• No results found

Tekstbegrip

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Tekstbegrip"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VAK : NEDERLANDS(TEKSTBEGRIP) DATUM:WOENSDAG 18 JULI 2012 TIJD : 08.15 – 09.45 UUR Afrika Mali Mali Bamako

MALI

I II III IV V 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33

De kamer van het schoolhoofd Moussa hangt vol met foto’s van sporthelden. Basketballer Shaquille O’Neal, tennisster Venus Williams, voetballer Samuel Eto’o, allemaal pronken ze aan de muur van het kleine kamertje dat het kantoor is en volgebouwd staat met kasten. „Ik houd heel erg van sport”, zegt Moussa die Frans spreekt. „Kinderen moeten de kans krijgen om te sporten op school. Maar we hebben maar één bal, voor meer dan vierhonderd leerlingen. En niet eens een sportterrein.” Moussa is hoofd van de lagere school, “École Can”*, een school in Kati, een heuvelachtig stadje, dichtbij de Malinese hoofdstad Bamako. Aan weerskanten van een groot plein staan langwerpige gebouwen, met in elk gebouw een paar klassen. „We hebben zeven klaslokalen, voor zes leerjaren. Voor de meeste leerjaren is er maar één lokaal, alleen de zesde klas heeft er twee. In elk van de twee zesde klassen van Ècole Can zitten 27 leerlingen, maar voor de andere leerjaren bestaat die luxe niet. In de derde klas zitten bijvoorbeeld 84 leerlingen. Dat komt omdat we te weinig klaslokalen en te weinig leerkrachten hebben.”

Het gebrek aan voorzieningen en personeel is een groot probleem in Mali. Maar ook het aantal kinderen dat naar school gaat, laat met 72 procent nog te wensen over. De ouders spelen daar een grote rol in. In Mali wonen veel boeren. Boeren hebben hun kinderen nodig overdag. De meisjes helpen hun moeder met het dagelijkse werk, de jongens helpen hun vader of brengen wat geld in het laatje door klusjes op te knappen hier en daar. Ook al is de school gratis, het is toch minder voordelig om een kind naar school te sturen dan om het in te zetten voor het dagelijkse werk.

Mali heeft in 2001 een tienjarenplan opgezet om het schoolbezoek te vergroten en de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Speciale aandacht gaat uit naar meisjes uit arme gezinnen op het platteland, want er gaan nog steeds meer jongens dan meisjes naar school. Van elke honderd Malinese kinderen die naar school gaan, zijn dat 43 meisjes en 57 jongens. Een aantal Europese landen, waaronder Nederland, steunt dit tienjarenplan samen met internationale organisaties zoals Unicef.

Eind 2006 werd de eerste fase afgerond waaraan Nederland 41 miljoen euro bijdroeg. In die fase moest het aantal kinderen dat naar school ging omhoog, moest een groot aantal leerkrachten opgeleid worden en moesten veel extra klassen gebouwd worden. “Tussen 1997 en 2005 is het aantal kinderen dat naar school gaat bijna verdubbeld en zijn er veel meer lesboeken bijgekomen; er zijn ook meer leraren opgeleid en aangesteld,” vertelt Bert van de Nederlandse ambassade in Bamako.

(2)

VII VIII 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60

bedrag is gebruikt, maar in bepaalde programma-onderdelen is slechts 40 á 50 procent van het resultaat bereikt. Met het geld dat beschikbaar was, is dus veel minder gedaan dan gepland was. Waaraan dat ligt, wordt nu nog onderzocht. Als het Ministerie van Onderwijs uitrekent dat met een bepaald bedrag 1800 scholen per jaar gebouwd kunnen worden, en het worden er maar 700, dan is de kostprijs van één klaslokaal in werkelijkheid veel hoger dan geschat was. Er gaat ook veel geld in de bijscholing van leerkrachten zitten. Maar het is moeilijk te controleren of het geld wel goed gebruikt wordt. Een andere mogelijke verklaring is corruptie*. Maar ook daarvan kunnen we niet zeker zijn voordat het tot op het bot is uitgezocht.

Intussen is er in de school in Kati nog steeds geen stromend water en ook geen elektriciteit. “Ik doe alles met pen en papier. De registers van de leerlingen, de lijsten van de klassen, alle administratie. We hebben niet eens een kopieerapparaat. Kan je nagaan hoeveel werk het is als een klas toetsen moet maken, maar dat zie je in veel scholen, verzucht meneer Moussa; maar aan de andere kant is het aantal schoolgaande kinderen al verdubbeld sinds het begin van het programma in 2001. Er zijn ook heel veel leerkrachten opgeleid. Niet zoveel als we nodig hadden, maar toch een groot aantal.” „Meer kinderen die naar school gaan dus, en meer geschoolde leerkrachten. Maar er is nog steeds veel werk in het onderwijs. Met een bevolkingsgroei van bijna 3 procent per jaar blijft het moeilijk. Want hoe meer kinderen er geboren worden, hoe meer scholen en leerkrachten er nodig zijn. Unicef heeft een berekening laten maken. Als we verder gaan in het tempo van de eerste fase, dan kunnen pas in 2034 alle Malinese kinderen naar school.” Meneer Moussa kijkt naar de spelende kinderen op het schoolplein. “Als ik rondkijk, zie ik blije kinderen”, zegt hij. “Als ik het vergelijk met toen ik 39 jaar geleden begon als leraar, is er al heel wat verbeterd. De klassen zijn kleiner geworden, ze hebben leerboeken, ze worden slimmer. Deze kinderen hebben betere kansen dan mijn generatie ooit heeft gehad.”

(3)

1

In alinea I worden enkele sporthelden genoemd.

Welke naam hoort niet daarbij? A Eto’o

B Moussa C O’Neal D Williams

2

Alinea I wil ons iets vertellen over … A de kantoorruimte.

B de sporthelden. C het onderwijs. D het schoolhoofd.

3

De grootste wens van het schoolhoofd is, dat … A hij de sporthelden eens ontmoet.

B hij sportman wordt.

C zijn kantoor vergroot wordt.

D zijn leerlingen aan sport en spel kunnen doen.

4

Wat is waar volgens alinea I? De school heeft wel voldoende … A kantoorruimte.

B leerlingen. C sportmateriaal. D sportterreinen.

5

Lees r. 7 – 9: Moussa … klassen. Er volgen twee beweringen. I Kati is de hoofdstad van Mali. II De taal van Mali is Frans. Voor deze beweringen geldt … A I is juist.

B II is juist. C I en II zijn juist. D I en II zijn onjuist.

6

Vier leerlingen maken een kaartje van de ligging van het stadje Kati.

Welke kaart is juist?

7

In r. 12 staat: … bestaat die luxe niet. Over welke luxe gaat het dan?

A Elke klas heeft een eigen lokaal.

B Er zitten in de derde klas 84 leerlingen. C Er zijn twee zesde klassen met 27 leerlingen. D Er zijn genoeg leslokalen.

8

Lees alinea III goed en geef dan aan wat waar is. A Er wordt flink gebruik gemaakt van het gratis onderwijs.

B De ouders zijn de oorzaak van het slechte schoolbezoek.

C Na school doen veel jongens heel wat klusjes hier en daar.

D Het schoolhoofd vindt het niet zo erg, dat de meisjes thuis blijven.

9

Zie alinea III. Wat is waar?

Er is een wet die de ouders …

A de kans geeft om hun kinderen gratis onderwijs te laten volgen.

B toestaat hun meisjes onder schooltijd te laten meehelpen in de huishouding.

C verbiedt hun jongens klusjes te laten opknappen. D verplicht hun kinderen naar school te sturen.

(4)

Lees r.15 – 16: Maar ook … over.

Waarom houden de ouders hun kinderen thuis? A omdat ze boeren zijn

B omdat het onderwijs te duur is C omdat er te weinig leerkrachten zijn D omdat er weinig scholen zijn

11

Lees alinea IV.

Wat staat niet in het tienjarenplan? A Er moeten meer jongens dan meisjes naar school gaan.

B Men moet meer aandacht schenken aan meisjes uit arme gezinnen.

C Meer kinderen moeten lager onderwijs volgen. D Er moeten goed opgeleide leerkrachten en betere leermiddelen komen.

12

Zie alinea IV. Wat is waar?

I Het tienjarenplan krijgt steun van Unicef en sommige Europese landen.

II Mali wilde het tienjarenplan in 2001 afgerond hebben.

A I is waar. B II is waar.

C I en II zijn waar. D I en II zijn niet waar.

13

Wanneer zal de tweede periode van het tienjarenplan afgerond zijn?

A in 2005 B in 2006 C in 2010 D in 2011

Lees r. 26 – 27.

Hoe steunt Nederland Mali met het tienjarenplan? Nederland stuurt … A boeken. B bouwmaterialen. C geld. D leerkrachten. 15 Lees r. 33. Wie is Bert? A een ambassadeur B een inspecteur

C een Nederlandse helper D een Nederlandse onderwijzer

16

Lees alinea VI.

In r. 34 – 35 staat: Toch … nieuws. Er is dus ook slecht nieuws. Wat is het slechte nieuws?

A Er is niet veel geld beschikbaar.

B Ongeveer de helft van sommige programma- onderdelen is afgerond.

C De kostprijs van één klaslokaal is te hoog geschat.

D De bijscholing van leerkrachten is niet doorgegaan.

17

Zie r. 37: Waaraan dat … onderzocht. Men onderzoekt waarom …

A er zoveel scholen gebouwd zijn. B er veel minder geld gebruikt is.

C het Ministerie van Onderwijs 1800 scholen wil bouwen.

(5)

18

Waarnaar verwijst het woordje daarvan in r. 42? Het verwijst naar …

A andere. B geld. C corruptie. D verklaring.

19

Alinea VI gaat vooral over …

A het aantal scholen dat is gebouwd.

B het aantal leerkrachten dat is bijgeschoold. C het Ministerie van Onderwijs.

D het onderzoek naar het gebruikte geld.

20

Lees alinea VII.

Welke bewering is juist?

A De school in Kati is een heel moderne school.

B Schoolhoofd Moussa krijgt een kopieer- apparaat.

C Er zijn tweemaal zoveel kinderen als in 2001. D Er zijn nu genoeg leerkrachten.

21

In r. 48 staat: … verzucht meneer Moussa. Het schoolhoofd zucht, omdat …

A alles met de hand moet worden opgeschreven. B er geen schoon drinkwater is in de school. C er geen elektriciteit is in de school.

D er toetsen in de klassen gemaakt moeten worden.

22

Wat vertellen de laatste drie regels van alinea VII aan ons?

In die regels gaat het over … A de nadelen van het programma. B de voordelen van het programma. C een waarschuwing.

D een goede raad.

23

Lees r.53 – 56: Want hoe … naar school.

Wat is men te weten gekomen door de berekening van Unicef.

Men is te weten gekomen dat … A de bevolking te hard groeit. B er sneller gewerkt moet worden.

C alle Malinese kinderen naar school zullen gaan. D het tweede plan net als het eerste moet gaan.

24

Lees r.56 – 60.

Het belangrijkste wat je uit dit stukje te weten komt, is dat meester Moussa …

A moe is. B niet streng is. C oud is.

(6)

Tekst II

WERELD-HANDEN-WASSEN-DAG

15 oktober

I II III IV V VI VII 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41

Wie geregeld zijn handen wast, is minder vaak ziek. Wat jullie niet zien, en vaak ook niet weten, is dat overal in je leefomgeving en ook op je eigen lichaam micro-organismen zoals virussen, bacteriën en schimmels leven. Het zijn onzichtbare diertjes en plantjes. De meeste zijn onschuldig, maar sommige kunnen ziekten veroorzaken.

Je handen spelen een belangrijke rol in het overdragen van ziektekiemen. Handen zijn lichaamsdelen die veel gebruikt worden en onbeschermd met verschillende voorwerpen in aanraking komen. Denk maar aan jezelf, je gebruikt je handen om te baden, te eten, te jeuken, of de trapleuning vast te houden. Je verschoont je na gebruik van het toilet; je stapt in een bus en houdt de stoelen vast en je geeft of je ontvangt geld. Af en toe snuit je je neus of je peutert erin en daarna geef je je vriendje een hand of je pakt een stuk brood en stopt het in je mond.

Onze handen dragen bij elk van de activiteiten een aantal ziektekiemen en bacteriën over van de ene plaats naar de andere, ook als we elkaar vasthouden of iemand „netjes” een hand geven. Bacteriën en virussen zie je namelijk niet met je blote oog, maar ze zitten wel op je handen. Met je handen raak je meer aan dan je denkt. Als je je handen niet wast, verspreid je de bacteriën nog verder en zo kun je jezelf en anderen ziek maken.

Handen met zeep wassen is de manier om veel van deze ziekteverwekkers te verwijderen, ook al zien je handen er nog zo schoon uit! Het regelmatig wassen van onze handen met zeep is voor de gehele samenleving, maar in het bijzonder voor kinderen, één van de beste manieren om ziektes zoals diarree maar ook huidaandoeningen, worminfecties en ademhalingsproblemen te voorkomen. De belangrijkste momenten van handen wassen zijn na het poepen en vóór het eten.

Om schone handen te krijgen, moet er ook schoon water zijn. Bijna 50% van de wereldbevolking heeft geen schoon (drink) water. Vaak moet dit ook nog gesjouwd worden. Over de hele wereld zijn het de vrouwen die het water sjouwen, gemiddeld zo’n 6 kilometer per dag. Er zijn een heleboel problemen die te maken hebben met het gebrek aan schoon water. Het drinken van vies water en het niet wassen van de handen veroorzaken diarree, een veel voorkomende ziekte in de wereld. Per dag sterven 4500 kinderen aan diarree en bijna allemaal zijn jonger dan vijf jaar. Verder zijn er 1200 miljoen mensen die geen geschikte plek hebben om te poepen en die doen het gewoon in de open lucht.

Voor mensen die in Paramaribo en omgeving wonen, is het vaak vanzelfsprekend dat zij de kraan opendoen als zij schoon water willen. Maar niet in alle delen van het land is dat zo. Slechts weinig mensen in het binnenland hebben leidingwater. Voor scholen in het binnenland is dat een groot probleem. Ze moeten het water uit de rivier halen of regenwater verzamelen. Wanneer er geen schoon en veilig water beschikbaar is, dan moet men het water zuiveren. Dat kan op verschillende manieren gebeuren, bijvoorbeeld: water in een schone plastic fles 4 of 5 uren in de zon leggen. De gemakkelijkste manier is om het water te koken, te laten afkoelen en veilig op te bergen.

Unicef werkt in meer dan 90 landen mee aan het verkrijgen van schoon drinkwater en aan de verbetering van onhygiënische toestanden.

(7)

25

Lees alinea I en zeg dan welke zin waar is? A Alle bacteriën veroorzaken ziekten. B Als je geregeld je handen wast, word je nooit ziek.

C Bacteriën komen overal in onze leefomgeving voor.

D Bacteriën zijn gemakkelijk te zien op ons lichaam.

26

Regel 5: Je handen … ziektekiemen. Deze zin betekent dat …

A onze handen ziektes overbrengen. B onze handen een van de belangrijkste lichaamsdelen zijn.

C wij niet alles met onze handen moeten aanraken.

D wij onze handen geregeld moeten wassen.

27

Lees alinea II.

Waarom worden al deze activiteiten genoemd? Om je te laten zien …

A hoe nuttig je handen zijn. B hoeveel gevaar je loopt.

C wat je allemaal kunt vasthouden. D dat je niet in je neus moet peuteren.

28

Lees alinea II.

Welke activiteiten zijn zeer gevaarlijk? A baden en jeuken

B een hand geven en in de bus stappen C eten en tegelijk met geld omgaan

D na gebruik van het toilet de trapleuning vasthouden

29

Lees alinea III.

Het belangrijkste uit deze alinea is:

A Ziektekiemen zijn onzichtbaar, dus gevaarlijk. B Je moet je handen vaak wassen.

C Met je handen raak je alles aan. D Van bacteriën ga je dood.

30

Welk spreekwoord of welke uitdrukking past

niet bij alinea III?

A Gezondheid is de grootste schat. B Iets van de hand doen.

C Jong geleerd is oud gedaan. D Voorkomen is beter dan genezen.

31

Het woord „netjes” (r.13) staat tussen aanhalingstekens, omdat …

A men jou dan beleefd vindt. B dat bij het groeten hoort.

C je handen niet echt schoon zijn. D niet iedereen aan ziektes denkt.

32

Lees alinea IV. Wat is waar?

I Met zeep kan je alle ziekteverwekkers van je handen verwijderen.

II Als je handen er schoon uitzien, hoef je ze niet met zeep te wassen.

A I is waar. B II is waar.

C I en II zijn waar. D I en II zijn niet waar.

(8)

Lees alinea V. Wat is waar?

I 4500 kinderen van 5 jaar en ouder sterven dagelijks aan diarree.

II Mannen zorgen meestal dagelijks voor het halen van water.

A I is waar. B II is waar.

C I en II zijn waar. D I en II zijn niet waar.

34

Lees r. 32.

Met het woord vanzelfsprekend bedoelt men: A Je doet de kraan open en je verwacht schoon water.

B Er komt soms vuil water uit de kraan. C Voor schoon drinkwater kun je zelf zorgen. D Wie in Paramaribo en omgeving woont, krijgt altijd water uit de kraan.

35

Regel 33 – 34: Maar …zo. Men bedoelt hiermee dat …

A er niet altijd in Paramaribo schoon water uit de kraan komt.

B er niet in alle delen van ons land water te vinden is.

C niet in heel Suriname schoon water uit een kraan komt.

D niet alle mensen in de omgeving van Paramaribo schoon water hebben.

Alinea VI gaat vooral over …

A mensen in Paramaribo en hun water- problemen.

B mensen in het binnenland en hun water- problemen.

C vuil water op de scholen. D schoon water op de scholen.

37

Lees r. 34 – 35: Voor scholen … probleem. Wat is het probleem dan?

A het halen van water uit de rivier. B het ontbreken van leidingwater. C het verzamelen van regenwater. D het zuiveren van het water.

38

Lees r. 36 – 37: Wanneer … zuiveren. Het water wordt gezuiverd …

A om geen bacteriën erin te krijgen. B om je vuile handen te wassen. C om Unicef te helpen.

D om ziekten te voorkomen.

39

Lees r. 36 – 41. Wat is juist?

In deze regels staat, dat …

A afgekoeld water niet zuiver is. B alle water gezuiverd moet worden. C gekookt water veilig is.

D Unicef het veiligste water levert.

40

Wat is niet juist?

Gezuiverd water krijg je door … A de kraan open te draaien.

B het rivierwater op een veilige plek te bewaren. C het water uit regenbakken te koken.

D rivierwater in plastic flessen enkele uren in de zon te laten staan.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Na een paar uur krijg ik de volgende kans, een terugzakker en probeer direct contact met de vis te zoeken, maar deze gaat als een stoomtrein mijn richting uit, even is er contact

Laaggeschoolde en langdurig werklozen, die vaak nog te kampen hebben met andere belemmeringen in hun zoektocht naar werk, werden dankzij een tijdelijke

• Levend: ademt, eet, plant zich voort, ontwikkelt, groeit, neemt waar, beweegt, reageert, scheidt afvalstoffen uit (plant of dier)?. • Dood: heeft wel geleefd, maar leeft nu niet

Nog steeds wonen ruim 800 kinderen in Nederland op een plek waar het voor hen niet stabiel genoeg is.. Zij wachten tot ze groen licht krijgen en terecht kunnen in een fi

Dan is duidelijk of er voldoende argumenten bestaan vanuit de ambities voor werken, wonen en regionale bereikbaarheid in de gebiedsagenda Achterhoek 2020 om een verdere

‘Uit respect voor onze opdrachtgever communice- ren wij over het Dakpark alleen met de gemeente Rotterdam en niet met de media.’ Insiders mel- den dat de gemeente en de Koninklijke

Zodat kinderen vertrouwen hebben in onze samenleving, sterk in hun schoenen staan en opkomen voor hun eigen rechten en veiligheid.”3. “Als samenleving hebben we nog niet de

Omdat de kiezer zich uitsluitend economisch bedreigd voelt, maar niet fysiek – tenminste niet nationaal – en politici in heel Europa stelselmatig lijken te verzuimen om uit te