• No results found

Helping the needy : over de manieren waarop minima in Amsterdam hun huisdieren zien en hoe ze voor hen zorgen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Helping the needy : over de manieren waarop minima in Amsterdam hun huisdieren zien en hoe ze voor hen zorgen"

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Helping the needy

Over de manieren waarop minima in Amsterdam

hun huisdieren zien en hoe ze voor hen zorgen

Flore Burger (6074774) flore_burger@outlook.com

Masterscriptie 26 maart 2018, Amsterdam

Supervisor: Rob van Ginkel

Tweede en derde lezer: Oskar Verkaaik en Yolanda van Ede Master Culturele en Sociale Antropologie

Graduate School of Social Sciences Universiteit van Amsterdam

(2)
(3)

3

I love my dog as much as I love you.

But you may fade, my dog will always come through. Cat Stevens - I love my dog

(4)
(5)

5

Inhoudsopgave

Inleiding Armoede en huisdieren 7

Armoede 8 Definities 8 Armoede in beleid 9 Huisdieren 10 Definities 10 Voordelen 12 Kosten 12 Armoede en huisdieren 13 Hoofdstuk 1. Methoden 16 Informanten 16 Contact 16 Informanten 17 Onderzoeksmethoden 19 Sleutelinformanten 20 Peter 20 Babette 21 Inge 21 Tamara 21 Laura 22 Rob 22 Angela 23

Hoofdstuk 2. Betekenissen van huisdieren 25

Personificatie 25 Dierlijkheid 25 Natuurlijkheid 27 Familie 28 Communicatie 31 Voordelen 33 Huiselijkheid 33 Therapeutische effecten 34 Kennissen 35 Gezelligheid 36

(6)

6

Hoofdstuk 3. Praktische zorg 38

Aanschaf 38 Alledaagse zorg 40 Kosten 40 Tijd en energie 42 Omgevingsfactoren 43 Medische zorg 44 Verzekeringen 45 Huis-tuin-en-keukenmiddeltjes 45 Afscheid 47 Inslapen 47 Begraven en cremeren 48 Hoofdstuk 4. Regelingen 50 Beschikbare hulp 50 ADAM-regeling 50 Stichtingen 53 Alternatieven 54 Aparte dierenkliniek 54 Andere opties 55

Conclusie Geen onwil, maar onkunde 59

Dieren die mensen helpen 59

Mensen die dieren helpen 60

Instanties die mensen en dieren helpen 61

(7)

7

Inleiding.

Armoede en huisdieren

Eind 2016 werd door de Nederlandse Publieke Omroep de documentaireserie 'Schuldig' uitgezonden.1 Deze serie geeft een kijkje in de levens van vijf mensen met schulden in Amsterdam-Noord. Eén van hen is Dennis. Hij heeft een kleine dierenwinkel, die steeds minder goed loopt door concurrentie van internet en grote winkelketens. Bij al zijn leveranciers heeft hij schulden en om de haverklap staat er een deurwaarder aan zijn deur. Dennis is verstrikt geraakt in het bureaucratische systeem. Het is duidelijk dat hij het op deze manier niet lang meer zal volhouden. Zelfs zijn boekhouder raadt hem aan te stoppen met de winkel. Thuis houdt Dennis duiven; zijn duiven zijn alles voor hem. Hij neemt geen honden of katten meer, omdat hij dan te gehecht aan ze zou raken. Behalve zijn vader, die hem helpt met de winkel, laat hij niemand dichtbij komen: hij schaamt zich voor zijn situatie. Toch blijft hij vriendelijk tegen zijn klanten en leveranciers en komt zorgzaam en zachtmoedig over. Ondanks zijn situatie denkt hij na over mogelijkheden om het voor mensen in een soortgelijke situatie makkelijker te maken. Al nadat de eerste aflevering was uitgezonden had Dennis de harten van menig Nederlander gewonnen en kwamen vanuit het hele land steunbetuigingen binnen op zijn Facebookpagina.

Dit exemplarische geval van Dennis past in een trend van maatschappelijke aandacht voor mensen die in armoede leven. Daarbij wordt ook steeds vaker aandacht gegeven aan de rol die huisdieren hierbij kunnen spelen. Veel mensen met weinig geld hebben een huisdier. Dieren bieden bepaalde voordelen, maar kosten ook een hoop tijd en geld. Dus hoe gaan mensen met weinig geld hiermee om?

Als het gaat om huisdieren lijkt het erop dat de scheiding tussen mensen en dieren te vervagen, terwijl andere categorieën dieren in onze maatschappij voornamelijk gebruikt worden als producten, voor bijvoorbeeld voedsel of dierproeven. In de meeste sociale wetenschappen – waar specifiek naar menselijk gedrag wordt gekeken - wordt de grens tussen mensen en dieren scherp getrokken en wordt het onderscheid tussen beide vaak voor lief genomen. Daarentegen verschillen mensen biologisch gezien niet veel van dieren. Volgens veel antropologen die zich bezig houden met mens-dier relaties is het onderscheid niet natuurlijk, maar eerder een sociale constructie die classificaties mogelijk maakt.2

Huisdieren staan dichtbij mensen, zowel fysiek als emotioneel. Maar wanneer weinig geld beschikbaar is, komen mensen voor een dilemma te staan tussen de economische en sociaal-emotionele aspecten van het houden van huisdieren: wegen de baten op tegen de kosten? Omdat mensen met weinig geld meer genoodzaakt zijn zich dit af te vragen dan mensen met genoeg geld, denk ik dat zij mij meer kunnen vertellen over hun redenen voor het houden van huisdieren en de afwegingen die ze hierbij maken.

Mijn onderzoek behandelt hoe minima in Amsterdam hun huisdieren zien en hoe ze hiervoor zorgen. Dit is verder opgedeeld in drie delen. De titel van deze scriptie (Helping the needy),3 komt in elk van deze drie delen op een andere manier naar voren. Het eerste deel

1 'Schuldig' is gemaakt door Human.

<https://www.human.nl/schuldig/over-schuldig.html> geraadpleegd 19-11-2017. 2

Zie Hurn (2012) en Noske (1989).

(8)

8

gaat over de relaties tussen mensen en hun dieren. Wat betekenen huisdieren emotioneel en sociaal gezien voor hun baasjes? Helping the needy slaat hier op hoe dieren zorgen voor het welzijn van hun baasjes op sociaal, psychisch en lichamelijk vlak. Het tweede deel behandelt de praktische zorg voor dieren. Hoe gaan mensen om met de kosten die het houden van een dier met zich mee brengt? Hier gaat het om hoe mensen voor hun dieren zorgen. Deze twee delen omvatten het dilemma dat ik eerder schetste: hoe wegen de voordelen van het houden van dieren op tegen de nadelen ervan; of is het andersom? Het derde deel gaat over de verschillende vormen van hulp die er zijn voor mensen met weinig geld en hun dieren vanuit instanties van buitenaf. Zowel de needy als de helping zijn dus niet in elk deel hetzelfde, de focus op de richting van de hulp verschuift per deel.

De rest van deze introductie schetst de theoretische en lokale context van dit onderzoek. Hierbij worden de belangrijkste concepten uitgelegd en waar mogelijk gedefinieerd. Eerst behandel ik armoede in de hedendaagse Nederlandse maatschappij. Daarna ligt de focus op wat dieren zijn en hoe ze worden gezien. Tot slot breng ik beide onderwerpen samen.

Armoede

Dit onderzoek richt zich op mensen met weinig geld en huisdieren in Amsterdam. Het is daarom van belang te weten hoe naar het begrip 'armoede' wordt gekeken en welke definities gehanteerd worden. Hierbij bekijk ik ook kort de rol van beleid en professionals op dit gebied. Dit beleidsaspect is vooral belangrijk wanneer in hoofdstuk 4 de rol van de gemeente en stichtingen wordt behandeld.

Definities

Iedereen in Nederland heeft in beginsel een dak boven zijn hoofd, hoeft geen honger te lijden, heeft kleding en toegang tot medische zorg en onderwijs. Van armoede, of beter gezegd inkomensarmoede, is sprake als het inkomen niet voldoende is om een bepaald consumptieniveau te realiseren dat in Nederland als minimaal noodzakelijk wordt geacht.

CBS (Arts & Otten 2016: 18) Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is armoede tegenwoordig niet meer een gebrek aan eerste levensbehoeften, maar betekent het dat "een bepaald consumptieniveau" niet wordt bereikt. Het gaat over de mogelijkheden die iemand heeft om dingen te kopen en dingen te doen waarvoor geld nodig is. Het is voor mensen met weinig geld vaak onmogelijk dingen in hun vrije tijd te doen waarvoor geld nodig is, waardoor sociale participatie minder makkelijk toegankelijk is (Wildeboer Schut, Goderis & Hoff 2016). Dit kan ervoor zorgen dat mensen zich niet volledig kunnen ontplooien en op deze manier een deel van hun 'zelf' verliezen (Dalrymple 1999).

Maar wanneer is iemand in Nederland nou precies arm? Het CBS hanteert de 'lage-inkomensgrens'.4 Deze grens ligt grofweg bij de hoogte van een bijstandsuitkering, maar ook

4

CBS 'Begrippen'; 'Lage-inkomensgrens' en 'Laag inkomen'.

(9)

9

"de verblijfsduur onder de inkomensgrens, de vermogenspositie, de omvang van de vaste lasten en het oordeel over de eigen financiële positie"5 worden hierbij meegenomen.

De gemeente Amsterdam bepaalt op een andere manier of iemand een 'laag inkomen' heeft. Mensen met een laag inkomen kunnen een Stadspas aanvragen. Iedere volwassen Amsterdammer kan deze pas aanvragen als het gezinsinkomen niet hoger is dan 120% van het bijstandsniveau en het vermogen van het gezin niet hoger is dan een bepaald bedrag.6 Deze criteria zijn makkelijker te hanteren en onderzoeken dan die van het CBS. Wanneer ik verderop in dit onderzoek heb over 'armoede' bespreek ik het verschijnsel armoede in de maatschappij. Wanneer het echter gaat over de mensen die zich in deze situatie bevinden, zal ik het niet hebben over 'arme mensen', maar over 'minima', 'mensen met een laag inkomen' of 'mensen met weinig geld'. Een reden hiervoor is dat 'armoede' minder connotaties heeft dan 'arm mens'. Met dit tweede kunnen tal van andere dingen bedoeld worden, waarvan de meeste een normatieve lading hebben. Dit is minder het geval wanneer het gaat over 'armoede' als verschijnsel. Een andere reden is dat mijn informanten zich prettiger voelen bij deze benamingen.

Met de termen 'minima', 'mensen met een laag inkomen' en 'mensen met weinig geld' bedoel ik hetzelfde, ook al zijn de exacte definities ervan misschien niet helemaal overeenkomstig. Het gaat hierbij niet om wat iemand exact te besteden heeft, maar over het feit dat iemand zichzelf in deze categorie plaatst. Sommige van mijn informanten vallen niet binnen de grens die de gemeente Amsterdam stelt voor het verkrijgen van een Stadspas. Toch hebben deze mensen contact met mij opgenomen en bestempelen zij zichzelf als iemand met een laag inkomen of weinig geld. Natuurlijk kijk ik wel naar het daadwerkelijke inkomen, maar de grens ligt hierbij niet zo vast als bij de gemeente of het CBS.

Armoede in beleid

Dat armoede in de hedendaagse Nederlandse samenleving moeilijk te definiëren is, is volgens socioloog Engbersen (1998) te wijten aan de framing van feiten over armoede. "Het feit dat lage inkomensgroepen in het bezit zijn van duurzame consumptiegoederen is voor de een het bewijs dat er geen armoede is, en voor de ander een illustratie dat moderne armoede niet zozeer een probleem is van materiële deprivatie, maar vooral van sociale deprivatie" (ibid.: 14).

Deze framing is ontstaan en werkt door in en vanuit beleid. Dit uitvoering van beleid in welzijnswerk is volgens sociologen Tonkens en Duyvendak (2003) in West-Europa sterk veranderd gedurende de vorige eeuw. Tot de jaren zestig van de vorige eeuw was de uitvoering van welzijnswerk erg paternalistisch. Daarna kwam steeds meer het idee op van zelfontplooiing, dat inging tegen dit paternalisme. In de jaren negentig mondde dit uit in twee verschillende ideeën over paternalisme. Aan de ene kant gaat het om 'liberaal neopaternalisme', aan de andere kant om 'zorgend neopaternalisme'. De liberale variant heeft zelfbeschikking hoog in het vaandel staan waarbij vrijheid van de één alleen kan <https://www.cbs.nl/nl-nl/onze-diensten/methoden/begrippen?tab=l#id=laag-inkomen> geraadpleegd 6-2-2018. 5 CBS 'Begrippen'; 'Armoede'. <https://www.cbs.nl/nl-nl/onze-diensten/methoden/begrippen?tab=a#id=armoede> geraadpleegd 6-2-2018. 6

Gemeente Amsterdam 'Stadspas aanvragen'; 'Voorwaarden'.

<https://www.amsterdam.nl/veelgevraagd/?productid=%7BABFA8C5C-1EBF-4F95-8FF8-DAD74C2FED9F%7D#case_%7B4406436D-CF74-463B-9358-D3791D156A6F%7D> geraadpleegd 6-2-2018.

(10)

10

worden ingeperkt vanwege de vrijheid van de ander. Wanneer dit gebeurt moeten welzijnswerkers ingrijpen, ook als niet door de betreffende persoon zelf om hulp is gevraagd. De zorgende variant kan worden beschouwd als kritiek op de liberale variant. Paternalisme wordt hier opnieuw omarmd. Waar in het liberale idee alleen wordt ingegrepen wanneer iemand de vrijheid van een ander beperkt, gaat het bij het zorgende idee om de levenskwaliteit van cliënten: welzijnswerkers moeten balanceren tussen zorgen en controleren.

Nederland heeft momenteel een regering waar de VVD de grootste partij is. Deze partij staat voor een democratie met lage belastingen en vrijheid en verantwoordelijkheid als kernwaarden.7 De nadruk op individuele verantwoordelijkheid in plaats van op zorgend paternalisme laat zien dat de overheid relatief neoliberaal is. Mensen worden alleen geholpen als ze daar zelf om vragen, tenzij ze een direct gevaar vormen voor zichzelf of hun omgeving. Voor mensen met weinig geld betekent dit dat ze financiële hulp en regelingen zelf moeten vinden en hiernaar niet automatisch worden doorverwezen.

De verschillen tussen hoge en lage inkomens in Nederland zijn niet groot, vergeleken met andere EU-landen. Toch heeft meer dan tien procent van de Nederlandse huishoudens een laag inkomen. Daarbij spannen Amsterdam en Rotterdam de kroon: in deze steden ligt dit percentage rond de achttien procent (Arts & Otten 2016: 18).

We zien dus dat armoede in de Nederlandse samenleving meer gaat over de mogelijkheden tot het aanschaffen van luxe artikelen dan over het waarborgen van basisbehoeften. Gedurende lange tijd werden huisdieren gezien als luxe, tegenwoordig is dit steeds minder het geval. Toch blijft deze kwestie lastig: kunnen mensen met weinig geld het zich veroorloven om een dier te hebben?

Om het voor deze mensen makkelijker te maken zijn er regelingen vanuit de gemeente en stichtingen. Mensen moeten echter zelf om hulp vragen.

Huisdieren

Nu het duidelijker is wie er worden bedoeld met 'minima' of 'mensen met weinig geld' is het tijd om te bekijken wat huisdieren eigenlijk zijn. In deze paragraaf ga ik eerst in op de definities en daarna op de voor- en nadelen van het hebben van een huisdier volgens bestaande sociaalwetenschappelijke theorieën.

Definities

Het is moeilijk te definiëren wanneer een dier precies een huisdier is. Daarom leggen de meeste auteurs de nadruk op specifieke kenmerken van huisdieren, in plaats van te werken met een statische definitie. Een aantal van deze kenmerken, die niet gelden voor andere dieren, worden algemeen geaccepteerd. De Nederlandse antropoloog en filosoof Lemaire stelt dat de belangrijkste kenmerken van huisdieren zijn dat ze (1) worden opgenomen in het

7

Terug te lezen en meer informatie te vinden op: 'Dit is de VVD' en 'Standpunten' van de VVD. <https://www.vvd.nl/vereniging/> geraadpleegd 29-3-2017.

(11)

11

huishouden, (2) eigennamen hebben, (3) worden verzorgd en/of verwend en (4) een bepaalde menselijkheid toegekend krijgen door hun baasjes (2017: 21). Een soortgelijk idee komt naar voren bij de socioloog Franklin, die een vierledige definitie van huisdieren hanteert (1999: 86-87). De eerste twee componenten zijn hetzelfde als bij Lemaire; daarnaast noemt hij dat huisdieren niet worden gegeten en dat ze worden geadopteerd, alsof het kinderen zijn.

Er zijn echter ook andere definities mogelijk. De antropoloog Hurn brengt verschillende definities uit woordenboeken samen en vindt zo de volgende definitie van een huisdier: een (hand)tam dier dat voor de gezelligheid wordt gehouden en wat individueel wordt uitgekozen voor een voorkeursbehandeling (2012: 98). Hieraan voegt ze toe dat huisdieren eigendom zijn van hun baasjes, die er bijna absolute macht over hebben. Hurn gebruikt de ideeën van antropoloog Mullin, die huisdieren beschrijft als goederen die door mensen worden gebruikt om een identiteit te vormen, net als het geval is met andere goederen (1999: 215-216). Mullin stelt aan de andere kant echter ook dat huisdieren kunnen worden gezien als familie of vrienden die zorg en emotionele binding oproepen (ibid.).

Verder zijn er wetenschappers die voornamelijk focussen op de negatieve kant van het houden van huisdieren. De socioloog Irvine definieert huisdieren als een klasse dieren die bestaat voor menselijk gebruik (2004: 5), waardoor huisdieren in dezelfde categorie vallen als vee. Bedrijfswetenschapper Belk (1996: 123-124) stelt zelfs dat huisdieren eigenlijk slaven zijn, omdat ze op dezelfde manier verhandeld worden. Dit idee behelst een hiërarchische verhouding tussen baasjes en huisdieren, waarbij dieren veel meer afhankelijk zijn van mensen dan andersom.

In mijn onderzoek beschouw ik dieren als huisdieren als voldaan wordt aan verschillende kenmerken die hiervoor zijn beschreven. Ik kies hiervoor omdat het niet mijn bedoeling is de ethische discussie aan te gaan over het houden van huisdieren in het algemeen, zoals Irvine en Belk wel doen. Mijn aandacht gaat alleen uit naar wat mensen over hun dieren denken en niet andersom. Ik ben wel geïnteresseerd hoe baasjes zelf denken dat hun dieren hen zien, maar niet of dit biologisch gezien mogelijk is voor deze dieren.

Een dier wordt in mijn onderzoek benoemd als huisdier als het bij mensen thuis woont, wordt verzorgd en niet wordt gehouden om later op te eten. Hierbij laat ik enkele kenmerken bewust weg; namelijk het hebben van een eigennaam en het toekennen van menselijkheid aan een dier. Voor sommige informanten bleek het geven van namen aan dieren geen toevoeging. Dit leek echter niets af te doen aan de liefde voor dit dier of de verzorging ervan. Het lijkt mij dus niet gepast een dier niet als huisdier te benoemen omdat het geen individuele naam heeft gekregen van zijn baasje. Het toekennen van menselijkheid aan dieren zie ik niet als criterium, omdat dit juist is wat in deze studie wordt onderzocht.

Daarnaast gaat het in de literatuur en media vaak over de eigenaar van een huisdier. Voor de wet is een dier inderdaad eigendom van iemand en is iemand dus de eigenaar van een dier. Dit klinkt voor mijn informanten niet goed: een dier is voor hun gevoel geen eigendom en dus ben je er ook geen eigenaar van. Daarom heb ik het over 'baasje' in plaats van 'eigenaar'. Ook dit veronderstelt een hiërarchische verhouding, maar het dier wordt hierdoor niet op één lijn gezet met bijvoorbeeld een bankstel. Een baasje kun je zijn over levende wezens, een eigenaar niet.

(12)

12 Voordelen

Nu we iets beter weten hoe huisdieren gedefinieerd kunnen worden, is het ook van belang te bekijken waarom mensen een dier in huis nemen. In de literatuur komt naar voren dat mensen hier verschillende redenen voor kunnen hebben.

Volgens verschillende onderzoeken is het hebben van een huisdier goed voor de gezondheid. Er zijn bijvoorbeeld onderzoeken die uitwijzen dat mensen met huisdieren een lagere bloeddruk hebben en minder kans hebben op hartaandoeningen (Hurn 2012: 102; Franklin 1999: 101-103; Serpell 1991). Ook vereisen bepaalde soorten huisdieren meer fysieke activiteit van hun baasjes, zoals het duidelijkst het geval is bij het uitlaten van honden (Hurn 2012: 102). Tevens blijken huisdieren een bepaald therapeutisch effect te hebben, waardoor hun baasjes minder lijden aan depressies (Franklin 1999: 101).

Dit therapeutische effect komt ook naar voren als het gaat om kinderen. Onderzoek toont aan dat dieren kinderen met emotionele problemen kunnen helpen bij hun communicatie en het opbouwen van relaties (ibid.: 103). Vaak worden huisdieren aan kinderen gegeven om hen compassie en verantwoordelijkheid bij te brengen en om te leren omgaan met leven en dood (Hurn 2012: 100).

In onze hedendaagse geïndividualiseerde samenleving, met kleinere huishoudens en minder sterke familiebanden, kunnen huisdieren zorgen voor liefde vanwege de langdurige band met hun baasjes (Franklin 1999: 84-85, 98; Nast 2006: 320). Op deze manier worden dieren gezien als familieleden of vrienden, waardoor ze bijna menselijk worden. Met dit 'antropomorfisme' wordt de grens tussen mens en dier op de proef gesteld en soms zelfs verworpen (Hurn 2012: 108-109; Belk 1996: 131-134; Franklin 1999: 86; Shell 1986: 121).

Verder kunnen huisdieren door hun baasjes gebruikt worden om een identiteit of status op te bouwen. Het hebben van een bepaalde diersoort of ras kan samenhangen met het behoren tot een bepaalde sociale of economische klasse (Hurn 2012: 102-106; Franklin 1999: 98-101). Dit heeft te maken met de verantwoordelijkheden en kosten die het hebben van een bepaald dier met zich meebrengt. Het hebben van een dier zorgt ervoor dat je een groot deel van je leven moet aanpassen: reizen wordt moeilijker, dieren geven troep, je moet bepaalde routines volgen en dieren kosten veel geld en tijd (Belk 1996: 128).

Omdat het algemene idee is dat dieren hun baasjes plezier, gezelschap en veiligheid geven, claimt taalwetenschapper Shell dat huisdieren nog steeds goederen zijn (1986: 121). Als kritiek hierop stelt politicoloog Nast dat naast deze commodificatie van dieren ook processen van dominantie, affectie en liefde spelen wanneer het gaat om het houden van huisdieren (2006: 304, 320). Als we deze standpunten samenbrengen, kunnen we concluderen dat dieren te plaatsen zijn tussen personen en goederen in.

Het hebben van een huisdier kan dus zorgen voor een betere fysieke, sociale en geestelijke gezondheid. Hoofdstuk 2 vergelijkt deze ideeën met de redenen die mijn informanten met weinig geld geven voor het hebben van een huisdier.

Kosten

Huisdieren kunnen een positief effect hebben op hun baasjes, maar het hebben van huisdieren brengt ook kosten met zich mee.

(13)

13

Bijna zestig procent van alle Nederlandse huishouden heeft één of meerdere huisdieren. In 2015 werden in Nederland meer dan 33 miljoen huisdieren gehouden (Heijst et. al. 2015: 8). De kosten van een huisdier verschillen per soort, ras en individueel dier. Zo worden sommige rassen doorgefokt, waardoor bepaalde kwalen steeds meer voorkomen. Ook kan het zijn dat een dier bepaalde allergieën of ziektes blijkt te hebben die bij de aanschaf niet meteen duidelijk waren. Deze kosten kunnen flink oplopen, zeker wanneer het gaat om medische zorg. In hoofdstuk 3 gaan we dieper in op de specifieke kosten van en voor huisdieren.

De kosten zijn echter niet alleen afhankelijk van wat een dier nodig heeft, maar worden ook beïnvloed door de retoriek van de markt voor dierenproducten. Er worden steeds meer verzorgingsproducten, behandelingen en diervoeders aangeboden en geadverteerd. Deze producten zijn niet noodzakelijk voor een goede verzorging, maar door de marketing ervan en de publieke opinie kan dit wel zo lijken. Deze producten zijn vooral een uiting van luxe en status (Haraway 2008: 45-67).

Aan het houden van huisdieren zitten zowel voor- als nadelen vast. Dieren kunnen zorgen voor een betere gezondheid van het baasje, maar die moet op zijn beurt zorgen voor de gezondheid en het welzijn van zijn dier.

Armoede en huisdieren

We hebben nu gezien hoe armoede in Nederland aanwezig is en hoe beleid hierop aansluit. Verder hebben we gekeken naar wat huisdieren zijn en welke kosten en baten hierbij kunnen spelen. In deze paragraaf zal ik beide samenvoegen.

Over de combinatie van armoede en het houden van dieren is weinig wetenschappelijke literatuur te vinden. Dit is opvallend, aangezien het eerder geponeerde dilemma tussen de voor- en nadelen van het houden van dieren op een andere manier aanwezig is voor mensen met een laag budget. De kosten van huisdieren zijn voor mensen met weinig geld relatief hoog, maar blijkbaar wegen de baten hier voor veel mensen toch tegenop.

Eén van de weinige studies over dit onderwerp is gedaan door socioloog Irvine (2013). Zij onderzocht daklozen met huisdieren in de Verenigde Staten. De problemen die deze daklozen tegenkomen met betrekking tot het houden van dieren zijn voor mijn informanten natuurlijk niet hetzelfde, omdat ze in een andere situatie verkeren. Toch zijn er overeenkomsten tussen deze daklozen en mijn informanten en de manieren waarop ze hun dieren verzorgen.

Irvine maakt gebruik van het werk van Goffman over stigma. Goffman legt uit dat mensen normatieve verwachtingen hebben van anderen, waarvan ze zich vaak niet bewust zijn (1990 [1963]: 11-17). Wanneer aan deze verwachtingen niet op een positieve manier wordt voldaan, wordt de ander gereduceerd van een gehele, gewone persoon tot een aangetast persoon (ibid.: 12). Als dit gebeurt krijgt de ander een stigma. Irvine kijkt voornamelijk naar hoe mensen omgaan met een stigma. In hoofdstuk 4 komt dit onderwerp uitvoeriger aan bod.

Verder ligt de focus van Irvine op het vertellen van verhalen. Zij hecht veel waarde aan hoe mensen hun situatie zelf uitleggen en hoe ze zeggen hun dieren te zien. Deze focus

(14)

14

komt voort uit het idee dat mensen hun eigen identiteit en zelf vormen door middel van het bedenken en vertellen van verhalen. Dit is de reden dat ze voornamelijk gebruik maakt van interviews (2013: 6-7). Op interviewen als onderzoeksmethode zal ik ingaan in het volgende hoofdstuk. In de overige hoofdstukken zal ik mijn bevindingen met die van Irvine vergelijken wanneer dit gepast is.

Een andere studie die nuttig is voor mijn onderzoek is die van de antropoloog Shir-Vertesh (2012). Deze studie, over de antropomorfisering van huisdieren, gaat niet in op de effecten van armoede. Toch blijkt deze studie goed aan te sluiten op mijn onderzoek. Shir-Vertesh deed onderzoek naar mensen en hun dieren in Israël en ziet daar een vervaging van de grenzen tussen menselijke en dierlijke leden van het gezin (ibid.: 420). Eén van haar bevindingen is dat mensen hun dieren vaak benoemen als kinderen. Daartegenover beschrijft ze dat dieren een 'flexibele persoonlijkheid' (flexible personhood) hebben. Dit betekent dat mensen hun dieren een persoonlijkheid aanmeten op een opportunistische manier. Wanneer zich veranderingen voordoen waardoor het dier niet meer past binnen het huishouden wordt deze persoonlijkheid weggehaald (ibid.: 421). De flexibele persoonlijkheid van huisdieren zorgt ervoor dat het dier aan de ene kant als persoon wordt gezien, maar aan de andere kant ook als iets anders (ibid.: 425). Hoe mensen hun dieren zien is dynamisch: het ene moment zijn het personen, het andere moment niet meer (ibid.: 429). Deze studie toont aan dat dieren niet altijd in een bepaalde categorie hoeven te passen, zoals veel anderen die zich met dit onderwerp hebben bezig gehouden wel claimen,8 maar dat ze een plek innemen tussen een product en een persoon.

In mijn onderzoek gebruik ik de notie van flexibele persoonlijkheid iets anders. In plaats van dit te zien als een opportunistische strategie om de mogelijkheden open te houden, zie ik het als een afweging van belangen. Met andere woorden: wanneer wegen de voordelen van het hebben van een huisdier niet meer op tegen de kosten ervan? Deze aanpassing gaat minder uit van het depersonaliseren van een dier wanneer iemand hier niet meer voor kan zorgen. In de volgende hoofdstukken kom ik hierop terug wanneer deze overweging wordt gemaakt.

Er is dus weinig sociaalwetenschappelijke literatuur over de combinatie van armoede en huisdieren. Dit onderzoek is erop gericht inzichten te geven die een aanvulling bieden op dit vlak. Dit kan zowel van belang zijn wanneer het gaat over de kosten en baten van huisdieren als over beleid dat zich richt op het helpen van mensen met weinig geld.

In het eerste hoofdstuk worden mijn methoden om informanten te vinden en te onderzoeken behandeld. Verder worden mijn sleutelinformanten – die in de latere hoofdstukken aan het woord komen – geïntroduceerd.

Het tweede hoofdstuk gaat over de betekenissen van huisdieren voor hun baasjes en de redenen om dieren in huis te hebben. De nadruk ligt daarbij op de relaties tussen mensen en hun dieren. Zoals eerder gezegd wordt hier ingezoomd op hoe huisdieren hun baasje helpen in hun leven.

(15)

15

In het derde hoofdstuk ligt de focus op de kosten van en voor dieren. Dit hoofdstuk behandelt praktische kwesties bij de verzorging van huisdieren. Het gaat over hoe baasjes hun dieren helpen en verzorgen.

Het tweede en derde hoofdstuk vormen samen het eerdergenoemde dilemma tussen de kosten en baten van het houden van huisdieren door mensen met weinig geld. Het tweede hoofdstuk gaat meer over de voordelen, het derde meer over de nadelen. Toch is dit onderscheid niet zo simpel te maken. Beide hoofdstukken bevatten deze afweging van belangen. Wat voor de één een belangrijk voordeel is, kan voor de ander compleet onbelangrijk zijn.

Het vierde en laatste hoofdstuk bespreekt de verschillende mogelijkheden van hulp die er zijn voor minima en hun huisdieren. Dit hoofdstuk bestaat uit twee delen. Het eerste laat zien welke regelingen er nu zijn voor mensen met weinig geld en huisdieren in Amsterdam. Het tweede deel gaat over mogelijke alternatieven hiervoor. Het gaat over hoe de overheid en organisaties minima en hun dieren helpen.

(16)

16

Hoofdstuk 1.

Methoden

Voor dit onderzoek heb ik zowel gesproken met mensen met een laag inkomen en huisdieren in Amsterdam als met verschillende professionals die betrokken zijn bij de regelingen en stichtingen die er voor deze mensen zijn. De professionals heb ik benaderd via e-mail en met degenen die hiervoor openstonden heb ik daarna een afspraak gemaakt om een interview te houden of een dag mee te lopen; dat wordt in hoofdstuk 4 besproken. Dit hoofdstuk gaat voornamelijk over de informanten met een laag inkomen en huisdieren in Amsterdam en de methoden om deze mensen te vinden en onderzoeken.

In het eerste deel van dit hoofdstuk bespreek ik mijn methoden om informanten te vinden, de mensen met wie ik heb gesproken en hoe dit in zijn werk ging. In het laatste deel worden mijn sleutelinformanten geïntroduceerd, die in de volgende hoofdstukken aan het woord komen.

Informanten Contact

Mijn empirisch onderzoek begon met het vinden van minima met huisdieren in Amsterdam die mij wilden helpen met mijn onderzoek. In eerste instantie had ik gedacht deze mensen te vinden via de gemeente en verschillende stichtingen die regelingen hebben voor financiële hulp aan minima met huisdieren. Dit bleek echter niet mogelijk, aangezien deze organisaties hun cliënten anoniem houden en zodoende geen contactgegevens konden delen.

Daarom heb ik informanten gezocht door flyers en posters (zoals hiernaast te zien) achter te laten bij alle dierenwinkels en –klinieken in Amsterdam die dit goed vonden. In totaal heb ik bij 26 dierenklinieken, 35 dierenwinkels en het dierenasiel flyers neergelegd en/of een poster opgehangen. Daarnaast heb ik – toen ik na een aantal weken merkte dat er niet veel mensen meer reageerden – mijn poster op Facebook gepost, die zo in verschillende groepen terecht kwam die te maken hebben met dieren of armoede.

Deze manier om informanten te vinden kan het best worden beschreven als purposive sampling, waarbij mensen niet willekeurig uit een populatie worden getrokken, maar op een strategische manier (Bryman 2008: 414-415; O'Reilly 2012: 44). Door mijn posters en flyers achter te laten bij dierenwinkels en –klinieken heb ik ervoor

gezorgd dat de mensen die deze te zien kregen hoogstwaarschijnlijk een huisdier zouden bezitten. Dit is niet het geval bij mijn post op Facebook, maar doordat mensen deze zagen en verspreidden, kwam deze terecht in groepen over huisdieren of armoede.

Afbeelding 1.

(17)

17

Verder wordt deze manier van het selecteren van informanten gebruikt voor variatie (ibid.). Doordat ik mensen zelf de keuze heb gelaten om te reageren heb ik dit niet volledig kunnen waarborgen. Ik heb er echter voor gezorgd dat mijn sleutelinformanten zo divers mogelijk zijn en het spectrum van opvattingen zoveel mogelijk omvatten (zie ook de laatste paragraaf van dit hoofdstuk). Deze manier om aan informanten te komen was voor mij het meest praktisch haalbaar, maar zorgt er natuurlijk wel voor dat bepaalde minima met huisdieren niet aan het woord komen (bijvoorbeeld mensen die het niet fijn vinden om na te denken of te praten over dit onderwerp, mensen die niet bij een dierenarts of –winkel komen of mensen die geen Facebook gebruiken).

Minima met huisdieren namen op verschillende manieren contact met mij op: per telefoon, e-mail of via Facebook. Ik vond het belangrijk om mensen snel face to face te ontmoeten om te voorkomen dat ik een bepaald beeld van iemand zou vormen dat wellicht niet klopte. Daarom heb ik iedereen die reageerde direct kort uitgelegd wat mijn onderzoek inhield en gevraagd ergens koffie te gaan drinken. Het eerste contact met mensen was altijd in een koffiezaak naar hun keuze, behalve bij twee mensen met wie ik alleen schriftelijk contact heb gehad en twee vrouwen die liever thuis wilden afspreken. Ik heb mensen bewust zoveel mogelijk zelf de plaats van het eerste interview laten bepalen, zodat ze zich op hun gemak zouden voelen en het hen niet te veel hinder op zou leveren (O'Reilly 2012: 146-147).

Informanten

Voordat ik verder inga op de mensen met een laag inkomen die contact met mij opnamen om te praten over hun situatie moet ik eerst een aantal ethische kanttekeningen maken.

Ten eerste heb ik alle mensen die ik over dit onderwerp heb gesproken geanonimiseerd door pseudoniemen te gebruiken; dit geldt ook voor de namen van hun dieren. Waar mogelijk hebben zijn ook de professionals geanonimiseerd; voor sommige professionals was dit vanwege hun functie niet mogelijk.9 Daarbij aansluitend staat er in dit onderzoek geen informatie waarvan mensen zeiden dat deze vertrouwelijk was.

Ten tweede ben ik tijdens het doen van mijn onderzoek open geweest over mijn motieven en wisten mijn informanten waar ik hun data voor zou gaan gebruiken.

Ten slotte heb ik gesprekken alleen opgenomen nadat ik daar toestemming voor had gevraagd en had uitgelegd hoe en waarvoor ik deze opnames zou gebruiken.

In totaal hebben zevenentwintig minima met huisdieren gereageerd op mijn oproep. Zeventien van deze mensen zijn uiteindelijk ook informanten geworden. De overige tien mensen bleken toch niet geschikt (vanwege hun woonplaats of –situatie) of wilden niet meer meewerken (ze reageerden niet meer of wilden een vergoeding).

Vijftien informanten zijn vrouwen, twee zijn mannen. Waarom dit verschil zo groot is blijft onduidelijk. Mogelijke redenen zijn dat vrouwen eerder reageren op soortgelijke oproepen, meer huisdieren hebben of meer tijd hebben om te participeren. Dit betekent echter niet dat de mannen minder belangrijk waren: beide hadden veel te vertellen en leken erg veel over dit onderwerp na te denken.

De leeftijden van mijn informanten lopen uiteen van 33 tot 68 jaar; van vier van hen weet ik de leeftijd niet, maar deze vallen binnen dit interval. Twee van de informanten zijn

(18)

18

tussen de dertig en veertig, vijf zijn tussen de veertig en vijftig, één is tussen de vijftig en zestig en vijf zijn tussen de zestig en zeventig.

Amsterdam is tegenwoordig opgedeeld in acht stadsdelen, zoals te zien is op de kaart hiernaast.10 Twee van mijn informanten wonen sinds kort niet meer in Amsterdam en dus heb ik hen niet meegenomen in de volgende cijfers. De meeste informanten – vijf van hen – wonen in stadsdeel Zuid; in West wonen er vier, in Oost drie, in Centrum twee en in Noord één. Geen van mijn informanten komt uit Zuidoost, Nieuw-West of Westpoort. In Westpoort wonen maar een paar honderd mensen, wat een goede

verklaring geeft voor het feit dat geen van mijn informanten daarvandaan komt. De reden dat er geen informanten zijn uit Zuidoost en Nieuw-West is onduidelijker. Wel zijn deze stadsdelen minder centraal gelegen en zou het zo kunnen zijn dat mensen die hier wonen zich minder verbonden voelen met Amsterdam. Ook merkte ik dat zich in deze stadsdelen minder dierenwinkels en –klinieken bevinden dan in de rest van Amsterdam. Het zou dus kunnen zijn dat mijn oproep daar minder is gezien of dat mensen in die stadsdelen minder huisdieren hebben. Dit strookt met het feit dat in deze stadsdelen veel mensen met een niet-westerse achtergrond wonen (63,7% in Zuidoost en 51,5% in Nieuw-West) (Hylkema et al 2017: 22), die vaak niet gewend zijn om dieren in huis te houden. Het ligt er in elk geval niet aan dat er in deze stadsdelen minder minima wonen, deze percentages zijn ongeveer gelijk aan die van de andere (ibid.).

De meeste informanten zijn geboren in Nederland. Eén van hen is geboren in België en geadopteerd, twee van hen zijn geboren in Suriname en één van hen is geboren in Maleisië. Andere nationaliteiten hebben geen contact met mij opgenomen. De twee uit Suriname en degene uit Maleisië zijn hier als kind heen gekomen en verder opgegroeid in Nederland, de persoon uit België is als volwassene naar Nederland verhuisd.

Zes van mijn informanten hebben een partner, van wie drie samenwonen en drie niet. De andere negen hebben op het moment geen partner. Acht informanten hebben kinderen, van wie er eentje zwanger was tijdens het onderzoek. Bij drie van deze acht wonen de kinderen nog thuis. Degenen met kinderen hebben één, twee of drie kinderen. Op één na wonen allen zelfstandig al dan niet met partner en/of kinderen; degene voor wie dit niet geldt woont bij haar ouders.

Slechts twee van mijn informanten hebben een baan, de rest krijgt een uitkering. Acht van hen krijgen een WAO-uitkering,11 één ontvangt een WIA-uitkering,12 één zit in de Ziektewet,13 twee van hen ontvangen een Wajong-uitkering,14 twee genieten AOW15 en de

10 Afbeelding overgenomen van 'Parkeren Amsterdam'.

<https://www.parkeren-amsterdam.com/stadsdelen>, geraadpleegd 15-12-2017. 11

WAO staat voor 'Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering'. Meer informatie:

<https://www.uwv.nl/particulieren/klantenservice/overige-uitkeringen/detail/wat-is-wao>, geraadpleegd 15-12-2017. 12

WIA staat voor 'Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen'. Meer informatie:

<https://www.uwv.nl/particulieren/klantenservice/wat-is-wia/index.aspx>, geraadpleegd 15-12-2017. 13 Meer informatie:

Afbeelding 2.

(19)

19

laatste wilde mij niet vertellen wat voor uitkering ze precies ontvangt. Veel van mijn informanten zijn dus niet in staat te werken; hiervoor zijn verschillende redenen. Zes van hen kampen met fysieke problemen en van deze zes hebben er drie ook psychische problemen. Vier anderen hebben alleen te maken met psychische klachten.

Natuurlijk hebben al mijn informanten huisdieren. De meesten (dertien van hen) hebben enkel dieren van één soort. Zeven van deze dertien hebben hond(en); vijf hebben één hond, één persoon heeft drie honden en de laatste heeft er vier. Verder hebben van de mensen met één soort dier er vijf één of meerdere katten. Van hen hebben twee mensen één kat, twee mensen twee katten en één persoon heeft zeven katten en twee nestjes met kittens. De laatste persoon met enkel één soort dier heeft een konijn. Naast deze mensen met alleen een bepaald soort dier hebben vier van mijn informanten meerdere diersoorten in huis. Bij de eerste gaat het om twee honden, vijf konijnen,16 vier cavia's, zeventien vogels en ongeveer vijfenzeventig vijvervissen. Een ander heeft een hond, vier katten17 en een paar aquariumvissen. De derde heeft een hond en twee katten en de laatste heeft twee katten en twee parkieten. De meeste mensen hebben dus meerdere huisdieren, maar houden het bij één bepaalde diersoort. Ook is het opvallend dat de beide heren in mijn onderzoek veel verschillende dieren hebben, zoals in de volgende paragraaf aan bod komt.

Nu het iets duidelijker is wie de informanten voor dit onderzoek zijn zal ik verder ingaan op mijn onderzoeksmethoden.

Onderzoeksmethoden

In mijn onderzoek heb ik het meest gebruik gemaakt van interviews, zowel voor de professionals in het veld als voor de minima met huisdieren in Amsterdam. Deze methode is vergelijkbaar met die van de socioloog Irvine (2013), die onderzoek heeft gedaan naar daklozen en hun huisdieren in de Verenigde Staten. In interviews kunnen mensen een verhaal vertellen over hun leven en op deze manier geven ze betekenis aan hun eigen situatie. Bij het vertellen wordt duidelijk welke subjectieve belevingen mensen hebben wanneer het gaat over hun dieren (ibid.: 6-7).

Ik heb gebruik gemaakt van semigestructureerde kwalitatieve interviews, waarbij ik ervoor zorgde dat bepaalde onderwerpen aan bod kwamen, maar de volgorde en verwoording niet vaststond (Bryman 2008: 437-438). De interviews met de professionals waren iets formeler en meer gestructureerd dan de andere interviews, dit omdat het daar iets minder belangrijk was rapport op te bouwen omdat ze dit meer gewend zijn en meer vanuit hun functie dan vanuit hun persoon spreken (O'Reilly 2012: 125-126). Bij mijn informanten met weinig geld en huisdieren lag mijn focus juist op het opbouwen van rapport en waren de gesprekken informeel en meer ongestructureerd. Vaak waren deze gesprekken meer guided conversations (geleide gesprekken) dan ondervragingen, waarbij mensen redelijk vrij waren in het bespreken van onderwerpen die ze zelf van belang vonden en ik

<https://www.uwv.nl/particulieren/klantenservice/wat-is-ziektewet/index.aspx>, geraadpleegd 15-12-2017. 14 Meer informatie:

<https://www.uwv.nl/particulieren/klantenservice/wat-is-wajong/detail/wanneer-krijg-ik-een-wajong-uitkering>, geraadpleegd 15-12-2017.

15 AOW staat voor 'Algemene Ouderdomswet'. Meer informatie:

<https://www.uwv.nl/particulieren/overige-onderwerpen/aow-leeftijd>, geraadpleegd 15-12-2017. 16

Eerst waren het er vijf, maar tijdens mijn onderzoek is er eentje overleden. 17 Eerst waren het er vier, maar tijdens mijn onderzoek is er eentje overleden.

(20)

20

alleen voor de richting zorgde en ideeën opwierp waarover mensen konden praten (ibid.: 118-120, 122-123, 147).

Met twee van de zeventien minima met huisdieren heb ik schriftelijk contact gehad omdat dat voor hen beter uitkwam. Ik heb hen vragen opgestuurd per e-mail of Facebook waarop zij hebben geantwoord, wanneer ik ergens meer informatie over wilde heb ik om verdere uitleg gevraagd. Van de vijftien mensen die ik heb geïnterviewd heb ik er acht eenmalig gezien, zes twee maal en één drie maal. De interviews waren één tot drie uur lang, maar duurden meestal rond de anderhalf uur. Ik merkte dat deze tijd precies goed was om dieper in te gaan op onderwerpen, maar kort genoeg zodat mensen niet helemaal uitgeput raken (ibid.: 144). Bij de mensen die ik meerdere keren gesproken heb waren de latere ontmoetingen anders van aard dan de eerste keer koffie drinken. De mensen met honden heb ik gevraagd om samen de hond uit te laten, wat zorgde voor walking interviews. Bij de mensen met andere dieren ben ik thuis langs geweest om de (omgang met) dieren te bekijken en nogmaals te praten. De meeste interviews heb ik opgenomen, de walking interviews en sommige van de vervolggesprekken niet, omdat wij daarbij niet aldoor stilzaten maar in beweging waren.

Sleutelinformanten

De minima die ik meerdere keren heb gesproken zijn mijn sleutelinformanten geworden. Dit waren de mensen die mij het meeste konden vertellen over hun gevoelens en gedachtes over hun situatie, wat ook de reden was dat ik meermaals met hen wilde afspreken. Het zijn encultured informants, die reflexief nadenken over de cultuur waarin ze leven; mensen die hun kennis graag met anderen delen (O'Reilly 2012: 46). Hieronder wordt elk van deze zeven mensen kort geïntroduceerd.

Peter

De eerste die contact met mij opnam nadat ik mijn flyers en posters had verspreid was Peter. We maakten een afspraak om elkaar een paar dagen later te ontmoeten bij de koffiehoek van de Hema. Toen we elkaar ontmoetten en in de rij stonden voor koffie begon hij te vertellen over zijn situatie en dieren. Hij vertelde me dat hij in de schuldsanering zat, waardoor hij dertig euro per week ter beschikking had voor kleding, voedsel en alles behalve zijn vaste lasten. In dezelfde zin vertelde hij dat hij twee honden, vijf konijnen, vier cavia's, zeventien vogels en ongeveer vijfenzeventig vissen in en om zijn huis had. Verder vertelde hij dat zijn vrouw in een verzorgingstehuis zat, vanwege een spierziekte. Zij heeft daar ook een aantal cavia's, konijnen en vogels. Hij bezoekt haar elke dag en verzorgt haar dieren. Hij kwam niet zielig over, eerder enthousiast, opgewekt, geïnteresseerd en vriendelijk. Het volgende uur praatte hij honderduit over zijn situatie en de relatie met zijn dieren. We besloten elkaar later weer te ontmoeten bij hem thuis om ons gesprek voort te zetten en zodat ik zijn dieren kon ontmoeten.

Toen ik twee weken later bij zijn huis kwam zag ik de kooien die hij had gemaakt voor vogels en konijnen in zijn tuin. Hij deed open nadat hij zijn dobermann had gemuilkorfd en ik betrad het huis. Het halletje was zo klein dat we er niet met zijn tweeën in pasten. Hiernaast was de woonkamer, waarin zich de trap naar de slaapkamer boven bevond. Aan de

(21)

21

achterkant van de woonkamer waren de keuken en de deur naar zijn achtertuin. Het huis was klein en overal gevuld met kooien en dierenvoer. In de woonkamer stonden twee opengekrabde banken tegenover opgestapelde kooien met konijnen en cavia's. In een andere hoek van de kamer stonden grote vogelkooien met duiven, parkieten en een papegaai.

Babette

Babette stuurde mij een mail nadat ze mijn flyer had gezien. In haar mail legde ze uit dat ze twee honden had, een partner en een laag inkomen. Alsof dit nog niet voldeed, vertelde ze verder dat ze mensen met weinig geld probeert te helpen bij het goed omgaan met hun honden.

Toen ik Babette voor de eerste keer zag hadden we een lang gesprek over haar situatie, haar honden en haar wens om anderen te helpen bij problemen met hun honden. De laatste keer dat we elkaar zagen voelde meer alsof ik af had gesproken met een vriendin dan een informant, vanwege onze gemeenschappelijke interesses.

Babette is veertig en heeft een lastig leven gehad. Ze is geboren in Maleisië en haar vader overleed toen ze nog klein was. Daarna kreeg ze verschillende ziektes, waaronder longemfyseem, een verminderd afweersysteem, een rugaandoening en posttraumatisch stresssyndroom. Hier bovenop werd ze mishandeld door haar vorige vriend en ging het bedrijf van haar huidige man failliet, waardoor het stel in de schuldsanering terecht kwam en rond moest komen van veertig euro per week.

Dit alles heeft Babette echter niet tot een minder optimistisch of vrolijk persoon gemaakt. Ze is iemand die er het beste van maakt en een positieve kijk houdt op het leven.

Inge

De woonboot waar de 68-jarige Inge woont ligt in het centrum van Amsterdam. Hier woont ze met haar twee katten, Dana van zestien en Klara van twee. Vroeger heeft ze ook altijd honden gehad – en ze zou er graag weer één hebben - maar daar begint ze niet meer aan vanwege de kosten. Inge was vertaalster, maar heeft daarmee geen pensioen opgebouwd en komt rond van AOW. Omdat ze haar eigen boot bezit kan ze geen gebruik maken van de regelingen die er zijn voor mensen met een laag inkomen. Twee jaar geleden is ze gestopt met haar werk omdat het leek alsof ze acute hartproblemen had. Er bleek uiteindelijk niks aan de hand te zijn, maar de impact was zo groot dat ze daarna niet meer heeft gewerkt. Ze heeft ook niet het idee ooit weer te gaan werken, maar zou het leuk vinden met haar schilderkunst iets bij te verdienen.

Inge heeft twee kinderen die het huis uit zijn. Vroeger heeft ze meerdere lange relaties gehad, maar nu wil ze dat niet meer en woont ze het liefst alleen met haar dieren.

Tamara

Tamara was toen ik haar ontmoette hoogzwanger van haar eerste kindje. Haar vriend woont niet bij haar, omdat haar huisje daar niet groot genoeg voor is. Hij is wel bijna altijd bij haar,

(22)

22

zeker als de baby er is. Ze woont samen met haar verwende kat Pipo, die vers vlees te eten krijgt terwijl Tamara zelf vegetariër is. Pipo was komen aanlopen bij haar tante, die al een kat had waar hij niet bij kon en zodoende ging Pipo naar Tamara. Eerder had ze nooit een kat in huis genomen omdat ze vindt dat een kat buiten moet kunnen spelen en dat in haar eerdere huizen nooit mogelijk was.

Tamara is 36 jaar en woont in Amsterdam West. Ze heeft geschiedenis gestudeerd, de kunstacademie gedaan en twee floral design opleidingen afgerond en wil met dat laatste graag een baan vinden. Tijdens haar studies heeft ze ook altijd gewerkt. Dat is opvallend, aangezien ze lijdt aan clusterhoofdpijn en daarom een Wajong-uitkering ontvangt.

Laura

Laura is een zestigjarige vrouw die in Amsterdam Zuid woont met haar twee katten, Carmen en Nora. Eigenlijk had ze na het overlijden van de kat die ze hiervoor had besloten geen dieren meer te nemen, omdat de kosten zo hoog zijn en ze moet rondkomen van een WAO-uitkering, maar via de kerk waar ze sinds een aantal jaar heen gaat kwamen deze twee toch op haar pad. Carmen kwam ongeveer vier jaar geleden bij haar via een oudere vrouw. Zij zou Laura blijven helpen met de kosten, maar overleed niet lang daarna, waardoor Laura toch alle verzorging zelf moet betalen. Nora woonde eerst bij twee mannen van het daklozenkoor van de kerk, waar ze erg schichtig was. Nora bleek het goed met Carmen te kunnen vinden en woont sinds twee jaar ook bij Laura.

Behalve de katten heeft Laura ook twee valkparkietjes, die in een kooi in de badkamer wonen. Hier kunnen ze via het raam contact houden met de duiven buiten. Voor deze parkietjes zou Laura zorgen tijdens een vakantie van haar vroegere partner en de beestjes zijn sindsdien bij haar gebleven. Met hem werkte ze tot acht jaar geleden ook samen in een kleermakerij. Hij was de kleermaker en zij deed de meer administratieve taken. Dit werd haar echter door een uitbreiding van de winkel te veel, waardoor ze met een burn out thuis kwam te zitten. Iets later werd bij haar door de GGZ Asperger (een vorm van autisme) geconstateerd, waardoor ze het lastig vindt om te handelen in groepen en informatie soms anders bij haar binnenkomt.

Elke centimeter van Laura's kleine huisje wordt benut. Het is knus ingericht met beeldjes, schilderijtjes en foto's van haar vorige katten aan de muren. Laura heeft wel contact met haar familie, maar voelt zich een buitenbeentje.

Rob

Rob woont in Amsterdam West met zijn hond, katten en vissen. Rob is 58 jaar en homoseksueel. Hij heeft geen partner en heeft daar ook geen behoefte aan: hij kan het goed alleen af en vindt dat eigenlijk wel fijn. Met zijn familieleden heeft hij niet veel contact, omdat ze hem en zijn keuzes niet altijd goed begrijpen.

Acht jaar geleden is Rob gestopt met zijn werk als ziekenverzorger vanwege twee burn-outs. Hij merkt de laatste jaren dat hij aan zijn werk ook fysieke klachten heeft overgehouden. Verder is bij Rob ADHD geconstateerd en scoort hij hoog op de schaalverdeling voor depressie. Hij is arbeidsongeschikt verklaard en ontvangt een WAO-uitkering. Hij is niet op zoek naar een nieuwe baan, al blijft hij wel rondkijken en is hij bezig

(23)

23

met het schrijven van poëzie. Rob is bang dat hij met een nieuwe baan snel weer een burn-out zal hebben vanwege het gebrek aan uitdaging in de banen die passen bij zijn lagere opleidingsniveau. Vanwege zijn ADHD kan hij niet goed leren uit boeken, maar sociaal is hij goed ontwikkeld. Rob verdient net te veel om gebruik te maken van de regelingen die er zijn voor mensen met een bijstandsuitkering.

Angela

Angela is 41 jaar en woont in Amsterdam West met haar hond Gigi. Ze heeft Gigi acht maanden geleden geadopteerd via een stichting die zwerfhonden van Lesbos herplaatst. Angela heeft bijna altijd honden gehad en is een echt hondenmens. Ze heeft ook weleens geprobeerd katten te hebben, maar dat bleek niks voor haar te zijn.

Ze is verpleegkundige en is nu aan het herintreden nadat ze thuis kwam te zitten met depressieve klachten. Doordat ze in de ziektewet zit, mist ze haar onregelmatigheidstoeslag en heeft ze weinig te besteden. Ze verdient echter net te veel om gebruik te maken van regelingen zoals de Stadspas.

Angela heeft geen kinderen en op dit moment ook geen partner. Eerder heeft ze wel langere relaties gehad. Vier jaar geleden is ze vanuit Hoorn naar Amsterdam verhuisd.

Ik heb gekozen voor deze zeven sleutelinformanten omdat het allemaal mensen zijn die veel nadenken over het dilemma dat ik onderzoek met betrekking tot de kosten en baten van het houden van huisdieren door minima. Deze mensen konden mij veel vertellen over hun overwegingen voor het houden van hun huisdieren, maar konden zich ook verplaatsen in de gedachten van anderen. Verder stonden ze ervoor open na te denken over manieren om de situatie van minima en hun huisdieren te verbeteren. Het zijn mensen uit verschillende bevolkingsgroepen, qua leeftijd, geslacht en opleiding. Ook omvatten hun ideeën vrijwel alles wat ik bij mijn overige informanten ben tegengekomen.

Door het gebruik van deze sleutelinformanten wordt mijn onderzoek misschien minder representatief voor de groep minima met huisdieren in Amsterdam, maar mijn 'steekproef' was al niet representatief. Door te focussen op enkele informanten met doordachte meningen hoop ik duidelijker te maken welke overwegingen kunnen spelen bij het al dan niet aanschaffen en onderhouden van een huisdier wanneer je weinig geld te besteden hebt. Dit onderzoek beoogt geen universele theorie te maken over de kosten en baten van het hebben van een huisdier; het beoogt dit onderwerp te illustreren en verduidelijken door de situaties van enkele minima met huisdieren in Amsterdam te schetsen en deze te linken aan het beleid en de theorieën die hierover gemaakt zijn.

Mijn onderzoek is tweeledig: het bestaat voor het ene deel uit voornamelijk interviews met minima met huisdieren in Amsterdam en voor het andere deel uit interviews met en participerende observatie bij professionals die met deze minima te maken hebben.

In de volgende drie hoofdstukken komen mijn sleutelinformanten geregeld aan het woord bij de verschillende onderwerpen die worden behandeld. Deze hoofdstukken zijn

(24)

24

daardoor erg empirisch van aard. Waar mogelijk heb ik de empirie gekoppeld aan bestaande theorieën over armoede en (huis)dieren.

Zoals eerder gezegd geeft elk hoofdstuk antwoord op één van mijn deelvragen. Ik heb de onderwerpen binnen de afzonderlijke hoofdstukken gekozen aan de hand van zaken die in interviews met mijn informanten het uitvoerigst aan bod kwamen. Soms bracht ik deze zaken op, maar veel vaker bleek in de interviews dat bepaalde onderwerpen voor mijn informanten erg van belang waren.

(25)

25

Hoofdstuk 2.

Betekenissen van huisdieren

Dit hoofdstuk gaat over de betekenissen die huisdieren kunnen hebben voor hun baasjes. De reden dat betekenis niet in enkelvoud maar in meervoud staat is simpel: dieren kunnen voor mensen meerdere betekenissen hebben. Daarnaast bespreekt dit hoofdstuk de voordelen die mensen ervaren doordat ze een dier in huis hebben. Deze betekenissen en voordelen zijn per persoon en dier verschillend, maar aan de hand van de dingen die mijn informanten hierover zeggen laat ik zien hoe zij hierover denken en wat zij voor hun dieren voelen.

De vraag die dit hoofdstuk beoogt te beantwoorden is waarom mijn informanten huisdieren hebben. Het gaat er hierbij over hoe dieren hun baasjes helpen bij sociale, psychische en fysieke problemen. Wanneer we dus terugkijken naar de titel van deze scriptie slaat deze hier op hoe dieren hun baasjes helpen.

Het eerste deel van dit hoofdstuk behandelt de vraag hoe mensen hun dieren zien, het tweede deel gaat over de vraag welke voordelen mensen ervaren door het hebben van dieren.

Personificatie

Omdat huisdieren voor veel mensen erg belangrijk zijn worden ze vaak vergeleken met personen. Zo bemerkt socioloog Irvine (2013: 68) dat daklozen hun dieren als vrienden of kinderen omschrijven, maar niet als ouders of broers en zussen. Dit laat zien dat het dier, zelfs als het als menselijk wordt gezien, afhankelijk is van de mens en minder verantwoordelijkheid heeft in de relatie. Antropoloog Shir Vertesh (2012) ziet ook dat mensen hun huisdieren beschrijven als familieleden. Mensen kunnen dit beeld volgens haar echter aanpassen en zo hun dieren niet meer zien als personen, wanneer het dier door omstandigheden niet langer in het huishouden past.

In deze paragraaf onderzoek ik in hoeverre dit terugkomt in de situaties van mijn informanten. Daarbij ga ik ook in op de verschillen tussen huisdieren en personen en probeer ik een beter beeld te geven van hoe dieren een zowel menselijke als niet menselijke rol vervullen.

Dierlijkheid Peter

Dieren hebben stuk voor stuk een eigen karakter en daar moet je mee om kunnen gaan. Rob

Ik vind ook dat dieren een ziel hebben en een persoonlijkheid. [...] Ik denk dat iedereen die langer met een dier omgaat weet dat een dier een persoonlijkheid heeft, of een dierlijkheid, weet ik veel.

(26)

26 Tamara

Na een tijdje leer je [een kat] gewoon heel goed kennen en je weet precies wat hij wil en wat hij bedoelt en waar hij behoefte aan heeft en dan ben je gewoon op elkaar ingespeeld. Als je een andere kat hebt is dat weer anders, dan moet je weer helemaal wennen en dan moet je elkaar leren kennen. Dus het is niet inwisselbaar. [...] Het is echt speciaal die kat met die persoonlijkheid. Deze citaten beschrijven dat dieren, net als mensen, een persoonlijkheid of karakter hebben volgens hun baasjes. Rob gebruikt hier het woord 'dierlijkheid' voor. Normaliter wordt dit woord gebruikt om aan te geven wat juist niet menselijk is; dierlijkheid is het antoniem van menselijkheid. Maar door de manier waarop het hier gebruikt wordt om de persoonlijkheid van een dier aan te geven, betekent het wat anders. Het staat hier voor het karakter van een dier. Het woord 'persoonlijkheid' dekt de lading niet wanneer we het hebben over het karakter van huisdieren. Om een persoonlijkheid te hebben moet je ook een volledig persoon zijn, maar dat zijn dieren ook niet.

Rob

Aan de ene kant ben ik heel erg verknocht aan die dieren en eigen ik ze allerlei eigenschappen toe en zo, maar basic weet ik dat het gewoon dieren zijn.

Laura

Dieren zijn geen mensen, honden zijn ook geen katten, het is anders. [...] Je mist toch soortgenoten, dat blijft.

Onder de term 'dierlijkheid' valt dus het karakter van een dier, zonder dat dit een volwaardig persoon is. Dit is te vergelijken met wat Shir-Vertesh flexible personhood noemt: dieren worden zowel als persoon als non-persoon gezien door hun baasjes (2012: 428). Deze flexible personhood is dynamisch in de zin dat dieren op verschillende tijden verschillend kunnen worden gezien. Dit is waar dierlijkheid niet overeenkomt met flexible personhood: eigenlijk al mijn informanten lijken deze tweedeling steeds te maken en zich hier bewust van te zijn. Het is niet zo dat ze hun dier de ene dag als persoon zien en de volgende dag niet, beide invullingen zijn constant aanwezig in hun denken over dieren.

Omdat huisdieren noch volwaardige personen noch goederen zijn voor baasjes, zijn ze moeilijk in een categorie te plaatsen. Wat wel duidelijk wordt uit de verhalen is dat huisdieren – ook voor mensen met weinig geld – zeker geen luxeproduct zijn.

Babette

Ik vind dat [mensen die dieren zien als luxe] niet verder kunnen kijken dan hun neus lang is, en dat zijn heel veel mensen.

Inge

Want het is inderdaad niet iets van dan doe je maar je dure tv weg, of iets dat geld kost. Dieren zijn toch wel levende wezens en heel belangrijk voor de mensen.

Huisdieren bevinden zich in een grijs gebied, op de grens van het menselijke. Deze positie betekent echter niet dat dieren qua gevoel precies tussen een persoon en een voorwerp vallen. Het gevoel is vaak erg sterk, alleen heel anders dan voor mensen. Dit heeft te maken met een aantal praktische feiten. Ten eerste communiceren dieren op een andere manier dan mensen. Ten tweede worden de meeste huisdieren minder oud dan mensen. Doordat

(27)

27

mensen dit al weten wanneer ze een dier aanschaffen gaan ze een minder sterke binding aan met het dier. Wat wel duidelijk moet zijn is dat mensen veel liefde voelen voor hun dieren, ook al is dit voor de meeste mensen niet op dezelfde schaal te plaatsen als het gevoel dat ze hebben voor mensen.

Laura

Dat zijn voor mij eigenlijk niet eens kleine dingen, maar dat doet me echt heel veel, zo'n dier.

Natuurlijkheid

Maar mensen kiezen ervoor een huisdier te nemen terwijl ze de dierlijkheid hiervan nog helemaal niet kennen. Ze nemen een kat omdat ze een kat willen, maar het karakter van de kat is op dat moment nog nauwelijks bekend. Dus wat is het dat mensen trekt aan het hebben van dieren in het algemeen? De consensus hierover lijkt te zijn dat dieren eigenschappen bezitten die mensen niet of in mindere mate hebben, maar die wel als positief worden ervaren.

Laura

Ik merk het wel, mensen met honden, dat die het heel prettig vinden dat een hond trouw is. Terwijl bij mensen kan je daar niet van op aan, mensen zijn niet zo trouw, die kunnen je echt goed laten vallen of in de steek laten. Een hond doet dat niet, dat is een eigenschap die mensen echt wel heel goed doet, dat een hond die eigenschap heeft om zich echt aan een baas te hechten en trouw te zijn, dat is natuurlijk heel belangrijk. [Mensen zoeken in dieren] eigenschappen die je in mensen graag zou willen zien. [...] En vaak mis je dat dan bij je soortgenoten juist.

Laura heeft het hier over de eigenschap trouw. Honden lijken die eigenschap in grotere mate te bezitten dan de meeste mensen. Er wordt een tweedeling gemaakt tussen aan de ene kant het dierlijke, dat staat voor het goede, pure, lieve en aan de andere kant het menselijke, dat staat voor het slechte, kwade, valse.

Peter

Dieren worden gewoon op de wereld gezet en die zijn niet vals, het zijn de mensen die ze vals maken. [...] Ik krijg meer van mijn dieren terug dan ik van mensen krijg, ja. [...] Je krijgt meer liefde van dieren dan van mensen, daarom geven mensen [zoals ik] meer om dieren.

Babette

Ze zijn nooit chagrijnig. De kwaadheid zit er niet in. [...] [Dieren] zijn voor mij gewoon een uiting van pure liefde. Ze zijn voor mij gewoon, ik kan ze vertrouwen, ze letten op me en ik let op hen. Ze eisen eigenlijk niet veel van je behalve je liefde, en dat is natuurlijk het mooie eraan.

De eigenschappen die mensen waarderen in dieren zijn menselijke eigenschappen. Trouw en liefde worden gezien als uitingen door dieren, terwijl de wetenschap er nog niet uit is of dieren zoals honden, katten en konijnen bewust emoties kunnen voelen als trouw en liefde.

Daarnaast is deze manier van kijken naar huisdieren het best te vergelijken met het idee van de nobele wilde, waarbij het inheemse en natuurlijke wordt verheerlijkt omdat het nog niet is aangetast door beschaving en moderne cultuur. Dieren staan dichter bij de

(28)

28

natuur dan mensen en zijn zich niet bewust van geldende sociale normen of regels. Hun gedrag kan daardoor worden ervaren als meer oprecht en echt dan dat van mensen.

Laura

We voelen ons vaak alsof we daarboven verheven zijn, boven het dierlijke, het natuurlijke, maar in wezen zijn wij zelf ook natuurlijke, dierlijke wezens. [...] Maar het is toch een band met de natuur, waar we uit voortkomen.

Zo'n [dier] vervult dan iets dat een mens je niet kan geven. Want mensen [...] leggen tegelijkertijd ook een soort druk op je als ze je willen helpen. Maar een dier kan dat op een heel andere manier, gewoon alleen maar door er te zijn.

Dieren worden gezien als natuurlijk en door deze bij je te hebben ben je zelf ook verbonden met de natuur. Juist in deze hectische maatschappij lijken dieren mensen dichter bij de natuur en zichzelf als natuurlijk wezen te laten komen.

Mensen krijgen van hun huisdieren dus een gevoel dat ze van andere mensen vaak niet (volledig) krijgen, dit is echter niet iets waarvan mensen kunnen profiteren, er moet wel iets tegenover staan.

Peter

Want het gaat twee kanten op hè? Jij geeft liefde aan het dier, maar het dier geeft ook weer liefde aan je terug.

Als je een dier in huis neemt ga je daarmee een wederzijdse band aan. Om de liefde en trouw van je dier te ervaren moet je wel iets doen. Het hebben van een huisdier brengt een bepaalde verantwoordelijkheid met zich mee. Als je goed bent voor je dier, is je dier ook goed voor jou. De verantwoordelijkheden die komen kijken bij het hebben van een dier komen in het volgende hoofdstuk uitvoeriger aan bod.

Familie

Eerder stelde ik dat de gevoelens van mensen voor hun dieren vaak niet te vergelijken zijn met hun gevoelens voor mensen. De meeste mensen in mijn onderzoek zijn zich hier ook van bewust. Een uitzondering hierop is Peter, die zijn dieren benoemt als kinderen en deze zelfs belangrijker vindt dan zijn vrouw en zichzelf.

Peter

De dieren die bij mij thuis zitten zijn mijn kinderen, simpel. Dat gaat even diep. Ik heb ook alles voor ze over. [...] In volgorde van belangrijkheid komen op de eerste plek mijn dieren, dan mijn vrouw en dan ikzelf.

Zoals eerder beschreven was mijn eerste ontmoeting met Peter niet bij hem thuis en ook zonder zijn dieren erbij. Na afloop van dit eerste gesprek stelde ik me – vanwege uitspraken zoals die hierboven – voor dat hij de dieren in de praktijk ook zou behandelen als mensen. Dit bleek echter niet te kloppen toen ik hem de tweede keer bij hem thuis met zijn dieren bezig zag. Het viel me op dat hij zijn dieren niet behandelt als kinderen, maar gewoon als dieren. Dit klinkt misschien wat vaag, maar ik bedoel dat hij met zijn honden precies omgaat zoals je verwacht dat iemand met zijn honden omgaat. Hetzelfde geldt voor zijn andere

(29)

29

dieren. Wat ook niet strookte met mijn eerdere idee was dat hij zichzelf vergeleek met Martin Gaus en Cesar Millan.18 Beide pakken honden streng aan en stellen dat het belangrijkste is voor een hond dat jij als baas boven hem staat. Natuurlijk heb ik na het eerste gesprek te snel conclusies getrokken, maar wat ik duidelijk wil maken is dat de gevoelens die iemand heeft voor een dier anders kunnen zijn dan hoe hij of zij er in de praktijk mee omgaat en dat wat mensen zeggen niet altijd is wat ze ook daadwerkelijk doen.

Zo vergelijkt Rob zijn hond met een partner, maar vertelt hij er wel meteen bij dat dit niet op alle gebieden zo werkt:

Rob

Dat moet je niet verkeerd opvatten, maar ik zie die hond eigenlijk meer nog als een partner bijna. [...] Kijk, en als er echt belangrijke beslissingen moeten worden genomen of concrete stappen moeten worden gezet dan is ze wel hond; maar het gaat wel ver.

Voor Babette is het lastiger een duidelijke vergelijking te maken; wat wel naar voren komt is dat haar honden net zoveel betekenen voor haar als kinderen, maar dat het wel een ander soort band is.

Babette

Nou, die [honden] zijn mijn alles eigenlijk, naast mijn man zijn ze mijn alles. [Of ik het zie als kinderen] dat hangt ervan af hoe je het bekijkt vind ik. [...] Maar ik ga niet zo ver dat ik ze rare dingetjes aantrek. [Qua gevoel] wel, want ik kan zelf geen kinderen krijgen, dus voor mij wel, ja. [Maar het is geen vervanging voor kinderen, die hebben een ander plekje], dus nee, ik zou het niet vergelijken met kinderen, het blijven honden. [...] [Mijn honden] zijn allebei natuurlijk lid van de familie, maar het is niet de insteek dat het een vervanging is [voor kinderen].

Wederom is het in deze twee citaten duidelijk dat gevoel voor een hond heel diep kan gaan, maar dat daar niet altijd praktisch naar kan of moet worden gehandeld. Ook dit is te benoemen als de dierlijkheid waar ik het eerder over had: qua gevoel is een dier een familielid, maar in de praktische omgang blijft het een dier.

Toch zijn er ook mensen die hun dieren praktisch gezien als kind zien: Laura

Ik zie mijn katten ook wel als kind, als ze ziek zijn, ja. Het zijn ook hummeltjes, dat voel je ook, dus ze blijven altijd een soort baby als je ze in je armen houdt. Dat zal er toch wel mee te maken hebben, een gemis aan ooit eigen kinderen te hebben gehad of zo. Dat gevoel heb je toch wel, dat in geval van nood ze zich aan je vastklampen.

Maar dit lijkt de uitzondering te zijn. Sommige mensen benoemen dit expliciet, maar de meesten zeggen hun dier(en) niet specifiek te vergelijken met een kind, partner of ander familielid.

Angela

Ik zie mijn hond gewoon als hond. Het is niet dat ik denk dat het echt mijn kindje is of zo. Sommige mensen hebben dat wel echt heel sterk. Maar nee, het is gewoon mijn hond, een maatje, een hond, maar niet dat ik denk het is mijn kindje.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Meer dan 75 jaar later kunnen we dat wat mij betreft nog steeds zo zien: onze vrijheid geeft ons de mogelijkheid om te zijn wie je wilt zijn, te zeggen wat je wilt, vrij te

--- Sleep het gekozen blok naar het midden (tussen als en anders zet je: “Je kan het niet kopen”, en tussen anders en niks zet je “Je kan het kopen”)..

Dit document heeft als doel uitleg te geven bij de aanpak van de controle en de erkenning van handelaars in levende dieren door het FAVV, en legt de procedure vast die moet

Mezen, mussen, Vlaamse gaai, kleine bonte specht, egel, kikkers, libelles, halsbandparkieten, buurkatten, meeuwen, vleermuizen, gierzwaluw, boomklever, winterkoninkje, katten,

Als een overheid van mening is dat er een marktpotentie is voor een zelf ontwikkeld product, dan moet deze of aan de markt worden aangeboden zodat een marktpartij het commercieel

[r]

Nadelen zijn dat dit netwerk niet gebruikt kan worden voor kadavers, en dat dit netwerk te onregelmatig en te dun verspreid is over het land om voor monsters

Hoewel het misschien logisch lijkt om vanuit deze klassieke visie op de grondwet juist tegen het constitutionaliseren van de zorgverantwoordelijkheid voor dieren te pleiten, omdat