• No results found

Koffiepraat

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Koffiepraat"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Woordsprong

In de rubriek ‘Woordsprong’ maandelijks aan-dacht voor de oorsprong van allerlei woorden.

HANS BEELEN EN

NICOLINE VAN DER SIJS

Koffiepraat

samenstelling koffieleut. Maar dit

is minder plausibel: niet alleen is ‘koffie-koffie’ weinig zinvol, maar belangrijker is dat samenstellin-gen met -leut, -let of -lut in de be-tekenis ‘veeldrinker’ ouder zijn: in Vlaamse dialecten is in 1873 sprake van kaffielutte, jeneverlutte (‘persoon die veel koffie respectie-velijk jenever drinkt’). Nog eer-der, in 1663, is droncke-letten (‘zuipster’) genoteerd. Dit -leut is waarschijnlijk afgeleid van een Vlaams werkwoord lutten, dat staat voor ‘zuigen, lurken, drin-ken’.

Zuivere koffie

Al in 1870 wordt in de spreektaal de uitdrukking ‘Dat is geen zuive-re koffie’ gebezigd. In diezelfde periode werd (dure) gemalen kof-fie op allerlei manieren ‘vervalst’, bijvoorbeeld door deze te mengen met geroosterd meel van cichorei of eikels. Uit deze vervalsings-praktijken is de uitdrukking ‘Dat is geen zuivere koffie’ ontstaan.

Op de koffie komen

Op de koffie komen heeft naast de

letterlijke positieve betekenis ‘bij iemand koffie gaan drinken’ een overdrachtelijke negatieve beteke-nis: ‘bedrogen uitkomen, achter het net vissen’. Waarschijnlijk is de uitdrukking op de koffie komen een verkorting van lelijk op de

koffie komen, die voor het eerst

genoemd wordt in het spreek-woordenboek van P.J. Harrebo-mée uit 1864: “Hij kwam daar leelijk op de koffij.”

Andere koffie

‘Dat is andere koffie’ betekent in figuurlijke zin ‘dat werpt een heel ander licht op de zaak’. Ook deze uitdrukking komt reeds voor in de negentiende eeuw. In de roman

Stille wateren, diepe gronden van

Herman Théodore Chappuis (1889) vinden we een sprekend voorbeeld: “Dronken? Half dood is hij en over een uurtje misschien wel heelemaal! Dat is andere kof-fie.”

Koffie verkeerd

Je zou denken dat de benaming

koffie verkeerd, voor een kopje

koffie met meer melk dan koffie, typisch Nederlands is, maar de uitdrukking is een letterlijke ver-taling uit het Duits. De oudste Ne-derlandse vindplaats stamt uit 1862, uit een reisbeschrijving van de schrijver Klikspaan (Johannes Kneppelhout), ook bekend van zijn Studenten-typen: “voor de enge koffijhuizen beslaat de op elkander gepakte menigte de volle ruimte, bezig met het genot van haar eenvoudig ontbijt, van hare regte of verkeerde koffij”. Dit schreef Kneppelhout vanuit het kuuroord Karlsbad. De uitdruk-king verkeerde koffij wordt door hem gekenschetst als “Carlsbader kurtaal”: “Daar den meesten kur-gasten geene andere dan zeer slappe koffij wordt toegestaan, vragen zij gewoonlijk eine

ver-kehrte (…), wanneer de koffij

in het melkkannetje en de melk in de koffijkan wordt gediend.” In het Duits wordt koffie verkeerd tegenwoordig aangeduid als

Milchkaffee, maar nog steeds

be-staat er in Oostenrijk een Weense koffiespecialiteit met de naam

Kaffee verkehrt. Verkehrt betekent

hier ‘omgekeerd’: de verhouding tussen de koffie en de melk is om-gekeerd aan die van een normale kop koffie met melk. Er is dus niks fout aan koffie verkeerd.

<

‘Z

onder koffie geen mens’: met een verbruik van gemiddeld 3,2 kop-jes per dag per persoon zijn de Nederlanders na de Scandinavi-ers de grootste koffieleuten ter wereld. Geen wonder dat er in onze taal tal van spreektalige uit-drukkingen bestaan waar koffie een ingrediënt van is. Over de herkomst van onze koffiepraat, oftewel: wat is er fout aan koffie verkeerd?

Koffieleut

Een koffieleut is ‘iemand die graag veel koffie drinkt’. Waar het woord leut vandaan komt, is onduidelijk; wél is bekend dat het sinds de zeventiende eeuw voorkomt in de betekenis ‘grap, pret, plezier’. In 1634 schreef de dichter L. Vossius: “Om de leut gheliet hem of hy sliep” (‘Voor de grap deed hij alsof hij sliep.’) Aan het eind van de negentiende eeuw treffen we leut in een ande-re betekenis aan, namelijk die van ‘koffie en melk door elkaar gekookt’, of in het algemeen ‘kof-fie’. In die betekenis gold het toen als min of meer platte taal. De oudste vermelding is in het woordenboek van het Zaans uit 1897 van G.J. Boekenoogen: “Wil-je nag ’en koppie leut?” De betekenis ‘koffie’ zal over-drachtelijk zijn ontstaan uit die van ‘plezier’, net zoals ook de benaming bakkie troost een aan-duiding voor een kopje koffie is geworden. Ook die uitdrukking stamt uit de spreektaal, en op-nieuw is Boekenoogen de eerste die haar op schrift vermeldt, zij het nog niet in de vorm bakkie maar als “een koppie (kommetje enz.) troost”.

Maar leut kan behalve naar koffie ook verwijzen naar de kof-fiedrinker. Boekenoogen kende de persoonsaanduiding koffieleut al in het Zaans: “Moet je nou nòg ’en koppie hewwe? Wat ben-je toch ’en koffieleut.” Op het eerste gezicht lijkt leut in de betekenis ‘koffie’ het tweede deel van de

F o t o : 1 2 3 r f

240

O N Z E T A A L 2 0 1 4 • 9

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De melkveehouderij heeft met een balanswaarde van ongeveer 50 miljard euro bijna de helft van het kapitaal op agrarische bedrijven in handen.. Het eigen vermogen is

• de activiteiten moeten gericht zijn op de mondigheid en weerbaarheid en de onderlinge ondersteuning en hulpverlening, waarbij de professional een directe ondersteunende functie

Kritiek was er ook: het oorspronkelijke plan met 28 woningen zou te veel zijn voor het beschikbare oppervlak, er zou een rechtstreeks ontsluiting moeten komen vanaf de Oudeweg,

Mocht u door de inhoud van de vorige afleveringen van deze rubriek de indruk hebben gekregen dat de slide alleen door foraminiferen bevolkt wordt, in deze aflevering dan eens iets

Deze actualisering van het bestem- mingsplan is de eerste aanpassing sinds 1979 en gebleken is dat zich in de tussenliggende tijd veel bedrij- ven in dit gebied hebben gevestigd

Wat ter wereld ziet God dan toch in de mens, Dat Hij wordt de ‘Man aan het kruis’.. De Farizeeërs samen, ja ze kijken

Het feit dat het waterpeil zich in de tiende eeuw niet heeft kunnen herstellen bewijst echter dat de droogte zich niet tot enkele afzonderlijke jaren en evenmin tot

de negentiende eeuw, ook onder predikanten, wat opnieuw een ongekend verschijnsel in de kerkge- schiedenis markeert. De predikant die uit zich zelf opstapt omdat hij zich niet meer