• No results found

In de voorgaande hoofdstukken hebben we gezien hoe baasjes met weinig geld in Amsterdam kijken naar hun huisdieren en welke overwegingen ze maken bij de aanschaf en verzorgingn. Ook hebben we gezien hoe instanties hen financieel proberen te ondersteunen bij de zorg voor hun huisdieren. De rode draad in dit onderzoek was helping the needy. Dit werd in de drie deelvragen behandeld. Eerst, in hoofdstuk 2, ging het over de manieren waarbij huisdieren hun baasjes helpen bij psychische, sociale en fysieke problemen. De vraag hier was hoe minima hun dieren zien en welke betekenissen ze hieraan geven. Daarna, in hoofdstuk 3, lag de nadruk op hoe mensen hun dieren verzorgen: hoe helpen baasjes hun dieren? Tenslotte, in hoofdstuk 4, hebben we gezien hoe instanties en organisaties zowel de minima als hun huisdieren proberen te helpen.

Dieren die mensen helpen

Als ik terugdenk aan de mensen die ik in dit onderzoek ben tegengekomen, is het eerste waaraan ik denk de liefde voor hun dieren. Deze liefde is moeilijk te beschrijven, aangezien dieren geen mensen zijn maar ook zeker geen dingen. De liefde die mensen voor hun dieren hebben is het beste te omschrijven als de liefde die mensen voor elkaar hebben, maar toch dekt dit de lading niet helemaal. Iedereen kent het gevoel van liefde voor een partner, familielid of vriend, maar niet iedereen kent de liefde die je kan voelen voor een huisdier. Daarom vielen mijn informanten vaak terug op een vergelijking tussen hun dier en een kind of ander familielid, maar iedereen die dit deed vertelde er onmiddellijk bij dat het toch heel anders was. Liefde is iets dat je moet voelen om te weten wat het is en waarover je geen waardeoordeel kan vellen. Ook al ben ik niet ingegaan op wat dieren denken van mensen en of ze hierbij een gevoel van liefde ervaren, heb ik meegemaakt dat mensen en dieren elkaar aanvoelen en vertrouwen op een noch dierlijke, noch menselijke manier. Huisdieren passen zich aan hun baasjes aan, maar ook andersom is dit het geval.

Dieren zijn misschien niet goed te vergelijken met mensen, maar toch bezitten ze een bepaald karakter, een 'dierlijkheid'. Dit is te vergelijken met wat bij mensen 'persoonlijkheid' wordt genoemd. Elk dier is verschillend en baasjes hebben met elk dier een andere band.

Mensen die stellen dat huisdieren een overbodige luxe zijn lijken niet te weten hoeveel belang mensen hechten aan hun dieren. Dieren zijn geen vervanging voor andere mensen, maar vervullen juist een rol die voor mensen moeilijk kan zijn: een rol van loyaliteit, trouw en onvoorwaardelijke liefde. Dieren worden gezien als puur en natuurlijk.

Al is communicatie met dieren niet mogelijk via een gesproken taal, toch lijkt dit mogelijk door middel van het aanvoelen van emoties en het lezen van gedrag. Mensen en dieren die elkaar kennen weten van elkaar wat ze bedoelen.

Voor mijn informanten wegen de baten van het hebben van dieren op tegen de kosten. Dieren maken van een huis een thuis. Het gezelschap dat mensen van dieren hebben is daarbij geen vervanging van menselijk contact. De behoefte aan contact met dieren staat

60

daar voor de meesten vrijwel los van. Mensen kunnen eenzaam zijn met mensen om zich heen maar zonder dieren.

Daarnaast zorgen vooral honden ervoor dat mensen sociale contacten opdoen. Het lopen met de hond zorgt er voor de één voor dat diepe vriendschappen ontstaan, voor de ander gaat het om oppervlakkige kennissen. Beide vormen van sociaal contact blijken mensen goed te doen.

Ook hebben de dieren van veel van mijn informanten een bepaalde therapeutische werking op hun baasjes. Depressies worden minder hevig ervaren door enerzijds de noodzaak om structuur aan te brengen in het leven en de deur uit te moeten en anderzijds door het dierlijke gezelschap.

Toch komt het nog steeds voor dat juist de mensen die het meest moeten opgeven om hun dier te kunnen onderhouden – omdat ze niet veel geld te besteden hebben en hun geld maar één keer kunnen uitgeven – van instanties als maatschappelijk werk en de thuiszorg te horen krijgen dat ze hun dieren beter weg kunnen doen.

Natuurlijk zijn er ook gevallen waarbij de gezondheid van mens of dier in het geding komt en waar herplaatsing de beste oplossing voor alle partijen is. Maar nog te vaak wordt door deze instanties geen onderscheid gemaakt tussen een huisdier en een dure televisie, en wordt hen aangeraden beide zaken weg te doen om geld te besparen.

Mensen die dieren helpen

We hebben gezien dat veel minima in Amsterdam dieren een tweede kans proberen te geven. Ze nemen geen jonkie, maar halen een dier uit een asiel of van een instantie die dieren herplaatst. Juist de mensen die het zelf financieel en vaak ook op andere vlakken lastig hebben nemen de moeilijkste dieren in huis: herplaatsers. Het lijkt daarbij zo te zijn dat mensen zich identificeren met dieren die het ook lastig hebben gehad en de tweede kans die zij de dieren geven zouden ze zelf ook graag krijgen van de maatschappij.

Daarbij verzorgen de baasjes die ik heb gesproken hun dieren zo goed mogelijk en geven ze bijna meer geld en energie uit aan hun dieren dan aan zichzelf. De alledaagse zorg lijkt hierbij niet problematisch. Mensen letten wel degelijk op de prijs van voer en andere producten, maar de gezondheid van het dier komt op de eerste plaats. Bijna al mijn informanten zeggen minder leuke dingen te doen om de kosten voor een dier op te kunnen brengen. Toch vinden ze dit niet erg: van een dier heb je langer plezier dan van een avondje naar de bioscoop.

Wel is het lastig hoge kosten, zoals die van de dierenarts, in één keer op te brengen. Veel van mijn informanten hebben hiermee geworsteld, of proberen zelf oplossingen te vinden om te besparen op deze kosten. Hierdoor kunnen, volgens professionals die met de dieren van deze mensen in aanraking komen, mensen weleens verkeerde keuzes maken. Deze professionals zeggen echter wel bijna unaniem dat dit niet voortkomt uit onwil, maar uit onkunde. Mensen hebben soms de kennis en/of het geld niet om het beste te doen voor hun dier.

Bij het leven hoort de dood, zo ook bij dieren. Omdat de meeste huisdieren aanzienlijk minder oud worden dan hun baasjes, heeft bijna iedereen wel een verhaal over de het

61

overlijden van een maatje. Wanneer een dier natuurlijk sterft lijkt dit minder aangrijpend voor het baasje dan wanneer het dier bij de dierenarts een spuitje krijgt en inslaapt.

Voor sommigen is het verliezen van een huisdier vergelijkbaar met het verlies van een menselijke naaste, voor anderen is het niet te vergelijken. Vaak volgt na het verlies een periode van rouw en nemen mensen niet direct een nieuw dier. Het lijkt tijd te kosten te verwerken dat een dier er niet meer is en dit kan niet worden bespoedigd door snel een nieuw huisdier aan te schaffen.

Veel van mijn informanten hechten er waarde aan om het overleden dier te laten begraven of cremeren, al is dit redelijk prijzig. Deze symboliek gaat vaak samen met het bewaren van de as en/of het ophangen van foto's van het dier.

Instanties die mensen en dieren helpen

Omdat minima medische kosten voor hun dieren vaak niet kunnen betalen zijn er verschillende regelingen en stichtingen die hierbij helpen. Deze mogelijkheden worden als positief ervaren door de mensen die ervan weten en er gebruik van maken. Er zitten echter wel een aantal problemen aan. Zo voelt het voor sommige mensen stigmatiserend. Het kan voelen als falen om dergelijke instanties aan te schrijven en om hulp te vragen, omdat de maatschappij veel waarde hecht aan individuele verantwoordelijkheid en het zelf oplossen van problemen. Daarnaast wordt deze hulp niet door iedereen die er gebruik van kan maken gevonden. Verder worden mensen door deze regeling en stichtingen op een bepaalde manier geclassificeerd. Dit brengt twee problemen met zich mee. Ten eerste wordt het voor de gemeente of de stichting in kwestie leesbaar wie er een dier en weinig geld heeft. Dit is op zich nog geen probleem, maar mensen hebben toch het idee dat er met deze informatie represailles kunnen volgen, zoals het afnemen van dieren. Ten tweede is het mogelijk dergelijke regelingen te misbruiken. Mensen kunnen zich voordoen als iemand anders, waardoor het geld dat beschikbaar is niet naar de beoogde doelgroep gaat. Voor de problemen die bij deze classificatie naar voren komen is geen eenduidige oplossing in onze hedendaagse samenleving; daarvoor is deze simpelweg te groot en te bureaucratisch.

Voor het probleem van de onbekendheid van de regelingen is wel een oplossing te vinden. Blijkbaar wordt de hulp die beschikbaar is nog onvoldoende gevonden door de mensen die deze nodig hebben. Het zou dus aan te raden zijn mensen hier vaker of duidelijker over te informeren, vooral vanuit de gemeente.

Het stigmatiserende effect is moeilijker op te lossen. Door de gemeente wordt de huidige invulling als minder stigmatiserend gezien dan een aparte dierenkliniek voor de huisdieren van minima. Een dergelijke kliniek is in Rotterdam wel aanwezig, al draait deze zonder subsidie van de gemeente. Volgens mijn informanten is de huidige Amsterdamse regeling echter niet minder stigmatiserend en de meesten zeggen een aparte kliniek meer te waarderen. De redenen hiervoor komen overeen met wat ik ondervond in de kliniek in Rotterdam. Wanneer mensen de kliniek binnenstappen weet iedereen van hun situatie. Dit lijkt niet fijn, maar het is voor iedereen makkelijker en uiteindelijk minder pijnlijk. Mensen kunnen eerlijk zijn tegen de dierenarts en deze kan op zijn of haar beurt rekening houden met de situatie van de cliënt. Iedereen in de wachtkamer zit in een soortgelijke financiële situatie en dus is schaamte minder.

62

Eerder stelde ik dat problemen in de verzorging van dieren door minima vaak niet komen door onwil, maar door onkunde. Dit is iets dat door zowel de professionals als de mensen met weinig geld werd beaamd. Om deze problemen te voorkomen en op te lossen is een betere controle en signalering nodig.

Ten eerste zou hier een rol kunnen zijn weggelegd voor asielen in de procedure die deze hanteren. Het is soms te makkelijk een dier aan te schaffen. Asielen zouden nauwkeuriger moeten kijken naar de situatie van baasjes en vooral de nazorg zou volgens mijn informanten beter kunnen.

Ook aan de mogelijkheid tot het afstand doen van een dier zouden de asielen volgens mijn informanten iets moeten veranderen. Het moet niet te makkelijk zijn voor mensen een dier weg te doen, maar het bedrag wat hiervoor door asielen wordt gevraagd is voor veel minima te hoog wat kan zorgen voor verwaarlozing of het dumpen van dieren op andere plekken.

Ten tweede zouden welzijnswerkers meer kunnen letten op het dierenwelzijn. Nu lijkt de focus enkel te liggen op het welzijn van mensen in een huishouden en wordt naar dieren niet omgekeken. Deze welzijnswerkers zouden daarom beter geïnformeerd moeten worden over hun rol en mogelijkheden wanneer ze verwaarlozing van dieren bemerken. Hierdoor zouden welzijnswerkers en dierenwelzijnsorganisaties kortere lijntjes hebben, waardoor mens en dier sneller en beter kunnen worden geholpen. Ook stelt het beleid van dergelijke welzijnsorganisaties vaak wel dat dieren geen overbodige luxe zijn, maar weten mensen op de vloer daar niet altijd vanaf.

63

Literatuur

Arts, K. & Otten, F. (2016) Signalement van het CBS. Armoederisico het Hoogst in Amsterdam en Rotterdam. Sociaalbestek, februari/maart 2016.

Belk, R.W. (1996) Metaphoric Relationships with Pets. Society and Animals, 4(2): 121-145. Bryman, A. (2008 [2001]) Social Research Methods. Oxford: University Press.

Dalrymple, T. (1999) What is Poverty? City Journal (New York), spring 1999.

Deth, J.W. van & Vis, J.C.P.M. (2006) Regeren in Nederland. Het Politieke en Bestuurlijke Bestel in Vergelijkend Perspectief. Assen: Koninklijke Van Gorcum.

Driessens, K. & Geldof, D. (2009) 'Individu en/of Structuur? Of wat Wil het Sociaal Werk Aanpakken?' Canon Sociaal Werk 2009.

Engbersen, G. (1998) 'De Taal van de Armoede'. In: Engbersen, G.; Vrooman, J.C. & Snel, E. (1998) Effecten van Armoede. Derde Jaarrapport Armoede en Sociale Uitsluiting. Amsterdam: University Press.

Engbersen, G. (2009) Fatale Remedies. Over Onbedoelde Gevolgen van Beleid en Kennis. Amsterdam: Pallas Publications – Amsterdam University Press.

Franklin, A. (1999) Animals and Modern Cultures. A Sociology of Human-Animal Relations in Modernity. London, Thousand Oaks & New Delhi: SAGE Publications.

Goffman, E. (1990 [1963]) Stigma. Notes on the Management of Spoiled Identity. London & New York: Penguin Books.

Haraway, D.J. (2008) When Species Meet. Minneapolis & London: University of Minnesota Press.

Heijst, B.A.C. van; Kort, M.A.C. de; Overgaauw, P.A.M.; Vinke, C.M. & Beekmans, M.H.C. (2015) Feiten & Cijfers Gezelschapsdierensector 2015. Den Bosch: HAS Hogeschool & Utrecht: Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht.

Hurn, S. (2012) Humans and Other Animals. Cross-Cultural Perspectives on Human - Animal Interactions. London & New York: Pluto Press.

Hylkema, C.; Bosveld, W. & Beentjes, R. (red.) (2017) Amsterdam in Cijfers 2017. Onderzoek, Informatie en Statistiek. Amsterdam: Gemeente Amsterdam.

Irvine, L. (2004) Pampered or Enslaved? The Moral Dilemmas of Pets. International Journal of Sociology and Social Policy, 24(9): 5-17.

Irvine, L. (2013) My Dog Always Eats First. Homeless People and Their Animals. Boulder & London: Lynne Rienner Publishers.

KNMvD (2010) Code voor de Dierenarts maart 2010. KNMvD.

Kulick, D. (2017) Human-Animal Communication. Annual Review of Anthropology, 2017(46): 357-378.

Leach, E. (1964) Anthropological Aspects of Language: Animal Categories and Verbal Abuse. Anthrozoös 2(3): 151-165.

Lemaire, T. (2017) Onder Dieren. Voor een Diervriendelijker Wereld. Amsterdam: Ambo|Anthos.

Mullin, M.H. (1999) Mirrors and Windows: Sociocultural Studies of Human-Animal Relationships. Annual Review of Anthropology, 28: 201-224.

Nast, H.J. (2006) Loving.... Whatever: Alienation, Neoliberalism and Pet-Love in the Twenty- First Century. ACME: An International E-Journal for Critical Geographies, 5(2): 300- 327.

64

O´Reilly, K. (2012 [2005]) Ethnographic Methods. London & New York: Routledge, Taylor & Francis Group.

Scott, J.C. (1998) Seeing Like a State. How Certain Schemes to Improve the Human Condition Have Failed. New Haven & London: Yale University Press.

Serpell, J. (1991) Beneficial Effects of Pet Ownership on Some Aspects of Human Health and Behaviour. Journal of the Royal Society of Medicine, 84: 717-720.

Shell, M. (1986) The Family Pet. Representations, 15(summer 1986): 121-153.

Shir-Vertesh, D. (2012) "Flexible Personhood": Loving Animals as Family Members in Israel. American Anthropologist, 114(3): 420-432.

Smith, B.H. (2004) Animal Relatives, Difficult Relations. Differences: A Journal of Feminist Cultural Studies 15(1): 1-23.

Swabe, J. (1996) Dieren als een Natuurlijke Hulpbron. Ambivalentie in de Relatie tussen Mens en Dier, Binnen en Buiten de Veterinaire Praktijk. Amsterdams Sociologisch Tijdschrift, 23(1): 12-37.

Swabe, J. (2005) 'Loved to Death? Veterinary Visions of Pet-Keeping in Modern Dutch Society'. In: Knight, J. (2005) Animals in Person. Cultural Perspectives on Human- Animal Intimacies. Oxford: Berg Publishers.

Tonkens, E. & Duyvendak, J.W. (2003) Paternalism - Caught between Rejection and Acceptance: Taking Care and Taking Control in Community Work. Community Development Journal, 38(1): 6-15.

Ujhelyi, M. (1996) Is There Any Intermediate Stage Between Animal Communication and Language? Journal of Theoretical Biology, 1996(180): 71-76.

Vialles, N. (1994) Animal to Edible. Cambridge: University Press.

Wildeboer Schut, J.M.; Goderis, B. & Hoff, S. (2016) 'Waar Ligt de Armoedegrens?' In: Armoede in Kaart 2016. Sociaal en Cultureel Planbureau.