P P F--F‘ F--P -P . w . . t--J . t--L . F N Iu t-J t-’ . iu l t_J fu
-l-1. SAMENVATTING
Om mestvarkens optimaal te kunnen laten produceren mag de tempe-ratuur ín de stal niet te ver dalen. Daalt de tempetempe-ratuur te ver, dan moet het dier extra warmte produceren om de
lichaamstempera-tuur constant te houden. Voor deze extra warmteproduktie wordt
een gedeelte van de energie uit het voer gebruikt, met als gevolg een verminderde groei. Wanneer deze grens wordt bereikt, is o.a. afhankelijk van het gewicht van de dieren, de voeropname, de vloeruitvoering en de luchtsnelheid in de stal. Op de meeste bedrijven verblijven de varkens gedurende de hele mestperiode in
dezelfde ruimte. Om in de wintermaanden te lage temperaturen,
vooral in het begin van de mestperiode te voorkomen, worden
mest-varkensstallen bij níeuw- of verbouw tegenwoordig veelal voorzien
van een (centraal-)verwarmíngssysteem. Op een beperkt aantal bedrijven worden de dieren echter een keer verplaatst bij een gewicht van + 40 kg. Van opleg tot + 40 kg worden ze gehouden in een verwarmde opvangruimte en daarna verplaatst naar een niet verwarmde afmestruimte.
In dit verslag worden de resultaten weergegeven van een onderzoek waarbij varkens zijn afgemest ín een halfroostervloerstal met of zonder bijverwarming.
Proefbehandelingen
Behandeling: 1: Verwarmd gedurende de hele mestperiode (controle
groep);
2: Verwarmd tot 2 35 kg. Vanaf + 35 kg tot afleveren geen verwarming;
3: Verwarmd tot + 45 kg. Vanaf t_ 45 kg tot afleveren
2
-In tabel 1 worden de resultaten weergegeven vanaf het begin van de proefbehandeling tot afleveren.
Tabel 1: Resultaten van de proefperiode
Performance of growíng pígs wíth and without
supplementary heatíng of the píghouse (weíghts ranges 35-210 kg resp. 45-110 kg) Aantal dieren opgelegd Behandelingen t.g.v. - diarree - kreupel - staartbijten - longaandoening Jitval t.n.v. - diarree - kreupel - staartbijten - diversen Technische resultaten Begingewicht (kg) Eíndgewícht (kg) Groeísnelheíd (g/dg) Voederconversíe (kg voer/kg groei) Voeropname (kg/dg) Slachtkwaliteit Semiddelde classí-ficatíe Jemíddelde rugspek-iíkte Percentage EAA + 1A
r
1 verw. Proefbeha 2 . niet verw. k 35 kg deling 1 verw. 3 niet verw. + 45 kg 160 160 160 160 3 0 5 0 36 20 24 16 2 4 0 2 23 93 26 61 38,9 38,5 47,l 46,6 109,7 108,l 112,7 111,8 809 791 832 819 3,lO 3,09 3,15 3,15 2,51 2,44 2,62 2,58 0,69 0,69 0,72 0,73 27,94 28,07 27,51 27,59 0.76 0.76 . 0.83 0.80,3
-Uit de statistische analyse blijkt, dat alleen het aantal behan-delingen ten gevolge van longaandoeningen duldelijk hoger ís geweest in de niet verwarmde behandelingsgroepen. Ten aanzien van de uitval konden geen duidelijke verschillen worden aangetoond. Hetzelfde geldt voor de technische resultaten, de slachtkwaliteit en de resultaten van het long- en leveronderzoek.
In tabel 2 worden de resultaten over de hele mestperiode weerge-geven
Tabel 2: Resultaten over de hele mestperiode
Performance of growing pí%gs ín housíng wíth and without addítíonal heatíng (average performance from 22 til1
110 kg
I
1antal dieren Dpgelegd 3ehandelíngen t.g.-V. - diarree - kreupel - staartbijten - longaan-doening - Uitval t.g.v. - diarree - kreupel - staartbijten - diversen Jroeí(g/dg) Voederconversie kg voer/kg groei Voeropname (kg/dg) Gem. classíf. Gem. rugsp.dikte Perc. EAA + 1A Pr 1 verw. 160 5 40 2 59 1 0 0 1 762 3,Ol 2,3c 0,6C 27,94 0.76 SbehandelinR 2 niet verw. + 35 kg -160 160 160 7 7 3 23 35 28 4 0 2 132 43 108 2 0 0 1 1 1 2 0 0 1 0 0 743 765 751 3,Ol 2,29 3,00 2,23 0,69 28,07 2,29 0,72 27,51 0.83 2,58 0,73 27,59 0,76 1 verw. 3 niet verw. + 45kg -0.80- 4
-Over de hele mestperiode zijn de verschillen gering. Alleen het aantal behandelingen ten gevolgen van longaandoeningen is dui-delijk verschillend geweest.
Conclusies
Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt, dat het aantal longaandoeningen duidelijk hoger is geweest in de afdelingen waarin na een gewicht van 2 40 kg niet is verwarmd.
Ook is er een tendens aanwezig, dat de voeropname en als gevolg
hiervan de groei lager is. Hierbij moet echter opgemerkt worden,
dat de resultaten sterk beïnvloed kunnen worden door het ventíla-tíeníveau en de isolatiewaarde van de stal.
- 5
-2. SUMMAR‘Y
In thís experiment have been studíed.
the effects of heatíng houses for growíng pígs Supplementary heatíng or no heatíng at al1 have been compared for two growth ranges; from 35 kg til1 slaughter (at 110 kg) and from 45 kg til1 slaughter.
The growíng pígs were housed ín partly slatted pens, each pen
contaíníng 8 pígs. The pen surface consísted for 2/3 of slats and
for 1/3 of solíd floor.
Al1 pígs have been kept ín heated houses ín the lower weíght ranges before the treatments were imposed. A total number of 640 growíng pígs have been ínvolved ín the comparíson. Pígs have been fed ad-líb at al1 tímes.
It has been found that anímals kept ín heated píg houses have a significant lower íncidence of lung affectíons than anímals kept
under unheated housing. NO significant dífferences ín mortalíty,
growth rate, feed intake, feed conversíon ratio or slaughter
6
-3. INLEIDING
Introduction
Het aantal varkensbedrijven neemt ín ons land af, terwijl het aantal dieren per bedrijf toeneemt. Automatisering, aanpassing van voermethoden en veranderingen van huísvestíngssystemen hebben
ertoe geleid, dat de arbeídsbehoefte per dier ín de loop der
jaren aanzienlijk is afgenomen. Hierdoor kunnen per arbeidskracht
meer dieren worden verzorgd. Door het gebruik van meer roosters
ín de hokken worden echter ook andere eisen gesteld aan het
klí-maat ín de stal. .
In het Handboek voor de Varkenshouderíj, uitgegeven door het Consulentschap ín Algemene Dienst voor Varkenshouderíj zijn alge-mene klímaatsnormen opgenomen voor de huisvesting van zowel
fok-als mestvarkens. Een belangrijk onderdeel van het klimaat ís de
temperatuur ín de stal. Om optimaal te kunnen produceren moet de
temperatuur ín de stal bínnen de thermoneutrale zone blijven. Wordt de temperatuur ín de stal hoger of lager (kritieke
tempera-tuur), dan zal het varken een gedeelte van de energie uít het
voer gaan gebruiken om de líchaamstemperatuur constant te houden. Gezíen het klímaat ín ons land ís voor mestvarkens met name de onderste kritieke temperatuur van belang. De temperatuur, waarbij de dieren nog ín de thermoneutrale zone kunnen worden gehouden,
ís o.a. afhankelijk van het gewicht van de dieren, de voeropname,
de vloeruitvoering en de luchtsnelheid ín de stal. Hoewel de on-derste krítíeke temperatuur fysíologísch gezien de laagst toege-stane waarde ís, worden voor de gewenste staltemperaturen íets hogere waarden gehanteerd. De temperatuureisen, zoals vermeld ín
- 9
-4.1.4. Proefindeling
Bij opleg ín de meststal (t 24 kg) zijn de biggen ingedeeld ín de proef. Hierbij ís een blokken-índelíng toegepast. Elk blok
bestaat uit twee hokken, verdeeld over twee afdelingen. In de ene
afdeling ís vanaf een gewicht van + 35 of + 45 kg niet verwarmd.-
-In de andere afdeling ís, indien nodig, gedurende de hele
mest-periode verwarmd. Om binnen één blok twee vergelijkbare groepen
te kunnen maken ís bij het indelen rekening gehouden met
erfe-lijke aanleg, geslacht, gewicht, leeftijd en voorgeschiedenis.
Elke afdeling ís ín twee keer volgelegd. De dieren ín blok 1 tot en met 5 zijn twee weken eerder opgelegd dan de dieren ín blok 6 tot en met 10.
4.1.5. Huisvesting
De proef ís uitgevoerd ín een stal, bestaande uit vier gelijke
afdelingen. Elke afdeling bestaat uit tien hokken. De hokken zijn
3,20 m diep en 2,20 m breed. De vloeruitvoering ís een zogenaamde
halfroostervloer (1/3 dicht en 2/3 rooster). Per hok zijn telkens acht dieren (vier borgen en víer geugen) opgelegd. In elk hok ís
een droogvoerb$k geplaats t (0,4 mL). De netto hokoppervlakte per
dier ís 0,83 mL geweest en de stalinhoud 2,7 mJ. Alle afdelingen zijn voorzien van een centraal verwarmíngssyste&m.
Bij de biggen ín de controlegroep ís de verwarming zonodig gedu-rende de hele mestperiode gebruikt. Bij de biggen ín
behande-língsgroep 2 en 3 ís de verwarming bij respectievelijk + 35 kg en
bij 5 45 kg uitgeschakeld.
Bij opleg ín de meststal ís de temperatuur ingesteld op 21°C, ge-leidelijk dalend tot 19'C bij het begin varì de proefbehandeling. Daarna ís de ingestelde temperatuur bij de controlegroep
geleíde-lijk teruggebracht tot 16'C bij een gewicht van i_ 60 kg. Deze
temperatuur ís tot het einde van de mestperiode ín de
controle-groep gehandhaafd. De buitenlucht ís rechtstreeks van buítenaf
aangevoerd door middel van mechanische ventilatie (onderdruk-systeem).
- 10
-4.1.6. Voedíng- en drinkwatervoorziening
Gedurende de hele mestperiode zijn de dieren onbeperkt gevoerd via een droogvoerbak met vier vreetplaatsen. Tot een líchaams-gewicht van 2 35 kg ís startvoer verstrekt (E.W. 1,03, bruto lysíne 0,98 %, R.E. 17,3 %). Daarna ís geleídelíjk binnen een week overgeschakeld op mestvarkensvoer (E.W. 1,03, bruto lysíne 080 % en R.E. 14,7 %). De gebruikte voeders waren normale han-delsvoeders die droog ín de vorm van korrels zijn verstrekt. Tot november 1982 bevatte zowel het start- als het mestvarkensvoer 190 mg koper. Híerna ís mestvarkensvoer met een kopergehalte van 125 mg gebruikt.
4.2. Verzameling en verwerking van de gegevens
Gedurende de proefperiode zijn de mínímum- en maximumtemperaturen
dagelijks geregistreerd. De varkens zijn gewogen bij opleg ín de
meststal en bij het begin van de proefbehandeling. Het levend eindgewicht ís berekend door vermenigvuldiging van het koud ge-slacht gewicht met de factor 1,3.
Om de voeropname per groeitraject te kunnen vaststellen ís bij de tussenwegíng en aan het eínde van de proefperiode de tot dan toe opgenomen hoeveelheid voer bepaald.
Het optreden en verloop van eventuele ziekten en/of behandelingen
ís steeds genoteerd. Voor zover deze plaats vonden bij
índíví-duele dieren ís dít gebeurd per díer. Betrof het een
groepsver-schijnsel of groepsbehandelíng, dan ís dit per hok vastgelegd.
De produktiekenmerken groeísnelheíd, voeropname per dag en
voe-derconversie voor de verschillende groeitrajecten zijn berekend als hokgemiddelden.
Betreffende de slachtkwalíteít zijn het percentage EAA + lA, de gemiddelde classífícatíe en de aan het geslachte varken bepaalde
gemiddelde spekdikte berekend. De berekeníngswíjze staat vermeld
- 11
-De spekdikte ís gemeten op vier plaatsen op de rugnaad, nl. op de
schouder, 10 cm voor aanhechting van de laatste rib, op de dikste
plaats van de lendenen en op de lendespier. De uitval onder de
dieren ís genoteerd. Díeren die voor het begin van de eigenlijke
proefbehandeling zijn uitgevallen zijn niet meegenomen ín de
berekeningen. De gegevens van dieren, die na een gewicht van 70
kg zijn uitgevallen zijn normaal meegenomen ín de berekeningen.
De kenmerken voerderconversíe, groeisnelheid en voeropname per
dag, gemiddelde classificatie en gemiddelde spekdikte zijn wís-kundig geanalyseerd met behulp Van varíantíe-analyse om vast te stellen of verschillen al dan niet op toeval berusten.
De resultaten staan vermeld ín bijlage 2. Er ís niet gecorrigeerd
voor verschíl ín begín- en eindgewicht ín de verschillende
groeí-trajecten.
Met behulp van de X 2-kwadraat toets ís nagegaan of tussen de
proefbehandelingen wezenlijke verschillen bestaan ín het aantal uitgevallen dieren, het percentage EAA + 1A en het aantal behan-delingen wegens gezondheídsstoorníssen. De resultaten staan ver-meld ín bijlage 2.
13
-5.2.
5.2.1.
Uit tabel 4 blijkt, dat ín de periode van opleg tot het begin van
de proefbehandeling de resultaten tussen de dríe proefbehande-língen niet veel van elkaar verschillen. Duidelijke verschillen
konden dan ook niet worden aangetoond. Verwacht mag worden dat de
geringe verschillen geen duidelijke invloed zullen hebben op het verdere verloop van de proef.
Resultaten tijdens de proefbehandeling
Gerealiseerde temperaturen
In tabel 5 staan de gemiddeld gerealiseerde temperaturen weer-gegeven per ronde en per week na begin van de proefbehandeling.
Tabel 5: Gemiddelde temperaturen vanaf begin (_1: 40 kg) tot het einde van de proefbehandeling.
Average ambient temperatures duríng the treatments
(growíng pígs from 40 til1 110 kg).
ronde ronde 1: week 27/11-1/3/82 verw. n-verw. 1 18,8 17,0 2 18,0 16,0 3 16,0 15,4 4 15,9 15,o 5 17,2 15,3 6 19,3 15,9 7 16,s 14,3 8 18,4 17,8 9 19,3 15,0 10 18,4 15,7 11 18,0 16,l 12 17,5 16,6 13 ____. ____ rem. 17.8 15.8 ronde 2: 15/12-29/3/82 verw. n-verw. 20,o 17,0 17,4 11,7 16,0 11,8 18,0 17,5 18,0 16,5 17,5 17,0 18,7 17,5 19,0 17,4 18,0 16,0 18,0 15,7 17,6 16,0 17,0 15,0 18,O 16.0 17.9 15.8 ronde 3: 4/11-7/2/83 verw. n-verw. 18,8 18,5 17,9 18,0 18,O 18,0 16,0 17,0 16,l 16,2 16,7 17,l 16,0 16,O 17,0 16,0 16,6 16,4 17,4 15,5 16,3 15,o 16,O 15,0 __-_ ____ 16.9 16,6 ronde 4: 4/1-28/3/83 verw. n-verw. 18,5 17,6 18,0 16,5 17,8 17,4 16,l 15,l 17,0 15,8 16,0 15,5 17,5 16,7 17,4 17,5 17,4 17,5 17,o 16,7 17,2 15,4 16,8 15,2 ___W --__ 17.2 16,4
5.2.2. Gezondheíd en uitval
14
-Uit de resultaten weergegeven in tabel 5 blijkt, dat de uítgangs-temperaturen in de verwarmde afdelingen goed zijn gerealiseerd. In de ronden 1 en 2 zijn de temperaturen ín de verwarmde afde-lingen íets hoger geweest dan ín de ronden 3 en 4. In de níet verwarmde afdelingen ís de situatie juist andersom geweest. Hier ís de temperatur ín de ronden 1 en 2 gemíddeld íets lager geweest dan ín de ronden 3 en 4.
In tabel 6 wordt het aantal behandelingen ten gevolge van gezond-heídsstoorníssen weergegeven en ín tabel 5 de uitval tijdens de proefperiode.
Tabel 6: Behandelingen ten gevolge van gezondheídsstoornissen
Veterínary treatments.
, Proefbehandelínn
1 2 l 1
1
verw. / niet verw.1 verw. 1Aantal dieren 160 + 35 kg 159 160 Behandelingen t.g.v. - diarree 3 0 5 - kreupel 36 20 24 - staartbijten 2 4 0 I- longaandoenínz 23 93 26 L 3 niet verw. + 45 kg 159 0 16 2 81
Uit de statische analyse blijkt, dat de gevonden verschillen niet
altijd duidelijk aan verschil ín behandeling kunnen worden toege-schreven. Alleen de behandelingen ten gevolge van longaandoeningen zijn duidelijk een gevolg van verschil ín behandeling. Dit geldt zowel bij verwarming tot + 35 kg als tot + 45 kg. De resultaten ín tabel 4 hebben betrekking op índívíduele behandelingen. In ronde 1 en 4 zijn bovendíen een week lang aan alle dieren medicijnen aan het voer toegevoegd ín verband met voorkomen van hoest en longaan-doeningen.
15
-Tabel 7: Uitval en uitvalsoorzaken
Mortality Aantal díeren Uitval t.g.v. - diarree - kreupel - staarbijten - diversen ,Totale uitval Proefbehandeling I -1 2 /
1
1verw. niet verw. verw.
2 35 kg I 3 niet verw. f: 45 kg 159 0 0 0 0 0 .
Uit de statistische analyse blijkt, dat de gevonden verschillen
weergegeven ín tabel 7 niet duidelijk een gevolg zijn van verschil in behandeling. Dit geldt zowel voor de diverse oorzaken als voor de totale uitval.
In tabel 8 wordt het resultaat van het long- en leveronderzoek weergegeven.
Tabel 8: Resultaten long- leveronderzoek in percentages van de onderzochte dieren
Results of lung and liver investigations (as percentage
of total number of investigated animals)
1
1I
l
verw. Niet aangetast Afgekeurde lever Aangetaste longen Aangetaste longen en afgekeurde lever Pleurítís 91 1 6 6 Proefbehanc 2 2 35 kg 93 0 1 1 2 verw. verw. 2 45 kg 96 94 2 0 4 5 0 0 0 1r ’ w cm
0
(D r* Y ti FL.0
r* 3 (D- 17
-5.3. Slachtkwaliteit
De invloed van het gebruik van wel en geen verwarming op de slachtkwaliteit na een gewicht van 5 35 kg en 2 45 kg wordt weergegeven in tabel 10.
Tabel 10: Slachtkwaliteit,
Slaughter qualíty characterístícs
Ldelína
2 1 3
verw. verw. verw.
+ 3 5 kg $I 4 5 kg
0,69 0,72 0,73
28,07 27,51 27,59
0 . 7 6 0 . 8 3 0 . 8 0 .
Uit de statistische analyse blijkt, dat de verkregen resultaten
niet duidelijk van elkaar verschillen.
5.4. Resultaten tijdens de hele mestperiode
In 5.1. en 5.2. zijn de resultaten van de voorperiode (gelijke
behandeling) en de proefperiode (verschillende behandeling) af-zonderlijk weergegeven.
In tabel 11 zijn deze resultaten samengevat ín een overzicht
(bl z. 20).
De resultaten van opleg tot afleveren geven alleen duidelijk verschíl te zien ín het aantal behandelingen ten gevolge van
longaandoeningen. Hoewel er een tendens aanwezig ís, dat de
voeropname en de groei ín groep 2 lager ís dan ín groep 1, kan dit niet als een duidelijk proefeffect worden gezien.
18
-Tabel 11: Resultaten over de hele mestperiode
Performance over the weight range 23 - 110 kg
Aantal dieren opgelegd Behandeling t.g.v. - diarree - kreupel - staartbijten - longaandoening Uitval t.g.v. - diarree - kreupel - staartbijten - diversen Groei (g/dg) Voederconversie
(kg voer per kg groei) Voeropname (kg/dg) Gem. classificatie Gem. rugspekdikte Percentage EAA + 1A
I
_
1 verw. 160 Proefbehan 2 Terw. f: 35kg 160 160 3 verw. + 45kg -160 5 7 7 3 40 23 35 28 2 4 0 2 59 132 43 108 762 743 765 751 3,03 3,Ol 2,3( 2,23 0,65 0,69 27,913 28,07 0.76 0.76 2,99 3,00 2,29 2,25 0,72 0,73 27,51 27,59 0.83 0.80 elina 1 verw.zj
r t:
?n3
5
cn 43
I+L
LJ. 3 N (I=: 3ET
a
fD ti? P 3 P- 3 N CZ: 3”oc
Y
R
w 3 a I,L* a P* rt ti 3 820
-Voor een betere praktische vertaling van de resultaten was het daarom beter geweest dat ín deze proef ín de afmestperíode beperkt gevoerd was.
Uitval en gezondheid
Uit de resultaten blijkt, dat de uitval tussen de behandelingen
niet duidelijk van elkaar verschílt. Wel zijn ín de groepen,
waarbij niet verwarmd ís, duidelijk meer behandelingen ingesteld
als gevolg van het voorkomen van hoest en longaandoeningen. Het ís echter niet bekend, hoeveel dieren dit geweest zijn.
Met name ín ronde 1 zijn veel behandelingen uitgevoerd. In deze ronde zijn ook gedurende een week aan alle dieren medicijnen via het voer verstrekt. Uit het long- en leveronderzoek blijkt, dat het aantal behandelingen niet van invloed ís geweest op het aantal afgekeurde of aangetaste longen.
Temperaturen
In de verwarmde afdelingen komt de gerealiseerde temperatuur goed overeen met de ingestelde temperatuur. In de niet verwarmde
afde-lingen ís de temperatuur ín ronde 1 en 2 gemiddeld 2°C lager
ge-weest dan ín de verwarmde afdelingen. In ronde 3 en 4 ís het
ver-schil kleiner geweest. Gezien de gemiddelde voeropname per dag en
de gerealiseerde temperaturen mag verondersteld worden, dat de
temperatuur, behalve ín ronde 2 ín week 2 en 3, níet beneden de
onderste krítíeke temperatuur ís geweest.
Het ís niet bekend hoe hoog het ventílatíeníveau ín de
verschíl-lende afdelingen ís geweest. In de praktijk kunnen de resultaten
nogal afwijken van de resultaten gevonden ín deze proef, omdat deze vooral door het ventílatíeníveau en de isolatiewaarde van de stal bepaald worden.
Mesterííresultaten
De mesterijresultaten, groei, voerderconversíe en voeropname
verschillen niet duidelijk van elkaar. Wel valt op, dat ín beide groepen, waarbij tijdens de proefperiode niet ís verwarmd, de
voeropname lager ís geweest, met als gevolg een íets lagere
- 21
-Wanneer zoals in de praktijk, beperkt wordt gevoerd, wordt het verschil ín groeisnelheid wellicht groter. Omdat bij beperkte voedering minder verbrandingswarmte vrijkomt zal het dier een gedeelte van het voer gaan gebruiken om de lichaamstemperatuur constant te'houden. Misschien is dat bij de hier gerealiseerde
temperaturen reeds het geval. Door harder te gaan voeren kan met
een lagere omgevingstemperatuur worden volstaan.
Slachtkwaliteit
Er zijn geen duidelijke verschillen gevonden in de
slachtkwali-teit, zodat op grond van deze resultaten de keuze, wel of niet
verwarmen, niet bepalend zal zijn.
Conclusies
Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt, dat wanneer in een halfroostervloerstal met directe luchtinlaat na een gewicht van
+ 40 kg niet wordt verwarmd,
- het aantal longaandoeningen
duide-lijk toeneemt. Ook is er een tendens aanwezig, dat de voeropname
en als gevolg hiervan de groei lager is. Hierbij moet echter op-gemerkt worden dat de resultaten sterk beïnvloed kunnen worden door het ventílatieniveau en de isloatíewaarde van de stal.
H 7 24 trf x P’ cn l * l * +
2
H 0Y -4 v1 w 00G
H
x 0Y0
wH
H
H M H + A HH
x23
-Bijlage 2 Statistische analyse
Behandelingen - díarree - kreupel - staartbijten - longaandoeningen - diversen Uítval - diarree - kreupel - longaandoeningen Techn. resultaten groei voederconversie voeropname Slachtkwaliteit gem. kwaliteit spekdikte perc. EM + 1A long- en lever-onderzoek 1 opleg -2 40 kg NS NS NS NS NS NS NS NS NS NS NS NS NS NS NS 2 2 40 kg -afleveren NS NS NS . p c 0,05 NS NS NS NS NS NS NS NS NS NS NS 1+2 Hele mest-periode NS NS NS p < 0,05 NS NS NS NS NS NS NS NS NS NS NS
c
3
‘d t-J I-J. w c0
Y0
I+ 100
026
-Exemplaren van proefverslagen kunnen worden verkregen door f 7,50 per verslag over te maken op postgirorekeningnummer 51.73.462 ten name van het Proefstation voor de Varkenshouderij, Lunerkampweg 7, 5245 NB ROSMALEN, onder vermelding van het gewenste verslagnummer.
U kunt zich ook abonneren op het periodiek PRAKTIJKONDERZOEK VARKENSHOUDERIJ. U ontvangt dan 6 keer per jaar een periodiek met daarin de resultaten van het onderzoek. U heeft dan de mogelijkheid om onderzoeksverslagen gratis te bestellen. Bovendíen ontvangt u de
jaarverslagen van de regionale proefbedrijven en het Proefstation\
gratis. U kunt zich hierop abonneren door f 35,-- over te maken op postgírorekeníngnummer 51.73.462 ten name van het Proefstation voor
de Varkenshouderíj, Lunerkampweg 7, 5245 NB ROSMALEN, onder