• No results found

De invloed van ADHD-symptomen op achteruitgang van het geheugen met toenemende leeftijd

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van ADHD-symptomen op achteruitgang van het geheugen met toenemende leeftijd"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van ADHD-symptomen op achteruitgang van het geheugen met toenemende leeftijd

S.J.A.C. van Heijst

10358323 Hyke Tamminga 3841 woorden 19 juni 2015

(2)

Abstract

In dit onderzoek werd de invloed van de mate van ADHD-symptomen op de prestatie van het geheugen met toenemende leeftijd onderzocht. Gegeven dat

ADHD-symptomen in meer of mindere mate voorkomen in de gehele populatie werd het onderzoek uitgevoerd met een populatie-steekproef. De deelnemersgroep bestond uit 83 volwassenen die individueel een verschillende mate van ADHD-symptomen vertoonden. In het onderzoek werd de mate van ADHD-symptomen onderzocht met de ADHD-RS. De prestatie van het geheugen werd gemeten met het onderdeel delayed recall van de 15-woordentest. Uit de resultaten bleek dat er geen relatie was tussen leeftijd en het geheugen. Eveneens werd geen relatie gevonden tussen mate van ADHD-symptomen en het geheugen. Ten slotte werd ook geen relatie gevonden tussen de mate van ADHD-symptomen en de leeftijds-gerelateerde afname van het geheugen. Mensen met meer ADHD-symptomen presteerden dus niet slechter op een geheugentest met toenemende leeftijd dan mensen met minder ADHD-symptomen. Het gemiddeld hoge IQ en hoge opleidingsniveau van de deelnemers kan een verklaring bieden voor de resultaten. Ook de lage spreiding en mate van ADHD-symptomen in de populatie-steekproef kan een verklaring zijn voor de resultaten. In dit onderzoek komt dus naar voren dat bij deze populatie-steekproef met een

bovengemiddeld IQ de invloed van mate van ADHD-symptomen niet wordt gevonden op de leeftijdsgerelateerde afname van het geheugen.Wellicht kan vervolgonderzoek de relatie tussen de mate van ADHD-symptomen en de leeftijds-gerelateerde afname van het geheugen in een populatie-steekproef wel aantonen.

(3)

Omtrent de gedragsstoornis Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder (ADHD) (American Psychiatric Association, 2013) is al veel bekend als het gaat over de symptomen en de problemen die deze gedragsstoornis met zich meebrengt bij kinderen en volwassenen. De diagnostische criteria van ADHD zijn symptomen van hyperactiviteit, impulsiviteit en in-attentie. Ook wordt ADHD geassocieerd met problemen als slechte schoolprestaties, sociaal disfunctioneren, een lage

zelfwaardering en een hoge psychiatrische co-morbiditeit (Fuermaier et al., 2014). Veel kinderen met ADHD blijven symptomen van ADHD vertonen naar de volwassenheid toe, waar ook problemen bij komen in verschillende cognitieve domeinen zoals het geheugen en aandacht (van Lieshout, Luman, Buitelaar, Rommelse, & Oosterlaan, 2013). Ook is bekend dat volwassenen met ADHD zelf aangeven klachten te ervaren op verschillende cognitieve functies zoals het geheugen, aandacht en executief functioneren (Fuermaier et al., 2014). Echter is er over het beloop van de cognitie bij volwassenen met ADHD naarmate de leeftijd toeneemt minder bekend (Michielsen et al., 2012).

Met betrekking tot de cognitie laten volwassenen met ADHD een zwakkere prestatie zien op cognitieve tests dan volwassenen zonder ADHD (van Lieshout et al., 2013). Deze zwakkere prestatie wordt in meerdere domeinen aangetoond zoals

aandacht, executieve functies en geheugen. In deze onderzoeken werden volwassenen gediagnosticeerd met ADHD vergeleken met gezonde volwassenen. (Boonstra, Oosterlaan, Sergeant, & Buitelaar, 2005; Fuermaier, Tucha, Koerts, Aschenbrenner, Weisbrod, et al., 2013; Fuermaier, Tucha, Koerts, Aschenbrenner, Westermann, et al., 2013; Hervey, Epstein, & Curry, 2004; Pollak, Kahana-Vax, & Hoofien, 2008;

Seidman, Biederman, Weber, Hatch, & Faraone, 1998; Semrud- Clikeman & Harder, 2011; L. Tucha, Tucha, et al., 2009; L. Tucha et al., 2011; O. Tucha et al., 2005,

(4)

2006; aangehaald in Fuermaier et al., 2014). De meeste volwassenen met ADHD hebben gebreken in ten minste één cognitief domein en het varieert aanzienlijk tussen individuen in welke specifieke cognitieve domeinen volwassenen met ADHD

tekorten laten zien (Fuermaier et al., 2014). In onderzoek van Skodzik, Holling, en Pedersen (2013) werd aangetoond dat volwassenen met ADHD slechter presteren dan een controlegroep op een verbale lange termijn geheugentest. Ook Hervey, Epstein, en Curry (2004) vonden soortgelijke resultaten in hun onderzoek naar de prestatie van het geheugen bij uitgestelde reproductie, waarbij volwassenen met ADHD een

zwakkere prestatie lieten zien dan de controlegroep. Omtrent de prestatie van het geheugen bij volwassenen met ADHD is dus het een en ander al bekend.

Hoe de cognitieve veroudering bij volwassenen met ADHD verloopt naarmate de leeftijd toeneemt is minder bekend (Michielsen et al., 2012). Wat wel bekend is, is dat de cognitieve veroudering bij ‘normale’ volwassenen een lineaire daling heeft

naarmate de leeftijd toeneemt. Deze bevinding komt naar voren uit een onderzoek van Nilsson (2003) waarbij prestatie op het episodisch geheugen met toenemende leeftijd werd onderzocht. Er werden verschillende geheugentaken gebruikt om deze vorm van het lange termijn geheugen te onderzoeken, zoals free recall en cued recall. In een ander onderzoek van Borella, Carretti, en De Beni (2008) waarin een populatie met de leeftijd van 20 tot 86 jaar is onderzocht komt ook naar voren dat er een negatief lineair verband bestaat tussen werkgeheugen en toenemende leeftijd.

Uit eerder onderzoek blijkt dus dat volwassenen met ADHD slechter scoren dan volwassenen zonder ADHD op geheugentaken (Hervey et al., 2004; Skodzik et al., 2013). Ook blijkt uit eerder onderzoek dat de cognitieve veroudering zoals

veroudering van het geheugen bij ‘normale’ mensen een lineaire daling heeft naarmate de leeftijd toeneemt (Borella et al., 2008; Nilsson, 2003). Het is echter

(5)

minder bekend wat de invloed van ADHD-symptomen op de leeftijds-gerelateerde afname van geheugen is (Michielsen et al., 2012). De aanleiding om te

veronderstellen dat er mogelijk een relatie is tussen ADHD en de leeftijds-gerelateerde afname van het geheugen is de theorie van “cognitieve reserve”. De theorie van cognitieve reserve stelt dat er individuele verschillen zijn tussen mensen in het toepassen van nieuwe cognitieve processen of processen ter compensatie van beschadigde processen (Stern, 2009). Cognitieve reserve wordt over het algemeen gebruikt om individuele verschillen te verklaren in de mate van cognitieve

achteruitgang (Whalley, Deary, Appleton, & Starr, 2004). De cognitieve reserve hypothese voorspelt dat oudere volwassenen met hogere cognitieve vaardigheden een lager risico hebben op het ontwikkelen van dementie dan oudere volwassenen met minder cognitieve vaardigheden (Whalley et al., 2004). Bij cognitieve reserve spelen twee componenten een rol. Enerzijds is er het actieve component, zoals een hoog niveau van opleiding, en anderzijds het passieve component, zoals efficiënte informatieverwerking of het versterkt kunnen ophalen van herinneringen (Stern, 2003; aangehaald in Whalley et al., 2004). Veelal worden factoren zoals intelligentie, opleiding en inkomen als maatstaven gebruikt voor het bepalen van iemands

cognitieve reserves (Manly, Touradji, Tang, & stern, 2003; Manly, Schupf, Tang, & Stern, 2005; aangehaald in Stern, 2009). Het is bekend dat volwassenen met ADHD lagere inkomens rapporteren en meestal lager opgeleid zijn dan volwassenen zonder ADHD (Fuermaier et al., 2014; Michielsen et al., 2013). Ook komt uit eerder onderzoek naar voren dat volwassenen met ADHD op een lager cognitief niveau functioneren dan volwassenen zonder ADHD op bepaalde cognitieve functies zoals het geheugen (Hervey et al., 2004; Skodzik et al., 2013). Niet alleen bij volwassenen maar ook bij kinderen wordt dit lager cognitief functioneren aangetoond. In het

(6)

onderzoek van Loge, Staton en Beatty (1990) werd aangetoond dat kinderen met ADHD een zwakkere prestatie laten zien op het onderdeel uitgestelde reproductie van een verbale geheugentest dan kinderen zonder ADHD. ADHD komt al in de vroege leeftijd tot uiting en wordt gerelateerd aan een andere ontwikkeling van de hersenen in vergelijking met kinderen zonder ADHD (Krain & Castellanos, 2006). Zo zijn de hersenen van kinderen met ADHD significant kleiner dan de hersenen van kinderen zonder ADHD (Castellanos et al., 2002; Durston et al., 2001; Durston et al., 2004; aangehaald in Krain & Castellanos, 2006). Van verschillende delen van de hersenen zoals de frontale hersenkwabben, de basale ganglia en het cerebellum wordt een kleiner volume aangetoond bij kinderen met ADHD (Krain & Castellanos, 2006). Er wordt verondersteld dat deze hersengebieden ten grondslag liggen aan de

onderliggende tekorten in executieve functies, inhibitie en geheugen bij kinderen met ADHD (Krain & Castellanos, 2006). Wellicht beschikken mensen met ADHD al op vroege leeftijd over minder reserves bij bepaalde cognitieve functies zoals het geheugen waardoor er over het algemeen al op jonge leeftijd op een lager niveau wordt gepresteerd dan een controlegroep. Volwassenen met ADHD zullen daardoor ook eerder dan volwassenen zonder ADHD aangeven een achteruitgang te ervaren in het cognitief functioneren (Fuermaier et al., 2014), omdat volwassenen met ADHD wellicht minder cognitieve reserves hebben om op terug te vallen.

In deze studie werd gekeken naar een groep volwassenen waarbij ADHD-symptomen in meer of mindere mate werden gerapporteerd. De stoornis ADHD is dimensioneel. Daardoor komen ADHD-symptomen wisselend per individu in meer of mindere mate voor (Van Lammeren, 2007). Ook uit een onderzoek van DuPaul et al. (2001) blijkt dat de ADHD-symptomen (in-attentie, impulsiviteit en hyperactiviteit) in verschillende mate voorkomen bij studenten uit verschillende landen. Daarom werd

(7)

in dit onderzoek naar cognitieve veroudering en ADHD gekeken naar de mate van ADHD-symptomen in een populatie-steekproef, aangezien ADHD-symptomen in verschillende mate voorkomen in de gehele populatie en er tussen mensen met een lage en hoge mate van ADHD-symptomen wellicht ook verschillen te zien zijn in geheugenprestaties.

Samenvattend is het mogelijk dat de gedragsstoornis ADHD een rol speelt bij de geheugenproblemen die ontstaan tijdens de veroudering bij volwassenen met ADHD. Ook zou de mate van ADHD-symptomen een rol kunnen spelen. Zo zou het kunnen zijn dat het hebben van meer ADHD-symptomen eerder tot

geheugenproblemen zal leiden bij oudere volwassenen omdat er sneller een niveau van disfunctioneren wordt bereikt.

In deze studie werd daarom onderzocht wat de invloed is van de mate van ADHD-symptomen op delayed recall van het geheugen met toenemende leeftijd. Er werd verwacht dat een hogere mate van ADHD-symptomen en een hogere leeftijd onafhankelijk van elkaar van negatieve invloed zouden zijn op het geheugen. Tevens werd verwacht dat de relatie tussen leeftijd en geheugen sterker of minder sterk zou zijn afhankelijk van de mate van ADHD-symptomen die iemand heeft. In dit onderzoek werd gekeken naar de dimensionaliteit van de stoornis ADHD. Gegeven dat ADHD-symptomen in meer of mindere mate voorkomen in de gehele populatie (Dupaul et al., 2001; Van Lammeren, 2007), werd het onderzoek uitgevoerd met een populatie-steekproef. Verwacht werd dat deelnemers die meer ADHD-symptomen vertoonden zwakker zouden presteren op delayed recall dan proefpersonen die minder ADHD-symptomen hebben. Ook werd verwacht dat deelnemers met een hogere leeftijd zwakker zouden presteren op delayed recall dan deelnemers met een lagere leeftijd. Hoe meer ADHD-symptomen een deelnemer dus zou vertonen, hoe

(8)

sterker de relatie tussen toenemende leeftijd en geheugenprestatie zou zijn omdat de deelnemer problemen zou ondervinden met het geheugen door de mate van ADHD-symptomen naarmate de leeftijd toeneemt.

Methode Deelnemers

Aan het onderzoek deden 83 volwassenen mee in de leeftijdscategorie van 45 tot 75 jaar. Over het beloop van de cognitie bij volwassenen met ADHD naarmate de leeftijd toeneemt is nog veel onduidelijk (Michielsen et al., 2012). Daarom werd gekozen voor een leeftijdsrange van 45 tot 75 jaar. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers was 56,27 (SD = 6,52) . Gegeven dat ADHD-symptomen in meer of mindere mate voorkomen in de gehele populatie (Dupaul et al., 2001; Van Lammeren, 2007), werd het onderzoek uitgevoerd met een populatie-steekproef. Alle deelnemers hadden Nederlands als moedertaal. Het gemiddelde IQ van de deelnemers was 108,21 (SD = 9,37). Dit premorbide intelligentieniveau werd gemeten met de Nederlandse Leestest voor Volwassenen (NLV) (Schmand, Lindeboom, & van Harskamp, 1992). Bij een IQ score onder de 80 op basis van de classificatie van intelligentiescores (Resing & Blok, 2002), werden deelnemers uitgesloten. Om een indruk te krijgen van de cognitieve functies van elke deelnemer werd de Mini-Mental State Examination (MMSE) afgenomen (Kok & Verhey, 2002). Bij een score van 24 of lager werden deelnemers uitgesloten omdat er vanaf dit punt sprake kan zijn van cognitieve achteruitgang (Kempen, Brilman, & Ormel, 1995). Om te onderzoeken of de deelnemer symptomen van depressie vertoonde werd de Nederlandse versie van de Beck Depression Inventory (BDI)-II afgenomen (Beck et al., 1996). Bij een score van 29 of hoger werden deelnemers uitgesloten omdat dit staat voor een ernstige depressie

(9)

(Beck et al., 1996). Ook bij het aanwezig zijn van een ernstige neurologische aandoening werden deelnemers uitgesloten. Onder deze ernstige neurologische aandoeningen vielen bijvoorbeeld een hersenbloeding/infarct, epilepsie of degeneratieve aandoeningen. De deelnemers ontvingen geen beloning voor hun deelname.

Materialen

In het onderzoek werden een aantal vragenlijsten en testen afgenomen. Om algemene gegevens van de deelnemers te verzamelen werd er een algemene vragenlijst gebruikt. Voorbeeldvragen waren ‘Wat is uw land van herkomst?’ en ‘heeft u ooit de diagnose AD(H)D ontvangen?’.

Om te onderzoeken in welke mate de deelnemer symptomen van ADHD ondervindt werd de ADHD-Rating Scale (ADHD-RS) afgenomen (Kooij en Buitelaar, 2005). Deze zelfrapportage vragenlijst bestaat uit 23 vragen. Normaliter wordt het gedrag in het algemeen gedurende de afgelopen zes maanden uitgevraagd, maar in dit onderzoek is het gedrag in het algemeen, gedurende het leven toegevoegd. Voorbeelden van gedragsvragen waren ‘ik let onvoldoende op details bij mijn werk’ en ‘ik zit te wiebelen en te draaien op mijn stoel’. De deelnemer beantwoordde de vragen op een vierpunts Likertschaal met 0= nooit of zelden; 1= soms; 2= vaak en 3= erg vaak. De som van alle items samen vormt de totaalscore. De minimale score is 0 en de maximale score 54. Van items 1+3, 2+4, 8+9, 10+11 en 12+13 werd het

gemiddelde genomen, naar boven afgerond. De vragenlijst bestond uit 18 items na het middelen van deze items.

Om te kunnen onderzoeken wat de invloed van leeftijd en ADHD-symptomen op cognitie is werd een geheugentest afgenomen. Verbale episodische

(10)

geheugenfuncties werden gemeten met de 15-woordentest (15WT) (Saan & Deelman, 1986). Deze episodische geheugentest bestaat uit een lijst met 15 zelfstandige

naamwoorden en wordt vijf maal auditief aangeboden. Voor dit onderzoek werd de 15WT-A versie gebruikt. Deze is samengesteld uit eenlettergrepige zelfstandige naamwoorden die gemakkelijk een visueel beeld oproepen (bijvoorbeeld bloem, beer). Direct na iedere presentatie noemde de deelnemer de woorden op die hij/zij onthouden had. Na een interval van 20 minuten werd er een uitgestelde reproductie trial afgenomen waarbij de proefpersoon alle woorden opnoemde die hij/zij nog onthouden had. Deze uitkomstmaat was tevens de afhankelijke variabele in dit onderzoek. Ten slotte werd er ook nog een recognitie procedure afgenomen om de woordherkenning te testen. Er werd een lijst van 30 woorden voorgelezen waarvan 15 woorden overeenkwamen met de eerder voorgelezen woorden. Het was de bedoeling dat de proefpersoon aangaf of het genoemde woord onderdeel was van de eerder onthouden lijst. Bij iedere trial werd het aantal goede antwoorden, fouten (intrusies) en herhalingen (dubbelen) gescoord.

Procedure

De Ethische Commissie heeft project 2015-BC-4344 Cognitieve veroudering en ADHD goedgekeurd. In de periode van 16 tot 30 april werden de deelnemers getest op de Universiteit van Amsterdam in een lokaal. De deelnemers werden

geïnformeerd over het onderzoek naar ADHD en cognitieve veroudering door middel van een brief. Vooraf aan het onderzoek ondertekenden de deelnemers een

toestemmingsverklaring. De proefleiders waren bachelor studenten klinische

neuropsychologie. De duur van het onderzoek was in zijn geheel ongeveer 1,5 uur en de testleider bleef het gehele onderzoek aanwezig. De deelnemers voerden de taken

(11)

individueel uit. De deelnemers moesten een aantal vragenlijsten invullen en een aantal geheugen- en reactietijdtaken doen op een laptop. Voordat de taken begonnen kregen de deelnemers een gestandaardiseerde uitleg over de taken van de proefleider en eveneens aan het begin van elke taak met de laptop. Alle testen mochten eerst geoefend worden alvorens de deelnemer echt begon. Alle taken en vragenlijsten waren gecounterbalanced. Er waren vier verschillende volgordes van afname van de vragenlijsten en testen. De deelnemers werden random over de verschillende

testvolgordes verdeeld. Alleen de testen en vragenlijsten relevant voor dit onderzoek zijn besproken in deze studie. Deze testen en vragenlijsten zijn onderdeel van een groter testonderzoek wat elke deelnemer in zijn geheel heeft afgelegd.

Statistische analyses

Het analyseren van de data werd gedaan met het programma SPSS Statistics 21 (IBM, 2012). De verzamelde data van alle deelnemers op de vragenlijsten en testen werd ingevoerd in SPSS. Er werden geen opvallende outliers verwijderd uit de data. Over de data werd een multipele regressie met een moderator voor het interactie-effect uitgevoerd. De afhankelijke variabele was de prestatie op het onderdeel delayed recall van de 15-woordentest. Er werden drie onafhankelijke variabelen gebruikt namelijk leeftijd, symptomen en de interactie van leeftijd en ADHD-symptomen. Deze werden middels forced entry in het model toegevoegd. In de multipele regressie werd gekeken of er een hoofdeffect was van leeftijd en van mate van ADHD-symptomen op prestatie van het onderdeel delayed recall. Vervolgens werd gekeken of er een interactie-effect was van leeftijd en mate van ADHD-symptomen op prestatie van het onderdeel delayed recall. Aan de assumpties van normaliteit en lineariteit werd voldaan. Om te controleren voor multicollineariteit

(12)

werden de onafhankelijke variabelen leeftijd en ADHD-symptomen gecentreerd. Met deze gecentreerde variabelen werd het interactie-effect berekend. Met een tolerantie boven 0,2 en VIF onder 10 werd voldaan aan de assumptie. Ook aan de assumptie homoscedasticiteit werd voldaan.

Resultaten

Van de 83 deelnemers werden er vijf deelnemers uitgesloten van het onderzoek wegens het hebben van een neurologische aandoening. Van een van de deelnemers was het geslacht en de BDI-score niet genoteerd. Aangezien verschillen in sekse en de scores op de BDI test niet meegenomen werden is deze deelnemer niet uitgesloten van het onderzoek. De resultaten zijn ontleend aan de resterende 78 deelnemers. Hiervan was 28 man en 49 vrouw. Er werd een power van .92 ( f² = 0.15, α = 0.05) behouden die groot genoeg om de analyse uit te voeren bij dit aantal

deelnemers.

Allereerst werd naar een aantal kenmerken van de deelnemers gekeken. Zo werd van leeftijd het gemiddelde, de standaardwijking en het minimum/maximum berekend. Ook werd van ADHD-symptomen het gemiddelde, de standaardafwijking en het minimum/maximum berekend. In onderstaande tabel worden de waardes van deze kenmerken weergegeven.

Tabel 1

Kenmerken van de Deelnemers.

M SD Min. Max. 1 Leeftijd (jaren) 56,27 6,52 46 71 2 ADHD symptomen 12,41 6,67 0 41

(13)

Ook werd gekeken naar de score op de geheugentest in het algemeen. In de analyse werd het onderdeel delayed recall van de 15-woordentest meegenomen. Deze staat voor de uitgestelde reproductie van de woorden. De gemiddelde score op het onderdeel delayed recall was 9,59 met als standaardafwijking 2,36. De minimum-score op het onderdeel was 5 en de maximum-minimum-score 15.

Uit de resultaten van de analyse bleek dat het model niet significant was en de totale variantie verklaard door het model was R² = .042, F(3,74) = 1.08, p = 0.362. Er werd geen significant hoofdeffect gevonden van leeftijd op prestatie van het

onderdeel delayed recall, β = -.16, t(74) = -1.41, p = 0.164. Ook werd geen significant hoofdeffect gevonden van ADHD-symptomen op het onderdeel delayed recall, β = -.01, t(74) = -.115, p = 0.908. Dit betekent dat leeftijd en ADHD-symptomen onafhankelijk van elkaar geen invloed hebben op de prestatie van het geheugen.

Ten slotte werd ook geen significant interactie-effect gevonden van leeftijd en mate van ADHD-symptomen op prestatie van het onderdeel delayed recall, β = -.13, t(74) = -1.125, p = 0.264. Dit betekent dat de combinatie van deze twee onafhankelijke variabelen de prestatie van het geheugen niet beïnvloeden.

(14)

In onderstaande grafiek worden deze effecten ter verduidelijking weergegeven. Grafiek 1.

Invloed van Leeftijd en ADHD-symptomen op Delayed Recall van het Geheugen.

In onderstaande tabel worden de waardes van deze effecten weergegeven. Tabel 2

Multipele Regressie met een Interactie-Effect voor de 15-woordentest (95% BI). Stap 1 b SE B β p Constant 9,56 .27 p < .001 (9.03, 10.09) Leeftijd -.06 .04 -.16 p = .164 (-.14, .02) ADHD-symptomen -.01 .04 -.01 p = .908 (-.09, .08) Leeftijd*ADHD -.01 .01 -.13 p = .264 (-.02, .01) R

²

= .042

(15)

Zoals blijkt uit tabel 3 verklaart het model met leeftijd, ADHD-symptomen en de interactie tussen leeftijd en ADHD-symptomen als predictoren 4,2% van de

variantie. Deze waarde is niet significant wat betekent dat de onafhankelijke variabelen geen variantie in prestatie op het geheugen verklaren.

Discussie

In deze studie werd onderzocht of de mate van ADHD-symptomen van invloed is op het geheugen met toenemende leeftijd. Er werd ook gekeken naar de relatie van leeftijd en mate van ADHD-symptomen onafhankelijk van elkaar met het geheugen. Allereerst werd geen relatie gevonden tussen leeftijd en het geheugen. In eerder onderzoek van Nilsson (2003) waarin werd gekeken naar de afname van het geheugen met toenemende leeftijd op verschillende episodische geheugentaken zoals free recall en cued recall, werd deze relatie wel gevonden. Ook werd geen relatie gevonden tussen mate van ADHD-symptomen en het geheugen. Ook deze relatie werd in eerder onderzoek wel aangetoond, zoals in het onderzoek van Skodzik et al. (2013) waarin volwassenen met ADHD een zwakkere prestatie hadden op een verbale lange termijn geheugentaak dan volwassenen zonder ADHD. Uit het onderzoek van Hervey et al. (2004) kwam naar voren dat volwassenen met ADHD een zwakkere prestatie hebben op de uitgestelde reproductie van het geheugen dan volwassenen zonder ADHD. Ten slotte werd ook geen interactie gevonden tussen leeftijd en ADHD-symptomen op prestatie van het geheugen. Een mogelijk verklaring voor het idee dat een hogere mate van ADHD-symptomen en een hogere leeftijd leiden tot een slechtere geheugenprestatie, is de theorie van cognitieve reserve. Echter presteerden mensen met meer ADHD-symptomen dus niet slechter op de geheugentest met toenemende leeftijd dan mensen met minder ADHD-symptomen. Hiermee zijn de

(16)

resultaten niet in overeenstemming met de hypotheses die in het begin van het onderzoek opgesteld zijn op basis van de uitkomsten van eerder onderzoek.

Wat opvalt in dit onderzoek is dat de relatie tussen leeftijd en geheugen niet is aangetoond. Op basis van eerder onderzoek (Borella et al., 2008; Nilsson, 2003) was het aannemelijk dat deze relatie wel gevonden zou worden. Een mogelijke verklaring voor het niet aantonen van deze relatie is het gemiddeld hoge IQ en opleidingsniveau van de deelnemers. Uit de resultaten bleek dat het gemiddelde IQ van de deelnemers 108,21 (SD = 9,37) was wat middels de NLV (Schmand, Lindeboom & van

Harskamp, 1992) is gemeten. Ook het gemiddelde opleidingsniveau van de

deelnemers lag vrij hoog. Intelligentie en opleiding kunnen weer gelinkt worden aan het begrip cognitieve reserve. Om iemands cognitieve reserves te bepalen worden factoren zoals intelligentie en opleidingsniveau vaak als maatstaven gebruikt (Manly, Touradji, Tang, & stern, 2003; Manly, Schupf, Tang, & Stern, 2005; aangehaald in Stern, 2009). Wellicht treedt geheugenverslechtering met toenemende leeftijd in mindere mate op bij mensen met een hoger IQ en/of hoger opleidingsniveau in vergelijking met mensen met een lager IQ en/of lager opleidingsniveau. Iemand met bijvoorbeeld een hoger IQ/opleidingsniveau zal meer cognitieve reserves hebben om op terug te vallen dan iemand met een lager IQ/opleidingsniveau. Het is dus mogelijk dat de deelnemers op basis van het hoge gemiddelde IQ en opleidingsniveau over het algemeen over veel cognitieve reserves beschikten. Wellicht is er daardoor een minder sterk leeftijdseffect op het geheugen door het gemiddeld hoge IQ en opleidingsniveau. In vervolgonderzoek is het nuttig om rekening te houden met de invloed van IQ en opleidingsniveau op de resultaten omdat het wellicht een deel van de resultaten zou kunnen verklaren.

(17)

Tevens werd in dit onderzoek geen echte ADHD groep gebruikt maar is gekozen voor een groep deelnemers die in meer of mindere mate ADHD-symptomen rapporteerden op de ADHD-RS (Kooij en Buitelaar, 2005). Er werd in deze

populatie-steekproef gekeken naar de invloed van de mate van ADHD-symptomen op de leeftijds-gerelateerde afname van het geheugen. Echter kwam uit het onderzoek niet naar voren dat er een relatie zou zijn tussen ADHD-symptomen en de leeftijds-gerelateerde afname van het geheugen. Ook de relatie tussen mate van ADHD-symptomen en het geheugen afgezien van leeftijd werd niet gevonden in dit

onderzoek. In eerder onderzoek (Hervey et al., 2004; Skodzik et al., 2013) werd dit effect wel aangetoond bij mensen met ADHD. In deze onderzoeken werden

volwassenen gediagnosticeerd met ADHD opgenomen in het onderzoek. Uit de resultaten van deze onderzoeken komt naar voren dat volwassenen met ADHD slechter scoren op geheugentaken dan volwassenen zonder ADHD. De resultaten uit dit onderzoek kunnen dus niet gegeneraliseerd worden naar mensen met ADHD. Wellicht werd de relatie tussen ADHD-symptomen en de leeftijds-gerelateerde afname van het geheugen niet gevonden omdat er over het algemeen weinig spreiding was van ADHD-symptomen en het merendeel van de deelnemers een lage mate van ADHD-symptomen rapporteerden. De huidige steekproef is daardoor misschien niet representatief genoeg voor de daadwerkelijke populatie. In vervolgonderzoek bij een populatie-steekproef zou een grotere spreiding van ADHD-symptomen een

duidelijker beeld kunnen schetsen van de invloed van mate van ADHD-symptomen op de prestatie van het geheugen.

Dat er mogelijk een invloed zou kunnen zijn van de mate van ADHD-symptomen op de leeftijds-gerelateerde afname van het geheugen komt in dit onderzoek niet naar voren. De negatieve invloed van ADHD en toenemende leeftijd

(18)

onafhankelijk van elkaar op prestatie van het geheugen wordt wel in eerder onderzoek aangetoond. Wat uit dit onderzoek naar voren komt is dat in deze populatie-steekproef met een bovengemiddeld IQ de invloed van mate van ADHD-symptomen niet wordt gevonden op de leeftijds-gerelateerde afname van het geheugen. Onafhankelijk van het meenemen van ADHD-symptomen als invloed werd de leeftijds-gerelateerde afname van het geheugen ook niet aangetoond. Eveneens werd onafhankelijk van leeftijd de relatie tussen ADHD-symptomen en geheugen niet gevonden. In vervolgonderzoek zou de opzet van deze studie grootschaliger aangepakt kunnen worden waarbij gecontroleerd kan worden voor bijvoorbeeld het IQ. Ook kan gekeken worden naar de spreiding van ADHD-symptomen onder de deelnemers. Wellicht kan hierdoor zo goed mogelijk de invloed van ADHD-symptomen op de relatie tussen leeftijd en geheugen in een populatie-steekproef worden onderzocht.

(19)

Literatuurlijst

American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-5®). American Psychiatric Pub.

Van der Does, A. J. W. (2002). BDI-II-NL. Handleiding. De Nederlandse versie van de Beck Depression Inventory.

DuPaul, G. J., Power, T. J., Anastopoulos, A. D., & Reid, R. (1998). ADHD Rating Scale-IV: Checklists, norms and clini- cal interpretation. New York, NY: Guilford.

DuPaul, G. J., Schaughency, E. A., Weyandt, L. L., Tripp, G., Kiesner, J., Ota, K., Stanish, H. (2001). Self-Report of ADHD Symptoms in University Students Cross-Gender and Cross-National Prevalence. Journal of learning disabilities, 34(4), 370-379.

Fuermaier, A. B., Tucha, L., Koerts, J., Aschenbrenner, S., Weisbrod, M., Lange, K. W., & Tucha, O. (2014). Cognitive Complaints of Adults With Attention Deficit Hyperactivity Disorder. The Clinical neuropsychologist, 28(7), 1104-1122.

Hervey, A. S., Epstein, J. N., & Curry, J. F. (2004). Neuropsychology of adults with attention-deficit/hyperactivity disorder: A meta-analytic review.

Neuropsychology, 18, 485-503.

Kempen, G. I., Brilman, E. I., & Ormel, J. (1995). [The Mini Mental Status Examination. Normative data and a comparison of a 12-item and 20-item version in a sample survey of community-based elderly]. Tijdschrift voor gerontologie en geriatrie, 26(4), 163-172.

Kok R, Verhey F. (2002). Dutch translation of the Mini Mental State Examination (Folstein et al.,1975).

(20)

Krain, A. L., & Castellanos, F. X. (2006). Brain development and ADHD. Clinical psychology review, 26(4), 433-444.

Van Lammeren, A. M. D. N. (2007). ADHD bij volwassenen. Bijblijven, 23(1), 48-57.

Van Lieshout, M., Luman, M., Buitelaar, J., Rommelse, N. N., & Oosterlaan, J. (2013). Does neurocognitive functioning predict future or persistence of ADHD? A systematic review. Clinical Psychology Review, 33, 539-560. Loge, D. V., Staton, R. D., & Beatty, W. W. (1990). Performance of children with

ADHD on tests sensitive to frontal lobe dysfunction. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 29(4), 540-545.

Michielsen, M., Comijs, H. C., Aartsen, M. J., Semeijn, E. J., Beekman, A. T., Deeg, D. J., & Kooij, J. S. (2013). The Relationships Between ADHD and Social Functioning and Participation in Older Adults in a Population-Based Study. Journal of attention disorders, 1087054713515748.

Michielsen, M., Comijs, H. C., Semeijn, E. J., Beekman, A. T., Deeg, D. J., & Kooij, J. S. (2013). The comorbidity of anxiety and depressive symptoms in older adults with attention-deficit/hyperactivity disorder: A longitudinal study. Journal of affective disorders, 148(2), 220-227.

Michielsen, M., Semeijn, E., Comijs, H. C., van de Ven, P., Beekman, A. T.,

Deeg, D. J., & Kooij, J. S. (2012). Prevalence of attention-deficit hyperactivity disorder in older adults in The Netherlands. The British Journal of Psychiatry, 201(4), 298-305.

Nilsson, L. G. (2003). Memory function in normal aging. Acta Neurologica

Scandinavica, 107(s179), 7-13.

(21)

Voorstel voor een eenduidig systeem. De Psycholoog, 37, 244-249. Saan, R. J., & Deelman, B. G. (1986). De 15-Woordentest A en B. Groningen

Afdeling Neuropsychologie, AZG.

Schmand B, Lindeboom J, Van Harskamp F. (1992). De Nederlandse Leestest voor Volwassenen. [The Dutch adult reading test.] Lisse: Swets and Zeitlinger.

Skodzik, T., Holling, H., & Pedersen, A. (2013). Long-term memory performance in Adult ADHD: a meta-analysis. Journal of attention disorders,

1087054713510561.

Spss, I. (2012). IBM SPSS statistics version 21. Boston, Mass: International Business Machines Corp.

Stern, Y. (2009). Cognitive reserve. Neuropsychologia, 47(10), 2015-2028.

Whalley, L. J., Deary, I. J., Appleton, C. L., & Starr, J. M. (2004). Cognitive reserve and the neurobiology of cognitive aging. Ageing research reviews, 3(4), 369-382.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

For optimal insight into the intervention involving vehicle consumption, we followed a novel approach of complementary statistical methods: (1) the traditional multivariate

Future studies could examine how variations in gender at organizational levels influence mentoring processes: Do protégés in a context of corporate masculinity report other needs

officials outside the school with a mandate from a national/local authority, by: (1) coordinating visits to all schools and stakeholders in the network; (2) examining the quality

Furthermore, the regulation of ‘biomass for energy’, in particular the European legal framework on biofuels (which are a specific application of biomass), will

The proposed kCF and kSF can be considered as grapheme-based representations and have several attractive properties: (1) kCF and kSF cover short contour and stroke fragments of

The furan groups present in the resulting polyester are able to form a thermoreversible covalent network with different bismaleimide moieties via the Diels-Alder

The overall curriculum design, the breadth and depth of knowledge and skills contained as part of the learning content, the high level of specification and guidance

It is observed that modern renew- able energy grew globally by 4.4% on average compared to a 1.8% growth of energy consumption from 1990 to 2005 when prices of fossil fuels were