• No results found

Associaties tussen de mate van fysieke activiteit en cognitieve prestaties en schoolprestaties bij kinderen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Associaties tussen de mate van fysieke activiteit en cognitieve prestaties en schoolprestaties bij kinderen"

Copied!
58
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Associaties tussen de Mate van Fysieke Activiteit en Cognitieve Prestaties en Schoolprestaties bij Kinderen

Hanne van der Veen

Universiteit van Amsterdam

Studentnummer: 10354867

Begeleid door: Sonja Borgsteede

Studieonderdeel: Bachelorproject

Aantal woorden: 4885

(2)

Abstract

Kinderen bewegen minder en steeds vaker worden gymlessen geschrapt. Dit terwijl regelmatig bewegen essentieel lijkt voor schoolprestaties en met de name cognitieve

ontwikkeling. Bevindingen zijn inconsistent en daarom is in dit onderzoek onderzocht of er associaties zijn tussen de mate van fysieke activiteit (FA) en cognitieve prestaties en

schoolprestaties bij kinderen. 61 leerlingen (groep 7/8) werden individueel één uur getest. Met een vragenlijst en interview werd de dagelijkse beweging in kaart gebracht. Met cognitieve taken werden aandacht, cognitieve flexibiliteit en werkgeheugen gemeten. Schoolprestaties bestonden uit CITO-scores (lezen/rekenen). Er werden geen correlaties gevonden tussen de mate van FA en cognitieve prestaties en schoolprestaties. Er lijken dus geen associaties te zijn. Dit onderzoek kan promotie van gymlessen op school daarom niet ondersteunen.

(3)

Associaties tussen de Mate van Fysieke Activiteit en Cognitieve Prestaties en Schoolprestaties bij Kinderen

Steeds meer onderzoeken melden dat regelmatig bewegen niet alleen de mentale en fysieke ontwikkeling lijkt te stimuleren, maar ook de cognitieve ontwikkeling en

schoolprestaties (Hillman, Erickson & Kramer, 2008; Singh, 2012). Ondanks deze

bevindingen wordt de gemiddelde levensstijl steeds inactiever (Hillman et al., 2008), slechts 51% van de jongeren (4-17 jaar) beweegt genoeg (TNO, 2012) en 400.000 kinderen krijgen momenteel maar één uur gymles per week, terwijl twee uur bewegingsonderwijs per week de norm is (De Landelijke Ouderraad, 2014).

Hoewel scholen de unieke mogelijkheid hebben om gestructureerd fysieke activiteit (FA) aan te bieden, heerst de tendens om gymlessen te schrappen om zo meer tijd aan algemeen vormende vakken (AVV) te besteden zoals rekenen en taal (Singh, 2012). De scholen voelen grote druk om het schoolrendement te verhogen (Rijksoverheid, z.j.), waardoor al op de basisschool optimaal ontwikkeld moet kunnen worden.

Bevindingen uit verschillende onderzoeken naar de relatie tussen FA en cognitieve prestaties en schoolprestaties bij leerlingen uit het basisonderwijs (BAO) en het voortgezet onderwijs (VO) zijn niet geheel consistent en zijn soms gebaseerd op schaarse data (Keeley & Fox, 2009). In dit onderzoek is verder onderzocht of er associaties zijn tussen FA (binnen en buiten de schoolcontext) en cognitieve prestaties en schoolprestaties bij basisschoolleerlingen met als doel het besef te vergroten dat lichaamsbeweging voor kinderen op individueel niveau van belang is maar ook voor het verhogen van het rendement van het Nederlands onderwijs.

Associaties tussen Schoolprestaties en FA Binnen de Schoolcontext

De gevonden relaties tussen FA binnen de schoolcontext en schoolprestaties hebben zowel positieve als geen verbanden laten zien (Hillman et al, 2008). FA op school lijkt

(4)

toegevoegd te kunnen worden aan het schoolcurriculum (BAO en VO) zonder

schoolprestaties te verslechteren (Trudeau & Stephard, 2008). Mogelijk is de efficiëntie van lessen verbeterd na FA op school (Trudeau & Stephard, 2008). In verschillende quasi-experimentele studies uit de review van Trudeau en Stephard (2008) haalden

basisschoolleerlingen met minder lestijd voor AVV en meer lestijd voor FA gelijke schoolprestaties als leerlingen met meer lestijd voor AVV en minder lestijd voor FA.

Daarnaast ondersteunden cross sectionele data (BAO en VO) de positieve relatie tussen FA op school en schoolprestaties grotendeels. In een gecontroleerd cross sectioneel design werden verhoogde schoolprestaties voor Zweeds, Engels en wiskunde gevonden bij leerlingen die twee uur extra gymles binnen het schoolcurriculum kregen (Käll, Nillson & Linden, 2014). Indirecte verklaringen zijn mogelijk, zoals op de interventieschool een verhoogde

verwachting van de leraar ten opzichte van de motivatie en potentie van leerlingen wat betreft schoolwerk, ook wel het “Pygmalioneffect” (Rosenthal & Jacobson, 1968). Mogelijk namen de leerlingen motivatie over van de sportinstructeurs die de gymlessen gaven of was de leraar meer aanmoedigend geworden. Dit zijn geen specifieke factoren van beweging, maar meer aspecifieke factoren behorend bij een interventie. Enkele cross sectionele studies vonden geen relatie (Trudeau & Stephard, 2008). In de cross sectionele studies werd meestal gecontroleerd voor sociaaleconomische status (SES). SES is namelijk de sterkste voorspeller van

schoolprestaties (Coe, Pivarnik, Womack, Reeves, Malina, 2006, aangehaald in Trudeau & Stephard, 2008) en ook één van de sterkste voorspellers voor deelname aan FA (Mo, Turner, Krewski & Mo, 2005; La Torre et al., 2006; Raudsepp, 2006, aangehaald in Trudeau & stephard, 2008).

Hoewel er alternatieve verklaringen zijn en sommige studies geen associaties vonden tussen FA op school en schoolprestaties, kan de relatie verder onderzocht worden aangezien FA op school in ieder geval niet aan achteruitgang van schoolprestaties gerelateerd lijkt te

(5)

zijn. Dit is een belangrijke bevinding om gymlessen te promoten (Singh, 2012) aangezien FA in het schoolcurriculum vaak gezien wordt als concurrent van AVV (Käll et al., 2014).

Associaties tussen Schoolprestaties en FA Binnen en Buiten de Schoolcontext

In voorgaande onderzoeken is gekeken naar FA binnen de schoolcontext. FA op school kan zorgen voor een algemene basis voor beweeggewoonten van kinderen (Singh, 2012). Daarnaast vereisen gymlessen vaak meer cognitieve betrokkenheid dan veel eenvoudige FA buiten school, zoals fietsen of lopen (Best, 2010). Verhoging van FA op school is daarom mogelijk effectiever voor het verbeteren van schoolprestaties dan verhoging van eenvoudige FA buiten school. Echter, om associaties tussen beweging en schoolprestaties verder te onderzoeken, is het wel van belang ook naar FA buiten school te kijken (Singh, 2012). FA op school, vaak gemeten door het aantal gymlessen, geeft geen correcte indicatie van de dagelijkse beweging van het kind. De indicatie is incompleet aangezien gymlessen maar voor een deel uit fysieke inspanning bestaan. Coe et al. (2006) maten dat slechts 19% van een gymles uit energieke activiteit bestaat. Bovendien bewegen kinderen buiten school verschillend. Meer FA op school blijkt te leiden tot meer beweging buiten school. Donnelly en Lambourne (2011) maten door middel van accellerometers dat kinderen die extra FA op school kregen meer bewogen in hun vrije tijd dan kinderen die geen extra FA kregen op school. Accellerometers zijn apparaten die gedragen worden en dan hoeveelheid beweging meten (Gapin & Etnier, 2010).

Mogelijk droeg het onvolledige beeld van beweging bij aan de inconsistente

bevindingen naar de relatie tussen FA en schoolprestaties doordat de mate van de dagelijkse beweging onduidelijk was. Ook intensiteit kan belangrijk zijn om naar te kijken. In een onderzoek van Coe et al. (2006) werd alleen een positieve samenhang gevonden tussen energieke FA buiten school en schoolprestaties en niet tussen minder energieke FA op school

(6)

en schoolprestaties. Een completer beeld van FA kan leiden tot meer inzicht in de relatie tussen beweging en schoolprestaties.

Associaties tussen Cognitieve Functies en FA

In de besproken onderzoeken is vooral gekeken naar schoolprestaties. Echter, deze zijn mogelijk niet sensitief genoeg om ontwikkelingen van mentale functies ten gevolge van beweging te meten (Tomperowski, 2008). Beweging kan leiden tot veranderingen in onderliggende processen van leerprestaties die nog niet tot uiting zijn gekomen in

schoolprestaties. Daarnaast hangen schoolprestaties samen met veel andere factoren zoals thuissituatie en achtergrond (Tomperowski, 2008). Er moet daarom gekeken worden naar samenhangende en onderliggende factoren van schoolprestaties. Intelligentie gemeten door IQ, die geassocieerd lijkt met schoolprestaties (Bjorklund, 2011), blijkt ook niet sensitief genoeg. Tomperowski (2008) vond maar een klein effect bij studies naar beweging en IQ.

Cognitieve functies daarentegen lijken vaker positief samen te hangen met beweging dan schoolprestaties (Tomperowski, 2008). Cognitieve functies reflecteren onderliggende mentale processen zoals aandacht, geheugen en informatieverwerking en worden gemeten aan de hand van prestaties op gevalideerde testen van cognitieve functies (Tomperowski, 2008). Cognitieve functies worden gedacht te interrelateren met schoolprestaties waardoor het als een mogelijk mechanisme werkt tussen beweging en schoolprestaties (Keeley & Fox, 2009). In cross sectionele studies waren fitte kinderen sneller op cognitieve taken dan minder fitte kinderen (Tomperowski, 2008). Ook breinonderzoek wijst op cognitieve ontwikkeling ten gevolge van beweging. Uit elektrofysiologische reacties blijkt fitheid gedurende de hele levensspanne gerelateerd aan verschillende cognitieve functies (Hillman, Castelli & Buck, 2005). Zowel fitte kinderen als jongvolwassenen hadden hogere activiteiten in hersengebieden die gerelateerd zijn aan de aandacht, werkgeheugen en verwerkingssnelheid en presteerden

(7)

sneller en accurater in vergelijking met minder fitte leeftijdgenoten bij stimulus discriminatie taken.

Frequenter worden positieve verbanden gevonden tussen beweging en specifieke cognitieve functies, namelijk executieve functies (EF) (Tomperowski, 2008). EF zijn hogere cognitieve functies, zoals mentale flexibiliteit, werkgeheugen en inhibitie. Deze zijn

belangrijk voor plannen, het werken naar doelen, het aanpassen van je gedrag en om het reguleren van jezelf (Barkley, 2012; Nigg, 2006, aangehaald in Prins & Braet, 2014). De “executieve functie hypothese” (Colcombe et al., 2004; Kramer et al., 1999, aangehaald in Davis et al., 2011), voorspelt dit specifieke effect en is gebaseerd op meerdere grootschalige experimentele onderzoeken (Tomperowski, 2008). In deze onderzoeken hadden deelnemers na aërobe FA hogere prestaties op werkgeheugen-, inhibitie- en planningstaken

(Tomperowski, 2008) en verhoogde hersenactiviteit in de prefrontale cortex tijdens de EF taken vergeleken met deelnemers die geen FA hadden gehad (Davis et al., 2011). Activiteit in de prefrontale cortex wordt gedacht EF te representeren (Diamond 2006, aangehaald in Buck, Hillman & Castelli, 2008).

De “executieve functie hypothese” is met name gebaseerd op studies met volwassenen (Colcombe et al., 2004; Kramer et al., 1999, aangehaald in Davis et al., 2011).

Ontwikkelingen in de EF worden gedacht bij te dragen aan schoolprestaties (Best et al., 2009, aangehaald in van der Niet, 2014) of aan gedragingen relevant voor functioneren op school (Blair & Razza, 2007, aangehaald in van der Niet, 2014). Inzicht in mogelijke bijdrage van beweging aan EF bij kinderen is daarom belangrijk.

Bij kinderen met overgewicht lijkt het verhogen van FA een positief effect te hebben op de EF waarbij de mate van FA van belang is (Davis et al., 2011). Zij vonden een dose response effect van een FA interventie op “plannen” bij kinderen. Kinderen kregen drie

(8)

maanden lang 20 min/week of 40 min/week of geen extra FA. Hoe meer FA de kinderen kregen, hoe beter de prestaties op de planningschaal van de Cognitive Assessment System (Naglieri & Das, 1997, aangehaald in Davis et al., 2011) waren na de interventie. Echter, alleen kinderen met overgewicht zijn onderzocht. Mogelijk reageren zij anders op extra FA dan kinderen met gemiddeld gewicht. Daarnaast is gestimuleerde beweging onderzocht waardoor samenhang tussen gebruikelijke beweging en EF onduidelijk blijft.

Correlationeel onderzoek meet wel de gebruikelijke beweging en laat ook positieve associaties zien tussen beweging en EF. Meer dagelijkse matige en krachtige beweging bij jongens met ADHD lijkt samen te hangen met beter kunnen plannen (Gapin & Etnier, 2010). Jongens die volgens de gedragen accellerometers meer matig en krachtig bewogen,

presteerden beter op planning taken dan jongens met minder beweging. Dit kon geen acuut effect van beweging zijn, aangezien drie uur voor de test niet bewogen mocht worden. Deze bevinding onderstreept het belang van beweging buiten school. Limitaties waren het kleine aantal deelnemers en de specifieke groep. Kinderen met ADHD hebben tekorten in EF (Geurts, Verté, Oosterlaan, Roeyers & Sergeant, 2005, aangehaald in Prins & Braet, 2014) waardoor beweging mogelijk beter aanslaat dan bij kinderen zonder ADHD.

Matige en krachtige beweging lijkt dus samen te hangen met EF, maar ook minder intensieve training lijkt positief gerelateerd aan EF (van der Niet, 2014). Een hogere totale beweging was positief geassocieerd met planning en zittijd was negatief geassocieerd met inhibitie. Licht intensieve beweging, zoals het lopen naar school, moet dus meegenomen worden in onderzoek naar beweging en FA. Daarnaast is zowel FA binnen als buiten school van belang, omdat zowel acute als chronische inspanning lijkt bij te dragen aan EF (Best, 2010). Mogelijk was er zelfs een onderschatting van bewegen in het onderzoek van van der Niet (2014) doordat fietsen en zwemmen niet gemeten konden worden door een

(9)

Voorgaande onderzoeken vonden met name verbeterde planningsvaardigheden bij kinderen die veel bewegen, maar de taken waarmee dit gemeten was doen ook een beroep op lagere EF zoals werkgeheugen en inhibitie (van der Niet, 2014). Bovendien vonden Buck, Hillman en Castelli (2008) positieve associaties tussen fitheid en andere EF, namelijk selectieve aandacht, responsinhibitie, interferentiecontrole en responssnelheid. Kinderen die fitter waren, presteerden beter op de strooptaak, welke deze processen vertegenwoordigt, dan minder fitte kinderen. Leeftijd en IQ bleken gerelateerd aan prestaties.

Huidige Onderzoek

Uit de besproken studies lijken cognitieve functies en dan met name EF positief geassocieerd met beweging. Er lijken ook positieve associaties te zijn tussen beweging en schoolprestaties, maar dan moet er gekeken worden naar de gehele beweging. In het huidige onderzoek werd daarom de gehele beweging in kaart gebracht met een vragenlijst en

interview over beweging binnen en buiten school. Er werd onderzocht of er associaties zijn tussen de mate van beweging en cognitieve prestaties en schoolprestaties bij kinderen in groep 7 en 8. Aangezien kinderen vaak rond hun twaalfde minder gaan bewegen (TNO, 2012), zouden associaties van belang zijn. Kinderen van deze leeftijd staan nog open voor

verandering waardoor geïntervenieerd zal kunnen worden. Daarnaast is SES verscheidend tussen kinderen op basisscholen, waardoor SES niet optreedt als confounder. Tot slot is de leeftijd van kinderen uit groep 7 en 8 ongeveer gelijk, waardoor leeftijd weinig effect zal hebben op de prestaties. Cognitieve prestaties werd bepaald door de optelsom van prestaties op gevalideerde en erkende taken die EF maten, namelijk werkgeheugen, cognitieve

flexibiliteit en aandacht. Schoolprestaties werden gemeten aan de hand van CITO-scores (lezen en rekenen). Er werd gecontroleerd voor intelligentie. Sekse heeft mogelijk invloed en moet daarom meegenomen worden. Er werd verwacht dat kinderen met een hogere mate van dagelijkse beweging, ook hogere schoolprestaties en cognitieve prestaties hadden dan

(10)

kinderen met minder dagelijkse beweging. Mogelijk is de intensiteit van belang bij de associaties. Daarom werd ook de samenhang tussen intensieve FA, gemeten door het aantal uren sport, en cognitieve prestaties en schoolprestaties onderzocht. Er werd verwacht dat sportdeelname positief samenhing met cognitieve prestaties en schoolprestaties.

Methode

Deelnemers

Aan dit onderzoek namen 61 leerlingen deel (21 jongens en 40 meisjes) van twee verschillende basisscholen: 21 uit groep 8 van de Jules Verne school in Alkmaar, 21 uit groep 8 en 19 uit groep 7 van de Leonardo Da Vinci in Amsterdam. De scholen waren een

convenience sample en waren benaderd door er langs te gaan. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers was 11 jaar en 8 maanden (10 jaar en 2 maanden – 13 jaar en 2 maanden).

Ethische aspecten

Ouders van deelnemers werden geïnformeerd over het onderzoek door middel van een informatiebrief met daarin beschreven het onderzoeksdoel en de procedure (Bijlage 1). Alle ouders gaven toestemming voor deelname van hun kind aan het onderzoek door middel van een passieve informed-consentprocedure (Bijlage 1). Deelname was geheel vrijwillig. De privacy van deelnemers werd gewaarborgd door testgegevens op te slaan als codes welke gebruikt zijn in de analyses. Gegevens waren zo niet te herleiden tot deelnemers. Deelnemers waren op de hoogte van het onderzoeksdoel aangezien in het welkomstpraatje de reden van komst werd verteld. Deelname was voor de meeste kinderen weinig belastend, aangezien de taakjes over het algemeen leuk gevonden werden en tijdens het interview geprobeerd werd het kind op zijn/haar gemak te stellen.

(11)

Materialen

De dagelijkse beweging is gemeten met de ENERGY vragenlijst (Bijlage 2) en

gecontroleerd met een klein interview over FA (Bijlage 3). Cognitieve prestaties zijn gemeten door gevalideerde en erkende (door de COTAN beoordeelde) testen. Het werkgeheugen is gemeten met “Cijferreeksen” (Wechsler, 2005) en de “Visual Span” (Wechsler, 2002),

cognitieve flexibiliteit met de “Stroop-kleur woord Test” (Hammes, 1978) en aandacht met de eerste vier subtests van de “Test of Every Day Attention for Children” (TEA-ch) (Manly, Robertson, Anderson & Nimmo-Smith, 2007). Bij de TEA-ch werden alleen de eerste vier subtests afgenomen aangezien deze subtests als screening gebruikt kunnen worden om aandacht te meten (Manly, Robertson, Anderson & Nimmo-Smith, 2007) en afname van de gehele TEA-ch te lang zou duren (1 uur). Schoolprestaties (rekenen/taal) zijn bepaald aan de hand van de meest recente CITO-scores. Intelligentie is bepaald op basis van de optelsom van de CITO-scores (rekenen/lezen).

ENERGY Vragenlijst

De ENERGY vragenlijst is ontwikkeld door Vrije Universiteit medisch centrum om voedings-en beweeggewoonten te meten. Voor dit onderzoek relevante onderdelen zijn gebruikt bestaande uit open vragen en vragen met meerdere antwoordopties. De vragen werden mondeling doorgenomen en de onderzoeker noteerde het antwoord. Deel A1-A5 gaat over algemene eigenschappen van het kind (bijvoorbeeld leeftijd), deel E1-E7 over de manier en duur van transport naar school (bijvoorbeeld 15 minuten met de fiets), E8 over

buitenspeeltijd op school en E9-E13 over sporten buiten school. In het interview werden de vragen van de ENERGY vragenlijst op een andere manier gesteld en als toevoeging werd gevraagd hoeveel een kind buitenspeelt. Wanneer antwoorden van de ENERGY vragenlijst en interview niet overeen kwamen, kon doorgevraagd worden en kon het antwoord op de

(12)

is omgezet naar het aantal minuten per week en dit aantal minuten is meegenomen in de analyses. De totale afnametijd van de ENERGY vragenlijst en het interview samen was circa 15 minuten.

CITO-scores

De meest recente CITO-scores zijn opgevraagd van lezen en rekenen-wiskunde. De didactische leeftijdsequivalent (DLE) scores zijn gebruikt.

Cijferreeksen

Cijferreeksen is een subtest van de intelligentietest Wechsler Intelligence Scale for Children III (WISC-III) (Wechsler, 2005) en meet het verbale werkgeheugen. Bij

“cijferreeksen voorwaarts (CV)” moet de deelnemer de voorgelezen cijferreeksen van twee tot acht cijfers lang (bijvoorbeeld 7-9-1) herhalen en bij “cijferreeksen achterwaarts (CA)”

omgekeerd herhalen (1-9-7). Ieder item wordt 1 cijfer langer en bestaat uit twee pogingen. De deelnemer kan 0,1 of 2 punten per item krijgen afhankelijk van het aantal goede pogingen en de test wordt gestopt wanneer beide pogingen van hetzelfde item fout zijn. CV bestaat uit 8 items (totaalscore 0-16) en CA uit 7 items (totaalscore 0-14). De totaalscore werd

omgerekend naar de genormeerde score.

Visual Span

De Visual Span is een subtest van de Wechsler Memory Scale 3rd UK edition (WMS III UK) (Wechsler, 2002) en is een visuele analoge versie van Cijferreeksen. Het meet dan ook het visuele werkgeheugen. De taak bestaat uit een bord met daarop verspreid tien blokken. De instructeur wijst een reeks van blokken aan. Bij “Visual Span Voorwaarts (VSV)” herhaalt de deelnemer deze reeks door aanwijzen en bij “Visual Span Achterwaarts (VSA)” herhaalt de deelnemer deze omgekeerd. De methode en scoring is verder hetzelfde als

(13)

bij Cijferreeksen waarbij de SSV bestaat uit 8 items (totaalscore 0-16) en de SSA ook uit 8 items (totaalscore 0-16). De ruwe score is gebruikt.

Stroop kleur-woord Test

De Stroop-kleur woord Test meet interferentieverschijnselen in het cognitief functioneren. De deelnemer krijgt drie kaarten waarbij 100 stimuli zo vlug mogelijk opgenoemd moeten worden. De eerste kaart bestaat uit 100 namen van de kleuren groen, rood, geel en blauw en de tweede kaart uit 100 rechthoekjes ingevuld door een van de vier kleuren. De derde kaart bestaat weer uit 100 namen van kleuren maar afgedrukt in één van de andere drie kleuren, waarbij de deelnemer niet de geschreven woorden moet lezen maar juist de kleuren van deze woorden. Bij deze laatste kaart ontstaat hierdoor interferentie. De tijd per kaart wordt genoteerd en de interferentiescore is de tijd van de derde kaart min de tijd van de tweede kaart. Deze ruwe score is gebruikt in de analyses.

Test of Everyday Attention for Children (TEA-Ch)

De TEA-ch bestaat uit subtests die verschillende soorten aandacht meten zonder beroep te doen op andere vaardigheden zoals taal, geheugen en begrip. De totaalscore van de eerste vier subtests zijn omgescoord tot een normscore. De afnameduur is ongeveer 20 minuten.

Subtest 1 Ruimteschepen

Ruimteschepen meet de doelmatigheid van selectieve aandacht. Op een plaat zijn paren ruimteschepen afgedrukt waarbij de deelnemer zo snel mogelijk paren moet omcirkelen waarvan de ruimteschepen gelijk zijn. De deelnemer moet een vierkant aankruisen wanneer hij/zij denkt klaar te zijn. De tijd en het aantal correcte paren worden genoteerd. Daarnaast wordt een plaat met alleen maar gelijke ruimteschepen afgenomen om de motorische controle te testen.

(14)

Subtest 2 Tel mee

Tel mee meet volgehouden aandacht bij een taak die weinig biedt om aandacht te trekken. De deelnemer moet het aantal geluidjes van een reeks tellen. Er zijn 10 reeksen met een verschillend aantal geluidjes. Ook de duur van stiltes tussen de geluidjes is verschillend. Het aantal juist getelde reeksen wordt genoteerd (totaalscore 0-10).

Subtest 3 Trollen tellen

Trollen tellen meet aandachtscontrole/switching. Het aantal trollen die achter elkaar in een hol zijn afgebeeld moeten geteld worden. Het hol moet gevolgd worden en tussen de trollen staat soms een pijl die aangeeft of er vooruit of achteruit geteld moet worden. Het eindantwoord is het getal waar de deelnemer op uitkomt bij de laatste trol. Per goed eindantwoord krijgt de deelnemer een punt. Er zijn 7 items (totaalscore 0-7).

Subtest 4 Ruimteschepen dubbeltaak

Ruimteschepen dubbeltaak is een combinatie van Ruimteschepen en Tel mee. De deelnemer moet geluidjes tellen en tegelijkertijd zo snel mogelijk gelijke paren ruimteschepen omcirkelen. De taak meet volgehouden aandacht gericht op de minder boeiende taak (tellen) ondanks de concurrerende taak (ruimteschepen omcirkelen). De tijd van het omcirkelen, het aantal correct gevonden paren en het aantal correct getelde reeksen worden genoteerd.

Procedure

Leerlingen met toestemming van hun ouders door middel van een passief informed consent konden deelnemen aan het onderzoek (Bijlage 1). Onderzoekers stelden zich voor door middel van een welkomstpraatje in de klas waarin zij globaal vertelden wat er ging gebeuren en waarom. Vervolgens werden leerlingen één voor één uit de klas gehaald naar een afgezonderd lokaal. Eerst werd de ENERGY vragenlijst en het interview afgenomen en

(15)

vervolgens de cognitieve taken. De volgorde van cognitieve taken verschilde per leerling aangezien het aantal testkoffers beperkt was en er zo efficiënt mogelijk getest moest worden binnen de tijd. De totale afnametijd per leerling was circa 60 minuten. Het verschilde per leerling of er een pauze was tussen de taken in verband met schooltijden. Iedere taak werd volgens de bijbehorende handleiding afgenomen en antwoorden werden op

antwoordformulieren genoteerd. Iedere leerling werd getest door één van de onderzoekers die kennis hadden over het afnemen van testen. De deelnemers kregen als beloning enkele

maanden na het onderzoek een powerpointpresentatie over het onderzoek en de gevonden resultaten. Daarnaast kregen de klassen een presentje.

Resultaten

Van de 61 deelnemers ontbrak van één deelnemer de CITO-score op lezen en van één deelnemer de CITO-score op rekenen. Daarnaast was bij één deelnemer de Stroop kleur-woord Test verkeerd genoteerd en bij één deelnemer Cijferreeksen. Deze leerlingen zijn daarom niet meegenomen in de berekening van correlaties waarin de variabele behorend bij de missende waarde werd meegenomen. De gemiddelde schoolprestaties, cognitieve prestaties en tijd aan FA zijn berekend (Tabel 1). Waar mogelijk zijn de ruwe scores omgerekend naar normscores.

(16)

Tabel 1

Gemiddelden met Bijbehorende Standaarddeviaties en Ranges van de Fysieke Activiteiten, Cognitieve Prestaties en Schoolprestaties voor de Gehele Steekproef.

Gemiddelde SD Range

Fysieke Activiteit (min/week) (n=61)

Totale fysieke activiteiten 620,3 280,1 180-1185

Sport 99,0 97,2 0-360

Buitenspeeltijd 335,3 165,1 75-610

Gymlessen 110,2 7,2 105-120

Transport naar school 70,8 49,1 0-250

Cognitieve Prestaties

Stroop* (ruwe score) (n=60) 47,6 21,3 12-116

TEA-ch (normscore) (n=61) 37,4 6,4 25-57

Cijferreeksen (normscore) (n=60) 10,4 3,1 6-18

Visual Span (ruwe score) (n=61) 15,5 3,3 7-22

Schoolprestaties (DLE** scores)

Lezen (n=60) 50,1 50,4 23-77

Rekenen (n=60) 49,1 11,2 19-64

Intelligentie (Gem. DLE) (n=59) 49,5 10,5 21-67

* Stroop kleur-woord Test ** didactische leeftijdsequivalent

Totale cognitieve prestaties was de optelsom (het gemiddelde) van de drie deelscores (aandacht, werkgeheugen en cognitieve flexibiliteit). Werkgeheugen was de optelsom van de deelscores op Cijferreeksen en de Visual Span. Vervolgens werden Spearman’s correlaties uitgevoerd om de associaties te meten tussen totale FA, cognitieve prestaties en

schoolprestaties (Tabel 2). Uit de Shapiro-Wilk test bleek namelijk dat de mate van FA niet normaal verdeeld was, W (61) = 0.919, p = .001.

Tabel 2

Correlaties tussen Fysieke Activiteiten, Sport en Cognitieve Prestaties en Schoolprestaties Cognitieve prestaties (n=59) Rekenen (n=60) Lezen (n=60) Totale FA -.26** -.10 -.12 Sport -.17 .09 -.02 * FA = Fysieke Activiteiten ** p = .045

(17)

Er werden geen significante correlaties gevonden tussen beweging en schoolprestaties, wat betekent dat er geen samenhang is gevonden tussen FA en schoolprestaties. Ook werd er geen samenhang gevonden tussen sport en cognitieve prestaties en schoolprestaties. Er werd wel een significante negatieve correlatie gevonden tussen FA en cognitieve prestaties wat zou betekenen dat de mate van beweging negatief samenhangt met cognitieve prestaties. Echter, cognitieve prestaties was significant gerelateerd aan intelligentie, rs = .70, p < .001. Dit betekent dat intelligentie positief lijkt samen te hangen met cognitieve prestaties. Daarnaast bleek sekse samen te hangen met de mate van FA. Uit een onafhankelijke t-toets bleek dat jongens significant meer bewogen (M = 767,52 (65,25)) dan meisjes (M = 543,05 (37,77)), t (59) = -3,19, p = .002. Er moet daarom gecontroleerd worden voor intelligentie en sekse wanneer de correlatie tussen de mate van FA en cognitieve prestaties wordt onderzocht. Dit werd gedaan door middel van een partiële correlatie. Hieruit bleek dat er geen significante correlatie was tussen de mate van FA en cognitieve prestaties, r = -.17 BCa CI [-.377, .048], p = .54. De mate van FA en cognitieve prestaties lijken dus niet samen te hangen in dit

onderzoek.

Tot slot werd gekeken of de mate van beweging samenhangt met cognitieve prestaties en schoolprestaties wanneer buitenspeeltijd niet meegenomen wordt bij de mate van FA. Buitenspeeltijd omvat namelijk een groot deel van de totale tijd aan FA (zie Tabel 1), maar is in dit onderzoek niet erg objectief gemeten. Ook dan werden er geen significante correlaties gevonden tussen FA en cognitieve prestaties gecontroleerd voor sekse en intelligentie, r = -.10 BCa CI [-.315, .104], p = .49, tussen FA en rekenen, rs = .04, p = .75 en tussen FA en lezen, rs = -.05, p = .71.

Discussie

In deze studie werd onderzocht of er associaties zijn tussen de mate van beweging en cognitieve prestaties en schoolprestaties bij kinderen in groep 7 en 8. Er zijn geen associaties

(18)

gevonden tussen de mate van beweging en cognitieve prestaties en schoolprestaties. De verwachting dat meer bewegen samenhangt met beter cognitief presteren en schoolprestaties wordt dus niet ondersteund. Daarnaast werd expliciet onderzocht of intensieve beweging samenhangt met cognitieve prestaties en schoolprestaties, maar ook dan werden er geen associaties gevonden. Deze studie ondersteunt de verwachting dat meer intensief bewegen samenhangt met beter cognitief presteren en schoolprestaties niet.

Deze studie draagt bij aan de eerdere bevindingen waaruit bleek dat meer bewegen in ieder geval niet negatief samenhangt met schoolprestaties (Hillman et al, 2008). Echter, de eerder gevonden positieve associaties tussen bewegen en schoolprestaties (Käll, Nillson & Linden, 2014, Trudeau & Stephard, 2008) worden niet ondersteund aangezien er geen

associaties zijn gevonden. Gesteld werd dat er mogelijk een bepaalde intensiteit van bewegen moet zijn om een positief verband te vinden tussen beweging en schoolprestaties (Coe et al. (2006)) maar ook intensieve beweging hangt volgens dit onderzoek niet samen met betere schoolprestaties. Naast schoolprestaties bleek ook intelligentie niet samen te hangen met beweging. Trudeau en Stephard (2008) stelden dat schoolprestaties en intelligentie mogelijk niet sensitief genoeg zijn om een effect te laten zien van beweging. Echter, ook tussen

onderliggende specifiekere cognitieve functies en bewegen was geen verband. De “executieve functie hypothese” (Colcombe et al., 2004; Kramer et al., 1999, aangehaald in Davis et al., 2011) wordt daarom niet ondersteund.

Sterk aan dit onderzoek is dat er geprobeerd is de gehele dagelijkse beweging in kaart te brengen. Zowel FA binnen als buiten de schoolcontext zijn meegenomen. Dit is van belang aangezien zowel lichte als intensieve FA effect kan hebben (van der Niet, 2014) en FA zowel acute als chronische effecten kan hebben (Best, 2010). Echter, er is gebruik gemaakt van een vragenlijst en interview. De tijd aan FA is hierdoor niet geheel objectief gemeten. Mogelijk gaven kinderen sociaal wenselijke antwoorden aangezien zij bekend waren met het

(19)

onderzoeksdoel. Dit zou met name het geval kunnen zijn bij buitenspeeltijd aangezien kinderen dit moeilijk konden inschatten. Inschatting was moeilijk omdat ze niet elke week even veel buitenspelen en doordat kinderen mogelijk nog geen volwaardig tijdsbesef hebben (Piaget, 1969, aangehaald in Bjorklund, 2011). Aangezien buitenspeeltijd een groot deel van de gemeten mate van beweging omvatte, kan dit een groot effect hebben gehad op de

associaties.

Het gebruik van alleen een vragenlijst en interview was het gevolg van een moeizaam wervingsproces. Aanvankelijk was het plan accellerometers als extra maat te gebruiken om de mate van FA betrouwbaarder te meten. Echter, deze accellerometers werden niet meer

beschikbaar gesteld omdat weinig scholen wilden participeren. De voornaamste reden die scholen gaven, was het gebrek aan tijd. Het is daarom belangrijk werving te starten voordat scholen de jaarplanning rond hebben. Wanneer de werving soepeler verloopt, kan een grotere steekproef bereikt worden. Specifiek scholen die intelligentiegegevens van leerlingen

(bijvoorbeeld de Nederlandse Intelligentietest voor Onderwijsniveau (NIO)) bezitten, kunnen geselecteerd worden. Dit is een betere indicatiemaat voor intelligentie dan gemiddelde schoolprestaties.

Naast een subjectieve meting van FA en een moeizame werving, was een andere limitatie aan dit onderzoek dat intensiteit van beweging nauwelijks is meegenomen. Mogelijk is de natuurlijke beweging van kinderen niet intensief genoeg, waardoor er geen positief verband is gevonden tussen beweging en schoolprestaties (Donnelly en Lambourne, 2011).

Een zwak punt aan de procedure van het onderzoek was dat de leerlingen werden getest op verschillende delen van de dag. Dit kan van invloed zijn aangezien beweging ook acute effecten lijkt te hebben (Best, 2010). Leerlingen die na de pauze waren zouden hierdoor beter gepresteerd kunnen hebben.

(20)

Tot slot is in dit onderzoek niet geheel rekening gehouden met leeftijd. Scores op cognitieve taken zouden aan de hand van normgegevens omgezet moeten worden zodat leeftijd meegenomen wordt. Intelligentie en leeftijd hangen namelijk samen met cognitieve functies (Buck, Hillman en Castelli (2008)).

In vervolgonderzoek moet opnieuw naar beweging binnen en buiten de schoolcontext gekeken worden. In tegenstelling tot dit onderzoek zal de mate betrouwbaarder gemeten kunnen worden door bijvoorbeeld zowel een interview/vragenlijst als een accellerometer te gebruiken. Mogelijk gaan kinderen meer bewegen wanneer zij een accellerometer dragen en daarom zal het onderzoeksdoel onbekend moeten zijn. Onwetendheid met het onderzoeksdoel zal ook sociaal wenselijke antwoorden verminderen. Een accellerometer kan bovendien ook meer informatie geven over intensiteit van de natuurlijke beweging van kinderen. Tot slot zal er rekening gehouden moeten worden met het moment van de dag waarop het kind getest wordt.

Voorlopig kan uit dit onderzoek geconcludeerd worden dat er geen associaties lijken te zijn tussen de mate van beweging en cognitieve prestaties en schoolprestaties. Mogelijk worden er wel positieve associaties gevonden in vervolgonderzoeken die rekening zullen houden met de limitaties van het huidige onderzoek. Gymlessen op school kunnen dan gepromoot worden. Wanneer FA buiten school gepromoot zal worden, moeten met name meisjes gestimuleerd worden aangezien dit onderzoek de lagere FA van meisjes ondersteunt (TNO, 2012).

(21)

Literatuurlijst

Best, J. R. (2010). Effects of physical activity on children’s executive function: Contributions of experimental research on aerobic exercise. Developmental Review, 30(4), 331-351.

Bjorklund, D. (2011). Children's thinking. Cengage Learning.

Buck, S. M., Hillman, C. H., & Castelli, D. M. (2008). The relation of aerobic fitness to

stroop task performance in preadolescent children. Medicine and science in sports and exercise, 20(1), 166-172.

Coe, D. P., Pivarnik, J. M., Womack, C. J., Reeves, M. J., & Malina, R. M. (2006). Effect of physical education and activity levels on academic achievement in children. Medicine and Science in Sports and Exercise, 38(8), 1515.

Davis, C. L., Tomporowski, P. D., McDowell, J. E., Austin, B. P., Miller, P. H., Yanasak, N. E., Nathan, E., Allison, J.D. & Naglieri, J. A. (2011). Exercise improves executive function and achievement and alters brain activation in overweight children: a randomized, controlled trial. Health Psychology, 30(1), 91.

Donnelly, J. E., & Lambourne, K. (2011). Classroom-based physical activity, cognition, and academic achievement. Preventive Medicine, 52, S36-S42.

Gapin, J., & Etnier, J. L. (2010). The relationship between physical activity and executive function performance in children with attention-deficit hyperactivity disorder. J Sport Exerc Psychol, 32(6), 753-63.

(22)

Hillman, C. H., Castelli, D. M., & Buck, S. M. (2005). Aerobic fitness and neurocognitive function in healthy preadolescent children. Medicine and science in sports and exercise, 37(11), 1967.

Hillman, C. H., Erickson, K. I., & Kramer, A. F. (2008). Be smart, exercise your heart: exercise effects on brain and cognition. Nature Reviews Neuroscience, 9(1), 58-65.

Käll, L. B., Nilsson, M., & Lindén, T. (2014). Journal of School Health, 84(8), 473-480.

Keeley, T. J., & Fox, K. R. (2009). The impact of physical activity and fitness on academic. achievement and cognitive performance in children. International Review of Sport and Exercise Psychology, 2(2), 198-214

De Landelijke Ouderraad. Opgehaald op 22 april 2015 van http://www.loraad.nl/hoeveel-uren-gym/.

Manly, T., Robertson, I., Anderson, V. & Nimmo-Smith, I. (2007). Handleiding Test of Every Day Attention for Children. Enschede: Ipskamp Drukkers B.V.

Van der Niet, A. G., Smith, J., Scherder, E. J., Oosterlaan, J., Hartman, E., & Visscher, C. (2014). Associations between daily physical activity and executive functioning in primary school-aged children. Journal of Science and Medicine in Sport.

Prins, P.J.M & Braet, C. (2014). Handboek Klinische Ontwikkelingspsychologie (2nd ed.) Houten: Bohn Stafleu VanLoghum/Springer Media.

Rijksoverheid (z.j.). Opgehaald op 24 april 2015 van

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/voortgezet-onderwijs/kwaliteit-voortgezet-onderwijs.

(23)

Singh, A., Uijtdewilligen, L., Twisk, J. W., Van Mechelen, W., & Chinapaw, M. J. (2012). Physical activity and performance at school: a systematic review of the literature including a methodological quality assessment. Archives of pediatrics & adolescent medicine, 166(1), 49-55.

TNO (2012). Opgehaald op 21 april 2015 van

https://www.tno.nl/media/1994/bewegen_nederland_2000_2012_tno_gl_l_13_08_158 1n.pdf.

Tomporowski, P. D., Davis, C. L., Miller, P. H., & Naglieri, J. A. (2008). Exercise and

children’s intelligence, cognition, and academic achievement. Educational Psychology Review, 20(2), 111-131.

Trudeau, F., & Shephard, R. J. (2008). Physical education, school physical activity, school sports and academic performance. International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity, 5(1), 10.

Wechsler, D. (2002). Wechsler Memory Scale 3rd UK Edition (WMS III UK).

(24)

Bijlage 1. Informatiebrief ouders met een passief informed consent en een bezwaarformulier

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Klinische Ontwikkelingspsychologie Weesperplein 4 1018 XA Amsterdam T 020 525 7321 Datum 19 februari 2015 E-mail sonjaborgsteede@gmail.com

Betreft: deelname onderzoek beweging en leerprestaties

Aan de ouder(s)/verzorger(s) van de leerlingen van groep 7/8,

De school van uw kind verleent medewerking aan een onderzoek dat wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de Universiteit van Amsterdam. Dit onderzoek vindt plaats in samenwerking met (SMART MOVES!) en Sonja Borgsteede, oprichtster Buro Bloei. SMART MOVES! doet onderzoek naar de relatie tussen lichamelijke activiteit en leerprestaties.

Het onderzoek waarvoor wij medewerking hebben gevraagd, is getiteld ‘Associaties tussen de mate van fysieke activiteit en de cognitieve prestaties (en schoolprestaties) van kinderen (groep 8 en brugklas VMBO)’. Doel van het onderzoek is om te achterhalen of er een associatie bestaat tussen de dagelijkse beweging van kinderen en cognitieve prestaties en schoolprestaties. In het algemeen vinden de kinderen het leuk om aan dergelijk onderzoek mee te doen. Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat u kennis neemt van de procedure die in dit onderzoek wordt gevolgd. Leest u daarom het onderstaande alstublieft zorgvuldig door.

Uw kind zal aan het onderzoek deelnemen in de week van 9 maart. Indien u bezwaar maakt tegen deelname van uw kind aan dit onderzoek, kunt u dit aan de schoolleiding of aan de onderzoekers te kennen geven (zie hiervoor “het bezwaarformulier’’ onderaan deze brief). Instructie en procedure

In dit onderzocht zullen wij de mate van fysieke activiteit in kaart brengen door middel van een vragenlijst (10-12 vragen) en een interview (20 min). Hiermee willen wij een beeld krijgen van de dagelijkse beweging van een kind. Hiernaast komen wij op school langs om bij ieder kind individu een aantal taakjes af te nemen die onder andere het geheugen en aandacht meten. De taakjes zijn niet bijzonder moeilijk of vermoeiend. Onze ervaring is dat kinderen de taakjes die wij gaan afnemen leuk vinden om te doen. Het kind krijgt voor de test nog uitgebreide instructie en voldoende oefening, zodat zij/hij de test goed zal begrijpen en goed zal kunnen uitvoeren.

Vrijwilligheid

Als uw kind niet aan het onderzoek wil meedoen, of als u niet wilt dat uw kind aan het onderzoek deelneemt, dan doet uw kind niet mee. Als uw kind gaandeweg besluit dat zij/hij wil stoppen, dan kan dat op elk moment, zonder opgaaf van redenen en zonder dat dit op

(25)

enige wijze gevolgen voor uw kind zal hebben. Ook kunt u tot 24 uur na dit onderzoek alsnog uw toestemming om gebruik te maken van de gegevens van uw kind intrekken. Mocht uw kind haar/zijn medewerking staken, of mocht u binnen 24 uur uw toestemming intrekken, dan zullen de gegevens van uw kind worden verwijderd uit onze bestanden en vernietigd.

Verzekering

Omdat dit onderzoek geen risico’s voor uw gezondheid of veiligheid met zich meebrengt, is er geen speciale verzekering afgesloten.

Vertrouwelijk

Gegevens die de onderzoekers tijdens het onderzoek over uw kind verzamelt, blijven geheim. De onderzoekers slaan de gegevens op met een code. In rapporten over het onderzoek wordt die code gebruikt. Alleen de onderzoekers weten welke code uw kind heeft. Derden hebben geen toegang tot deze gegevens. In rapporten wordt alleen gerapporteerd over verschillen op klasniveau en wordt niet gekeken naar individuele uitkomsten.

Nadere inlichtingen

Mocht u vragen hebben over dit onderzoek, vooraf of achteraf, dan kunt u zich wenden tot de projectleider Sonja Borgsteede, Buro Bloei, Roemer Visscherstraat 42 , 1054 EZ te Amsterdam; 0648970360; sonjaborgsteede@gmail.com. Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling

Psychologie van de Universiteit van Amsterdam, de heer professor V. Lamme (telefoon: 020 5256675; e-mail: V.Lamme@uva.nl, Roetersstraat 15, 1018 WB Amsterdam, kamer 626). Een vertrouwelijke behandeling van uw klacht of opmerking is daarbij gewaarborgd. Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en danken u bij voorbaat hartelijk voor uw deelname aan dit onderzoek dat voor ons van grote waarde is.

Met vriendelijke groet, Sonja Borgsteede

Passief Informed Consent

U stemt geheel vrijwillig in met deelname van uw kind aan dit onderzoek. U behoudt daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat u daarvoor een reden behoeft op te geven. Uw kind mag op elk moment stoppen met het onderzoek. Indien de

onderzoeksresultaten van uw kind gebruikt zullen worden in wetenschappelijke publicaties, dan wel op een andere manier openbaar worden gemaakt, zal dit volledig geanonimiseerd gebeuren. De persoonsgegevens van uw kind zullen niet door derden worden ingezien zonder uw uitdrukkelijke toestemming.

Als u nog verdere informatie over het onderzoek zou willen krijgen, nu of in de toekomst, kunt u zich wenden tot Sonja Borgsteede (telefoon: 0648970360; e-mail:

sonjaborgsteede@gmail.com; Buro Bloei, Roemer Visscherstraat 42 , 1054 EZ te

Amsterdam). Voor andere vragen en ook voor klachten kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam, de heer professor V. Lamme (telefoon: 020 5256675; e-mail: V.Lamme@uva.nl, Roetersstraat 15, 1018 WB Amsterdam, kamer 626).

(26)

De schoolleiding van de school van uw kind stemt in met deelname van uw kind aan dit onderzoek en verleent haar volledige medewerking. Indien u bezwaar heeft tegen deelname van uw kind aan dit onderzoek, dan kunt u dit uiterlijk maandag 2 maart kenbaar maken aan de schoolleiding (0617532968, Thijs Roovers) of aan de onderzoeker van de Universiteit van Amsterdam (Sonja Borgsteede, telefoon: 0648970360; e-mail:

sonjaborgsteede@gmail.com). U hoeft hiervoor geen opgaaf van redenen te verstrekken en uw bezwaar zal zonder voorbehoud worden ingewilligd.

Bijlagen

1. Bezwaarformulier deelname kind aan onderzoek

Bijlage 1 - Bezwaarformulier deelname kind aan onderzoek

In te vullen door ouder/verzorger

-Ik heb de informatie betreffende het onderzoek in bijgevoegde brief gelezen, ik kon aanvullende vragen stellen en mijn vragen zijn genoeg beantwoord.

-Ik weet dat deelname op vrijwillige basis is en dat ik op ieder moment mag beslissen om de deelname van mijn kind te stoppen. Daarvoor hoef ik geen reden op te geven.

Graag bij de volgende stellingen aangeven waar u geen toestemming voor geeft:

□ Ik geef geen toestemming om mijn kind deel te laten nemen aan de individuele taakjes. □ Ik geef geen toestemming om mijn kind deel te nemen aan een interview over de dagelijkse beweging.

□ Ik geef geen toestemming voor het verstrekken van schoolcijfers van mijn kind.

Naam kind: ……… ………. Naam ouder/verzorger: ……… …… Telefoonnummer: ……… ………. Handtekening: ……… Datum: ….. / ….. / ……

(27)

___________________________________________________________________________ ______In te vullen door de uitvoerende onderzoeker

-Ik verklaar hierbij dat ik de ouder(s)/verzorger(s) volledig heb geïnformeerd over het bovengenoemde onderzoek.

- Als er tijdens het onderzoek informatie bekend wordt die toestemming zou kunnen beïnvloeden dan breng ik de ouder(s)/verzorger(s) op de hoogte.

Naam onderzoeker: ………..

(28)
(29)

Bijlage 3. Interview Algemeen:

Altijd vragen of het normaal is dat ze iets doen, of was gisteren een uitzondering?

Vraagroute Vragenlijst Lichamelijke Activiteit

Ik wil graag een gewone schooldag met je doornemen. Laten we als voorbeeld gisteren nemen.

Je bent ‘s morgens opgestaan - Hoe laat was dit?

- Sta je op schooldagen altijd rond die tijd op? o Zo nee, wat is normaal?

Je bent naar school gegaan

- Hoe ben je gisteren naar school gegaan

met de fiets, lopend, gebracht door je ouders, anders? - hoe lang heb je daarover gedaan?

Is dit wat je normaal doet? Zo nee, wat is normaal?

Zelfde voor weg terug: hoe ben je van school naar huis gegaan?

Bewegen op school

- Wat doe je meestal tijdens de pauze (probeer er achter te komen of ze actief zijn in de pauze)!

- hoe veel uren gym heb je per week?

- zijn er nog andere beweegactiviteiten waaraan je meedoet op school?

Sport

- Heb je gisteren gesport? o Zo ja, hoe lang? - Ben je lid van een sportclub?

o Zo ja, welke?

o Bij meerdere: Wat is je favoriete sport? o Zo nee, ga naar *

(30)

Bij elke sport:

- Hoe vaak doe je dit? (aantal uur per week) - Doe je ook mee aan wedstrijden?

* Doe je nog andere sporten waarvoor je geen lid hoeft te zijn van een sportclub? - Zo ja, hoe vaak? (aantal uur per week)

Buitenspelen thuis Speel je wel eens buiten?

• Zo ja, hoe lang en hoe vaak per dag/week doe je dit • Wat doe je meestal als je buiten speelt?

Andere vormen van bewegen

(31)

Datum: 16-01-2015

Betreft: Deelname aan onderzoek beweging en schoolprestaties Beste schooldirectie en leerkrachten van de leerlingen van groep 8,

Scholen zijn constant in ontwikkeling om de optimale leeromgeving te creëren waarin kinderen gestimuleerd worden zich te ontplooien. Uit onderzoek blijkt dat de mate van fysieke activiteit van kinderen samenhangt met hun gezondheid. Ook zijn er aanwijzingen dat er verbanden bestaan tussen fysieke activiteit en cognitieve functies, die samenhangen met schoolprestaties. Voor de studie klinische ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit van Amsterdam voeren wij een

afstudeeronderzoek uit. Wij willen een wetenschappelijk onderzoek uitvoeren om inzicht te krijgen in mogelijke verbanden tussen fysieke activiteit en verschillende cognitieve functies, die onderliggend zijn aan leerprestaties. Het onderzoek zal zich richten op leerlingen uit groep 8 en VMBO brugklassen. In deze brief kunt u meer informatie vinden over het onderzoek. We willen u vragen de brief rustig door te nemen en bij vragen contact op te nemen. Graag horen wij of de school wil meewerken aan dit onderzoek.

Achtergrondinformatie onderzoek

In het Nederlands onderwijs wordt over het algemeen steeds minder aandacht besteed aan beweging. Bovendien wordt de beweegnorm van ‘één uur per dag bewegen’ door 40% van de Nederlandse kinderen niet gehaald. Naast de positieve effecten van bewegen op de gezondheid, zijn er vanuit recent onderzoek steeds meer aanwijzingen voor een positieve relatie tussen beweging en schoolprestaties. Er zijn aanwijzingen dat kinderen die regelmatig bewegen ook betere schoolcijfers lijken te halen. Om meer inzicht te krijgen in mogelijke verbanden tussen de mate waarin kinderen fysiek actief zijn, en hun cognitieve prestaties en schoolprestaties, voeren we hiernaar een onderzoek uit.

Waar gaat het onderzoek over?

Er is nog weinig onderzoek gedaan naar de samenhang tussen fysieke activiteit en specifieke cognitieve functies, zoals aandacht, geheugen en concentratie. Bovendien is er vaak alleen naar fysieke activiteit op school gekeken en niet buiten school. In andere onderzoeken is wel gekeken naar beweging buiten school, maar dit is vaak door alleen vragenlijsten gemeten. Vragenlijsten zijn subjectief van aard. In dit onderzoek willen we fysieke activiteit middels objectieve metingen in kaart brengen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een accelerometer. Dit is een apparaatje dat het kind bij zich draagt om de mate van fysieke activiteit van een kind gedurende een week te meten. In ons onderzoek willen we de gehele activiteit van kinderen in kaart brengen en de relatie tussen deze activiteit en specifieke cognitieve functies en verschillende schoolprestaties onderzoeken. Wij willen daarom kijken naar specifieke cognitieve vaardigheden en willen gebruik maken van een objectieve maat voor beweging door middel van accelerometer.

Hoe ziet het onderzoek eruit?

Voor dit onderzoek zullen wij gedurende een week op school aanwezig zijn. Op de eerste dag maken we kennis met de leerlingen, geven we een klassikale uitleg over het onderzoek en brengen we de accelerometer bij de leerlingen aan. De leerlingen zullen gevraagd worden de meter de gehele week te dragen en krijgen op papier instructies mee. Na een week komen we de accelerometers weer ophalen. In de week dat de leerlingen de accelerometer dragen, zullen we bij de kinderen individueel een aantal cognitieve testjes afnemen en een kort interview houden over hun beweeggedrag. De testjes meten bijvoorbeeld de aandacht, concentratie of het geheugen. Het is belangrijk dat de testjes in een aparte,

(32)

rustige ruimte worden afgenomen. Hiervoor willen we de leerlingen individueel de klas uithalen. Naar schatting zal dit een uur per leerling in beslag nemen.

Daarnaast willen we de school vragen recente schoolcijfers van de leerlingen te verstrekken. Hiermee kunnen we onderzoeken in hoeverre de scores op de cognitieve testjes samenhangen met de

schoolcijfers. Deze cijfers zullen geanonimiseerd worden. Ook willen we de leerkracht na afloop van het onderzoek vragen naar de aanwezigheid van kinderen in de klas met speciale onderwijsbehoeften. Kort samengevat, kinderen zullen een week een accelerometer dragen. Wij zullen twee keer een klassikale uitleg geven, bij het uitreiken en ophalen van de accelerometers. Binnen deze week zullen wij kinderen individueel testen op cognitieve vaardigheden. Hiervoor zouden we de kinderen

individueel de klas uit willen halen om deze testen af te nemen. Het is belangrijk dat deze testen in een aparte, rustige ruimte worden uitgevoerd. Naar schatting zal dit een uur per leerling in beslag nemen. Wat vragen we van de school?

- Beschikbaarheid voor het onderzoek in week 9, 10 of 11 - Onze aanwezigheid in de school

- Beschikbaar stellen van een rustige ruimte voor de afname van de testen

- 1 uur voor de klassikale uitleg over het onderzoek en de accelerometer (bestaande uit max. 30 min klassikale uitleg + 30 min waarin kinderen 1 voor 1 uit de klas gaan (of per tweetal) en de accelerometer krijgen). (dag 1)

- circa 1 ½ uur voor de afname van de cognitieve testen en fysieke activiteit interview. (dag 2, 3, 4, 5, 6)

- ½ uur voor het ophalen van de accelerometers en het afronden van het onderzoek (hierbij nemen wij weer de kinderen 1 voor 1 uit de klas (of per tweetal) )(dag 7)

- Een klassikale afsluiting van 10 minuten op de laatste dag. - Kinderen uit groep 8 laten deelnemen aan dit onderzoek - Verstrekken van recente schoolcijfers (CITO)

Wat vragen we van de leerlingen?

- Het dragen van de accelerometer gedurende 1 week

- Het maken van cognitieve testjes en beantwoorden van vragen over beweeggedrag Wat bieden wij de school?

Wij zullen informatiebrieven voor de ouders/verzorgers opstellen die via de school verspreid kunnen worden. Uw school kan een belangrijke bijdrage leveren aan de wetenschap en de optimale

ontwikkeling van het kind. De uitkomsten van het onderzoek leveren de school informatie met betrekking tot effecten van bewegen ter verbetering van cognitie/schoolprestaties. Dit kan een basis zijn voor beleid m.b.t. het inrichten van de schooldag (actieve pauzes, beweegmomenten tussen de lessen).

Bedenktijd ouders/verzorgers en leerlingen

Leerlingen doen vrijwillig mee aan dit onderzoek. De school ontvangt een passief informed consent, waarmee zij toestemming geeft voor het onderzoek en waardoor de leerlingen automatisch meedoen. Natuurlijk kan hiertegen bezwaar gemaakt worden middels een bezwaarformulier.

Wij hopen dat uw school wil deelnemen aan dit onderzoek. Wij horen graag of de school interesse heeft in de deelname. U kunt dit doorgeven middels onderstaand e-mailadres. Wij zullen dan binnen enkele dagen contact met u opnemen om nader uitleg te geven bij u op school.

(33)

Als u vragen heeft of meer informatie wilt ontvangen, dan horen wij dat graag. Bij voorbaat dank voor uw medewerking.

Met vriendelijke groet,

Rosa Hidma, Manon Bartels, Hanne van der Veen en Eva van Noort Rosa Hidma – Student UvA - rosahidma@outlook.com

(34)

Kindvragenlijst

VU medisch centrum

BEWEEGGEWOONTES

VAN

KINDEREN

Land School Klasnummer Codenummer

codenummer: codenummer

VOEDINGS-

EN

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Kind

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Kindvragenlijst

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

vragenlijst

BEWEEGGEWOONTES

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

BEWEEGGEWOONTES

VAN

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

VAN

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Land School Klasnummer Codenummer

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Land School Klasnummer Codenummer

codenummer: codenummer

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

codenummer: codenummer

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

VOEDINGS-

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

VOEDINGS-

The copyright for this questionnaire is property of the ENERGY-project. Unauthorized copying or distribution is prohibited. In case you want to use the ENERGY child-questionnaire, please contact Amika Singh (a.singh@vumc.nl).

(35)

02

Beste leerling ,

Wij zijn onderzoekers en doen onderzoek naar eet- en beweeggewoonten van 8000 kinderen uit verschillende Europese landen. We willen meer weten over de verschillen tussen kinderen uit België, Griekenland, Hongarije, Nederland, Noorwegen, Slovenië, Spanje en Zwitserland. Daarvoor hebben wij jouw hulp nodig. We willen je vragen om deze vragenlijst in te vullen. Dit duurt ongeveer 1 lesuur.

Niemand –behalve de onderzoekers- krijgt jouw antwoorden te zien. Je hoeft je dus geen zorgen te maken dat je leraar, ouders of klasgenoten kunnen zien wat je hebt ingevuld.

Er zijn geen “goede “of “foute“ antwoorden. Vul gewoon in wat het beste bij jouw situatie past.

We hopen dat je deze vragenlijst wilt invullen. Je deelname aan het onderzoek is niet verplicht. Als je deze vragenlijst niet wilt invullen mag je dat tegen ons zeggen.

Alvast bedankt voor je hulp!

Prof. Dr. Ir. Johannes Brug, VU medisch centrum

Hoe vul je deze vragenlijst in?

• Vul de vragenlijst in met een blauwe of zwarte pen. • Zet een duidelijke X in het antwoordvakje

• De meeste vragen kan je beantwoorden door een duidelijke X in het antwoordvakje te zetten. Vul per vraag 1 antwoordvakje in. Als je meerdere antwoorden mag geven dan staat dat bij de vraag. Bij sommige vragen mag je een eigen antwoord invullen.

VOORBEELDEN:

Hoe vaak eet je brood?

Altijd

Vaak

Soms

Zelden

Nooit

Als je een antwoord wilt veranderen laat dan de X staan en maak het juiste antwoordhokje helemaal zwart. Hoe vaak eet je brood?

Altijd

Vaak

Soms (Dit betekent dat je soms brood eet)

Zelden

Nooit

Geef aan wat je favoriete frisdrank is.

Cola

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Wij zijn onderzoekers en doen onderzoek naar eet- en beweeggewoonten van 8000 kinderen uit verschillende

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Wij zijn onderzoekers en doen onderzoek naar eet- en beweeggewoonten van 8000 kinderen uit verschillende Europese landen. We willen meer weten over de verschillen tussen kinderen uit België, Griekenland, Hongarije,

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Europese landen. We willen meer weten over de verschillen tussen kinderen uit België, Griekenland, Hongarije, Nederland, Noorwegen, Slovenië, Spanje en Zwitserland. Daarvoor hebben wij jouw hulp nodig. We willen je

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Nederland, Noorwegen, Slovenië, Spanje en Zwitserland. Daarvoor hebben wij jouw hulp nodig. We willen je Niemand –behalve de onderzoekers- krijgt jouw antwoorden te zien. Je hoeft je dus geen zorgen te maken dat je

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Niemand –behalve de onderzoekers- krijgt jouw antwoorden te zien. Je hoeft je dus geen zorgen te maken dat je Er zijn geen “goede “of “foute“ antwoorden. Vul gewoon in wat het beste bij jouw situatie past.

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Er zijn geen “goede “of “foute“ antwoorden. Vul gewoon in wat het beste bij jouw situatie past.

We hopen dat je deze vragenlijst wilt invullen. Je deelname aan het onderzoek is niet verplicht. Als je deze

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

We hopen dat je deze vragenlijst wilt invullen. Je deelname aan het onderzoek is niet verplicht. Als je deze

• Vul de vragenlijst in met een blauwe of zwarte pen.

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

• Vul de vragenlijst in met een blauwe of zwarte pen.

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

in het antwoordvakje

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

in het antwoordvakje

• De meeste vragen kan je beantwoorden door een duidelijke

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

• De meeste vragen kan je beantwoorden door een duidelijke

antwoordvakje in. Als je meerdere antwoorden mag geven dan staat dat bij de vraag. Bij sommige vragen mag

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

antwoordvakje in. Als je meerdere antwoorden mag geven dan staat dat bij de vraag. Bij sommige vragen mag

Als je een antwoord wilt veranderen laat dan de

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Als je een antwoord wilt veranderen laat dan de

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Hoe vaak eet je brood?

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Hoe vaak eet je brood?

Soms (Dit betekent dat je

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Soms (Dit betekent dat je

Zelden

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Zelden

The copyright for this questionnaire is property of the ENERGY-project. Unauthorized copying or distribution is prohibited. In case you want to use the ENERGY child-questionnaire, please contact Amika Singh (a.singh@vumc.nl).

(36)

VRAGEN OVER JEZELF

03

A1. In welk jaar ben je geboren? (Vul 1 cijfer per vakje in)

A2. In welke maand is je verjaardag?

Januari

Februari

Maart

April

Mei

Juni

Juli

Augustus

September

Oktober

November

December

A3. Ben je een meisje of een jongen?

Meisje

Jongen

A6. Bij welke volwassenen woon je? (Je mag meer dan 1 vakje aankruisen)

Bij mijn moeder en vader samen

Alleen bij mijn moeder

Alleen bij mijn vader

Bij mijn moeder en haar nieuwe partner

Bij mijn vader en zijn nieuwe partner

Bij mijn grootouders

Andere volwassenen

A5. Welke taal spreek je het meest thuis?

Nederlands

Turks

Engels

Arabisch

Andere 03 (Je mag meer dan 1 vakje aankruisen)

A4. Wat is de datum van vandaag?

Dag Maand Jaar

The copyright for this questionnaire is property of the ENERGY-project. Unauthorized copying or distribution is prohibited. In case you want to use the ENERGY child-questionnaire, please contact Amika Singh (a.singh@vumc.nl).

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

A6. Bij welke volwassenen woon je?

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

A6. Bij welke volwassenen woon je? Bij mijn moeder en vader samen

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Bij mijn moeder en vader samen Alleen bij mijn moeder

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Alleen bij mijn moeder

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Alleen bij mijn vader

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Alleen bij mijn vader

Bij mijn moeder en haar nieuwe partner

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Bij mijn moeder en haar nieuwe partner Bij mijn vader en zijn nieuwe partner

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Bij mijn vader en zijn nieuwe partner Bij mijn grootouders

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

Bij mijn grootouders

A5. Welke taal spreek je het meest thuis?

Pr

oper

ty ENER

GY

-pr

ojec

t

A5. Welke taal spreek je het meest thuis?

The copyright for this questionnaire is property of the ENERGY-project. Unauthorized copying or distribution is prohibited. In case you want to use the ENERGY child-questionnaire, please contact Amika Singh (a.singh@vumc.nl).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

biogas potential from livestock in Ecuador. Impacts of renewable energy on gender in rural communities of north-west China. Biogas production from co- digestion of dairy

Chapter 3 Influence of biofilm lubricity on shear-induced transmission of staphylococcal biofilms from stainless steel to silicone

Three fundamental problems have been studied in this thesis for handwritten document understanding based on handwriting style analysis: Writer identification, historical document

Brain-inspired computer vision with applications to pattern recognition and computer-aided diagnosis of glaucoma..

This paper proposed a novel method for the generation of real-time dynamic equipment workspaces considering the pose, state, and the speed characteristics of the

If the preceding three requirements were met and a foreign company was therefore deemed to be a controlled foreign company, all persons resident in the United

Schramel, Variation in treatment and outcome in patients with non-small cell lung cancer by region, hospital type and volume in the Netherlands, Eur.. van der

Dit bevestigde het ontstane beeld dat patiënten niet kiezen voor 24 uurs medische en verpleegkundige beschikbaarheid (kenmerken waarmee met name de high-care-hospices