• No results found

Le travail agricole rural en milieux Wolofs et Sérères du Sénégal de 1819 à 1960 - Nederlandse samenvatting: Agrarische arbeid in de Wolof- en Sérère-gebieden van Senegal, 1819-1960

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Le travail agricole rural en milieux Wolofs et Sérères du Sénégal de 1819 à 1960 - Nederlandse samenvatting: Agrarische arbeid in de Wolof- en Sérère-gebieden van Senegal, 1819-1960"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl)

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

Le travail agricole rural en milieux Wolofs et Sérères du Sénégal de 1819 à

1960

Faye, V.

Publication date

2016

Document Version

Final published version

Link to publication

Citation for published version (APA):

Faye, V. (2016). Le travail agricole rural en milieux Wolofs et Sérères du Sénégal de 1819 à

1960.

General rights

It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Disclaimer/Complaints regulations

If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible.

(2)

1

Agrarische arbeid in de Wolof- en Sérère-gebieden van Senegal, 1819-1960

Nederlandstalige samenvatting van het proefschrift van Valy Faye, Le travail agricole rural en milieux Wolofs et Sérères de Sénégal de 1819 à 1960 (15 december 2016)

Deze studie wil op de eerste plaats de overgang analyseren van het zelfverzorgende boerenbedrijf naar marktgerichte landbouwproductie in de gebieden van de Wolof en Sérère in Senegal. Daarnaast beoogt de studie bij te dragen aan de geschiedschrijving van de agrarische arbeid – tot nu toe een onderbestudeerd aspect van de Senegalese geschiedschrijving. De gebieden van de Wolof en Sérère zijn hergroeperingen van oude koninkrijken, zoals Djolof, Walo, Cayor, Baol, Sine en Saloum. In combinatie vormen Wolof en Sérère de meerderheid van de Senegalese bevolking, al wonen zij samen met andere, kleinere etnische groepen (Peul, Diola, Toucouleur, Sarakolé, enz.). De resultaten van de onderhavige studie zijn tot stand gekomen door informatie samen te voegen uit archieven, bibliotheken en orale bronnen; zij zijn gevat in twee grote delen en beslaan elk twee hoofdstukken. Het eerste deel behandelt het integratieproces van de aardnooteconomie der Wolof- en Sérère-gebieden (1819-1929), terwijl het tweede deel tracht de arbeidsomstandigheden te analyseren van de Wolof- en Sérère-boeren die participeerden in en afhankelijk waren van de aardnooteconomie vanaf het begin van de crisis van 1929 tot de Senegalese onafhankelijkheid in 1960.

De eerste periode van het eerste deel (1819-1885) behandelt de vroege ervaringen met de agrarische kolonisatie na de afschaffing van de slavenhandel. Frankrijk begon in 1819 in de Walo-regio te experimenteren met uitheemse tropische planten in een poging een nieuwe inkomstenbron te verkrijgen. Belangrijk was, dat de handel in gom als zodanig onvoldoende in staat was het verlies te compenseren van de winsten uit de slavenhandel. Bovendien had de opkomende Franse industrie behoefte aan tropische landbouwproducten die de Amerikas niet meer leverden.

Nadat gouverneur Schmaltz in 1819 het initiatief had genomen, was het baron Roger (1822-1827) die de koloniale landbouw op pragmatische wijze bevorderde. Roger vertrouwde op de beheersing van klimaatomstandigheden, de acclimatisering van uitheemse planten, en de verbetering en popularisering van landbouwmethoden. Maar na zeven jaar bleken de pogingen om geïmporteerde tropische planten in Senegal te kweken te zijn mislukt, door de weerbarstigheid van het natuurlijke milieu, de onveiligheid als gevolg van bedreigingen door naburige volken, het ontbreken van voldoende arbeidskrachten, uiteenlopende opvattingen over grondbezit, en de geringe

belangstelling van handelaren. Deze factoren overziende stelde baron Roger aan de Franse regering en aan de commercie voor om te experimenteren met aardnoten, een oorspronkelijk uit Amerika afkomstig gewas dat sedert de zestiende eeuw in Senegal verbouwd werd. Vervolgens was het de Parijse chemicus Rousseau die, vanaf 1840, de aardnoten op grote schaal begon te verbouwen en naar Frankrijk te exporteren. Na de rijkdom van de aardnootkernen te hebben vastgesteld creëerde Rousseau een factorij en moedigde hij inheemse hoofden aan aardnoten aan te planten.

Uiteindelijk konden de regering, de handelsbourgeoisie, en de inheemse bevolkingen instemmen met de ontwikkeling van het aardnootbedrijf en lieten zij daarbij hun oog vallen op de gebieden van de Wolof en Sérère. Deze gebieden werden gekozen vanwege hun gunstige ecologische

omstandigheden en vanwege de sociologische bases van de Wolof en Sérère. Qua ecologie waren de duur en omvang van de regenval, de bodemkwaliteit, de hydrologische omstandigheden en de gevarieerde vegetatie gunstig voor aardnoten. En op het menselijk vlak waren de Wolof en Sérère bevolkingsgroepen, wier landbouwtraditie gekenmerkt werd door een uitgewerkt stelsel van grondbezit, een solidaire arbeidsmoraal en agrarische technieken die zeer goed bij de ecologische omstandigheden pasten.

Toch werden de gebieden van Wolof en Sérère geteisterd door de onveilige situatie voortvloeiend uit de gewelddadigheid en de plunderingen van de aristocratie, de oorlogen tussen koninkrijken en opvolgingscrises. De kolonie was genoodzaakt vrede en veiligheid tot stand te brengen opdat de

(3)

2

boeren zich in rust aan hun agrarische activiteiten konden wijden. Dit is de context waarin de verovering van de Wolof- en Sérère-gebieden tussen 1885 en 1887 gezien moet worden. Zodra het verzet gesmoord was en de Franse verovering voltooid, begon voor de kolonie de fase van de mise

en valeur.

De tweede periode van het eerste deel loopt van 1885, het jaar dat gemarkeerd wordt door de verovering van Cayor en het begin van de uitbating van de spoorweg Dakar-Saint Louis, tot het uitbreken van de economische wereldcrisis van 1929 die tot ingrijpende veranderingen in de agrarische arbeid en de verbouw van aardnoten leidde. Teneinde in haar behoefte aan

oliehoudende producten te kunnen voorzien bevorderde Frankrijk de landbouwproductie via de ontwikkeling van een infrastructuur voor transport, zoals de aanleg van de spoorwegen tussen Dakar en Saint-Louis (1875-1885), Thiès en Kayes (1907-1923), Dioubel en Touba (1930-1931) en Louga en Linguère (1927-1931); de verbetering van de scheepvaartmogelijkheden op de rivier de Saloum (1890-1929); en de aanleg van een wegennet. Het organiseerde eveneens de commercialisering van de landbouw door de regulering van de handel. De particuliere sector – bestaande uit grote

internationale bedrijven, de Europese en Lybisch-Syrische kleinhandel en Afrikaanse handelaren – speelde ook een rol. Binnen deze context omvatte de handel het geheel van commerciële operaties vanaf de verbouw van de aardnoten tot hun inscheping in de haven.

Desondanks bleef de landbouwproductie, die vooral gebaseerd was op de bewerking van steeds omvangrijkere oppervlaktes, afhankelijk van de Wolof- en Sérère-boeren en hun aanvullende seizoensarbeidskrachten, genaamd navétanes (zij die komen overwinteren, in het Wolof). De agrarische productie kende als geheel een duidelijke ruimtelijke expansie, maar verschilde per regio. Cayor en Sine expandeerden snel (respectievelijk 6,5% en 8% per jaar in de periode 1885-1914), terwijl het zuidelijke Saloum (Rip en Pakala Mandakh) door hun afgescheiden ligging vooral afhankelijk bleven van subsistentie-economie. De agrarische productie ontwikkelde zich ook per regio ongelijk. Cayor leverde tot aan het eind van de negentiende eeuw driekwart van de aardnoten, maar dat aandeel daalde rond 1920 tot eenderde. Parallel aan de relatieve neergang van Cayor nam de productie in Sine-Saloum en Baol toe van resp. 20 tot 34% en van 2 tot 20%.

Bovendien werd de agrarische productie gedestabiliseerd door de dwangarbeid en de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog. De vordering van arbeidskrachten voor infrastructurele werkzaamheden leidde tot opstandig en vluchtgedrag. En de Wereldoorlog had een negatief effect op het levenspeil van Wolof- en Sérère-boeren, in het bijzonder het levenspeil van degenen die aardnoten

verbouwden vanwege de fluctuerende export en de stijgende prijzen van geïmporteerde consumptiegoederen. De exportdaling was vooral het gevolg van de transport- en

verzekeringskosten, de devaluatie van de munteenheid en het ongebreidelde winststreven van dubieuze handelaren. Als geheel wordt deze periode gekarakteriseerd door een gunstige

economische ontwikkeling in de jaren 1885-1914 en 1919-1929, maar het uitbreken van de crisis stortte de Wolof- en Sérère-boeren die zich op het verbouwen van aardnoten hadden toegelegd in ongekende moeilijkheden.

Het eerste hoofdstuk van het tweede deel behandelt de periode van 1929, het begin van de

economische wereldcrisis, tot het einde van de Tweede Wereldoorlog. Kenmerkend voor dit tijdvak zijn de moeilijkheden voortkomend uit de heilloze gevolgen van deze twee plagen. De prijzen van aardnoten stortten in, de handel raakte gedesorganiseerd, en de overheidsbegroting kon niet sluitend worden gemaakt vanwege de verminderde uitvoerrechten en het failliet van vele handelsondernemingen. De opleving tussen 1935 en 1939 kwam snel ten einde door de Tweede Wereldoorlog.

De periode 1929-1939 werd ook gekenmerkt door een breuk in het koloniaal beheer. Het Franse bestuur begon direct te interveniëren in alle schakels van het agrarisch productie- en

distributieproces – in tegenstelling tot de eerdere periode die gekarakteriseerd werd door economisch liberalisme. Met andere woorden, de autoriteiten interveniëerden om de landbouw

(4)

3

weer op gang te brengen, maar dat was alleen mogelijk als de boeren gemotiveerd konden worden via hoge verkoopprijzen. Tot de oplossingen behoorden de regulering van de aardnootprijzen, de protectie van de handel in aardnoten door de vermindering van de Franse douanetarieven, de opheffing van uitvoerrechten en de verlaging van spoorwegtarieven, de reglementering van de handel door het beperken van de duur van de handel en de vermindering van het aantal

verkooppunten, de kwaliteitsbewaking van de aardnootkernen door hulp bij het verpakken en de modernisering van landbouwtechnieken. Deze laatste maatregel had betrekking op het gebruik van geselecteerde zaden en de popularisering van trekdieren. Tot de oplossingen behoorde ook de bevordering van de migratie van boeren en navétanes uit het oude Wolof-gebied en Sine naar de “nieuwe gronden” van Sine-Saloum.

Aan het eind van de periode (1939-1946) werd de voor aardnoten bestemde landbouwoppervlakte aanzienlijk uitgebreid door de komst van een spoorlijn van Dakar-Saint Louis (Cayor) naar Baol, Sine en Saloum. Maar de aardnootproductie (560.078 ton in 1939 en364.660 ton in 1946) bereikte nooit meer het nivo van voor de oorlog (668.000 ton). De verklaring hiervoor ligt in de door crisis en oorlog veroorzaakte economische moeilijkheden, in de vaak geringe neerslag vooral in Cayor, en in de uitputting van de gronden die het eerst bebouwd werden (Cayor). Op het regionale vlak steeg de productie in Sine-Saloum en verminderde in Cayor. Wat het levenspeil van de bevolkingen betreft leidde de hoge prijs voor aardnoten vanaf 1936 niet tot een stijgende koopkracht voor de boeren omdat de omvang van het aantal verkochte landbouwproducten daalde en de prijs van

geïmporteerde goederen toenam (in 1936 was 100 kg. aardnoten gelijk aan 116 kg. rijst; in 1939 nog 57 kg.; en in 1944 slechts 18 kg.).

Het tweede hoofdstuk van het tweede deel behandelt de jaren 1946-1960. Deze periode stond in het teken van de schadelijke effecten van de Tweede Wereldoorlog, die de Wolof en Sérère zwaar troffen, en de introductie door Frankrijk van een nieuw koloniaal stelsel. De Franse omslag kwam tot stand door de druk van de Verenigde Naties en de Verenigde Staten, en door het krachtige streven van de inheemse gekoloniseerden naar hun politieke rechten en naar een herleving van hun door de oorlog sterk aangetaste economie. Twee met openbare en particuliere Franse middelen gecreëerde nieuwe instellingen vormden de speerpunten van het nieuwe economische beleid: FIDES (Fonds d’investissement pour le développement économique et social) en FERDES (Fonds d’équipement rural pour le développement économique et social). FIDES hield zich bezig met alle economische sectoren terwijl FERDES geheel gericht was op de ontwikkeling van de landbouw.

De daling van de agrarische rendementen tengevolge van de beschadiging van de natuurlijke vegetatie en van de bodem, de degeneratie van aardnootvariëteiten en de gebrekkige effectiviteit van de landbouwmethoden zette de koloniale autoriteiten ertoe aan strategieën te ontwikkelingen die tot een opleving van de landbouw moesten leiden. Daartoe werden bossen geclassificeerd. De vóór de economische crisis in gang gezette distributie van landbouwhulpmiddelen en geselecteerde zaden werd nu op grotere schaal verwezenlijkt. Ook het gebruik van chemicaliën werd

gepopulariseerd. Het bestuur creëerde te Boulel in 1947 zelfs een Bloc d’Expérimentation de l’Arachide teneinde het gebruik van grote machines te bevorderen. Nadat dit project mislukt was werd het Bloc in 1955 omgevormd tot Secteur de Modernisation Agricole – een instelling die samenwerkte met onafhankelijke boeren die trekdieren gebruikten. Bovendien onderdrukte het bestuur verenigingen voor onderlinge bijstand en organiseerde de boeren in coöperaties die meer op belangenbehartiging gericht waren. Tegelijkertijd bleef het bestuur, ondanks zijn politiek van landbouwmodernisering, rekenen op de bijdrage van de navétanes.

De Wolof- en Sérère-gebieden hadden – wat de output betreft – hun grenzen bereikt, zowel de streken die in de buurt van een spoorlijn lagen en veel produceerden als de streken die relatief weinig produceerden. Na de jaren van neergang verbeterde de landbouwproductie weer, maar zij bereikte niet meer het hoogste nivo van voor de oorlog. De agrarische productie verschilde van regio tot regio. De productie in Sine-Saloum ging vooral achteruit door verminderde immigratie terwijl de

(5)

4

toestand in bepaalde delen van het oude Wolof-gebied (Cayor, Diambour) verbeterde doordat de emigratie stopte en de droogtes minder werden.

Het levenspeil van de Wolof- en Sérère-bevolkingsgroepen is over het algemeen verbeterd dankzij de stijgende aardnootprijzen en de toegenomen landbouwproductie. Maar de enorme prijsstijgingen van geïmporteerde goederen hebben de koopkracht van de boeren drastisch verminderd. De boer was nu in het nadeel ten opzichte van de arbeider in de stad, en dat droeg bij aan de ruraal-urbane exodus.

Door de invoering van de aardnoot is de arbeid in de landbouw in de periode 1819-1960 in belangrijke mate veranderd. Met het uiteenvallen van de traditionele familiebanden heeft het individualisme greep gekregen op de Wolof- en Sérère-samenlevingen, maar ouderschap, relaties en vriendschappen bevorderen nog steeds de samenwerking bij de agrarische arbeid. De traditionele landbouwtechnieken zijn verdwenen door de mechanisering, het gebruik van kunstmest en de vermindering van beschikbare landbouwgronden. Het opnemen van kredieten bij mutualistische instellingen (SP, SMPR, SMDR) en bij handelaren, economische migraties tijdens het droge seizoen, het fokken van kleine herkauwers en de kleine handel stellen de boeren in staat zich aan te passen aan de moeilijkheden die voortkomen uit speculatieve landbouw. Onderwijl wordt het aanplanten van levensmiddelen gecombineerd met het verbouwen van aardnoten, zodat de boer in staat is gemakkelijker te overleven.

Al met al hebben de Wolof en Sérère in de periode 1819-1960 een ontwikkeling van zelfverzorging naar een extern gerichte landbouw doorgemaakt; de boeren waren daarbij zowel subject en object. Zij waren slachtoffer van de nieuwe productiewijze voor zover hun onafhankelijkheid plaats maakte voor afhankelijkheid op voedingsgebied en van export- en importprijzen. Bovendien maakt deze studie het mogelijk te begrijpen dat de hedendaagse problemen in de Senegalese landbouw

teruggaan tot deze periode. En tenslotte past de geschiedenis van de agrarische arbeid van Wolof en Sérère, door de verwevenheid van Europese, Aziatische en Afrikaanse economieën, in het kader van de Global History.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Niets uit deze uitgave mag geheel of gedeeltelijk worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of enige wijze, zonder de

gepresenteerde afwegingskader, daar waar niet mogelijk was, zijn ze vertaald naar aanbevelingen (paragraaf 8.2). Doel van het afwegingskader is om de vergunningverlener een handvat

Aangezien het accommodatievermogen verloren gaat, wordt deze ingreep meestal niet bij jongere patiënten uitgevoerd.. Oog-

De verpleegkundigen in het werkveld, maar ook docenten en studenten, moeten gesensibili- seerd en getraind worden in het actief gebruiken van evidence based kennis en tools (on the

Toch valt de diameterverdeling erg mee (84 % in de goede diameter). De bladlengte op het veld is duidelijk beter dan van het monster. Dit komt waarschijnlijk omdat door

Ondanks het feit dat da kwakera geateld zijn ap het zo vroeg mogelijk i n bloei konen van de door haa gekweekte feeeaia'a en de aeer duidelijke voorachriftan daarvoor blijkt tooh dat

o “Watchful waiting” met symptomatische behandeling (antihistaminica, decongestiva): meta-analyses moe- ten artsen (en patiënten) geruststellen dat dit volstaat bij bijna

Die filosofies- opvoedkundige mandaat (grondslag) van die Pretorius-kommissie was tweërlei van aard: dat “die Christelike beginsel in onderwys en op- voeding erken, openbaar en