• No results found

Emotieregulatie Strategie Keuze bij Verschillende Intensiteit van Ervaren Boosheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Emotieregulatie Strategie Keuze bij Verschillende Intensiteit van Ervaren Boosheid"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Emotieregulatie Strategie Keuze bij Verschillende Intensiteit van Ervaren Boosheid Malou Leeman

Universiteit van Amsterdam

Studentnummer: 11401591 Begeleidster: Lotte Veenstra

Bachelorproject Sociale Psychologie 1 juni 2018

Aantal woorden: 4535

(2)

Abstract

Er is veel onderzoek gedaan naar de keuze van emotieregulatie strategieën en de effectiviteit hiervan op het ervaren en uiten van negatieve emoties. Intensiteit van een ervaren emotie wordt steeds vaker onderzocht als bepalende factor voor emotieregulatie strategie keuze. Niet alle strategieën zijn effectief. Heroverweging is een voorbeeld van een effectieve

emotieregulatie strategie, terwijl onderdrukking minder effectief is. Om te onderzoeken of de mate van onderdrukking toenam als de intensiteit van de ervaren boosheid groter werd, werden deelnemers (N = 56) in een online vragenlijst gevraagd zich in te leven in emotie opwekkende situaties om vervolgens vragen te beantwoorden over de intensiteit van ervaren boosheid en de mate van onderdrukking en heroverweging. De intensiteit van de ervaren boosheid bleek geen relatie te hebben met de gekozen emotieregulatie strategie. Echter, dit onderzoek is een belangrijke opstap naar vervolgonderzoek van een grotere omvang. Inzicht in (in)effectieve emotieregulatie is waardevol voor mensen met woede problemen om effectieve emotieregulatie strategieën te kunnen aanleren.

(3)

Emotieregulatie Strategie Keuze bij Verschillende Intensiteit van Ervaren Boosheid Mensen verschillen in het reguleren van hun emoties. Een emotie waarbij mensen emotieregulatie toepassen is boosheid. Boosheid is in de meeste gevallen functioneel. Het activeert gedrag en het heeft een beschermende functie, omdat we ons kwetsbaar kunnen voelen zonder naar onszelf te kijken: ‘Er is niets mis met mij, maar er is iets mis met jou’ (Novaco, 1976). Soms kan boosheid ook problematisch worden door de intensiteit en frequentie (Howells & Day, 2003). Buitensporige woede en extreme woede uiting kunnen leiden tot agressief gedrag, verminderde sociale support, stress en burn-outs, drugsmisbruik, angst, depressie en andere lichamelijke en geestelijke gezondheidsproblemen (Dahlen & Martin, 2006). Gelukkig zijn mensen in staat om emoties te reguleren door emotieregulatie strategieën. Echter, het niet effectief reguleren van negatieve emoties kan depressie- en angststoornissen ontwikkelen of in stand houden (Moore, Zoellner, & Mollenholt, 2008). Onderzoek naar (in)effectieve strategieën bij verschillende intensiteit van ervaren emoties is waardevol, om interventies te kunnen ontwikkelen voor problemen met emotieregulatie. In dit onderzoek staan heroverweging, een effectieve strategie, en onderdrukking, een minder effectieve strategie (Gross & John, 2003) centraal en wordt gekeken of de mate voor heroverweging en onderdrukking afhankelijk is van de intensiteit van ervaren boosheid.

In verschillende situaties verschilt boosheid in de mate van intensiteit. Boosheid ontstaat als een resultaat van het geloof dat iemand het idee heeft dat hij opzettelijk slecht is behandeld of door frustratie (Berkowitz, 1990). Bij boosheid ervaren mensen vaak

oneerlijkheid en beschouwen een ander als de oorzaak van wat er is gebeurd. Mensen hebben de neiging iets te willen doen tegen de onaangename situatie, zoals een onrechtpleger de schuld geven en de frustratie te verwijderen (Kuppens, Van Mechelen, Smits, & De Boeck, 2003). Als mensen boosheid ervaren verhoogt de harstslag, bloeddruk en testosteron (Herrero, Gadea, Rodríguez-Alarcón, Espert, & Salvador, 2010). Het ervaren en uiten van veel

(4)

boosheid is een moeilijk behandelbaar probleem (Novaco, 1976). Vanwege de negatieve gevolgen die intense boosheid met zich mee kunnen brengen, is het effectief reguleren van boosheid belangrijk.

Emotieregulatie is het proces waarbij mensen beïnvloeden welke emoties ze hebben, wanneer ze deze emoties hebben en hoe ze deze emoties ervaren en erop reageren (Gross, 1998b). Een emotie begint met een evaluatie van emotie signalen (Gross & John, 2003). Wanneer deze signalen worden geëvalueerd, roept de emotie een set van gedrag- ervaring- en fysiologische tendensen op die samen invloed hebben op hoe mensen reageren op stimuli (Gross, 2002). Als emoties niet overeenkomen met een situatie, dan proberen mensen emoties zo te reguleren dat ze beter aansluiten bij onze doelen (Gross, 2002). Vaak proberen mensen negatieve emoties te verminderen door emotieregulatie strategieën toe te passen (Gross & John, 2003). Effectieve emotieregulatie is geassocieerd met goede gezondheid en goede sociale relaties, terwijl problemen met emotieregulatie geassocieerd is met emotionele stoornissen en anderen ziekten (Szasz, Szentagotai, & Hofmann, 2011).

Distraction, vertaald naar afleiding, en reappraisal, vertaald naar heroverweging, zijn voorbeelden van effectieve emotieregulatie strategieën (Kanske, Heissler, Schönfelder, Bongers, & Wessa, 2011). Afleiding is functioneel, omdat mensen zich losmaken van negatieve gedachten door neutrale gedachten te produceren. Een vroege filter blokkeert emotionele informatie, voordat de informatie in het werkgeheugen wordt weergegeven voor verdere evaluatie (Sheppes, Scheibe, Sure, & Gross, 2011). Bij een hoge intensiteit van boosheid verkoos men afleiding boven heroverweging, omdat het de emotionele verwerking blokkeert, voordat het te aangrijpend wordt. Bij een lage intensiteit van boosheid koos men vaker voor heroverweging (Sheppes et al., 2011). Heroverweging is een vorm van cognitieve verandering die een emotie opwekkende situatie construeert op een manier waarbij de

(5)

informatie wordt toegelaten en verwerkt in het werkgeheugen, voordat het geherinterpreteerd wordt. Heroverweging is effectief omdat het mensen in staat stelt om negatieve gevoelens neerwaarts te reguleren, zonder dat het gevolgen heeft voor het geheugen of voor verminderde sociale steun zorgt (Mauss, Cook, Cheng, & Gross, 2007). Beiden strategieën zijn effectief om emotieregulatie om toe te toepassen bij verschillende intensiteit van ervaren boosheid. Er zijn echter ook strategieën die minder effectief zijn in het reguleren van intense boosheid.

Een minder effectieve emotieregulatie strategie is suppression, hierna vertaald naar onderdrukking. Onderdrukking wordt gedefinieerd als het bewust remmen van emotie

expressief gedrag, terwijl iemand al emotioneel aroused is (Gross & Levenson, 1993). Bij een hoge intensiteit van ervaren boosheid kan door onderdrukking bijvoorbeeld het uiten van agressief gedrag worden tegen gegaan. Onderdrukking vermindert pas de emotionele respons als de emotie al is gegenereerd. Hierdoor vermindert het wel de emotionele expressie, maar niet de emotionele ervaring (Gross, 1998a). Voor onderdrukking is zelfregulatie en

zelfcontrole nodig (Gross, 2002). Deze bronnen putten andere beschikbare bronnen voor de verwerking van emotionele gebeurtenissen uit (Gross, 2002). De gebeurtenissen kunnen niet goed verwerkt worden, wat een negatieve impact heeft op het geheugen. Ook is

onderdrukking geassocieerd met minder sociale steun dan bij heroverweging (Gross, 2002). Bij een hoge intensiteit van ervaren boosheid hebben mensen waarschijnlijk voorkeur voor onderdrukking, omdat het de emotionele reactie sneller verminderd dan bij

heroverweging (Yuan et al., 2015). Onderdrukking kan het uiten van ongewenst expressief gedrag relatief makkelijk voorkomen in vergelijking met heroverweging. Dit is adaptief gezien belangrijk voor normale onderlinge relaties, maar ook voor het vermijden van gewelddadig, impulsief en ander sociaal ongewenste gedrag (Yuan et al., 2015).

Heroverweging vergt uitgebreide cognitieve verwerking en leunt zwaar op het werkgeheugen om relevante informatie te verwerken en iemands emotionele toestand te monitoren (Silvers,

(6)

Weber, Wager & Ochsner, 2014). Bij een lagere intensiteit van boosheid zijn mensen nog in staat om heroverweging toe te passen, omdat de emotie niet overweldigend wordt en er nog controle is over het expressieve gedrag (Sheppes et al., 2011). Omdat heroverweging meer cognitieve verwerking kost en onderdrukking op de korte termijn snel toepasbaar is, is het mogelijk dat mensen bij een hoge intensiteit van ervaren boosheid meer onderdrukking dan heroverweging toepassen, ondanks dat onderdrukking geen effectieve emotieregulatie strategie is.

Mensen reguleren over het algemeen negatieve emoties meer dan positieve emoties (Gross & John, 2003). Voor boosheid wordt gereguleerd, omdat dit een negatieve staat is waar mensen iets tegen willen doen. Om te controleren of de keuze voor een specifieke regulatie strategie inderdaad enkel plaatsvindt bij het reguleren van negatieve emoties, is ook een positieve emotie meegenomen in het onderzoek, namelijk blijheid. Blijheid is een

positieve staat, die mensen willen bereiken omdat het goed voelt en omdat positieve emoties geassocieerd zijn met positieve uitkomsten. Blije mensen zijn gezonder, productiever en aantrekkelijker (Niedenthal & Ric, 2017). De intensiteit van blijheid heeft waarschijnlijk geen effect op de mate van heroverweging en onderdrukking, omdat een hoge intensiteit van blijheid sociaal geaccepteerd wordt. Mensen hebben niet het doel de blijheid minder of meer te ervaren of te uiten, waardoor er geen verandering van emotieregulatie strategie nodig is. Omdat blijheid een positieve staat is die mensen niet perse willen controleren of aanpassen, hoeft er waarschijnlijk minder gereguleerd te worden dan voor boosheid. Wanneer blijheid wel gereguleerd zou worden, zouden mensen waarschijnlijk eerder kiezen voor

heroverweging dan voor onderdrukking, omdat mensen door heroverweging hun positieve staat opwaarts kunnen reguleren (Tugade & Fredrickson, 2007).

In dit onderzoek zal gekeken worden of de mate voor heroverweging en

(7)

zullen deelnemers zich in leven in 17 vignetten die een boosheid of blijheid opwekkende situatie omschrijven. Voor iedere vignet wordt de intensiteit van de emotie en de mate van gekozen emotieregulatie strategie gemeten door middel van zelf-rapportage. Er wordt verwacht dat naar mate de intensiteit van ervaren boosheid groter wordt, er significant meer onderdrukking dan heroverweging gerapporteerd zal worden. Echter, bij een lagere intensiteit wordt verwacht dat heroverweging significant meer wordt gerapporteerd dan onderdrukking. Daarnaast wordt verwacht dat de intensiteit van ervaren blijheid geen relatie heeft met de mate van emotieregulatie strategie keuze. Over het algemeen wordt verwacht dat de gemiddelde intensiteit van de ervaren boosheid lager is dan voor blijheid. Verder wordt verwacht dat er voor boosheid gemiddeld meer onderdrukking dan heroverweging

gerapporteerd wordt en voor blijheid gemiddeld juist meer heroverweging dan onderdrukking wordt gerapporteerd. Ten slotte wordt verwacht dat deelnemers voor boosheid in meerdere mate gebruik maken van beide emotieregulatie strategieën dan voor blijheid.

Methode Deelnemers en Design

De vragenlijst is door 109 deelnemers ingevuld ( Mage =23.11, SDage = 8.67, range =

18 - 60).1 Deelnemers zijn geworven op Universiteiten en Hogescholen van Amsterdam en uit persoonlijke kring.2 Onder de deelnemers die geen student waren van de Universiteit van Amsterdam werden tien bol.com cadeaubonnen verloot ter waarde van 10,- euro. Studenten Psychologie en Psychobiologie aan de UvA ontvingen proefpersoonpunten bij volledige deelname aan het onderzoek. De inclusie criteria waren dat de deelnemers Nederlands spraken en de minimale leeftijd hadden van 17 jaar. De deelnemers werden gevraagd een online vragenlijst in te vullen over het emotionele leven van mensen in Nederland. Het binnen 30

1 Deze gegevens zijn berekend over de steekproef waarover de analyse is uitgevoerd. 2 Ook zijn er deelnemers geworden via Turkse buurthuizen. Deze data is beschikbaar op

(8)

minuten afronden van de vragenlijst, gaf aan dat deelnemers niet gemotiveerd of serieus genoeg de vragenlijst hadden ingevuld. Hierom was de exclusie criteria dat deelnemers die korter dan 30 minuten over de vragenlijst deden werden uitgesloten. Onderdrukking en heroverweging zijn door middel van een vragenlijst gemeten als de afhankelijke variabelen. De intensiteit van boosheid en de intensiteit van blijheid zijn de onafhankelijke variabelen en zijn gemeten door dezelfde vragenlijst. De vereiste steekproefomvang is berekend met een G*Power (Faul, Erdfelder, Lang, & Buchner, 2007). Met een verwacht klein tot gemiddeld effect (Cohen’s f = 0.20) is een vereiste steekproefomvang van Nvereist = 193 voor de Pearson

correlatie toets en een vereiste steekproefomvang van Nvereist = 156 voor de paired t-toets

bepaald, om het verwachte effect te vinden met een power van 1 – β = 0.80. Procedure

De deelnemers hebben toestemming gegeven deel te nemen aan het online onderzoek door het invullen van een informed consent. Zij kregen vervolgens 17 vignetten over boze en blije situaties te lezen en werden gevraagd zich in te beelden hoe zij zich zouden voelen als ze de hoofdpersoon van de vignet situatie zouden zijn. Na elke vignet over boze situaties volgde vragen over de intensiteit van boosheid en over de emotieregulatie strategie keuze. Hetzelfde gold voor de blijheid vignetten. Vervolgens beantwoordden de deelnemers algemene vragen zoals leeftijd en gender en vulden een controlevraag in. De duur van de vragenlijst was ongeveer 75 minuten. Aan het einde van het onderzoek werden de deelnemers bedankt, kregen een debriefing te zien en werden de proefpersoonpunten toegekend en de cadeaubonnen verloot.3

Materiaal

Vignetten. Om boosheid en blijheid te laten inbeelden werden deelnemers gevraagd zich in te leven in 17 situatie vignetten, waarvan 15 vignetten over boosheid (Boiger et al.,

3 Het onderzoek maakt deel uit van een groter geheel, waaronder een dagboekstudie. Deze

(9)

2018) en twee over blijheid. Een voorbeeld van een boosheid vignet is: ‘Stefanie had

vervelend nieuws gekregen van de dokter. Twee dagen lang probeerde ze er met haar vriendje over te praten, maar hij was nooit beschikbaar.’ Een voorbeeld van een blijheid vignet is: ‘Wanneer Esther haar eerste vlog op Youtube plaatst, krijgt ze ontzettend veel complimenten van onbekenden die zeggen dat het een leuke vlog is en dat Esther vooral moet doorgaan met vloggen.’ De 15 vignetten over boosheid kwamen zoveel mogelijk overeen met alledaagse ervaringen van boosheid en zijn gevalideerd door een uitgebreide bottom-up sampling van situaties van verschillende culturen (Boiger et al., 2018). De twee vignetten over blijheid zijn door de onderzoeker opgesteld.

Intensiteit boosheid. De intensiteit van boosheid na de 15 boosheid vignetten werd gemeten met de State-Trait Anger Expression Inventory (STAXI) (Spielberger, Jacobs, Crane, & Russel, 1983). De STAXI State Anger (S-anger) bestaat uit twee dimensies, namelijk boze gevoelens en boosheid expressie. Na het lezen van een vignet werd de deelnemer gevraagd op een Likertschaal (0 = helemaal niet, enigszins, 100 = zeer sterk) aan te geven in hoeverre hij/zij boos, woedend, geïrriteerd, kwaad en opgebrand (Spielberger et al., 1983) zal zijn. De vijf items die intensiteit van boosheid meten over de 15 vignetten hadden samen een hoge interne consistentie (Cronbach alpha = .84, range = .77 - .88). Hoe hoger de score, hoe meer intens de emotie boosheid werd ervaren (zie resultaten voor de gemiddelden en standaard deviaties).

Intensiteit blijheid. Blijheid werd gemeten met een aangepaste schaal gebaseerd op de Affect Valuation Index (AVI) (Tsai, 2007). De aangepaste AVI bestond uit vijf items waarop de deelnemer na het lezen van de vignet werd gevraagd op een Likertschaal (0 = helemaal niet, enigszins, 100 = zeer sterk) aan te geven in hoeverre hij/zij enthousiast, opgetogen, blij, kalm en ontspannen (Tsai, 2007) zal zijn. De interne consistentie bleek laag (Cronbach alpha = .57 en .44). Na een PCA analyse waarop de vijf items op twee

(10)

componenten bleken te laden is gekozen om enkel enthousiast, opgetogen en blij (high

arousal blijheid) te gebruiken om intensiteit van blijheid te meten en kalm en ontspannen (low arousal blijheid) niet mee te nemen in de analyse (zie Supplement A). De drie items die intensiteit van blijheid meten over de twee blijheid vignetten hadden een hoge interne consistentie (Cronbach alpha =.91 en .85). Hoe hoger de score, hoe meer intens de emotie blijheid werd ervaren (zie resultaten voor de gemiddelden en standaard deviaties).

Emotieregulatie strategie. Emotieregulatie strategie keuze werd gemeten door twee items uit de Emotion Regulation Questionnaire (ERQ) (Gross & John, 2003). De deelnemers beantwoordden één item voor heroverweging en één item voor onderdrukking op een

Likertschaal (0 = helemaal niet, enigszins, 100 = zeer sterk). De aangepaste ERQ had een hoge interne consistentie (Cronbach alpha = .84 voor heroverweging en Cronbach alpha = .75 voor onderdrukking). Voorbeeld items zijn: ‘Ik controleer mijn emoties door te veranderen hoe ik denk over deze situatie’ en ‘Wanneer ik in deze situatie positieve emoties ervaar, dan zorg ik ervoor dat ik die niet tot uitdrukking breng’. Om emotieregulatie strategie keuze te meten is het verschil tussen de gemiddelde mate van onderdrukking en de gemiddelde mate van heroverweging berekend. Een positieve waarde geeft aan dat iemand gemiddeld meer onderdrukking dan heroverweging gebruikt en een negatieve waarde geeft aan dat iemand gemiddeld meer heroverweging dan onderdrukking gebruikt (zie resultaten voor de gemiddelden en standaard deviaties).

Resultaten Data Voorbereiding

Aan dit onderzoek hebben 109 deelnemers deelgenomen. In overeenstemming met de exclusie criteria zijn er 44 deelnemers uitgesloten wegens het onrealistisch snel invullen of niet afmaken van de online vragenlijst. Verder zijn drie deelnemers uitgesloten omdat zij de vignetten niet serieus hebben ingevuld en twee deelnemers omdat zij de controlevraag niet

(11)

goed hebben ingevuld. Eén deelnemer is verwijderd omdat er geen toestemming is gegeven om de gegevens van deze deelnemer te gebruiken. Ten slotte bleken drie deelnemers een extreme score te hebben op emotieregulatie strategie keuze (> 3 SD van het

groepsgemiddelde) en zijn verwijderd. De berekende vereiste steekproefomvang is niet behaald wegens beperkte tijd voor data verzameling. In totaal zijn er 56 deelnemers meegenomen in de data analyse, waarvan 43 vrouwen. De power van de studie was uiteindelijk erg laag, 1 – β = 0.32 voor de Pearson correlatie toets en 1 – β = 0.43 voor de paired t-toets t toets. De deelnemers vulden voor boosheid en voor blijheid apart de

vragenlijst over intensiteit en emotieregulatie strategie keuze in. In Tabel 1 staan hiervan de beschrijvende statistieken. In deze studie is een significantie niveau van < .05 aangehouden (Field, 2013).

Tabel 1

Beschrijvende Statistieken van Intensiteit Emotie en Emotieregulatie Strategie Keuze.

M SD Range

Intensiteit ervaren boosheid 50.08 15.38 6 - 80

Onderdrukking boosheid 50.26 11.28 22 - 70

Heroverweging boosheid 48.38 13.71 0 - 67

Totale emotieregulatie bij boosheid

49.32 11.04 15 - 66

Intensiteit ervaren blijheid 91.02 8.89 55 - 100

Onderdrukking blijheid 18.22 20.79 0 - 87

Heroverweging blijheid 48.78 27.64 0 - 100

Totale emotieregulatie bij blijheid

(12)

De Relatie van Emotie Intensiteit en Emotie Regulatie Strategie Keuze

Om te onderzoeken of er significant meer onderdrukking dan heroverweging werd gebruikt naarmate de intensiteit van ervaren boosheid toenam en er bij een lagere intensiteit meer heroverweging dan onderdrukking werd gebruikt, werd een Pearson correlatie toets uitgevoerd. Hierbij werd intensiteit van ervaren boosheid gecorreleerd met de mate van onderdrukking en heroverweging. Aan de aannames behorende bij de Pearson correlatie toets werd voldaan (zie Supplement B1). Omdat de assumpties als voldaan werden aangenomen werd Pearson’s r als correlatiecoëfficiënt gebruikt. Er was geen significante positieve

correlatie tussen mate van intensiteit van ervaren boosheid en emotieregulatie strategie keuze, r = -.19, p = .164. De bevindingen waren niet in lijn met de verwachting. Er werd namelijk verwacht dat intensiteit van ervaren boosheid en emotieregulatie strategie keuze een

significante positieve correlatie zouden laten zien waarbij een positieve verschilscore stond voor meer onderdrukking en een negatieve verschilscore stond voor meer heroverweging.

Figuur 1 laat een visualisatie zien van de relatie tussen intensiteit van boosheid en emotieregulatie strategie om de negatieve relatie te kunnen interpreteren. De grafiek laat een onverwacht resultaat zien, namelijk dat de lijn de horizontale as naderde, wat betekent dat de verschilscores voor heroverweging en onderdrukking kleiner werden. Dit zal betekenen dat er bij een grotere intensiteit van boosheid evenveel onderdrukking als heroverweging werd gerapporteerd. Daarnaast is bij een lage intensiteit van boosheid te zien dat er een positieve verschilscore was, wat erop duidt dat mensen juist bij een lage intensiteit van boosheid meer onderdrukking dan herwaardering rapporteerden (zie Figuur 1). Echter, de resultaten zijn niet significant en daarom is er enkel sprake van een trend.

(13)

Figuur 1. Emotieregulatie (onderdrukking - heroverweging ) voor verschillende intensiteit van ervaren boosheid. Een positieve verschilscore staat voor meer onderdrukking dan heroverweging en een negatieve verschilscore staat voor meer heroverweging dan onderdrukking.

Daarnaast werd verwacht dat het toenemen van de intensiteit van ervaren blijheid geen relatie had met de mate van heroverweging en onderdrukking. Aan de aannames behorende bij de Pearson correlatie toets werd voldaan (zie Supplement B2). Inderdaad, een Pearson correlatie toets liet zien dat er geen significante correlatie was tussen intensiteit van ervaren blijheid en emotieregulatie strategie keuze, r = -.10, p = .471. Dit is in lijn met de

verwachting. Figuur 2 laat de visualisatie zien dat hoe hoger de intensiteit van ervaren blijheid werd, hoe groter ook het verschil tussen onderdrukking en heroverweging werd en dus hoe meer er heroverweging werd gerapporteerd. Dit resultaat bereikt echter niet de significante grens, en daarom kan er enkel gesproken worden over een interessante richting.

(14)

Figuur 2. Emotieregulatie (onderdrukking – heroverweging ) voor verschillende intensiteit van ervaren blijheid. Een positieve verschilscore staat voor meer onderdrukking dan heroverweging en een negatieve verschilscore staat voor meer heroverweging dan onderdrukking.

Verschil in Frequentie Boosheid en Blijheid en Emotieregulatie Strategie Keuze

Ten eerste werd gekeken of de gemiddelde intensiteit van ervaren boosheid inderdaad lager was dan de gemiddelde intensiteit van ervaren blijheid met behulp van een paired sample t test. Aan de assumptie van normaliteit werd voldaan. Gemiddeld rapporteerden deelnemers significant minder boosheid (M = 50.08, SD = 15.38) dan blijheid (M = 91.02, SD = 8.89), t(55) = -16.56, p < .001, r = .91. Dit is in lijn met de verwachting dat er minder intense boosheid dan blijheid wordt gerapporteerd.

Vervolgens werd gekeken of er voor boosheid over het algemeen meer onderdrukking dan heroverweging werd geapporteerd als emotieregulatie strategie met behulp van een paired

(15)

sample t test. De assumptie van normaliteit werd geschonden, D(56) = 0.31, p = .017. Echter, de centrale limiet theorie stelt dat normaliteit mag worden aangenomen als de steekproef groter dan N = 30 is, ongeacht de vorm van de steekproef (Field, 2013). Het verschil tussen onderdrukking en heroverweging bleek niet significant. Deelnemers rapporteerden bij boosheid niet significant vaker onderdrukking (M = 50.26, SD = 11.28) dan heroverweging (M = 48.38, SD = 13.71), t(55) = 1.18, p = .244, r = .16. Dit is tegen de verwachting dat er meer onderdrukking dan heroverweging gebruikt zal worden voor boosheid.

Er werd tevens gekeken of er meer gerapporteerd werd voor mate van heroverweging dan mate van onderdrukking voor blijheid. Ook dit werd onderzocht met behulp van een paired sample t test. Aan de assumptie van normaliteit werd voldaan. Gemiddeld

rapporteerden deelnemers significant meer heroverweging (M = 48.78, SD = 27.64) dan onderdrukking (M = 18.22, SD = 20.79), t(55) = -6.86, p < .001, r = .67. Dit is in lijn met de verwachting dat er bij blijheid meer gebruikt wordt gemaakt van heroverweging dan

onderdrukking.

Ten slotte werd met een paired sample t test gekeken of er voor boosheid over het algemeen meer emotieregulatie gerapporteerd werd dan voor blijheid. Aan de assumptie van normaliteit werd voldaan. Deelnemers rapporteerden significant vaker emotieregulatie strategieën in de boosheid conditie (M = 49.32, SD = 11.04) dan in de blijheid conditie (M = 33.50, SD = 17.47), t(55) = 5.81, p < .001, r = .62. Ook dit is in lijn met de verwachting, want voor boosheid werd verwacht dat er meer emotieregulatie werd toegepast dan voor blijheid.

Discussie

In deze studie werd onderzocht of mensen naar mate de intensiteit van boosheid hoger werd meer onderdrukking dan heroverweging zouden toepassen en of de intensiteit voor blijheid geen relatie had met emotieregulatie strategie keuze. Ook werd vergeleken of mensen over het algemeen minder boosheid dan blijheid ervoeren en of ze meer kozen voor

(16)

onderdrukking bij boosheid en meer heroverweging bij blijheid.

Niet alle verwachte hypothesen werden bevestigd door de resultaten: Er werd verwacht dat naarmate de intensiteit van boosheid groter werd, de mate van onderdrukking toenam en naarmate de intensiteit van boosheid lager werd, heroverweging juist toenam. Ondanks dat het resultaat niet de significante grens heeft bereikt, liet het resultaat een onverwachte richting zien. Mensen hadden namelijk de neiging om evenveel heroverweging als onderdrukking toe te passen bij een hogere intensiteit van boosheid en bij een lagere intensiteit meer onderdrukking dan heroverweging. Voor blijheid ondersteunde het resultaat de hypothese: Inderdaad, de mate waarin mensen voor heroverweging en onderdrukking kozen bij het reguleren van blijheid, bleek niet gerelateerd te zijn aan in de intensiteit van blijheid.

Daarnaast is gebleken dat er zoals verwacht, over het algemeen minder intensiteit van ervaren boosheid dan intensiteit van ervaren blijheid werd ervaren. Onverwachts was dat heroverweging en onderdrukking in dezelfde mate werden toegepast voor boosheid. De hypothese stelde namelijk dat er voor boosheid meer onderdrukking dan heroverweging werd gebruikt als emotieregulatie strategie. Voor blijheid werd wel volgens verwachting meer heroverweging dan onderdrukking gebruikt. Tot slot werd de hypothese bevestigd dat er bij ervaren boosheid meer gebruik werd gemaakt van beide emotieregulatie strategieën dan bij ervaren blijheid.

Het doel van deze studie was om te onderzoeken of mensen bij een hogere mate van intensiteit van ervaren boosheid meer onderdrukking dan heroverweging gebruikten als emotieregulatie strategie. Dit is niet gevonden. Ondanks dat de relatie niet de significantie grens heeft bereikt leken de resultaten erop te duiden dat mensen heroverweging en onderdrukking evenveel toepassen naarmate de intensiteit van boosheid toenam. Dit zal betekenen dat mensen effectieve emotieregulatie strategieën toe passen en er geen negatieve

(17)

gevolgen van verkeerde emotieregulatie worden ontwikkeld. Een eerste inhoudelijke

verklaring voor het niet bevestigen van de hypotheses kan zijn dat mensen flexibel zijn in het toepassen van beide strategieën. Bonanno, Papa, Lalande, Westhpal, & Coifman (2004) stellen dat succesvolle emotieregulatie strategie niet zo zeer gaat om welke strategie wordt gekozen, maar meer om het flexibel toepassen van strategieën die passen bij de situatie. In sommige situaties kan onderdrukken bij hoge intensiteit succesvol zijn, zoals bij het minimaliseren van boosheid tijdens een conflict situatie (Bonanno et al., 2004).

Een andere inhoudelijke verklaring voor het niet vinden van een relatie tussen intensiteit van ervaren emotie en emotieregulatie strategie keuze, kan zijn dat enkel de intensiteit van een emotie als bepalende factor op emotieregulatie strategie keuze is onderzocht. Wellicht spelen andere factoren ook een rol. Zo kan de individuele motivatie achter een emotionele reactie invloed hebben op de regulatie strategie keuze, ongeacht de intensiteit van de emotie. Geëvolueerd voor het voortbestaan van individuen hebben mensen de motivatie zichzelf te beschermen (Bradley, Codispoti, Cuthbert, & Lang, 2001). Ze hebben bijvoorbeeld geleerd dat ze dreiging kunnen verminderen door agressief gedrag te

onderdrukken, om zo een vechtpartij tegen te gaan. Een andere factor kan de cognitieve capaciteit van mensen zijn. Van klinische populaties is bekend dat zij verminderde cognitieve controle capaciteiten hebben, waardoor ze meer moeite hebben met het toepassen van

heroverweging (Silvers et al., 2014). Ook bij een gezonde populatie zijn er verschillen in cognitieve capaciteiten van mensen, waardoor er mogelijk verschillen zijn in het kunnen toepassen van heroverweging. De data analyse van dit onderzoek is uitgevoerd over 56 deelnemers. De meerderheid van de proefpersonen zijn studenten van Universiteiten, die in ieder geval gemiddelde cognitieve capaciteiten hebben. Hierom is het logisch te verwachten dat zij in staat zijn heroverweging toe te passen. In een grotere steekproefomvang worden waarschijnlijk wel verschillen gevonden tussen mensen met verschillende cognitieve

(18)

capaciteiten. Een vervolgonderzoek die ook andere factoren meeneemt, kan hierom waardvol zijn.

Ook zijn er twee methodologische verklaringen voor het niet bevestigen van de hypotheses. De eerste verklaring kan zijn dat mensen niet goed in staat zijn om lichamelijke drijfveren in herinnering te roepen, ook wel cold to hot empathy gap (Nordgren, Van Der Pligt, & Van Harreveld, 2006). Deze gap houdt in dat mensen de invloed van een ‘warme’ toestand, zoals boos zijn, onderschatten wanneer zij zich in een ‘koude’ toestand (boos, vermoeid, pijn) bevinden (Nordgren et al., 2006). De theorie roept de vraag op of deelnemers uit het onderzoek in staat waren aan te geven welke emotieregulatie strategie zij zouden hanteren als ze hoofdpersoon van de vignetten situaties zouden zijn, terwijl zij zich niet in deze dergelijke staat bevonden. In vervolgonderzoek kan er een aanvulling op de vragenlijsten worden toegepast, waarbij mensen daadwerkelijk in een emotionele toestand worden gebracht en dit aantoonbaar is door bijvoorbeeld het meten van de hartslag of bloeddruk.

Tot slot is het hebben van te weinig power een mogelijke verklaring voor het niet vinden van het verwachte effect (Field, 2013). Om een verwacht effect met een power van 1 – β = 0.80 te vinden was een steekproefomvang van minimaal 156 deelnemers vereist. Omdat dit onderzoek deel uitmaakt van een studieproject was er beperkte tijd voor het verzamelen van data. Daarnaast was de vragenlijst lang, waardoor deelnemers wellicht halverwege

afhaken. Na het uitsluiten van outliers en andere niet geschikte proefpersonen, is hierdoor een data analyse gedaan over enkel 56 deelnemers. Door de kleine steekproef is de statistische kans, om de hypothese te vinden dat er een relatie is tussen intensiteit van emotie en de emotieregulatie strategie, klein. Hierom is een grotere steekproef in vervolgonderzoek een vereiste.

Ondanks dat er vervolgonderzoek nodig is om meer duidelijkheid te krijgen over de intensiteit van boosheid op emotieregulatie strategie keuze, suggereren de bevindingen wel

(19)

dat er mogelijk een relatie is. In deze studie is onderzoek gedaan naar twee veelvoorkomende emotieregulatie strategieën die verschillen in effectiviteit (Gross, 2002). Mensen die op een onjuiste manier extreme woedeproblemen reguleren, door bijvoorbeeld te vaak te

onderdrukken, kunnen hiervan negatieve gevolgen ervaren. Voorbeelden zijn verminderde sociale steun, depressie en agressief gedrag (Dahlen & Martin, 2006). Onderzoek naar

onderdrukking en heroverweging is hierom nog steeds waardevol om uiteindelijk interventies te ontwikkelen, waarbij mensen met woede en regulatie problemen geschikte emotieregulatie strategieën kunnen aanleren, zoals heroverweging.

(20)

Literatuur

Berkowitz, L. (1990). On the formation and regulation of anger and aggression. A cognitive-neoassociationistic analysis. American Psychologist Association, 45, 494-503.

Boiger, M., Ceulemans, E., De Leersnyder, J., Uchida, Y., Norasakkunkit, V., & Mesquita, B. (2018). Beyond Essentialism: Cultural differences in emotions revisited. Emotion, 1, 1- 61. doi: 10.1037/emo0000390

Bonanno, G. A., Papa, A., Lalande, K., Westphal, M., & Coifman, K. (2004). The importance of being flexible. The ability to both enhance and suppress emotional expression predicts long-term adjustment. Association for Psychological Science, 15, 482-487. Bradley, M. M., Codispoti, M., Cuthbert, B. N., & Lang, P. J. (2001). Emotion and motivation

I: Defensive and appetitive reactions in picture processing. Emotion, 1, 276-298. 10.1037//1528-3542.1.3.276

Dahlen, E. R., & Martin, R. C. (2006). Refining the anger consequences questionnaire. Personality and Individual Differences, 41, 1021-1031.

Faul, F., Erdfelder, E., Lang, A. G., & Buchner, A. (2007). G*Power 3: A flexible statistical power analysis program for the social, behavioral, and biomedical sciences.

Behavioral Research Methods, 39, 175–191. doi:10.3758/BF03193146

Field, A. (2013). Discovering Statistics Using IBM SPSS Statistics. Thousand Oaks: Sage Publications Ltd.

Gross, J. J. (1998a). Antecedent- and response-focused emotion regulation: Divergent consequences for experience, expression, and physiology. Journal of Personality and Social Psychology, 75, 224-237. doi: 0022-3514/98

Gross, J. J. (1998b). The emerging field of emotion regulation: An integrative review. Review of general psychology, 2, 271-299. doi: 1089-2680/98

(21)

consequences. Psychophysiology, 39, 281-291. doi: 10.1017.S0048577201393198 Gross, J. J., & John, O. P. (2003). Individual differences in two emotion regulation processes:

Implications for affect, relationships and well-being. Journal of Personality and Social Psychology, 85, 348-362. doi: 10.1037/0022-3514.85.2.348

Gross, J. J., & Levenson, R. W. (1993). Emotional suppression: Physiology, self-report, and expressive behavior. Journal of Personality and Social Psychology, 64, 970-986. doi: 10.1037/0022-3514.64.6.970

Herrero, N., Gadea, M., Rodríguez-Alarcón, G., Espert, R., & Salvador, A. (2010). What happens when we get angry? Hormonal, cardiovascular and asymmetrical brain responses. Hormones and Behavior, 57, 276-283.

Howells, K., & Day, A. (2003). Readiness for anger management: Clinical and theoretical issues. Clinical Psychology Review, 23, 319-337.

Kanske, P., Heissler, J., Schönfelder, S., Bongers, A., & Wessa, M. (2011). How to regulate emotion? Neural networks for reappraisal and distraction. Cerebral Cortex Journal, 21, 1379-1388. doi: 10.1093/cercor/bhq216

Kuppens, P., Van Mechelen, I., Smits, D. J. M., & De Boeck, P. (2003). The appraisal basis of anger: Specificity, necessity, and sufficiency of components. Emotion, 3, 254- 269. doi: 10.1037/1528-3542.3.3.254

Mauss, I. B., Cook, C. L., Cheng, J. Y., & Gross, J. J. (2007). Individual differences in cognitive reappraisal: Experiential and physiological responses to an anger provocation. International Journal of Psychophysiology, 66, 116-124.

Moore, S. A., Zoellner, L. A., & Mollenholt, N. (2008). Are expressive suppression and cognitive reappraisal associated with stress-related symptoms? Behaviour Research and Therapy, 46, 993-1000.

(22)

Nordgren, L. F., Van Der Pligt, J., & Van Harreveld. F. (2006). Visceral drives in retrospect: Explanations about the inaccessible past. Association for Psychological Science, 17, 635-640.

Novaco, R. W. (1976). The functions and regulation of the arousal of anger. American Journal of Psychiatry, 133, 1124-1128. doi: 10.1176/ajp.133.10.1124

Sheppes, G., Scheibe, S., Suri, G., & Gross, J. J. (2011). Emotion regulation choice. Association for Psychological Science, 22, 1391-1396. doi:

0.1177/0956797611418350

Silvers, J. A., Weber, J., Wager, T. D., & Ochsner, K. K. (2014). Bad and worse: Neural systems underlying reappraisal of high- and low-intensity negative emotions. Social Cognitive and Affective Neuroscience, 10, 172-179. doi: 10.1093/scan/nsu043 Spielberger, C. D., Jacobs, G., Crane, R. S. & Russell, S. (1983). Assessment of anger: The

state-trait anger scale. In: Butcher, J. N., & Spielberger, C. D. (Eds.), Advances in Personality Assessment. Hillsdale, NJ: Erlbaum Associates.

Szasz, P. L., Szentagotai, A., & Hofmann, S. G. (2011). The effect of emotion regulation strategies on anger. Behaviour Research and Therapy, 49, 114-119. doi:

10.1016/j.brat.2010.11.011

Tsai, J. L. (2007). Ideal affect: Cultural causes and behavioral consequences. Perspectives on Psychological Science, 2, 242-259.

Tugade, M. M., & Fredrickson, B. L. (2007). Regulation of positive emotions: Emotion regulation strategies that promote resilience. Journal of Happiness Studies, 8, 311-333. doi: 10.1007/s10902-006-9015-4

Yuan, J., Long, Q., Ding, N, Lou, Y., Liu, Y., & Yang, J. (2015). Suppression dampens unpleasant emotion faster than reappraisal: Neural dynamics in a Chinese sample. Science China Life Sciences, 58, 480-491. doi: 10.1007/s11427-014-4739-6

(23)

Supplement A PCA analyse.

Een principale factor analyse is uitgevoerd over 10 items met een orthogonale rotatie (Varimax). De Kaiser-Meyer-Olkin verifieerde de toereikendheid van de steekproef voor de analyse, KMO = .73. Bartlett’s test of sphericity was significant wat een voldoende hoge correlatie tussen de variabelen liet zien voor een PCA (Field, 2013). The Scree Plot toonde een verbuiging die twee factoren zouden rechtvaardigen. Tabel 2 laat de factor ladingen zien. De items die op dezelfde factor laden vertegenwoordigen dat factor 1 high arousal blijheid is en factor 2 low arousal blijheid. Er is gekozen om de items die high arousal van blijheid meten te gebruiken voor de analyse, omdat de boosheid items ook high aroused zijn. Tabel 2

Samenvatting van de Factor Analyse voor de Blijheid Vragenlijst.

Item High arousal blijheid Low arousal blijheid

Vignet 16. Enthousiast .86 -.07 Vignet 16. Opgetogen .82 -.05 Vignet 16. Blij .85 -.15 Vignet 16. Kalm -.07 .87 Vignet 16. Ontspannen .02 .87 Vignet 17. Enthousiast .87 -.00 Vignet 17. Opgetogen .79 .06 Vignet 17. Blij .70 -.05 Vignet 17. Kalm -.32 .72 Vignet 17. Ontspannen .02 .87

(24)

Supplement B1 Aannames van de Pearson correlatie toets voor boosheid.

Aan de assumptie van normaliteit is voldaan, omdat de data punten ongeveer op de lijn liggen in de Normal Q-Q plot en er ongeveer een klokvormige Histogram is. De Kolmogorov-Smirnov test laat echter zien dat de assumptie van normaliteit wordt geschonden, D(56) = 0.13, p = .017, maar dit is te verklaren door de kleine steekproef. Ook aan de assumptie van lineariteit wordt voldaan: Er is een rechte lijn in Scatterplot. Tot slot is er gecontroleerd voor homoscedasticiteit. Ook aan deze assumptie is voldaan omdat de Scatterplot in een wolken vorm ligt.

Supplement B2 Aannames van de Pearson correlatie toets voor blijheid.

Aan de assumptie van normaliteit is voldaan, omdat de data punten ongeveer op de lijn liggen in de Normal Q-Q plot en er ongeveer een klokvormige Histogram is. Ook de

Kolmogorov-Smirnov test laat zien dat aan de assumptie van normaliteit is voldaan, D(56) = 0.12, p = .058. Ook aan de assumptie van lineariteit en homoscedasticiteit is voldaan, omdat er een rechte lijn en wolkvorming in de Scatterplot te zien is.

(25)

Reflectieverslag

Op de verschillende deelproducten hebben wij feedback gehad. Het meeste feedback heb ik gekregen op de inleiding. De feedback heb ik verbeterd door het eerst grondig door te lezen en voor mezelf op te schrijven waar ik vragen over had. Ook heb ik van Lotte Veenstra geleerd dat het kan werken om theorieën/modellen voor jezelf inzichtelijk te maken door ze uit te tekenen. Ik heb er pen en papier bij gepakt en mezelf afgevraagd: Wát wil ik

overbrengen en hoe ziet dit eruit? Door het uittekenen kom je er soms achter dat het beeld in je gedachten niet klopt. Ook heb ik de feedback verbeterd door meer/andere artikelen te zoeken. Daarnaast heb ik van de feedback geleerd om theorieën te koppelen aan de

hypotheses, anders lijkt het soms een onsamenhangend verhaal en mist de logica. Ten slotte kreeg ik ook vaak feedback op de structuur van mijn stuk. Ik heb dit verwerkt door uit te werken welke volgorde ik wil aan houden: Wat komt eerst, wat daarna enz. Dit heb ik

vervolgens in het (klad) verslag verwerkt door met kleuren te werken: in de inleiding noem ik eerst H1 (rood), dan H2(blauw). Dit heb ik in de resultaten en discussie ook zo gedaan en zo kon ik overzichtelijk zien of ik dezelfde volgorde aanhield in de verschillende delen.

Tijdens dit bachelorproject zijn er dingen goed verlopen en minder goed. Wat ik goed vond gaan is onder andere de samenwerking met ons groepje studenten en Lotte en Jozefien als begeleiders. Het contact via mail verliep goed. Wel is er een keer aangegeven dat het

gebruikelijk is dat er geantwoord wordt dat iets gelezen is. Van mezelf heb ik het idee dat ik voldoende gecommuniceerd heb via de mail. Soms vond ik het bijvoorbeeld wel lastig of ik buiten de contacturen op school niet teveel vragen stelde via de mail. Verder vind ik dat de tijd tijdens de bijeenkomsten goed is gebruikt. Er heerste een fijne sfeer: Iedereen was serieus, maar er kon ook tussendoor gelachen worden. Vanuit iedereen kwam er input en ook

bijvoorbeeld bij het ontwikkelen van de online vragenlijst en het dagboekdeel hebben we allemaal ons steentje bijgedragen en verliep de communicatie onderling met de studenten goed. We waren allemaal bereid elkaar te helpen.

De feedback op de deelproducten leek soms zo veel, dat ik het gevoel kreeg dat ik er nog lang niet was. Achteraf gezien ben ik blij met de feedback omdat vragen als ‘Waarom is dit relevant?’ ‘Waarom bespreek je juist deze twee strategieën en geen andere?” mij kritisch lieten nadenken over mijn stuk. Ik ben bijvoorbeeld ook bewuster/kritischer naar mijn eigen manier van schrijven gaan kijken. Als ik er vergelijking maak moet ik ook benoemen met wát ik iets dan vergelijk. Als ik een statement maak, moet ik eerst een goede bron hebben en mezelf niet achteraf vragen hoe ik ergens bij kom etc.

Wat ik persoonlijk minder goed vond gaan was het statistiek gedeelte. Ik heb hier een tijdje mee geworsteld, omdat ik voor mezelf niet goed helder had wát ik wilde weten en hóe ik dit kon gaan meten. Statistiek is niet mijn sterkste kant en ik voelde mezelf soms extra onzeker hierdoor. Voor de masterthese wil ik heel duidelijk voor mezelf hebben Wat ik ga meten en Hoe ik dit kan doen.. zodat ik achteraf niet tegen dingen aan ga lopen of iets niet haalbaar blijkt te zijn.

Ook de Datathon vond ik erg nuttig. Ik had onderschat hoeveel werk het kost om data voor te bereiden en analyses te runnen. We hier hebben als ‘team’ goed kunnen samenwerken en elkaar kunnen helpen tijdens de tweedaagse Datathon. Ik vond het prettig dat dit ingepland stond, omdat ik waarschijnlijk thuis op een aantal dingen was vastgelopen, die ik nu gelijk kon vragen. Voor de masterthese wil ik nóg beter controleren voordat een onderzoek online gaat, omdat ik er nu bijvoorbeeld tijdens de datahon achter kwam dat één slider van 0 tot 7100 liep in plaats van 0 tot 100. Dit zijn kleine (oplosbare) fouten, die niet hoeven te gebeuren.

Wat ik jammer vind is dat ik uiteindelijk maar een analyse over 56 deelnemers heb gedaan, waardoor er vrijwel niets significant was. Je leert hier van dat je álsnog interessante

(26)

richtingen/bevindingen kan hebben en dat er nog genoeg is om over te schrijven. Sterke punten van het verslag zijn voornamelijk het eerste gedeelte van de inleiding, de methode en de discussie. In het eerste gedeelte van mijn inleiding benoem ik alle concepten en werk ik toe naar de onderzoeksvraag. De methode vond ik een taaier gedeelte om te schrijven, maar is makkelijker in vergelijking met de andere stukken, omdat je naar veel voorbeelden van andere onderzoeken kan kijken. Ten slotte vond ik het leuk om over discussiepunten na te denken en vond ik het bijvoorbeeld leuk dat ik een theorie uit het vak Attitudes en Beïnvloeding kon aanhalen. Tijdens het hele project heb ik ook een document bijgehouden met mogelijke discussiepunten, waardoor ik hier op het laatst niet meer heel erg naar hoefde te zoeken.

Zwakke punten van het verslag zijn de empirische onderbouwing van mijn verslag (theorie gedeelte) omdat ik het moeilijk vind de logica van de onderzoeksvraag uit te werken. Dit heb ik geprobeerd te doen aan de hand ‘kritiek’ op een ander onderzoek wat mijn interesse voor vervolgonderzoek opriep. Met het beknopt uitleggen van het vorige onderzoek en een logische stap te maken naar het huidige onderzoek heb ik moeite gehad. Hierop kreeg ik ook regelmatig feedback: ‘Het idee is goed, maar de argumentatie en formulering kunnen

verbeterd worden.’ Ik vond het lastig mijn denkstappen concreet en expliciet uit te werken en haalde vaak ook niet relevante dingen aan. Ik vind dat mijn resultaten over het algemeen goed geschreven zijn, alleen ik vond het soms wel lastig om het beknopt en makkelijk leesbaar te houden (vooral de 4 t toetsen).

Tijdens dit project hebben we te maken gehad met Ethische aspecten. Het onderzoek moest bijvoorbeeld goedgekeurd worden door de Ethische Commissie. Dit is vrij snel goedgekeurd en hier hebben we geen problemen aan ondervonden. Wel heb ik ervaren dat hier veel documenten voor nodig zijn zoals informatiebrieven, one page description etc. Een ander ethisch aspect is dat we de anonimiteit van deelnemers moesten waarborgen en informatie moesten geven over negatieve ‘ervaringen’ met het onderzoek omdat het over het emotionele leven van mensen gaat wat iets bij mensen kan losmaken/oproepen. Ten slotte heb ik tijdens het flyeren op de Hogeschool van Amsterdam te maken gehad met een ethisch aspect. Een jongen was bereid naar mijn introductie van het onderzoek te luisteren en wilde deelnemen. Op het moment dat ik hem een flyer gaf (met link naar het onderzoek) en weg liep zag ik vervolgens dat hij de flyer op de grond gooide en zijn kaken aanspanden. Toen ik hem hiernaar vroeg gaf hij aan dat hij niet wil meewerken aan een onderzoek waar het woord ‘Allochtone Nederlanders’ opstaat. In de Masterthese zal ik er vooraf bij stilstaan dat deze woorden reacties en gevoelens kunnen oproepen en dus bewust zijn van wat de informatie over/van het onderzoek met een deelnemer kan doen.

Al met al vond/vind ik het doen van onderzoek een proces van vallen en opstaan en met frustraties, maar ook leuke momenten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

4p 10 Bereken op algebraïsche wijze het jaar waarin volgens dit exponentiële model de totale hoeveelheid verbruikte olie de grens van 750 miljard vaten passeerde.. Er zijn in

[r]

(2) A candidate referred to in subregulation (1) who has not passed the examination in General Nursing Science and Art I or Psychiatric Nursing Science and Art I or the

Firstly, the similarities between both directions in Case A are apparent: wait time adjustment when more than ∼ 25 seconds early; weather is negligible; positive influence from

Este resul- tado incentivó la aplicación del método para monitorear cambios en habilidad corporal para jugar exergames, en periodos largos de tiempo (meses) y para evaluar el

De overtuiging dat zonder moord geen liefde bestaat, sluit aan bij Hofmeester die de dood inzet als middel van liefde voor zijn dochter, en Beck die zijn vrouw met zijn liefde

As Teff is the equivalent soil temperature and the soil moisture retrieved from the zeroth-order incoherent model representing the effective emissivity in Equation 6.1, one may use

By using a questionnaire and semi- structured interviews the results showed that the most important qualities are locus of control for internalization of some transactions,