• No results found

Heeft een hogere biologische leeftijd een positieve invloed op de dribbelsnelheid en versnelling bij jeugdvoetballers (11-13 jaar) ten opzichte van leeftijdsgenoten met een lagere biologische leeftijd?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Heeft een hogere biologische leeftijd een positieve invloed op de dribbelsnelheid en versnelling bij jeugdvoetballers (11-13 jaar) ten opzichte van leeftijdsgenoten met een lagere biologische leeftijd?"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Afstudeeronderzoek

Heeft een hogere biologische leeftijd een positieve

invloed op de dribbelsnelheid en versnelling bij

jeugdvoetballers (11-13 jaar) ten opzichte van

leeftijdsgenoten met een lagere biologische leeftijd?

5 mei

2013

Elwin Delfgaauw (544858) Thomas Woerdenbach (606502) Klas: 4

Academie voor Lichamelijke Opvoeding Amsterdam Afstudeeronderzoek

Gelegenheid: 1 Begeleider: Jan Willem Teunissen 2

(2)

Inhoudsopgave

Beoordeling ... 1 Voorkant ... 2 Inhoudsopgave... 3 Voorwoord ... 4 Samenvatting ... 5 Inleiding ... 6 Methode ... 10 Resultaten ... 16 Conclusie/Discussie... 18 Literatuurlijst ... 21

Bijlage (1) Opstelling dribbeltest ... 23

Bijlage (2) Opstelling 10 x5 meter test... 24

Bijlage (3) Scoreformulieren ... 25

Bijlage (4) Brief naar ouders/verzorgers ... 28

Bijlage (5) Overzicht van uitslag:’ aantal jaren voor peak height velocity’ ... 29

Bijlage (6) Tabellen statistische analyse ... 30

Bijlage (7) Correlatie test grafieken ... 32

Bijlage (8) Inleverbewijs Ephorus ... 34

(3)

Voorwoord

Voetbal is een van de grootste sporten in de wereld. Miljoenen spelers over de hele wereld doen aan deze sport. Naar mate het niveau hoger wordt, word het selecteren van spelers steeds belangrijker.

Allereerst worden de jeugdspelers ingedeeld op leeftijd en vervolgens wordt er geselecteerd op positie en kwaliteit. Verschillende onderzoeken tonen echter aan dat leeftijd soms weinig zegt over kwaliteit. Sterker nog, de verschillen per leeftijdsgroep zijn vaak juist erg groot. Een bepalende factor hierbij is, volgens de literatuur, de biologische leeftijd.

Er zijn al meerdere onderzoeken gedaan waarbij het verband tussen prestatie en biologische leeftijd werd onderzocht op het gebied van voetbal. Hieruit kwamen wisselende resultaten. Er zijn onderzoeken die duidelijk laten zien dat biologisch oudere spelers beter presteren als jongere spelers. Echter zijn er ook onderzoeken die juist het tegenovergestelde beweren. Kortom, het is een gebied waar nog veel aan onderzoek kan worden gedaan. Dit onderzoek richt zich op het mogelijke verband tussen de biologische leeftijd en de prestatie op zowel dribbel met de bal als de sprint van jeugdvoetballers. De vraag waar wij antwoord op hopen te vinden is of het misschien niet eerlijker zou zijn om jeugdvoetballers in te delen op

biologische leeftijd in plaats van kalenderleeftijd.

Wij hopen met dit onderzoek een positieve bijdrage te leveren aan het selectieproces van jeugdvoetballers.

Tot slot willen wij iedereen die aan ons heeft meegewerkt bedanken en wensen wij jullie veel leesplezier.

(4)

Samenvatting

Het doel van dit onderzoek is om te onderzoeken of een hogere biologische leeftijd een positieve invloed op de dribbelsnelheid en versnelling bij jeugdvoetballers(11-13 jaar) ten opzichte van leeftijdsgenoten met een lagere biologische leeftijd. De hypothese is dat de spelers met een hogere biologische leeftijd beter presteren op het gebied van dribbelsnelheid en versnelling.

Het onderzoek is uitgevoerd bij 2 D-elftallen van FC Utrecht. Voor de dribbelsnelheid wordt een slalomparcours van 20m zowel heen als terug afgelegd. De 10x 5 meter sprint test van Eutrofie wordt gebruikt om de versnelling te testen. Beide tests worden twee keer uitgevoerd, waarbij de snelste tijd telt. Ook worden er fysieke gegevens van de spelers opgemeten: lengte, beenlengte, zithoogte, leeftijd en gewicht. Hiermee wordt door middel van een formule het aantal jaren tot aan de Peak Height Velocity bepaald.

Op basis van het aantal jaren tot aan de Peak Height Velocity worden er twee groepen

gemaakt, een biologisch jonge groep en een biologisch oudere groep. Deze worden met elkaar vergeleken door middel van een independent samples t-test. Een correlatie onderzoek zorgt voor extra uitdieping.

Uit de resultaten van de indepentent samples t-test blijkt dat de biologische jongere groep significant beter presteert dan de biologisch oudere leeftijdsgenoten. Voor de 10x 5 meter sprint met een significantie van P = 0,022 en voor de dribbelsnelheid P = 0,001.

Uit resultaten van de correlatie test blijkt namelijk dat er een negatieve correlatie is tussen de biologische leeftijd en de versnelling (-0,586), en een negatieve correlatie tussen je

biologische leeftijd en de dribbelsnelheid. (-0,755).

Concluderend: een hogere biologische leeftijd heeft dus een negatief effect op de versnelling en dribbelsnelheid. De hypothese kan hiermee verworpen worden.

In de discussie worden discutabele punten besproken, zoals dat het een momentopname betreft. Ook worden er aanbevelingen gedaan voor een eventueel vervolgonderzoek.

(5)

Inleiding

Voetbal is één van de grootste en meest beoefende sporten ter wereld. Naar schatting zijn er 150 miljoen geregistreerde spelers, bestaande uit zowel professionals als amateurs. Grofweg 2 miljard mensen oefent het trappen van een bal of heeft dat gedaan (Orejan, 2011). De

geregistreerde spelers staan ingeschreven bij een vereniging, die haar leden indeelt in verschillende teams. Deze indeling van spelers gebeurt op basis van kalenderleeftijd. Zo wordt bijvoorbeeld bepaald dat een jongen geboren in 2002, wordt ingedeeld in de E-categorie (Leeftijdsgrenzen jeugdvoetbal, 2012). Daarbij kan er binnen de leeftijdsE-categorie eventueel geselecteerd worden op basis van voetbal specifieke vaardigheden. Dit gebeurt vaak bij de hoogste selectie elftallen uit een leeftijdscategorie. Hierbij worden dus ook de

prestatiemogelijkheden van een speler belangrijk.

Iedere club heeft vaak zijn eigen eisen opgesteld waaraan een speler moet voldoen als hij/zij in dit hoogste elftal wil voetballen waar de prestatie centraal staat. Zo wilt bijvoorbeeld FC Utrecht (Straub, 2009) dat spelers over het volgende beschikken voordat ze bij hen komen voetballen: ’De te scouten spelers van FC Utrecht moeten vooral voldoen aan de criteria van

onze huisstijl, zoals beschreven in het Leerplan van onze opleiding. In de jongere groepen zal dit meer in voetbaltechnische zin zijn (is hij de baas over de bal /technisch begaafd

/handelingssnelheid) en inzichtelijke zin (heeft hij oog voor de omgeving / betrekt hij ook andere spelers in het spel ) vooral de nadruk op het individu liggen.’’

Niet alleen de beheersing over voetbaltechnische kwaliteiten zoals hierboven beschreven, maar ook de groei en rijping van het lichaam zullen de prestatie kunnen beïnvloeden bij kinderen. Zo is er het onderzoek van Dehaene & De Troyer (2010), wat het verband tussen de antropometrie en de prestatie van jeugdvoetballers op voetbal specifieke tests onderzocht. De antropometrie houdt zich bezig met het meten van verhoudingen en afmetingen van het menselijk lichaam. Uit dit onderzoek blijkt dat de mate van groei van invloed is op de prestatie bij balvaardigheid. Per leeftijdscategorie werd aangetoond dat voetbal specifieke kracht–, snelheid– en lenigheidprestaties significant relatief tot sterk beïnvloed werden door antropometrie. Uit dit onderzoek komen wisselende resultaten. Een hogere biologische leeftijd kan zowel positieve als negatieve effecten hebben op de prestatie.

(6)

Uit het onderzoek van Malina et al. (2004) blijkt dat het verschil in prestatie op kracht, vermogen en snelheid bij jeugdvoetballers, ten gevolge van het verschil in biologische leeftijd, vooral aanwezig is de leeftijdsgroep 12 tot 16 jaar.

Hoe komt het dat kinderen die biologisch verder ontwikkeld mogelijk beter presteren? Kinderen die in hun biologische ontwikkeling verder zijn beschikken mogelijk over een betere lenigheid-, uithouding-, kracht- en snelheidseigenschappen dan wanneer zij een lagere biologische leeftijd hebben. Dit komt doordat bij kinderen met een hogere biologische leeftijd deze lichaamseigenschappen eerder tot ontwikkeling komen.

‘’It is widely considered that biological maturity influences physical fitness test

performance, children can be advantaged/disadvantaged in physical fitness tests by being more or less mature than counterparts of the same chronological age’’ (Jones, Hitchen &

Stratton, 1991). Ook uit een onderzoek van Vanderdriessche et al. (2011) blijkt dat de grondmotorische eigenschappen worden beïnvloed door de biologische leeftijd. ‘’These

findings indicate that biological maturation affects morphology(height, weight, body fat, body mass index), and fitness(strength, speed, agility, flexibility)’’.

Ford et al. (2010) beschrijven in een onderzoek in welke fase van de lichaamsontwikkeling en leeftijd, de eigenschappen als aerobe capaciteit, kracht, vermogen en snelheid zich

ontwikkelen. De vraag is waarom de mate van biologische ontwikkeling zo belangrijk is bij bijvoorbeeld de grond motorische eigenschap snelheid?‘The development of speed throughout

childhood will be influenced by quantitative changes in muscle cross-sectional area and length, biological and metabolic changes, morphological alterations to the muscle and tendon, neural/motor development, as well as biomechanical and coordination factors’.

Kinderen die dus eerder stappen maken in hun biologische ontwikkeling maken ook eerder stappen in de fysiologische aspecten als hierboven beschreven, daarbij ontwikkelen ze dus ook eerder de grond motorische eigenschap snelheid. Philippaerts et al. (2006) reported that

sprint speed in youth footballers showed the largest gains around the time of peak height velocity.

Het is niet per definitie zo, dat een hogere biologische leeftijd een positief effect heeft op de prestatie. Tijdens de groeispurt groeit het skelet van kinderen het hardst. ‘De groeispurt treedt

(7)

gemiddeld op tussen de 12 en 14 jaar’. De grootste ontwikkeling van de spieren volgt

ongeveer 12 tot 18 maanden na de groeispurt. Doordat de spierontwikkeling achterblijft ten opzichte van de bot groei, kan dit motorisch een nadeel opleveren voor deze fase van de ontwikkeling. Zelfs de motorische basisvaardigheden kunnen hierdoor tijdens de groeispurt als onwennig worden ervaren. (Anderson et al., 2005) De verhoudingen in het lichaam veranderen in deze fase zo snel, dat de kinderen geen tijd hebben om hieraan te wennen. Dit zou de prestatie van deze groep kinderen juist daarom negatief kunnen beïnvloeden. In dit geval zou een hogere biologische leeftijd geen positief effect hebben op de prestatie.

Er is ook onderzocht wat het verband is tussen de biologische leeftijd en de prestatie bij loopsnelheidstests. De biologische leeftijd werd hier geschat aan de hand van

antropometrische gegevens en uitgedrukt in het aantal jaren dan wel maanden vóór of na de groeispurt, ook wel peak height velocity genoemd. Het onderzoek toont aan dat personen die biologisch ouder zijn beter presteren en dat ze daarmee in het voordeel zijn ten opzichte van leeftijdsgenoten die biologisch jonger zijn. (Gastin et al., 2012).

De resultaten van tal van deze verschillende onderzoeken kunnen van betekenis zijn bij het samenstellen van selectieteams. Het in kaart brengen van antropometrische gegevens

gekoppeld aan prestatie kan een bepalende rol spelen in het ontdekken van talent (Le Gall et al., 2010). Spelers die goed presteren voor hun biologische leeftijd zouden namelijk een grotere kans hebben om in de toekomst goed te blijven presteren (Philippaerts et al., 2006). Daarnaast zou het wellicht eerlijker zijn om teams samen te stellen op basis van biologische leeftijd in plaats van op kalenderleeftijd. Dit zou de competitie bij adolescenten, waar de groeispurt een rol speelt, mogelijk gelijkwaardiger maken (Mirwald et al., 2001).Dit is natuurlijk afhankelijk van het feit in hoeverre de biologische leeftijd de prestatie van voetballers beïnvloedt.

Uit verschillende onderzoeken is dus gebleken dat de resultaten wisselend zijn en dat een hogere biologische leeftijd zowel positief als negatief kan werken op de prestatie. Dit gegeven is de aanleiding om dit onderzoek te starten en de effecten van de biologische leeftijd op prestatie te onderzoeken. Dit onderzoek richt zijn pijlen op twee specifieke vaardigheden, namelijk de versnelling in de beginfase van de sprint en de dribbelsnelheid met bal. Kortom de grond motorische eigenschap snelheid staat hierbij centraal. Er is gekozen voor snelheid, omdat dit in een eigenschap is die wetenschappelijk goed meetbaar is en een belangrijk

(8)

onderdeel binnen de voetbalsport is. Dit onderzoek zal worden uitgevoerd op de

leeftijdscategorie waarin de groeispurt gemiddeld optreedt, omdat dit verband heeft met de biologische leeftijd en dus invloed kan hebben op de prestatie.

Onderzoeksvraag

Heeft een hogere biologische leeftijd een positieve invloed op de dribbelsnelheid en

versnelling bij jeugdvoetballers(11-13 jaar) ten opzichte van leeftijdsgenoten met een lagere biologische leeftijd?

Onderzoekshypothese

Kinderen met een hogere biologische leeftijd zullen gemiddeld een beter resultaat in tijd behalen op de tests voor dribbelsnelheid en versnelling dan leeftijdsgenoten met een lagere biologische leeftijd.

(9)

Methode

Deelnemers:

Het onderzoek wordt gehouden onder jeugdige (top)voetballers. De proefpersonen voetballen allen in een jeugdelftal van FC Utrecht. Eén van de criteria is dat de deelnemer over een hoge mate van balbeheersing beschikt. Hierdoor kan er geconcentreerd worden op de tijd waarin een speler een parcours aflegt met bal en dus de dribbelsnelheid. Zoals in de inleiding beschreven, voldoen de jeugdspelers van FC Utrecht aan dit criterium.

Daarbij komt dat deelnemers tussen de 11 en 13 jaar moeten zijn.

De groep bestaat uit 17 spelers van de D1 van FC Utrecht (N=17), deze zijn allen 12 jaar en Uit 18 spelers van de D2 van FC Utrecht (N=18) waarbij zij allen 11 jaar zijn.

De totale groep bevat dus 35 (N=35) die tot de categorie 11 tot en met 13 jaar behoren.

De spelers trainen vier keer in de week. De trainingsdagen van zowel de D1 als de D2 betreft: maandag, dinsdag, donderdag & vrijdag. Voor de D1 geldt de volgende trainingstijd: 18:30-20:15. De D2 traint van 16:45-18:30.

De deelnemers zijn akkoord gegaan voor participatie aan het onderzoek door middel van een toestemmingsverklaring (zie bijlage 4).

Procedure/meetinstrumenten:

Tijdens alle tests zal de proefpersoon de standaard sportkleding van FC Utrecht dragen. De tests en metingen vinden allen plaats op sportpark Zoudenbalch te Utrecht. Dit is het trainingscomplex van FC Utrecht waar ook de proefpersonen van het onderzoek trainen. Het complex bestaat uit 5 voetbalvelden.

Wat: Week meetmoment 1 Week meetmoment 2 Week meetmoment 3 Meten dribbeltest 10 11 12 Meten 5m. Eurofittest 14 15 16 Meten beenlengte, (zit)lengte & lichaamsgewicht 18 19 20 Tabel 1: Meetmomenten 10

(10)

Bovenstaand tabel geeft aan in welke week van 2013 de meetmomenten plaatsvinden. Niet alle proefpersonen kunnen op 1 testdag de test afleggen. Vandaar dat een test 3

meetmomenten heeft om de groep over te verdelen. De groepen worden hierbij ingedeeld op alfabetische volgorde.

Er zullen zoals bekend, tests uitgevoerd worden om de dribbelsnelheid en de versnelling te bepalen. Na deze tests worden er metingen gedaan om uiteindelijk de biologische leeftijd te kunnen bepalen. De proefpersonen worden vooraf aan een training getest, omdat er dan nog geen verzuring of vermoeidheid heerst door de training zelf. Dit zou de uitslag negatief kunnen beïnvloeden waarbij een tijd opgemeten moet worden. Tijdens de tests en metingen worden de proefpersonen per tweetal geroepen. Er zullen dus ook 2 testleiders aanwezig zijn en 2 situaties uitgezet. Na elk meetmoment mag de proefpersoon terug naar de groep waarna zijn eigen training begint.

Dribbeltest:

Bij de eerste test wordt er van alle deelnemers (één voor één) de dribbelsnelheid opgemeten. Deze test wordt op het trainingsveld van FC Utrecht afgenomen. Een dribbelparcours is opgezet aan de hand van informatie uit een onderzoek van Dehaene & De Troyer (2010). Dit parcours is te vinden in bijlage 1. Er wordt hierbij gekeken in hoeveel tijd de proefpersoon het desbetreffende parcours aflegt. De persoon krijgt 2 mogelijkheden hiertoe waarbij de hoogste score telt. Een scoreformulier is in bijlage 3 te vinden.

De deelnemers ontvangen een korte instructie voorafgaand aan de test. Hierin wordt verteld dat in een zo kort mogelijke tijd het parcours af moeten leggen. Dit doen ze door elke keer aan de buitenkant van elk opvolgend pion te dribbelen. Wanneer ze het parcours zowel heen als terug hebben afgelegd, stopt de tijd.

Voor de vastlegging van de tijd wordt gebruik gemaakt van de Fastime 1 stopwatch. De testleider houdt de gelopen tijd bij en wordt op 1 decimaal nauwkeurig genoteerd. ‘The

Fastime 01 is a solid basic stopwatch for sports and competitions where one single time has to be measured’ (‘’Fasttime 01, 2012’’). Er zijn verder geen gegevens bekend over de

validiteit van de Fasttime 01 stopwatch.

De testleider geeft het startteken en stopt de tijd wanneer de proefpersoon weer over de lijn terug is. Een aandachtspunt voor de validiteit bij het meten van de tijd is de reactietijd van de testleider. Een testleider moet direct de tijd stopzetten als de lijn met een lichaamsdeel wordt

(11)

gepasseerd. Doordat de testleider de proefpersoon naar de eindstreep ziet komen wordt de reactietijd eigenlijk geminimaliseerd. Dit, omdat niet plotseling op een prikkel gereageerd moet worden maar de testleider de proefpersoon al langere tijd naar het einddoel ziet komen. Dehaene & De Troyer(2010) concluderen dat het een effectief dribbelparcours is om

resultaten te meten.

Snelheidtest:

Nadat alle proefpersonen de dribbelsnelheid test hebben afgelegd is het tijd over te gaan tot de tweede test. Bij deze test wordt gekeken naar de korte startsnelheid waarover de proefpersoon beschikt. Deze test wordt in de fysiotherapieruimte van FC Utrecht afgenomen.

De snelheid wordt bepaald door de uitslag in tijd van de 5m-test van de EuroFit test. ‘’Met deze ‘5-meter loop’ test wordt de snelheid (en coördinatie) van de benen gemeten. Hoe minder tijd je nodig hebt om 10 keer de afstand van 5 meter te overbruggen (5 keer heen en

terug), hoe beter je resultaat.’’(‘’Normering Eurofittest, n.d.’’)

In bijlage 2 is de opstelling van de test te vinden. Ook hier krijgt de proefpersoon 2

mogelijkheden waarbij de hoogste score telt. Een scoreformulier is in bijlage 3 te vinden. De deelnemers ontvangen een korte instructie voorafgaand aan de test. In een rapport (Vrijkotte, de Vries, & Jongert, 2007) waarbij fitheidtesten voor de jeugd wordt de instructie als volgt geformuleerd:

‘’Op blote voeten moet 10 x 5-meter afgelegd worden. Het begin en einde van de 5-

meter is met lijnen aangegeven. Bij het keren moet 1 voet over de lijn dwars neergezet worden, anders komt er straftijd bij de tijd.

De tijd waarbinnen de 10 x 5-meter wordt afgelegd, wordt geregistreerd. Tijdens de laatste 5 meter moet de lijn met een zo hoog mogelijke snelheid gepasseerd worden. ‘’

Ook hier wordt voor de vastlegging van de tijd gebruik gemaakt van de Fastime 1 stopwatch. De testleider houdt de gelopen tijd bij en wordt op 1 decimaal nauwkeurig genoteerd. De testleider moet direct de tijd stopzetten als de lijn met een lichaamsdeel wordt gepasseerd. Uit eerder gedaan onderzoek kan worden geconcludeerd dat de 5 meter sprint test een valide test is. ‘It was concluded that the 5-m MST had both indirect and direct validity for the fitness

assessment.’ (Boddington, Lambert & Waldeck, 2004).

(12)

Metingen:

Voor de bepaling van de biologische leeftijd zijn een aantal metingen vooraf nodig. De biologische leeftijd kan worden bepaald door een aantal gegevens, namelijk: beenlengte, zitlengte, kalenderleeftijd en lichaamsgewicht.Deze gegevens zullen dus gemeten moeten worden. (Mirwald et al., 2001 ).

Bij het opmeten van de beenlengte krijgt de proefpersoon als instructie mee dat voor het been volledig recht, zonder schoenen, met de hiel en bil tegen de muur moet staan. Het

meetinstrument wat wordt gebruikt is de Seca 202 Wall Mounted Stadiometer. ‘’The seca 202 Wall Mounted Stadiometer is a telescopic personal measuring rod for wall mounting. The key feature of the seca 202 measuring rod is the incredible one millimeter accuracy.’’ (‘’Wall

Mounted Stadiometer, n.d.’’). Hieruit kan worden geconcludeerd dat de Wall Mounted Stadiometer een accuraat en valide meetapparaat is. De testleider moet ervoor zorgen dat het meetplaatje van de stadiometer tegen de onderkant van de trochanter major komt. (Gielen & van Beek, 2007). Hierna kan het resultaat op 1 decimaal nauwkeurig, in centimeters worden genoteerd. Een scoreformulier is in bijlage 3 te vinden.

Bij het bepalen van de zitlengte wordt ook weer gebruik gemaakt van de Wall Mounted Stadiometer. Er moet hierbij gelet worden op de stoel. Deze moet geheel recht tegen de muur kunnen staan, omdat de proefpersoon anders niet recht onder de Wall Mounted Stadiometer zit en hierdoor fouten in het resultaat van de meting kan komen.

De proefpersoon krijgt als instructie mee dat het volledig rechtop tegen de leuning moet zitten. De testleider zet het plaatje van de Wall Mounted Stadiometer tegen de bovenkant van het hoofd om de zitlengte te bepalen. Hierna kan het resultaat op 1 decimaal nauwkeurig, in centimeters worden genoteerd. Een scoreformulier is in bijlage 3 te vinden. Dit is een zelf ontworpen test. Uit onderzoek van Gunnell et al. (2000) blijkt dat deze zelf ontworpen tests valide zijn. ‘Conclusion: Self-reported measures of height and weight may be used in studies.

Het lichaamsgewicht (kg) wordt vastgesteld door middel van een automatische weegschaal van het merk Soehlne. De deelnemer krijgt als instructie dat het met blote voeten op de weegschaal stapt. Het gewicht wordt door de testleider op 1 decimaal nauwkeurig genoteerd in kg. Een scoreformulier is in bijlage 3 te vinden.

(13)

Voor de bepaling van de kalenderleeftijd van de deelnemer wordt door de testleider gekeken naar de geboortegegevens die geregistreerd staan in het systeem van FC Utrecht. Een

scoreformulier is in bijlage 3 te vinden.

Wanneer deze gegevens uit de metingen van alle spelers verzameld zijn, kan de biologische leeftijd worden bepaald aan de hand van de volgende formule, komend uit een succesvol onderzoek van Mirwald et al. (2001):

‘’Maturity Offset -9.236 + 0.0002708·Leg Length and Sitting Height interaction

-0.001663·Age and Leg Length interaction + 0.007216·Age and Sitting Height interaction + 0.02292·Weight by Height

ratio, where R = 0.94, R2 = 0.891, and SEE = 0.592.’’

Dit is dus een wetenschappelijke formule om de biologische leeftijd te bepalen.

Design/Analyse:

Wanneer de resultaten van al de tests en metingen bekend zijn kan er verder onderzocht worden. De resultaten van de proefpersonen met een hogere biologische leeftijd worden dan vergeleken met de resultaten van de proefpersonen met een lagere biologische leeftijd om te kijken of er een verschil is.

Wat er werkelijk onderzocht wordt, is het verschil tussen 2 groepen bij een bepaalde test. Dit houdt dus in dat er een independent samples t-test uit wordt uitgevoerd op de resultaten van de test. (Thomas, Nelson & Silverman, 2005).

Er wordt dus een ‘’groep’’ gemarkeerd als de proefpersonen met een hogere biologische leeftijd en een ‘’groep’’ met een lagere biologische leeftijd ten opzichte van leeftijdsgenoten. Dit onderscheid wordt gemaakt ten aanzien van het gemiddelde aantal jaren voor de peak height velocity van de deelnemers. Zit een deelnemer onder dit gemiddelde (en dus dichter bij de peak height velocity) dan heeft deze dus een hogere biologische leeftijd. De deelnemer die boven dit gemiddelde zit behoort dus tot de groep waarin de deelnemers met een lagere biologische leeftijd zitten.

De resultaten van de groepen worden met elkaar vergeleken. De vraag is of de groep bij een hogere biologische leeftijd ook een hogere dribbelsnelheid of versnelling dan de groep met een lagere biologische leeftijd.

(14)

Er worden twee independent samples t-test`s uitgevoerd. Eén op de resultaten van de dribbelsnelheid en één op de resultaten van de snelheidstest.

Door de resultaten van de ‘’groepen’’ te vergelijken in SPSS met een independent samples t-test, wordt bekeken of de gevonden resultaten op toeval berusten of niet.

De resultaten zullen worden verwerkt in SPSS. Dit programma berekent het gemiddelde, de standaarddeviatie, het getal wat het meest voorkomt, maar het allerbelangrijkst: Het berekent de kans of de gevonden resultaten op toeval berusten of niet. Er is altijd de mogelijkheid dat gevonden resultaten op toeval berusten. Alleen als de kans op ‘toeval’ kleiner dan 0.05 is de afspraak dat er wordt aangenomen dat het resultaat niet op toeval berust.

Daarnaast wordt ook een Correlatie analyse op de resultaten van de 10 x 5 meter sprint en dribbeltest uitgevoerd. Hierbij wordt de uitslag van de tests vergeleken met de biologische leeftijd van de deelnemer. Er wordt gekeken hoe deze in verband staan met elkaar.

(15)

Resultaten

Resultaten (inclusief p-waarden) van de metingen en statistische analyse

Zoals beschreven in de methode zijn er 2 statistische analyses verricht. Namelijk een

Independent Samples T-test en een Correlatie analyse. Voor de Independent Samples T-test is er onderscheid gemaakt in 2 groepen, namelijk die met een hogere - en een lagere biologische leeftijd.

Om tot een verdeling te komen van 2 groepen (biologisch hogere en lagere leeftijd) is eerst het gemiddelde van het aantal jaar tot de peak height velocity berekend.

N Gemiddelde Standaarddeviatie Modus Mediaan

Aantal jaar tot PHV 36 2.089 0,676 2,1 2,100

Tabel 2: Resultaat meting aantal jaar tot PHV

De proefpersonen die boven het gemiddelde (2,1 jaar) zitten en dus verder van de Peak High Velocity , horen bij de groep ‘’biologisch jongere leeftijd’’. Deze wordt gekenmerkt als groep 1. De proefpersonen die onder dit gemiddelde zaten (en dus dichter bij de Peak High Velocity) horen bij de groep ‘’biologisch oudere leeftijd’’. Deze wordt gekenmerkt als groep 0. Welke proefpersonen dit zijn, is in bijlage 3 te vinden. Bijbehorend grafiek bij

bovenstaand tabel is in bijlage 5 te vinden.

Voor beide groepen zijn de resultaten voor de 10 x 5 meter sprint en de dribbeltest genoteerd in bijlage 3. Bijzonder om te vermelden is dat de gemiddelden van de groep ‘biologisch oudere leeftijd’ bij zowel de 10x 5 meter test als de dribbeltest hoger uitvielen dan bij de groep ‘biologisch jongere leeftijd’. Zo lag voor de ‘biologisch oudere groep’ de gemiddelde tijd voor de 10x5 meter test op 19,10 seconde en voor de ‘biologisch jongere groep’ op 18,40 seconde. Bij de dribbeltest lag het gemiddelde voor de ‘biologisch oudere groep’ op 30,70 seconde en voor de ‘biologisch jongere groep’ op 29,10. Onderstaande tabellen en grafieken geven een duidelijker overzicht van de resultaten.

N Gemiddelde Standaarddeviatie Modus Mediaan Groep met biologisch

oudere leeftijd (groep 0)

14 19,10 0,747 17,76 19,045

Groep met biologisch jongere leeftijd (groep 1)

22 18,40 0,925 17,15 18,190

Tabel 3: Resultaat 10 x 5 meter test

N Gemiddelde Standaarddeviatie Modus Mediaan Groep met biologisch

oudere leeftijd (groep 0)

14 30,70 1,443 28,49 30,450

Groep met biologisch jongere leeftijd (groep 1)

22 29,10 1,174 28,90 28,900

Tabel 4:Resultaat dribbeltest

(16)

Grafiek 1:Gemiddelden dribbeltest en 10x 5 meter test

Er zijn twee independent samples t-test`s uitgevoerd. Zowel voor de 10 x 5 meter test als de dribbeltest.

Na het uitvoeren van een independent samples t-test op de resultaten van de 10 x 5 meter test blijkt er een significant verschil tussen biologisch jongere en oudere spelers (p=0,022). Bij het uitvoeren van een independent samples t-test op de resultaten van de dribbeltest blijkt er ook een significant verschil tussen biologisch jongere en oudere spelers (p=0,001).

De tabellen van de twee independent samples t-test`s zijn te vinden in bijlage 6.

Om het significante verschil verder te onderzoeken is een correlatie analyse uitgevoerd bij zowel de 10 x 5 meter test als de dribbeltest.

Een resultaat van de analyse geeft aan dat er een negatieve correlatie is tussen je biologische leeftijd en de versnelling. (-0,586)

Het tweede resultaat van de analyse geeft aan dat er ook een negatieve correlatie is tussen je biologische leeftijd en dribbelsnelheid. (-0,755)

In bijlage 7 zijn overzichtelijke grafieken bijgevoegd waar dit verband duidelijk te zien is.

(17)

Conclusie/Discussie

Uit het onderzoek is gebleken dat de biologische leeftijd invloed heeft op de prestatie van jeugdvoetballers. Bij de 10x 5 meter sprint test is er een significant (p = 0,022) verschil tussen de biologisch jongere en oudere spelers. De biologisch jongere spelers presteerden beduidend beter dan hun biologisch oudere leeftijdsgenoten. Hetzelfde geldt voor de dribbeltest. Ook hier presteerden de jongere spelers significant beter (p = 0,001). De verwachting was dat de biologisch oudere spelers beter zouden presteren. Het tegendeel blijkt echter waar te zijn.

Uit de correlatie test blijkt dat er een zowel een negatief verband blijk te zijn tussen de biologische leeftijd en de 10 x 5 meter test als de biologische leeftijd en de dribbeltest. Bij de dribbeltest was deze correlatie duidelijker negatief (-0.755) dan bij de 10x 5 meter sprint test (-0,586). Dit houdt dus in dat naar mate een proefpersoon een hogere biologische leeftijd had hij gemiddeld minder presteerde in tijd.

Het verschil tussen de twee groepen is te verklaren. De biologische oudere spelers

ondervinden duidelijk hinder van het sneller groeien van hun lichaam en dan met name de botgroei. De spierontwikkeling blijft in deze fase van de groei achter, wat ten koste gaat van de coördinatie en de motorische basisvaardigheden. (Anderson et al., 2005). Bij het uitvoeren van het onderzoek uitte zich dit met name in het wenden en keren, wat bij de biologisch oudere groep duidelijk moeizamer ging. Dit had uiteindelijk een negatief effect op de prestatie.

Uit vergelijkbare onderzoeken zijn wisselende conclusies gekomen. Zo is er het onderzoek van Dehaene & De Troyer (2010), waarin zowel positieve als negatieve effecten van een hogere biologische leeftijd zijn gevonden. Het eerder genoemde onderzoek van Anderson et al. (2005) noemt de disbalans in de verhoudingen van het lichaam. Wat leidt tot een onwennig bewegingspatroon en een verminderde prestatie. In het onderzoek van Gastin et al. (2012) is er een positief effect van een hogere biologische leeftijd gevonden. De biologisch oudere deelnemers presteerden beter op de snelheidstests. De biologische leeftijd kan dus zowel een positieve als een negatieve invloed hebben, bepalend hierin is de methode van testen.

Er kunnen echter wel kritische punten met betrekking tot de methode van het onderzoek worden aangehaald. Allereerst waren de tests een momentopname. Alle tests zijn uitgevoerd op dezelfde dag, wat betekent dat factoren als vermoeidheid, concentratie en motivatie een

(18)

grotere factor kunnen zijn geweest. Met andere woorden, de deelnemers kunnen een mindere of juist een hele goede dag hebben gehad. Daarnaast zijn de metingen uitgevoerd door de testleiders waarin er een kleine kans op meetonnauwkeurigheden bestaat. Deze factoren zijn wel grotendeels ondervangen door de tests dubbel uit te voeren. Verder worden de resultaten betekenisvoller naarmate de groep deelnemers groter wordt, omdat door een groter

deelnemersaantal de onderzoeksresultaten betrouwbaarder worden.

De hoofdvraag van dit onderzoek was: heeft een hogere biologische leeftijd een positieve invloed op de dribbelsnelheid en versnelling bij jeugdvoetballers(11-13 jaar) ten opzichte van leeftijdsgenoten met een lagere biologische leeftijd? Uit de resultaten blijkt dat een hogere biologische leeftijd juist een negatieve invloed heeft op de prestatie bij de dribbeltest en de 10x 5 meter sprint test. De gestelde hypothese uit de inleiding kan hiermee worden

verworpen.

Voor een vervolgonderzoek zou het interessant kunnen zijn om dezelfde spelers te blijven volgen in hun groei en dit blijven koppelen aan hun prestaties. Hierbij kan bekeken worden of spelers die goed presteren voor hun biologische leeftijd op hogere leeftijd ook betere

resultaten laten zien, zoals eerder onderzoek (Philippaerts et al., 2006) uitwees. Daarnaast is er nu een keuze gemaakt voor twee tests, namelijk dribbelsnelheid en versnelling. Er zijn echter nog meer vaardigheden waarbij de invloed van de biologische leeftijd bepaald kan worden, zoals voor spierkracht en maximale snelheid.

Tot slot, wat voor aanbevelingen kunnen er gemaakt worden naar de beroepspraktijk naar aanleiding van dit onderzoek? Er kan uiteindelijk gekeken worden naar de leeftijdscategorieën en de manier van indelen in klasse. Is het eerlijk maar vooral bevorderlijk om de klasse

indeling op basis van kalenderleeftijd te doen en wat zou het betekenen als deze verdeling op basis van de biologische leeftijd gemaakt wordt. Uit dit onderzoek is in ieder geval duidelijk geworden dat de ontwikkeling van het lichaam en dus de biologische leeftijd invloed heeft op de prestatie van het lichaam (versnelling en dribbelsnelheid). Een praktisch voorbeeld zou bijvoorbeeld zijn: Een speler uit de C categorie van FC Utrecht(die dus dicht bij zijn peak height velocity zit) zou mee kunnen trainen met de sprintsessie van de D categorie.

Andersom zou deze speler vanwege zijn biologische ontwikkeling juist met krachtsessies en oefeningen van de B categorie mee kunnen doen. Het gaat erom dat de speler oefeningen en trainingen gaat doen die bevorderlijk zijn voor zijn niveau en dat deze speler niet te licht of juist te zwaar traint waardoor geen ontwikkeling plaatsvind. Het inzicht in de biologische

(19)

ontwikkeling van een speler en de gevolgen hiervan kunnen er dus voor zorgen dat deze speler op zijn niveau stappen gaat maken. Er is wel zoals eerder verwoord meer onderzoek nodig naar verschillende lichaamsontwikkelingen en prestaties om een completer inzicht te krijgen in de gevolgen van de biologische ontwikkeling. Wanneer er meer onderzoek naar gedaan wordt, zal deze database zich steeds meer vullen met informatie over de resultaten van de biologische ontwikkeling en kan dit een waardevol inzicht zijn voor verenigingen op zowel amateur als professioneel niveau.

(20)

Literatuurlijst

Anderson, G.S., Twist, P. (2005) Trainability of Children. IDEA, Fitness Journal.

Boddington, M., Lambert, M., & Waldeck, M. (2004) Validity of a 5-meter multiple

shuttle run test for assessing fitness. Research Unit of Exercise Science and Sports

Medicine, 18, 97-100.

Dehaene, S. & De Troyer, D. (2010) Invloed van antropometrie op voetbalspecifieke tests, faculteit gezondheid en bewegingswetenschappen, universiteit Gent.

Ford, P., De Ste Croix, M., Lloyd, R., Meyers, R., Moosavi, M., Oliver, J., Till, K., & Williams, C. (2011). The Long-Term Athlete Development model: Physiological evidence

and application. Journal of Sports Sciences.

Gastin, P.B., Bennett, G. & Cook, J. (2012) Biological maturity influences running

performance in junior Australian football, Journal of Science and Medicine in Sport,

Elsevier ltd.

Gielen, A. T., & Beek. J. A. (2007). Onderste extremiteit. Handleiding anatomie houdings

en bewegings apparaat, 4, 265-281.

Gunnella, D., Berneyb, L., Holland, P., Maynarda, M., Blaned, D., Frankela, S., & Davey, S., (2000). How accurately are height, weight and leg length reported by the

elderly. International Journal of Epidemiology.

Jones, M., A., Hitchen, P., J., & Stratton, G. (1999). The importance of considering

biological maturity when assessing physical fitness measures in girls and boys aged 10 to 16 years. Annals of Human Biology.

Le Gall, F., Carling, C. Williams, M. & Reilly, T. (2010) Anthropometric and fitness

characteristics of international, professional and amateur male graduate soccer players from an elite youth academy, Journal of Science and Medicine in Sport 13, Elsevier ltd.,

90–95

(21)

Malina, R.M., Eisenmann, J.C., Cumming, S.P., Ribero, B. & Aroso, J. (2004). Maturity

associated variation in the growth and functional capacities of youth football (soccer) players 13-15 years. European Journal of Applied Physiology, 91, 555-562.

Mirwald, R. L., Baxter-Jones, A. D. G., Bailey, D. A. & Beunen, G. P. (2001) An

assessment of maturity from anthropometric measurements, Medicine & Science in

Sports & Exercise, American College of Sports Medicine.

Orejan, J. (2011) Football/Soccer: History and Tactics. 1e druk, Macfarland & Company Inc., Jefferson, North Carolina.

Philippaerts, R. M., Vaeyens, R., Janssens, M., Van Renterghem, B., Matthys, D., Craen, R., Bourgois, J., Vrijens, J., Beunen, G. & Malina, R. M. (2006) The relationship between

peak height velocity and physical performance in youth soccer players, Journal of Sports

Sciences, Taylor & Francis Group, 221-230

Thomas, J. R., Nelson, J. K., & Silverman, J. S. (2005). Statistical issues in Reasearch Planning and Evaluation. Reasearch Methods in Physical Activity, 7, 113-125.

Vanderdriessche, J., B., Vayens, R., Vandorpe, B., Lenoir, M., Lefevre, J., & Philliphaerts, R., M. (2011). Biological maturation, morphology, fitness, and motor

coordination as part of a selection strategy in the search for international youth soccer player. Journal of Sports Sciences.

Vrijkotte, S., de Vries, S., & Jongert, T. (2007). 10 x 5-meter loop. Fitheidstesten voor de jeugd, 2, 45-27.

Website`s:

Fasttime 01 (2012) Binnengehaald van http://www.athleteshop.nl/fastime-01 Leeftijdsgrenzen (2012). Binnengehaald van http://www.knvb.nl/leeftijdsgrenzen Normering Eurofittest. (n.d.). Binnengehaald van www.scholingsboulevard.nl Strategie (2009). Binnengehaald van ww.fcutrechtjeugd.nl/jeugdopleiding/scouting Wall Mounted Stadiometer (n.d.) Binnengehaald van http://stadiometer.com/

(22)

Bijlage (1) Opstelling dribbeltest

Bijlage 1: Opstelling dribbeltest

(23)

Bijlage (2) Opstelling 10 x5 meter test

Bijlage 2: Opstelling 10 x5 meter test

(24)

Bijlage (3) Scoreformulieren

Dribbelslalom

Naam speler Snelste tijd (s)

Joey 33,53 Fabian 32,23 Marvin 29,88 Cas 31,44 Tommy 29,70 Jasper 29,11 Ayoub 28,49 Stijn 31,43 Adan 31,90 Mo 28,30 Jayden 30,01 Shaquille 32,10 Mark 29,19 Tanay 29,23 Anthony 27,88 Karam 30,44 Jurre 30,30 Marnix 31,10 Ruben 29,99 Noah 27,91 Robin 28,31 Reda 29,87 Raymond 27,99 Lars V. 29,91 Lars T. 27,91 Randy 27,57 Tom 29,11 Djevencio 27,55 Amin 31,10 Ayouba 31,32 Piet 28,67 Bruce 27,77 Oussama 28,53 Moh 28,90 Achraf 30,35 Jochem 30,89

Bijlage 3: Scoreformulier dribbeltest

(25)

Bijlage 3: Scoreformulier 10 x 5 meter test

EuroFit 5m test

Naam speler Snelste tijd (s)

Joey 20.32 Fabian 19.85 Marvin 18.77 Cas 19.65 Tommy 18.76 Jasper 18.20 Ayoub 17.76 Stijn 18.54 Adan 19.97 Mo 17.81 Jayden 18.43 Shaquille 19.76 Mark 19.11 Tanay 19.43 Anthony 17.35 Karam 18.56 Jurre 18.06 Marnix 20.41 Ruben 19.05 Noah 17.57 Robin 17.78 Reda 18.53 Raymond 17.36 Lars V. 19.15 Lars T. 18.02 Randy 17.15 Tom 18.08 Djevencio 17.32 Amin 20.20 Ayouba 20.01 Piet 18.65 Bruce 18.24 Oussama 18.14 Moh 18.71 Achraf 18.62 Jochem 19.04 26

(26)

Gegevens voor de berekening Peak Height Velocity

Naam speler Beenlengte (cm) Zithoogte (cm) Gewicht (kg) Lengte (cm) JVPHV*

Joey (12jr) 102 89 53.1 173 1.1 Fabian 104 93 56.2 175 0.9 Marvin 85 84 46.2 157 1.7 Cas 103 92 54.8 173 1.2 Tommy 101 91 52.6 174 1.1 Jasper 94 87 45.3 164 1.3 Ayoub 87 82 41.2 158 2.0 Stijn 92 83 42.9 161 1.5 Adan 99 90 49.8 166 1.0 Mo 82 74 39.4 157 2.1 Jayden 95 86 44.6 162 1.4 Shaquille 97 88 48.3 165 1.2 Mark 88 84 41.5 155 2.1 Tanay 93 87 49.1 161 1.8 Anthony 81 77 38.9 155 2.5 Karam 84 81 42.3 158 2.2 Jurre 87 85 44.1 159 2.1 Marnix (11 jr) 93 85 46.6 163 2.3 Ruben 103 90 55.9 174 1.4 Noah 78 74 31.5 146 3.2 Robin 87 77 39.6 160 2.7 Reda 90 81 43.2 163 2.5 Raymond 93 82 44.1 166 2.4 Lars V. 91 84 46.1 164 2.2 Lars T. 85 81 38.0 159 2.7 Randy 80 76 32.8 150 3.0 Tom 87 82 39.4 159 2.4 Djevencio 79 75 33.1 148 3,4 Amin 95 78 36.3 164 2.4 Ayouba 93 82 48.1 168 2.1 Piet 85 77 34.8 159 2.8 Bruce 79 73 34.8 148 3.1 Oussama 85 77 35.1 157 2.8 Moh 86 80 37.8 159 2.7 Achraf 88 82 46.2 161 2.1 Jochem 92 87 56.8 164 1,8

*Aantal jaar voor Peak Height Velocity

Bijlage 3: Scoreformulier van gegevens voor berekening PHV

(27)

Bijlage (4) Brief naar ouders/verzorgers

Beste ouder(s)/verzorger(s),

Wij zijn twee 4ejaars studenten aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding in

Amsterdam, Thomas en Elwin. Namens de ALO doen wij een onderzoek naar de invloed van biologische leeftijd op prestatie. Wij willen dit onderzoek gaan uitvoeren bij de D1 en D2 van FC Utrecht. Wij zijn bij FC Utrecht terecht gekomen door Elwin’s vrijwilligerswerk bij de D2 van Utrecht. Hij zit bij de staf van de huidige D2 en ook bij die van het vorige seizoen. Hij kent dan ook alle spelers persoonlijk.

Voor het onderzoek zullen de spelers een dribbelparcours van het Gent Youth Soccer project afleggen en de 5m sprinttest van de EuroFit Test. Daarnaast hebben wij de zitlengte, de lengte en het gewicht nodig van de spelers om, door middel van een formule, de biologische leeftijd te bepalen. Het onderzoek zal uitgevoerd worden voorafgaand aan de training in overleg met de trainers. De datum wordt gekozen in overleg met de trainers.

Door middel van deze brief willen wij u hiervan op de hoogte brengen. Als u bezwaar heeft dat uw kind meewerkt aan dit onderzoek dan willen wij dit graag van u horen per mail. Ook als u nog vragen heeft kunt u altijd mailen, ook kunt Elwin aanspreken op een wedstrijddag van de D2.

U kunt mailen naar het volgende adres: Elwin.delfgaauw@hva.nl

Met vriendelijke groet,

Thomas Woerdenbach Elwin Delfgaauw

Bijlage 4: Brief naar ouders/verzorgers voorafgaand aan onderzoek

(28)

Bijlage (5) Overzicht van uitslag:’ aantal jaren voor peak height

velocity’

Statistics

Jaren voor Peak Height Velocity N Valid 36 Missing 0 Mean 2,089 Median 2,100 Mode 2,1

Grafiek 2: Overzicht van uitslag:’ aantal jaren voor peak height velocity’ van de deelnemers

(29)

Bijlage (6) Tabellen statistische analyse

Group Statistics

Subgroep N Mean Std. Deviation Std. Error Mean

5m Sprint Biologisch ouder 14 19,1093 ,74691 ,19962

Biologisch jonger 22 18,4014 ,92526 ,19727

Independent Samples Test

Levene's Test for Equality of

Variances t-test for Equality of Means

F Sig. t df Sig. (2-tailed)

Mean Difference

Std. Error Difference

95% Confidence Interval of the Difference

Lower Upper

5m Sprint Equal variances assumed ,371 ,546 2,404 34 ,022 ,70792 ,29451 ,10941 1,30644

Equal variances not assumed

2,522 31,935 ,017 ,70792 ,28065 ,13622 1,27962

Tabel 5:Statistische analyse 10 x 5 meter sprint

(30)

Group Statistics

Subgroep N Mean Std. Deviation Std. Error Mean

Dribbeltest Biologisch ouder 14 30,7093 1,44358 ,38581

Biologisch jonger 22 29,1055 1,17389 ,25027

Tabel 6:Statistische analyse dribbeltest

Independent Samples Test

Levene's Test for Equality of

Variances t-test for Equality of Means

F Sig. t df Sig. (2-tailed)

Mean Difference

Std. Error Difference

95% Confidence Interval of the Difference

Lower Upper

Dribbeltest Equal variances assumed 1,102 ,301 3,654 34 ,001 1,60383 ,43888 ,71192 2,49574

Equal variances not assumed

3,488 23,650 ,002 1,60383 ,45988 ,65395 2,55372

(31)

Bijlage (7) Correlatie test grafieken

Correlations

Jaren voor Peak Height

Velocity 5m Sprint

Jaren voor Peak Height Velocity

Pearson Correlation 1 -,586**

Sig. (2-tailed) ,000

N 36 36

5m Sprint Pearson Correlation -,586** 1

Sig. (2-tailed) ,000

N 36 36

**. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed).

Grafiek 3 : Correlatie test uitslagen 10 x 5 meter test

(32)

Grafiek 4 : Correlatie test uitslagen dribbeltest

Correlations

Jaren voor Peak Height

Velocity Dribbeltest

Jaren voor Peak Height Velocity

Pearson Correlation 1 -,755**

Sig. (2-tailed) ,000

N 36 36

Dribbeltest Pearson Correlation -,755** 1

Sig. (2-tailed) ,000

N 36 36

**. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed).

(33)

Bijlage (8) Inleverbewijs Ephorus

Beste Thomas Woerdenbach,

Het document is ingeleverd bij Ephorus en je docent Ramon Stuart (r.stuart@hva.nl) is hiervan op de hoogte gesteld.

Het unieke nummer dat aan het document is toegekend is: 2d0d1a14-be2b-40f2-91d0-a51d78374ee4.

We raden je aan deze pagina uit te printen of op te slaan. Inlevercode: 8AOS Datum: 5-5-2013 21:36:32 Jouw gegevens: Thomas Woerdenbach 606502 thomas.woerdenbach@hva.nl

vaknaam: afstudeeronderzoek Samen met Elwin Delfgaauw Je docent:

Ramon Stuart r.stuart@hva.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

officials outside the school with a mandate from a national/local authority, by: (1) coordinating visits to all schools and stakeholders in the network; (2) examining the quality

In single-model prediction-based fusion 4 predictors (eq. 1 - 4) are trained for each class, laughter and speech, using the en- tire training set and their prediction errors

Figure 13 shows the estimated internal instantaneous currents in the presence of a 16% stator inter-turn short circuit in phase A in case of load variation from 0.75 to 3 A with a

It is observed that modern renew- able energy grew globally by 4.4% on average compared to a 1.8% growth of energy consumption from 1990 to 2005 when prices of fossil fuels were

the sum of R_PROD, R_CFO and R_DISCEX; R_PROD reflects the abnormal production cost.; R_CFO reflects the abnormal operational cash flows; R_DISEXC reflects the abnormal

Figure 4-6 Influence of refining energy on the porosity of dried (A) and never-dried (B) Eucalyptus nitens pulp after treatment with the different

In this study, the 1H-NMR was used to investigate the reaction of 1-octene in the presence of Grubbs 1 and 2 catalysts, and to identify the active species. The 1H-NMR study showed

Such a review covers everything relevant that is written on a topic: books, journal articles, newspaper articles, historical records, government reports, theses and