christen-gelovigen, hetzij afzonderlijk hetzij in groepsverband, op eigen verantwoordelijkheid doen als burgers, geleid door een christelijk ge-weten, en datgene wat zij doen in naam van de kerk onder leiding van hun herder'.

Open partij

Er is in de jaren '70 een poging gewaagd om de KVP om te zetten in een open, niet exclusief christelijke partij. waarin humanisme en evange-lie neven-geschikte inspiratiebronnen zouden zijn. Bij de meerderheid van de partij vond dit geen gehoor. De gevolgen daarvan zijn ons allen bekend.

Op 21 en 22 januari 1975 werd de KVP op-nieuw met de grondslag geconfronteerd in de conferentie van Woudschoten. Daar werd over-eenstemming bereikt over de volgende punten: 'a Het samenbindend element en het herken-ningspunt zijn onze politieke strategie als actie-program en ons beleid, zoals wij die als ant-woord aan de evangelische oproep blijvend vorm willen geven. b CDA aanvaardt' het evan-gelie als richtsnoer voor het politiek handelen. c. Het CDA wil streven naar een maatschappij waarin de bijbelse gerechtigheid meer gestalte krijgt, de mens zijn vrijheid en verantwoordelijk-heid beter kan beleven en waarin het welzijn van allen wordt gediend. d. Het CDA richt zich tot het gehele Nederlandse volk zonder onderscheid naar geloofsovertuiging of maatschappelijke groepering'.

(15)

De KVP op weg naar het CDA

de vorming van een gemeenschappelijke lijst bij

de Tweede-Kamerverkiezingen van 1977.

Grondslag en

politiek handelen

Thans ligt voor ons de nota: 'Relatie grondslag en politiek handelen'. Als voorzitter van de partij prijs ik mij gelukkig met dit rapport. Met name

heeh mijn grote instemming wat in hoofdstuk II

op pag. 13 staat inzake de politieke overtuiging, welke als antwoord op de grondslag vanuit het politieke leven tot stand komt. Deze politieke overtuiging is het belangrijkste bindende ele-ment van het CDA.

Men heeh bij ontvangst van dit rapport met name in de media nogal schamper gedaan over de zogenaamde uitvinding van het woord poli-tieke overtuiging. Dit is geen toverwoord. Om dit te bewijzen is in het commentaar waarin het partijbestuur de aanvaarding van deze nota bij u aanbeveelt uitdrukkelijk ingegaan op de beteke-nis van deze politieke overtuiging. Onder politie-ke overtuiging wordt verstaan, en ik citeer met grote instemming, de principes, de visies op staat en samenleving, waardoor het CDA zich in zijn politieke keuzes laat leiden.

Als men dan vraagt naar wat dit betekent in concreto, dan geloof ik dat men vraagt wat het leven in concreto is. Ook het leven kunnen wij niet voortdurend vastleggen of codificeren. Als wij spreken over politieke overtuiging dan spreken wij over een dikwijls breed overgangs-gebied tussen politieke visies, welke door nage-noeg alle relevante betrokkenen in het CDA worden gedeeld, en de politieke zienswijze wel-ke formeel door een partij-orgaan aanvaard wordt.

De grote vraag die het rapport Grondslag en po-litiek handelen oproept is de vraag naar de mo-gelijkheden van een christelijk geïnspireerde po-litieke partij. Mijn overtuiging is dat om drie re-denen wel degelijk bestaansrecht is voor een christelijk geïnspireerde partij. Op de eerste plaats zien wij dat vele christenen zich herbezin-nen op hun afkomst. Wij zien binherbezin-nen christelijke kerken een terugkeer naar de evangelische tek-sten.

Er is een nieuwe zienswijze op de verhouding tussen kerk en staat. Op de tweede plaats wor-den ideeën die als christelijk werwor-den voorgesteld vandaag aan de dag uitgezuiverd.

W J.

Vergeer

Dikwijls werden dit soort ideeën aangebracht door theologen en kerkvaders. En waren dus cultureel bepaald.

Op de derde plaats blijkt toch een schrijnende

behoehe in de maatschappij - zeker waar het

West-Europa betreh - aan een nieuwe

spiri-tualiteit en aan vernieuwing en versterking van de morele waarden. Zeker, politieke problemen worden niet alleen opgelost met godsdienstige motieven.

Politiek is geen theologie noch contemplatie. Politiek is strijd, dagelijkse strijd, om uit een ge-geven situatie de best mogelijke resultaten te halen. Doch deze strijd kunnen we niet voeren zonder de kracht van onze politieke ideeën. Dat dit rapport is uitgekomen betekent voor mij dat wij deze kracht niet hebben onderschat.

Ook in de toekomst zal het CDA deze kracht niet mogen onderschatten. Het christendom verbindt immers de individuele godsgerichtheid met de sociale dimensie. Het christendom weet dat de materiële wereld moet verbeteren, maar vindt die materie geen doel op zichzelf en geen uitein-delijke finaliteit.

Het christendom heeh een hoge en ethisch mo-rele standaard die, in ons eigen leven verwerkt. het opdringen van de technische ontwikkeling op haar juiste plaats moet kunnen houden. Het pleidooi voor de christelijke grondslag van onze partij heb ik niet gehouden omdat ik vind dat in die partij zulke goede christenen zijn maar om-dat ik vind om-dat het proberen christen te zijn in de politiek een goede zaak is.

Het rapport 'Grondslag en politiek handelen' is tijdens de afgelopen weken uitvoerig aan de orde geweest in het Dagelijks en Algemeen Be-stuur van het CDA en de dagelijkse resp. partij-besturen van de drie partijen.

Naast de grote mate van overeenstemming ben ik bijzonder getroffen door de wijze waarop we met elkaar deze discussie hebben gevoerd. Het wantrouwen jegens elkaar van 1975 heeh plaats gemaakt voor vertrouwen, liefde en res-pect.

Slot

(16)

De KVP op weg naar het CDA

Door ons als christen-democraten tot de Neder-landse bevolking te richten maken wij hen deel-genoot van onze hoop en verwachting dat deze bevolking er iets aan kan doen en ook zal doen als zij daartoe in staat is. Maar dat betekent ook dat wij èchte vragen moeten stellen, willen we daadwerkelijk antwoord krijgen. Wie iets aan ie-mand vraagt vraagt tevens iets van hem. Het Christen Democratisch Appel doet niet al-leen een beroep op tijd maar ook op het kennen en kunnen dat aanwezig is binnen de Neder-landse bevolking. Het Christen Democratisch Appel komt neer op uitverkiezing tot verant-woordelijkheid. Daarom ook voeren wij terecht als ondertitel van het programma 'Niet bij brood alleen' de zin: samen verantwoordelijk. Het CDA is geen club waarin de grootste groep, zijnde de KVP, de boventoon voert. Het CDA is geen club waarin deze grote groep als pragmatici de grauwsluier over het appel draperen. Het CDA wordt gedragen door de politieke overtuiging die geen genoegen neemt met slechts het heil te zoeken in de bundeling van hen die zich in naam christen noemen. Het CDA zal zich laten zien in voortdurende bezinning op de politieke beteke-nis van het evangelisch getuigebeteke-nis, opdat de in-spiratie vanuit de Heilige Schrift werkelijk in ons gestalte zal krijgen. En de KVP kan hierover met meer recht spreken dan wie dan ook. Zoals ik reeds in het begin van mijn rede hebt

aangege-ven, werd in 1964 reeds de grondslag van onze

confessionele partij ter discussie gesteld. Het

rapport dat in 1966 verscheen heeft duidelijke

standpunten bepaald die ik hierboven heb

ge-W.

J. Vergeer

noemd. Daarom kan ik ook zeggen uit volle overtuiging dat de KVP loyaal is aan het CDA. Loyaal aan het beginsel, loyaal aan het program. Ik tart een ieder aan te geven waar juist de KVP binnen het CDA het conservatieve gezicht be-paalt. Waar juist de KVP binnen het CDA zorgt dat we in het centrum-vaarwater terecht zullen komen. Voor de KVP staat het christen-zijn voorop. Het is niet waar en kan niet waar zijn,

dat van de KVP - of beter gezegd van de

ka-tholieken - wordt beweerd dat zij zich sterker

bezighouden met de realiteit dan met het pro-gramma. Daarom ook kan men ons niet het contra-reformatorisch beginsel van natuur en genade steeds weer voor de voeten werpen. Onze historie heeft aangetoond dat wij ons laten leiden door levensregels die worden bepaald naar de eis van het moment. En de eis van het moment wordt mede ingegeven door Vatica-num 11, het Nederlands Pastoraal Concilie, de bisschoppelijke brieven. De KVP-ers staan als christenen op het kruispunt van hoop en vrees. Wij moeten ook binnen het CDA getuigenis af-leggen van de hoop die in ons leeft want wij zijn ons bewust dat met kleurloosheid en vaagheid de samenleving een slechte dienst wordt bewe-zen.

(17)

staatkunde

Het CDA en zijn aanspreekbaarheid

Q) .,p ~ (.)

o

E

Q) "0 I c:

$

Vl .;: ~ (.)

Het CDA en zijn

aanspreekbaarheid

door drs. G. van Leijenhorst

De redactie vroeg mij een persoonlijke bijdrage te schrijven over het CDA-rapport 'Grondslag en Politiek handelen'. Wordt u door het rapport

aangesproken 7 zo werd gevraagd. Voorts zou

het bijzonder op prijs worden gesteld, indien ik kans zou zien het rapport van commentaar te voorzien vanuit het functioneren van de grond-slag in een parlementaire fractie. Hoe kan de grondslag in het dagelijks politiek gebeuren

functioneren 7 En tenslotte: geeft het rapport

nieuwe impulsen aan het op de juiste wijze

functioneren van de grondslag in een fractie 7

Al-dus de redactie.

Ziedaar, een moeilijke maar tegelijk ook een uit-dagend verzoek. Moeilijk, omdat het haast niet te voorkomen is om in dit opzicht een beoorde-ling van de politieke praktijk te geven, welke niet min of meer subjectief gekleurd is. Feitelijk zou men zo meerdere bijdragen naast elkaar moeten kunnen lezen. Dan zou ongetwijfeld een volle-diger beeld geschapen worden. Het is ook een uitdagend verzoek, omdat men daardoor ge-dwongen wordt zich rekenschap te geven van dingen die het hart van de christelijke politiek ra-ken. Met betrekking tot de toekomst van het CDA is dit dus helemaal een zaak die onze aan-dacht verdient.

Degenen die de afgelopen jaren de discussies

-79/2

drs. G. van Leijenhorst

Drs.

G.

van Levenhorst (50) te Garderen is lid van de Tweede Kamer voor het CDA. Hij is vice-voorzitter van de CDA Tweede Kamerfractie.

omtrent de grondslag van het CDA met enige bezorgdheid hebben gevolgd, zullen uit dit rap-port in elk geval één ding met instemming heb-ben begroet: het CDA heeft 'slechts' één grond-slag, de Heilige Schrift. Naast het evangelie heeft geen ideologie enige ruimte gekregen. Dat is vergeleken met de jaren dat men nog over een open partij sprak pure winst. Er kan dus geen misverstand meer over bestaan waarop het CDA zich dus wil baseren.

Adam, wie zijt gij?

In 1975 spitste de discussie zich sterk toe op de

persoonlijke aanspreekbaarheid op de

grond-slag.

(18)

Het CDA en zijn aanspreekbaarheid

laten door welke populatie het CDA zeg over tien jaar zal worden bevolkt en door wat voor soort mensen de vertegenwoordigende functies zullen worden bezet. Een te argeloze houding in dit opzicht zou ons later wel eens lelijk kunnen opbreken. Daarom is een zekere zorg hier stellig gerechtvaardigd, ja zelfs geboden. Het is echter

wel de vraag hóe deze zorg zich moet gaan

ma-nifesteren.

Ik meen dat op dit punt de ARP en CHU in

1975 - globaal gesproken - uiteengingen.

De zorg voor het bijbels uitgangspunt en de doorwerking ervan in het politieke leven hadden we gemeenschappelijk, maar de wegen liepen

uiteen toen het erom ging op welke wijze deze

zich in de praktijk zou moeten uitwerken. Het is wellicht goed om dit ook nu nog maar eens heel duidelijk te zeggen, omdat toen althans de schijn gewekt werd dat de scheidslijn tussen de princi-piëlen en rekkelijken in elk geval ook tussen de ARP en de CHU zou lopen. De werkelijkheid stond daarmee wel op gespannen voet. Nu drie, vier jaar later, nu het Grondslagrapport door de beide partijraden en de C.H.-Unieraad is aan-vaard, kunnen we daar wat rustiger over praten; hetgeen overigens ook nog zijn waarde heeft omdat op dit terrein nog een aantal vragen zijn blijven liggen.

Daarmee neem ik de draad weer op. Wat velen, met name in de Christelijke Historische Unie, in 1975 gestoten heeft, dat was de zojuist ge-noemde sterk hoministische benadering van de grondslagdiscussie. Uiteraard spelen daarbij ook kerkelijke tradities, waarmee politieke partijen verbonden zijn, een zekere rol.

In de CHU heeft nooit iemand een grondslag of program behoeven te ondertekenen, al ging men er wel van uit dat men zowel met het een als het andere instemde. De CHU heeft altijd

veel meer de nadruk gelegd op het christelijke

karakter van de 'partij' (Unie) dan op de mensen (i.c. christenen) die er bij horen.

Bovendien bracht (brengt) de karakteristieke Unie-mentaliteit (een soort ongeschreven poli-tieke overtuiging georiënteerd op het beginsel-program) met zich mee dat er als vanzelf een soort selectieve werking van uitging (uitgaat). Maar naast deze 'verklarende' aantekening moet tevens de vraag gesteld worden of deze zo ho-ministische benadering het zo sterk de aandacht vestigen op de persoon, in de praktijk zo wel kan. Is deze wel adequaat? Leidt deze wel tot het beoogde doel? En tenslotte, als het gaat om

het functioneren van de grondslag - door

ie-mand' - welke criteria legt men dan aan? Hoe

drs.

G.

van Leijenhorst

doet men dat en wie (wat) hanteert deze 7 Gaat

men dan in feite onbedoeld al niet uit van een zekere verschil in hoogte, de een boven de an-der?

lets anders is wanneer men zelf rekenschap

tracht te geven van zijn motieven waarom men politiek bedrijft en waarom men gekozen heeft voor een christelijke politieke partij. Ik geloof dat dit een zeer nuttige handeling is welke nooit ge-noeg herhaald kan worden. In dit verband sluit ik me graag aan bij wat het Grondslagrapport schrijft in par. 4.1.4; ik citeer: 'Daarom is een voortdurend beluisteren van het Evangelisch ap-pel door hen die politieke verantwoordelijkheid dragen dringend noodzakelijk'.

De vraag is echter in hoeverre in een politieke partij de een dit 'beluisteren' van de ander kan overnemen of zelfs kan of mag beoordelen. Col-lega Fred Borgman spreekt in Nederlandse

Ge-dachten van 22 december jl. - een uitstekend

nummer over deze materie' - over een

geza-menlijke beleving van de grondslag. Persoonlijk sta ik achter de wijze waarop hij de persoonlijke aanspreekbaarheid verstaat. Maar kan deze mo-del staan voor ieder ander, zeker wanneer over zoiets als beleving gesproken wordt? Trouwens datgene wat hij vraagt geldt toch voor alle terrei-nen van het leven, allereerst daar waar mensen elkaar het nauwst ontmoeten. Maar daarmee is de politieke partij nog niet in zicht gekomen. En zeker geen christelijke. Immers het is bekend dat de geloofsbeleving van christenen nochtans lei-den kan tot uiteenlopende partijkeuzen. Er is dus

blijkbaar meer - of moeten we zeggen wat

an-ders - nodig, teneinde de grondslag en de

wij-ze waarop men daardoor aangesproken wordt hier en nu politiek gestalte te doen krijgen. Dit leidt ons straks dan tot het begrip politieke over-tuiging.

Adam, hoe gaat het (in de praktijk)?

(19)

Het CDA en zijn aanspreekbaarheid

geen goden, zei Petronius al; en Terentius voeg-de er aan toe, dat niets menselijks ons vreemd is (Homo sum humani nil a me alienum puto). De waarheid daarvan komt in de politiek vaak scherper tot uiting dan elders. De eigenaardig-heid, dat niet alleen een fractie, maar ook ieder fractielid zich van tijd tot tijd moet profileren, brengt met zich mee dat de ander niet altijd

even uitnemend, laat staan uitnemender -

ge-acht wordt dan hijzelf. Zo zijn er meerdere on-deugden te noemen, men zou haast zeggen: de politiek eigen. Heeft de politiek niet iets van een subcultuur, waar de beleving van de grondslag zich toch niet altijd zo onbelemmerd en

onver-mengd laat manifesteren 7 De spreuk van

Teren-tius moet ons t.O.V. de ander hierbij wel tot een zekere mildheid manen.

Voorts blijkt dat wij in de dagelijkse praktijk niet altijd zo gaaf met onze grondslag omspringen als feitelijk wel zou moeten. Vraagt het

evange-lie toch te veel van ons 7 Wij zijn geneigd er

tel-kens wat van af te halen en vinden in plaats daarvan schielijk een stukje ideologie dat de le-dige plaats prachtig opvult. Zo kunnen wij in de fractie soms mooie verhalen houden, welke niet alleen ideologisch gekleurd zijn, maar die door inleidingen als 'ik vind' en 'ik durf te stellen' evenzovele bewijzen zijn van een personalisti-sche in- (en op-)stelling als van een gebrek aan openheid voor opvattingen van anderen. Het functioneren van de grondslag in een fractie: wie heeft daar een zo gave voorstelling van, als zou dit in een soort reincultuur kunnen gebeuren? Het functioneren van de grondslag ondergaat wellicht zijn grootste beproeving wanneer het gaat om het jagen naar of het bereiken van compromissen. De ervaring leert dat dit de een beter afgaat dan de ander. De een is er zich

zo-zeer van bewust dat het leven - ook het

poli-tieke leven - uit compromissen bestaat, dat dit

tot een soort grondhouding voor hem is gewor-den. De ander heeft daar meer moeite mee,

om-dat het principiële uitgangspunt - al of niet

ge-steund door zijn karakterologische

vasthoudend-heid - hem zo maar niet tot een compromis

kan verleiden.

Merkwaardig is bovendien dat menigeen daarbij zo zijn voorkeursgebieden heeft. Zo zijn er die met betrekking tot ethische vraagstukken (abor-tus, euthanasie etc.) tamelijk snel bereid blijken tot een compromis, (die daar dan ook legio prak-tische argumenten voor weten aan te dragen), maar die op het terrein van bijvoorbeeld de kern-bewapening en de mensenrechten een onver-zettelijk standpunt huldigen. Voor een goed

be-drs. G. van Leijenhorst

grip zij opgemerkt, dat het omgekeerde zich eveneens voordoet. Bij de voorbereiding van de wetsontwerpen over de ondernemingsraad en de vermogensaanwasdeling werd het kabinet nogal eens lastig gevallen door onze fractie, om-dat men vreesde om-dat het CDA-standpunt niet voor honderd procent zou worden gehonoreerd. Met betrekking tot het wetsontwerp op de abor-tus werd daarentegen al op een vergaand com-promis geanticipeerd. Waarom dit verschil in weging van beginselen?

Daar komt nog iets anders bij. Het is ook voor een christelijke partij blijkbaar een verzoeking om liever nieuwe ideeën op de samenleving te

bevechten dan om oude (eeuwige) - (ook) op

de Heilige Schrift stoelende beginselen - te

verdedigen. Het is bovendien voor velen niet aanlokkelijk om zich in te zetten voor zaken waartoe pers en publiciteit je allerminst aan-moedigen. Toch zal een ieder die de aanspreek-baarheid op het evangelie ernstig neemt het zelfonderzoek ter zake niet mogen schuwen. Vroeger sprak men over bouwen en bewaren. Niet alleen het bouwen, noch alleen het bewa-ren moet ons in het bloed zitten. Ik dacht dat het nog steeds om een vruchtbare synthese van deze beide ging.

Is het daarom niet het beste je maar het meest verwant te voelen aan diegenen die hun bewo-genheid over een zo breed mogelijk terrein uit-strekken, die vraagstukken als abortus,

kernbe-wapening, mensenrechten (oost en zuid I) alle

even serieus nemen en deze zonder vooringeno-menheid vanuit ons uitgangspunt tot op de bo-dem trachten te doordenken, teneinde daardoor in de concrete situatie tot een zo verantwoord

mogelijke toepassing te geraken 7 Mede meet

het oog op de herkenbaarheid van de christelijke politieke partij is het vinden van meer eenheid in denken en handelen hier misschien wel het meest geboden.

Bovenstaande overwegingen opgetekend van uit de praktijk schijnen niet bepaald vleiend ten aanzien van het reilen en zeilen van een christe-lijke politieke partij. Echter wie had er hier tussen schijn en werkelijkheid een vrij grote afstand

ver-wacht7 Komen met name in de weerbarstigheid

van de politieke praktijk de zonden en gebreken van ieder mens niet te scherper naar voren? Onze lieve Heer heeft ook op dit terrein vreemde kostgangers. Door deze te veel als maatstaf te nemen wordt de herkenbaarheid van de christe-lijke politiek niet vergroot. Bchriste-lijkens een interview in Trouw van 14 december 'Het hart is uit het CDA' spreekt drs. T. M. Gilhuis zelfs over

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

in het kies- Wat de Christen Democraten Unie is en wat haar politieke doeleinden zijn, wordt in deze brochure in grote lijnen uiteengezet. De Christen Democraten Unie is een

De standpunten van de zusterpartijen overziend, stelde Hahn vast, dat de Duitsers en Oostenrijkers ‘sterke voorstanders’ waren van intensiever contact met de conservatieve partijen

partijen voorkomen zijn aanleiding, dat door de Cantanale Administratie een besluit wordt uitgevaardigd waarin maatregelen worden aangekon- digd om de danswoede te

De grootste groepen met een migratieachtergrond heb- ben hun ‘roots’ in Europa, de huidige en/of voormalige Nederlandse gebieden overzee (Indonesië, Suriname, Antillen), Turkije

[r]

waarin informatie staat over het stijgingspercentage van grafieken bij een logaritmische schaalverdeling. De bevolking groeide in de beschreven periode bij benadering exponentieel.

Leg uit waarom de Nederlandse overheid deze kaart kan gebruiken om aan te tonen dat Nederland helemaal niet zo dichtbevolkt is als sommige mensen zeggen. 12 Discussieer onder

Mij kwamen althans geene gevallen ter oore van misbruiken, hetzij door ouders, hetzij door verzorgers van de hun toever- trouwde macht over het kind of diens ver- mogen gemaakt,