• No results found

Invloed van kinderen bij een scheiding : een studie naar de ervaringen van kinderen en jongeren over het verloop van scheidingen en de mate waarin kinderen en jongeren invloed uit hebben kunnen oefenen op de scheidingsp

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Invloed van kinderen bij een scheiding : een studie naar de ervaringen van kinderen en jongeren over het verloop van scheidingen en de mate waarin kinderen en jongeren invloed uit hebben kunnen oefenen op de scheidingsp"

Copied!
47
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Invloed van kinderen bij een scheiding

Een studie naar de ervaringen van kinderen en jongeren over het verloop van scheidingen en

de mate waarin kinderen en jongeren invloed uit hebben kunnen oefenen op de scheidingsprocedure. Een eerste verkenning van het CSEK-instrument.

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Graduate School of Child Development and Education Universiteit van Amsterdam M.L. Paalman, 10753958 Begeleider: Mw. Dr. K.H.M. Jurrius Tweede beoordelaar: Mw. Dr. M. Hoeve Amsterdam, november 2015

(2)

Inhoudsopgave 1. Abstract 3 2. Samenvatting 4 3. Inleiding 5 4. Methode 12 5. Resultaten 16 Hoofdstuk 3 16 Hoofdstuk 4 23 6. Discussie 28 7. Literatuurlijst 35 8. Bijlagen 37

(3)

Abstract

The aim of this thesis is to study the experiences of children and youngsters who have experienced a divorce and to understand the extent to which children and youngsters have been able to exercise influence on the separation procedure. In addition, the research is focused on the further development of CSEK-tool. The research question is therefore: How do children and youngsters, using the CSEK-tool look back on the separation procedure of their parents and the influence that they have carried out. And how could the CSEK-tool be developed further from a legal-, professional- and youth perspective? The study had a quantitative and a qualitative approach, as the data was collected using questionnaires and via a survey among professionals. Results show that children experience mixed feelings according to the divorce. The ways in which the CSEK-instrument can develop further is to add more practical matters, so that the CSEK-instrument can be used before the legal possibilities are used. The development is also aimed at developing age appropriate versions and to adapt the content to the moment when participants fill in the CSEK-instrument.

(4)

Samenvatting

Het doel van dit onderzoek is om de ervaringen van kinderen en jongeren die een scheiding hebben meegemaakt in kaart te brengen en om inzicht te krijgen in de mate waarin kinderen en jongeren invloed uit hebben kunnen oefenen op de scheidingsprocedure. Daarnaast richt het onderzoek zich op de verdere ontwikkeling van het CSEK-instrument. De onderzoeksvraag luidt dan ook: Hoe kijken kinderen en jongeren, met behulp van het CSEK-instrument terug op de scheidingsprocedure van hun ouders en de invloed die zij hierop hebben kunnen uitoefenen en op welke wijze zou het CSEK-instrument verder ontwikkeld kunnen worden vanuit juridisch-, professioneel- en jongerenperspectief? Deze vraag wordt zowel kwantitatief als kwalitatief onderzocht. De conclusie is dat jongeren met gemengde gevoelens terug kijken op de periode van de scheiding. De wijze waarop het CSEK-instrument verder ontwikkeld kan worden, is door het toevoegen van meer praktische zaken aan de inhoud van het instrument, zodat het CSEK-instrument laagdrempelig ingezet kan worden alvorens de juridische mogelijkheden worden gebruikt. Daarnaast is de ontwikkeling gericht op het creëren van leeftijdspassende versies en het afstemmen van de inhoud op het moment waarop het instrument wordt afgenomen.

(5)

1. Inleiding

Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, artikel 12: ‘Participatie en hoorrecht’: ‘Het kind heeft het recht om zijn of haar mening te geven over alle zaken die het kind aangaan. De overheid zorgt ervoor dat het kind die mening kan uiten en dat er naar hem of haar wordt geluisterd. Dit geldt ook voor gerechtelijke en bestuurlijke procedures’ (IVRK, 1989).

Een (echt)scheiding1 is een gebeurtenis waar tegenwoordig veel kinderen mee in aanraking komen. Jaarlijks maken ongeveer 70.000 kinderen de scheiding van hun ouders mee (Van Lawick, 2012). Een scheiding is voor kinderen een ingrijpende verandering. Familieverhoudingen veranderen en emoties kunnen hoog oplopen (Dullaert, 2014).

Een scheiding van ouders heeft een grote invloed op kinderen en is dus niet alleen een zaak van de ouders. Vandaar dat de laatste jaren het idee, dat kinderen en jongeren een stem wensen én verdienen in juridische zaken die hen aangaan, steeds breder wordt geaccepteerd (Weisz, Wingrove, Beal & Faith- Slaker, 2011).

De doelstelling van deze scriptie is het in kaart brengen van de ervaringen van kinderen en jongeren over het verloop van de scheiding en het verkrijgen van inzicht in de mate waarin kinderen en jongeren invloed uit hebben kunnen oefenen op de scheidingsprocedure. Daarnaast richt dit onderzoek zich op de inzet en toepassing van een CSEK-instrument bij kinderen en jongeren die een scheiding hebben meegemaakt.

In verschillende onderzoeken wordt het belang om te luisteren naar de mening van het kind benoemd. Een eerste reden om de mening van het kind mee te laten wegen in de besluitvorming, is het besef dat kinderen cruciale informatie kunnen leveren over hun

1 In deze scriptie wordt onder een scheiding verstaan: de ontbinding van het huwelijk of de

(6)

perspectief en ervaringen. Mede hierdoor kunnen goed doordachte beslissingen worden genomen. Ten tweede kunnen kinderen profiteren van het feit dat ze betrokken worden in de besluitvorming; ze leren beslissingen maken en het is positief voor het gevoel van controle (Cashmore, 2011). Tevens is uit onderzoek gebleken dat participatie van kinderen in het maken van beslissingen over hun zorg, een belangrijke voorwaarde is om tot betere uitkomsten voor kinderen te komen (Arild Vis & Fossum, 2013).

In 1989 werd het Kinderrechtenverdrag (IVRK) door de Verenigde Naties (VN) aangenomen. In Nederland werd het IVRK geratificeerd in 1995. In dit verdrag wordt onder andere het belang om waarde te hechten aan de mening van het kind onderstreept (Stichting Defence for Children, 2013). De wet in Nederland schrijft voor dat minderjarige kinderen vanaf twaalf jaar het recht hebben om gehoord te worden in zaken die minderjarige kinderen betreffen (Burgerlijk wetboek, 2014). Het kinderverhoor is een recht en geen plicht. De kinderrechter is niet verplicht om kinderen onder de twaalf jaar te horen, maar de mogelijkheid bestaat wel (Van der Gun & De Jong, 2006). Bij het kinderverhoor zijn de ouders niet aanwezig, zodat het kind vrijuit zijn of haar mening kan geven, zonder hierin te worden beïnvloed (Raad voor de Rechtspraak, 2011). Kinderen beschikken ook over de mogelijkheid om op eigen initiatief contact te zoeken met de rechter (Spruijt & Kormos, 2014). Kinderen die naar het kinderverhoor zijn geweest, zeggen zich op hun gemak te hebben gevoeld tijdens het kinderverhoor en zijn blij dat ze zijn gegaan (Weisz et al., 2011).

In de praktijk wordt er, binnen de juridische kaders, nog weinig met kinderen gesproken over (echt)scheidingsprocedures en de gevolgen voor het kind hiervan. Van de kinderen die zijn uitgenodigd voor het kinderverhoor, gaat ongeveer de helft niet naar de rechtbank (Spruijt & Kormos, 2014). Kinderen maken pas vanaf twaalf jaar aanspraak op het hoorrecht. De reden hiervoor is dat kinderen vanaf twaalf jaar in staat worden geacht om beredeneerd een mening te kunnen geven over bepaalde zaken (Parkinson & Cashmore,

(7)

2008). De mate waarin de mening van het kind meeweegt in de beslissing, is afhankelijk van de leeftijd en rijpheid van het kind (IVRK, 1989). Dit heeft tot gevolg dat kinderen door hun leeftijd niet altijd serieus genomen worden. Slechts 44% van de jongeren vindt dat er daadwerkelijk naar hun mening wordt geluisterd (Stichting Defence for Children, 2010). Naast het recht om gehoord te worden, dienen ouders (van minderjarige kinderen) sinds 1 maart 2009 een ouderschapsplan op te stellen bij de ontbinding van het huwelijk of beëindiging van geregistreerd partnerschap. In dit ouderschapsplan komen wettelijk verplichte afspraken te staan. De wet bepaalt dat ouders hun kinderen moeten betrekken bij het opstellen van een ouderschapsplan. Het doel van het ouderschapsplan is het voorkomen of verminderen van problemen van kinderen na een scheiding en om het ouderschap van beide ouders te stimuleren (Spruijt & Kormos, 2014). Volgens het CBS is in 2011 bij 78% van de scheidingen, waarbij minderjarige kinderen betrokken waren, een ouderschapsplan opgesteld. De wet bevordering voortgezet ouderschap schrijft voor dat ouders aan moeten kunnen geven hoe zij de kinderen hebben betrokken bij het opstellen van het ouderschapsplan (Ter Voert & Geurts, 2013). In het onderzoek van Van der Valk en Spruijt (2013) is naar voren gekomen dat 61% van de kinderen die een scheiding hebben meegemaakt in de periode 2009-2013, hun mening hebben kunnen geven over de afspraken die in het ouderschapsplan zijn opgenomen. Het doel van het ouderschapsplan om problemen te voorkomen of verminderen lijkt niet te worden gehaald. In het onderzoek van Van der Valk en Spruijt (2013) komt naar voren dat bij scheidingen die na 2009 plaatsvonden en waarbij een ouderschapsplan is opgesteld, het aantal ouderlijke conflicten hoger is, de band tussen vader en kind slechter is en een aantal problemen bij kinderen (bijvoorbeeld depressie) hoger is. Daarnaast is een tekortkoming van het ouderschapsplan dat de mate waarin het kind betrokken kan worden bij het opstellen van het ouderschapsplan, afhankelijk is van de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van het kind (Van Riemsdijk, 2011).

(8)

Opvallend is dat, na de invoering van het ouderschapsplan, het welbevinden van zowel ouders als kinderen lager is en dat kinderen veel last hebben van loyaliteitsconflicten (Spruijt & Kormos, 2014). Er zijn verschillende gevaren te noemen van een loyaliteitsconflict. Ten eerste zullen sommige kinderen hun mening niet geven, omdat ze de emotionele druk van een ouder of beide ouders niet willen ervaren (Dale, 2014). Ten tweede vormt een loyaliteitsconflict een bedreiging voor de ouder-kindrelatie (Moné, MacPhee, Anderson & Banning, 2011). Tenslotte bestaat er een verhoogd risico op emotionele-, psychologische- en gedragsproblemen bij kinderen (Dale, 2014).

Ondanks dat er veel onderzoek is gedaan naar de impact en gevolgen van een scheiding op kinderen en jongeren, komen deze kinderen en jongeren in de Nederlandse literatuur zelf weinig aan het woord. Gesprekken met kinderen die een scheiding hebben meegemaakt kunnen echter waardevolle informatie opleveren, bijvoorbeeld over de wensen wat betreft de nieuwe woonsituatie en omgangsregelingen. Bovendien wordt er kennis opgedaan over de lastige kanten van een scheiding voor kinderen en hoe volwassenen hier rekening mee kunnen houden (Van der Gun & De Jong, 2006). Tevens komt in het onderzoek van Darlington (2006) naar voren dat het voor kinderen en jongeren, die een visie hebben over de gewenste uitkomsten, van belang is om deze te uitten en te weten dat deze wordt meegenomen in het maken van de beslissing. Het gevoel dat kinderen en jongeren worden gehoord, wordt hierdoor verhoogd.

Een CSEK-instrument (Concept Scheidingsevaluatie door Kinderen) kan mogelijk een bijdrage leveren aan de verbetering van de positie van kinderen en jongeren in scheidingssituaties. In het CSEK-instrument wordt het verloop van de scheiding en de mate waarin jongeren invloed op de scheiding hebben kunnen uitoefenen geëvalueerd. Het beschikken over een dergelijk instrument kan van belang zijn om kinderen en jongeren aan het woord te laten komen. Daarnaast kan de verkregen informatie een bijdrage leveren aan de

(9)

informatievoorziening aan ouders, aangezien veel ouders te weinig informatie hebben, die hen in staat stelt om de belangen van het kind te behartigen (Spruijt & Kormos, 2014). Ouders kunnen de positie van het kind versterken door te luisteren naar de beleving en de visie van de kinderen (Van der Gun & De Jong, 2006).

Het ontwikkelen van een CSEK-instrument draagt bij aan de wetenschappelijke ontwikkeling omtrent het thema scheidingen. De informatie kan gebruikt worden voor het optimaliseren van de hulpverlening aan ouders en scheidingskinderen. Het CSEK-instrument zal dus mogelijk een bijdrage kunnen leveren aan het verminderen van de negatieve gevolgen voor kinderen en jongeren, die een scheiding hebben meegemaakt.

In de maatschappij groeit de aandacht voor kinderen in scheidingssituaties. De overheid heeft dit thema geagendeerd en ook professionals zijn bezig met hulpverlenen aan ouders en kinderen en het ontwikkelen van programma’s. Op het moment van schrijven is een landelijke voorlichtingscampagne gestart, die de positie van kinderen in een (v)echtscheiding moet verbeteren (NJI, 2015). Dit onderzoek kan hier mogelijk een bijdrage aan leveren. De ervaringen van kinderen kunnen ouders in staat stellen om het scheidingsproces minder kwetsbaar te laten verlopen en hulpverleners om hulpprogramma’s te optimaliseren. Verder onderzoek is nodig naar de wijze waarop kinderen en jongeren terugkijken op de scheidingsprocedure en de verdere ontwikkeling van het CSEK-instrument. De vraagstelling van deze scriptie luidt daarom als volgt:

 Hoe kijken kinderen en jongeren, met behulp van het CSEK-instrument, terug op de scheidingsprocedure van hun ouders en de invloed die zij hierop hebben kunnen uitoefenen en op welke wijze zou het CSEK-instrument verder ontwikkeld kunnen worden vanuit juridisch-, professioneel- en jongerenperspectief?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden, zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld:  Hoe hebben kinderen en jongeren de periode voor, tijdens en na de scheiding

(10)

ervaren?

 In hoeverre hebben kinderen en jongeren gebruik gemaakt van juridische mogelijkheden, zoals het hoorrecht en het opstellen van een ouderschapsplan?

 In hoeverre vinden kinderen en jongeren dat er naar hen geluisterd is in de periode voor, tijdens en na de scheiding?

 Is er een verschil tussen geslacht en opleidingsniveau en de mate van tevredenheid over het verloop van de scheiding?

 Is er een verband tussen gehoord worden en de mate van tevredenheid over het verloop van de scheiding?

 Wat is de mening van betrokkenen (kinderen en jongeren, professionals en de onderzoeker) met betrekking tot de inzet, toepassing en vormgeving van het CSEK-instrument?

De eerste verwachting van dit onderzoek is dat kinderen en jongeren met gemengde gevoelens terugkijken op de periode van de scheiding. Ten tweede wordt er op basis van de literatuur verwacht dat kinderen en jongeren weinig gebruik maken van de juridische mogelijkheden. Ongeveer de helft van de kinderen die aanspraak maken op het hoorrecht, maakt hier geen gebruik van (Spruijt & Kormos, 2014). Bovendien hebben kinderen onder de twaalf jaar niet de mogelijkheid om gebruik te maken van het hoorrecht (Parkinson & Cashmore, 2008). Ten derde wordt er verwacht dat kinderen en jongeren het gevoel hebben dat zij onvoldoende hun mening hebben kunnen geven in de periode voor, tijdens en na de scheiding. Ten vierde wordt er verwacht dat geslacht en opleidingsniveau geen invloed hebben op de mate van tevredenheid over het verloop van de scheiding. Ten vijfde wordt verwacht dat er een positief verband bestaat tussen gehoord worden en de mate van tevredenheid over het verloop van de scheiding. Tot slot wordt er verwacht dat betrokkenen

(11)

de inzet, toepassing en vormgeving van het CSEK-instrument als positief zullen beoordelen. Ook de volgende hypothesen zullen worden getoetst:

- Er is een positieve relatie tussen de tevredenheid met de gemaakte keuzes wanneer er naar de mening van een persoon is gevraagd.

- Er is een positieve relatie tussen de tevredenheid met de gemaakte keuzes en wanneer een persoon blij is dat hij of zij een mening heeft gegeven.

- Er is een positieve relatie tussen personen die hulp hebben gevraagd bij het maken van een keuze en de mate van tevredenheid met de gemaakte keuzes.

- Er is een positieve relatie tussen het geven van een mening en de periode van de scheiding als minder vervelend ervaren.

- Er is een positieve relatie tussen het opstellen van een ouderschapsplan met bezoekregeling en de mate van tevredenheid met de gemaakte keuzes.

- Er is een negatieve relatie tussen het hebben van een rechtszaak over de scheiding en de hoeveelheid ruzie tussen ouders tijdens de scheiding.

- Er is een negatieve relatie tussen het gedwongen zijn om te kiezen tussen ouders en het nog hebben van contact met beide ouders.

Om de eerste vijf onderzoeksvragen te beantwoorden is er een CSEK-instrument ontwikkeld. Deze is afgenomen bij jongeren afkomstig van een praktijkschool en bij verschillende KIES-cursussen verspreid door Nederland (Kinderen in Echtscheiding Situatie). Daarnaast is het CSEK-instrument verspreid in het netwerk van de onderzoeker. Voor de beantwoording van de laatste onderzoeksvraag is een evaluatieformulier ontwikkeld, die bij dezelfde participanten wordt afgenomen, om het CSEK-instrument te kunnen evalueren. Voor de beantwoording worden tevens professionals geënquêteerd en zullen de observaties van de onderzoeker worden meegenomen.

(12)

2. Methode 2.1 Participanten

Er is gekozen voor het onderzoeken van de vraagstelling bij kinderen en jongeren die ten tijde van de scheiding tussen de nul en achttien jaar oud waren. Er is voor deze leeftijdscategorie gekozen, omdat de kinder- en jeugdrechten op kinderen en jongeren van deze leeftijden van toepassing zijn. De ondergrens van het jaartal waarin een scheiding heeft mogen plaatsvinden om te kunnen deelnemen aan dit onderzoek, is gesteld op 1995. Dit omdat in dat jaar het VN- Kinderrechtenverdrag (IVRK) is geratificeerd in Nederland. De gemiddelde leeftijd (M) in de steekproef bedraagt 18,7 jaar en de gemiddelde leeftijd ten tijde van de scheiding (M) bedraagt 10,6 jaar. Het instrument is bij 45,5% mannen en 54,5% vrouwen afgenomen. De meerderheid van de participanten volgt praktijkonderwijs, gevolgd door HBO en MBO. Er is gekozen om het onderzoek te laten plaatsvinden binnen de context van twee organisaties, namelijk een praktijkschool in Nederland en verschillende KIES-cursussen verspreid over Nederland. Daarnaast is het CSEK-instrument verspreid in het netwerk van de onderzoeker. Hier is voor gekozen, omdat het bij de onderzoeker bekend is, dat binnen de praktijkschool een relatief grote populatie kinderen en jongeren bestaat met gescheiden ouders. Voor de KIES-cursussen is gekozen, omdat er in deze cursussen aandacht besteed wordt aan de gevoelens van kinderen en jongeren die een scheiding hebben meegemaakt, zonder dat zij loyaal hoeven te zijn aan ouders. Tenslotte is er gekozen voor verspreiding binnen het netwerk van de onderzoeker. Dit omdat er een aantal personen, waarvan de ouders gescheiden zijn zich in dit netwerk bevinden en bereid zijn om mee te werken aan het onderzoek.

2.2 Procedure

De deelnemende instanties zijn telefonisch benaderd met informatie over dit onderzoek. Vervolgens is er een afspraak gemaakt, om meer over het onderzoek te vertellen en afspraken

(13)

te maken over het moment van afname. Participanten en ouders zijn door middel van een brief gevraagd om toestemming te geven. Het CSEK-instrument en het evaluatieformulier zijn afgenomen op de computer, onder schooltijd van de participanten afkomstig van de praktijkschool. De afname vond plaats in een klaslokaal, omdat de onderzoeker hierbij aanwezig kon zijn en eventuele vragen kon beantwoorden. De afname voor de participanten afkomstig van de KIES-cursussen vond tijdens de cursus of thuis plaats. De voorkeur van de KIES-cursussen was dat de onderzoeker niet aanwezig zou zijn tijdens de afname.

De participanten vulden het CSEK-instrument en het evaluatieformulier op de computer in, met behulp van http://www.qualtrics.com. Er is gekozen voor afname via de computer, omdat dit sneller gaat en de resultaten gemakkelijk te verwerken zijn. De participanten vulden als eerste het CSEK-instrument in en vervolgens het evaluatieformulier. Voor de afname is een uur de tijd genomen.

2.3 Instrumenten

Om het verloop van de scheiding, het gebruik van juridische mogelijkheden en de mate waarin kinderen en jongeren invloed hebben kunnen uitoefenen op de scheiding te onderzoeken, is een CSEK-instrument ontwikkeld, zodat de participanten konden aangeven wat hun ervaringen zijn over de mogelijkheid om gehoord te worden tijdens de scheidingsprocedure. Er is hier voor gekozen, omdat het over een gevoelig onderwerp gaat en het invullen anoniem is. In het CSEK-instrument is aandacht besteed aan de huidige wetgeving omtrent de mogelijkheid om gehoord te worden in scheidingszaken, de opstelling van het ouderschapsplan, de mate waarin naar de mening van de participanten is gevraagd en de ervaringen over het verloop van de scheiding. Voor het ontwikkelen2 van het CSEK-instrument is de bestaande literatuur over echtscheidingen geraadpleegd en is er advies

2Zie bijlage 1 en 2 op p.37 en p.40 voor de beschrijving van het instrument en het

(14)

ingewonnen bij een KIES-coach. Voordat het CSEK-instrument is afgenomen, heeft er een testafname plaatsgevonden bij twee jongeren. Aan de hand van de testafname is het CSEK-instrument aangepast. Uit de testafname kwam naar voren dat bij een aantal items de antwoordopties ‘neutraal’ of ‘ik weet het niet’ toegevoegd moesten worden. Ten tweede werd er aanbevolen om het CSEK-instrument te rangschikken naar onderwerp. Ten derde zijn er aanpassingen gemaakt in de vraagstelling van een aantal items, omdat deze niet duidelijk bleken te zijn. Tot slot is er een voortgangsoverzicht toegevoegd. Naast het CSEK-instrument is er voor gekozen om een evaluatieformulier te ontwikkelen, waarmee het CSEK-instrument geëvalueerd kon worden. Het evaluatieformulier bestaat uit een korte vragenlijst en er is ruimte voor meningen en aanbevelingen over het CSEK-instrument. Er is hier voor gekozen, zodat met de informatie die vrijkomt, het CSEK-instrument verbeterd kan worden.

Om te onderzoeken hoe het CSEK-instrument het beste kan worden ingezet en verder kan worden ontwikkelt, hebben de participanten het evaluatieformulier ingevuld. Er is gekozen voor een evaluatieformulier, omdat de participanten deze direct na het invullen van het CSEK-instrument konden invullen, zodat informatie niet verloren zou gaan. Daarnaast zijn er enquêtes afgenomen bij drie professionals en hulpverleners over het CSEK-instrument en zullen de observaties van de onderzoeker tijdens de afname verwerkt worden in de evaluatie. De resultaten van het evaluatieformulier en de enquêtes zijn geanalyseerd, zodat duidelijk uiteengezet kan worden hoe het CSEK-instrument kan worden ingezet bij kinderen en jongeren die een scheiding hebben meegemaakt en hoe de toepassing van het CSEK-instrument eruit kan zien.

2.4 Analyses

In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van mixed methods. Om de onderzoeksvragen te beantwoorden, zijn de resultaten afkomstig uit het CSEK-instrument geanalyseerd met behulp

(15)

van SPSS. Er wordt gebruik gemaakt van zowel beschrijvende analyse als toetsende analyse. Om de eerste, tweede en derde onderzoeksvraag te beantwoorden is gebruik gemaakt van beschrijvende statistiek. Voor de beantwoording van de vierde en vijfde onderzoeksvraag zijn toetsende analyses gebruikt. Om verbanden en verschillen tussen variabelen te toetsen zullen de Chi-kwadraat toets, Cramer’s V, Mann-Whitney toets en de Kruskal-Wallis toets worden gebruikt. Voor de beantwoording van de zesde onderzoeksvraag zullen de gegeven antwoorden op het evaluatieformulier door middel van SPSS geanalyseerd worden. Om de mening van de respondenten te analyseren wordt gebruik gemaakt van beschrijvende statistiek. Om het verschil tussen bepaalde variabelen te toetsen is gebruik gemaakt van de Chi-kwadraat toets en de Mann-Whitney toets. Tevens zal de evaluatie bestaan uit een analyse van de enquête met professionals en hulpverleners en de observaties van de onderzoeker. Deze analyse bestaat uit het vergelijken van de verschillende antwoorden. Vervolgens zal in de resultaten een samenvatting worden weergegeven met de belangrijkste antwoorden.

2.5 Ethiek en veiligheid

Het onderwerp van dit onderzoek is erg gevoelig en het dient discreet behandeld te worden. Het onderwerp maakt dat het verzamelen van een grote steekproef lastig is. Om de mate waarin kinderen en jongeren zich gehoord voelden te onderzoeken, hebben de participanten herinneringen moeten oproepen van de scheiding. Een groot aantal potentiele participanten heeft niet willen meewerken aan dit onderzoek, omdat ze dat emotioneel te zwaar vonden. Voor de respondenten die wel deelnamen, was dit onderzoek ook emotioneel zwaar. Om deze reden bestond de kans, dat het invullen van het CSEK-instrument maakte dat de participanten met iemand wilden praten over dit onderwerp. Om de negatieve gevolgen van dit onderzoek te beperken, zijn er afspraken gemaakt met de organisaties, zodat de participanten terecht konden bij gedragswetenschappers of mentoren.

(16)

Resultaten Hoofdstuk 3

3.1 Steekproef beschrijving

De steekproef die gebruikt is voor dit onderzoek bestaat uit n = 32 respondenten. De antwoorden van acht respondenten zijn niet meegenomen in de analyses, aangezien deze respondenten het CSEK-instrument niet volledig hebben ingevuld en daarmee de resultaten zouden kunnen vertekenen. Daarnaast zijn de antwoorden van nog eens twee respondenten niet mee genomen in de analyses, omdat deze respondenten niet binnen de gestelde leeftijdsrange vallen. De resultaten zijn gebaseerd op de analyses van n= 22.

De steekproef bestaat uit 45,5% mannen en 54,5% vrouwen. De gemiddelde leeftijd (M) van de steekproef is 18,7 jaar, met een standaarddeviatie (SD) van 4,2 jaar. De gemiddelde leeftijd (M) van de respondenten op het moment van de scheiding is 10,6 jaar, met een standaarddeviatie (SD) van 4,8 jaar. Van de respondenten is 95,4% geboren in Nederland. Een persoon (4,5% van de steekproef) is geboren in India. De verdeling van opleidingsniveau in de steekproef is als volgt: het merendeel van de respondenten (50%) volgt praktijkonderwijs. In 18,2% van de gevallen zijn de respondenten afkomstig van het HBO en 13,6% van de respondenten is afkomstig van het MBO. Tenslotte is 9,1% afkomstig van het WO en 4,5% volgt Havo-onderwijs.

Tabel 1. Overzicht verdeling leeftijd binnen de steekproef n Gemiddelde (M) Standaarddeviatie (SD) Min Max Leeftijd 22 18,7 4,2 14 30* Leeftijd tijdens scheiding 20 10,6 4,8 0 18

(17)

Tabel 2. Overzicht verdeling geboorteland en opleidingsniveau binnen de steekproef Frequentie Percentage Geboorteland (n = 22) Nederland 21 95,5 India 1 4,5 Opleidingsniveau (n =21) Praktijkonderwijs 11 50,0 VMBO 0 0,0 Havo 1 4,5 VWO/ Gymnasium 0 0,0 MBO 3 13,6 HBO 4 18,2 WO 2 9,1

3.2 Periode voor de scheiding

Op de vraag ‘Zag je de scheiding aankomen?’ antwoordde 77,3% van de respondenten dat ze de scheiding niet aan hadden zien komen. De meest genoemde redenen hiervoor zijn dat de respondenten nog erg jong waren op het moment van de scheiding en het daarom niet bewust hebben meegemaakt. Daarnaast geven de respondenten aan dat hun ouders weinig of geen ruzie hadden en daarom hebben zij de scheiding niet aan zien komen.

3.3 Periode tijdens de scheiding

Aan de respondenten is gevraagd of hun ouders veel ruzie hebben gemaakt tijdens de scheiding. In 31,8% van de gevallen geven de respondenten aan dat er sprake was van veel ruzie tijdens de scheiding. Nog eens 27,3% geeft aan dat ouders af en toe ruzie hebben

(18)

gemaakt. Tenslotte geeft 22,7% aan dat er geen ruzie is gemaakt tijdens de scheiding. Tevens is de vraag gesteld of het gezin hulp heeft gehad om de scheiding te regelen. Hierop antwoordde 40,9% dat het gezin hulp heeft gehad om de scheiding te regelen. Daarentegen heeft 36,4% van de gezinnen geen hulp gehad.

Van de respondenten heeft 86,4% op school of aan de onderwijsinstelling verteld dat zijn of haar ouders gingen scheiden, tegenover 9,1% van de respondenten die dit niet hebben gedaan. Van de 86,4% respondenten die de school of onderwijsinstelling hebben ingelicht over de scheiding van ouders, heeft 59,1% iemand op school of de onderwijsinstelling die hen heeft geholpen bij de scheiding. Voornamelijk waren dit leerkrachten of een maatschappelijk werker die aan de school of onderwijsinstelling was verbonden.

3.4 Periode na de scheiding

In het CSEK-instrument is ook de periode na de scheiding aan bod gekomen. Van de respondenten geeft 59,1% aan dat ze blij zijn met de keuzes die tijdens de scheiding zijn gemaakt: “Ik heb altijd het gevoel gehad op nummer 1 te staan bij allebei mijn ouders.” Slechts 9,1% is niet tevreden met de gemaakte keuzes en 27,3% van de respondenten staat neutraal tegenover de gemaakte keuzes: “De keuze van mijn vader was heel vervelend voor ons en had veel consequenties. Uiteindelijk zijn we er sterk uitgekomen en zijn we nu weer gelukkig.” Voor het maken van een keuze tijdens de scheiding heeft 22,7% van de respondenten hulp gevraagd aan vrienden of familie, tegenover 72,7% van de respondenten die dit niet heeft gedaan. Een groot deel van de respondenten vond de periode van de scheiding vervelend (40,9%) tot heel vervelend (40,9%). Slechts 4,5% van de respondenten heeft de scheiding als helemaal niet vervelend ervaren. Op de vraag hoe ouders hun kinderen hadden kunnen helpen tijdens de scheiding antwoordde 27,3% van de respondenten door te praten. Daarnaast geeft 31,8% van de respondenten aan dat hun ouders niks hadden kunnen

(19)

doen om te helpen. In 9,1% van de gevallen werd aangegeven dat ouders meer naar hen hadden moeten luisteren en meer met hun mening hadden moeten doen. “Mijn ouders hadden meer open moeten zijn over wat er gebeurde. Ze hadden er meer tijd aan moeten besteden.” Door 4,5% van de respondenten werd aangegeven dat hun ouders alles hebben gedaan wat ze konden: “Mijn ouders hadden niet zo veel kunnen doen, het zat vooral in mij.” Van de respondenten geeft 27,3% aan dat ze niet weten hoe hun ouders hen hadden kunnen helpen. Van de respondenten heeft 77,3% nog contact met beide ouders. Het percentage respondenten dat niet met beide ouders contact heeft bedraagt 18,2%. Ook is aan de respondenten gevraagd of ze nog contact hebben met de familie van hun ouders. Hierop antwoordt 86,4% bevestigend. Slechts 9,1% van de respondenten heeft geen contact meer met de familie van ouders. Tenslotte is gevraagd of de respondenten een stiefgezin hebben. In 59,1% van de gevallen is er een stiefgezin aanwezig. Deze respondenten geven aan dat ze het prima vinden om een stiefgezin te hebben.

3.5 Gebruik juridische mogelijkheden

Slechts in 18,2% van de gevallen is er een rechtszaak geweest omtrent de scheiding. Tijdens deze rechtszaak heeft 9,1% van de respondenten zijn of haar mening aan de rechter verteld en daarmee gebruik gemaakt van het hoorrecht: “Ik wilde zelf zeggen bij wie ik wil wonen.” Aan deze 9,1% respondenten is gevraagd of zij het eng vonden om hun mening aan de rechter te vertellen. Hier stemt de volledige 9,1% mee in. De redenen die hiervoor worden gegeven zijn onder andere dat het onbekend is en daarom spannend: “Ik vond het spannend, ik kende dit niet.” Daarnaast geeft een respondent aan dat hij of zij het eng vond, omdat zijn of haar ouders aanwezig waren: “Mijn ouders waren erbij, dus ik vond het eng om mijn mening aan de rechter te vertellen.” Daarentegen geven alle respondenten die gebruik hebben gemaakt van het hoorrecht, ook allemaal aan dat zij het gevoel hebben gehad dat de rechter naar hen

(20)

geluisterd heeft: “Ik kon mijn eigen mening geven en dat vond ik fijn.” en “Ik mocht van de rechter wonen bij ik graag wilde wonen.”

Een ouderschapsplan met bezoekregeling is in iets meer dan de helft van de gevallen (54,5%) opgesteld. Aan de respondenten is gevraagd of er naar hun mening is gevraagd door hun ouders. Voor 77,3% van de respondenten is dit het geval. Deze respondenten hebben voornamelijk hun mening gegeven over hun woonplek, de bezoekregeling en over het feit dat de scheiding plaatsvond.

3.6 Mate waarin kinderen vinden dat er naar hen geluisterd is

Van de respondenten die hun mening hebben gegeven, heeft 63,6% het idee dat zijn of haar ouders naar hem of haar hebben geluisterd. Daarnaast geeft 59,1% aan dat zijn of haar ouders ook daadwerkelijk iets met de mening van hun kind hebben gedaan: “Ze hebben mijn mening serieus genomen, en mijn ‘wensen’ zijn uitgekomen.” en “Mijn ouders hebben niks met mijn mening gedaan, ze maakten alleen maar ruzie.” Tenslotte geeft 72,7% van de respondenten aan dat ze blij zijn dat zij hun mening hebben gegeven.

Over het algemeen wil 90,9% van de respondenten hun mening kunnen geven over zaken omtrent de scheiding. De voornaamste reden voor respondenten om hun mening te kunnen geven is, omdat het om belangrijke zaken gaat die ook betrekking hebben op henzelf en daarmee hun leven kunnen beïnvloeden: “Ik wil gelukkig zijn bij allebei mijn ouders. Als mijn ouders ook willen dat ik gelukkig ben, zullen ze mijn mening moeten weten.”

Op de vraag of de respondenten zich door hun ouders gedwongen hebben gevoeld om een bepaalde keuze te maken antwoordde 68,2% ontkennend tegenover 9,1% van de respondenten die zich wel gedwongen hebben gevoeld. Daarnaast heeft 13,6% van de respondenten het gevoel gehad dat hij of zij moest kiezen tussen zijn vader of moeder.

(21)

3.7 Verschil tussen geslacht en opleidingsniveau en de mate van tevredenheid over het verloop van de scheiding

Door middel van de Chi-kwadraat toets is er gekeken of er een samenhang bestaat tussen geslacht en het wel of niet geven van een mening tijdens de scheiding. Ook is met de Chi-kwadraat toets onderzocht of er een samenhang bestaat tussen geslacht en tevredenheid met de keuzes. De analyses toonden aan dat meerdere cellen een verwachte telling hebben van minder dan vijf, daarom is een exacte significantie test voor Pearson’s Chi-kwadraat uitgevoerd. Zoals tabel 3 laat zien is er geen significant verschil gevonden tussen geslacht en het willen geven van een mening (χ ² = 1,40, exact p = 0,43). Ook is er geen significant verschil gevonden tussen het geslacht en de mate waarin een persoon tevreden is met de gemaakte keuzes (χ ² = 0,27, exact p = 1,00).

Naast de Chi-kwadraat toets is tevens de Kruskal–Wallis toets gebruikt. Deze toets toont aan dat er geen significant verschil is tussen het opleidingsniveau van een persoon en het willen geven van een mening (χ ² = 0,64, p = 0,88). Daarnaast is de Mann-Whitney toets gebruikt. Deze toets toont aan dat er geen significant verschil gevonden is tussen geslacht en de mate waarin een persoon de scheiding als vervelend ervaart (U= 50.500, p = 0,81).

3.8 Verband tussen gehoord worden en de mate van tevredenheid over het verloop van de scheiding

Spearman’s rho en Cramer’s V zijn gebruikt om de laatstgenoemde hypothesen uit de inleiding te toetsen. Op geen van de onderzochte hypothesen is een significant relatie gevonden tussen gehoord worden en de mate van tevredenheid over het verloop van de scheiding.

(22)

Tabel 3. Overzicht scores op de Chi- kwadraat toets en Cramer’s V

Geslacht Cramer’s V

χ ² p V

Het willen geven van een mening

1,40 0,43 -

Mate van tevredenheid met gemaakte keuzes Gedwongen kiezen tussen ouders en contact met beide ouders 0,27 0,82 1,00 0,51 - 0,20 χ ² = Chi-kwadraat

Tabel 4. Overzicht score op de Kruskal-Wallis toets

Verschilvraag H df p (>0.05)

Opleidingsniveau en geven van mening

0,64 3 0,88

H = Kruskal Wallis; df = vrijheidsgraden; p = p-waarde Tabel 5. Overzicht score op de Mann-Whitney toets

Verschilvraag U Z p (>0.05)

Geslacht en vervelend periode van scheiding

50.500 -0,271 0,81

Tabel 6. Overzicht scores op de Spearman’s rho toets

(23)

Tevredenheid keuzes en gevraagd naar mening

-0,21 0,93

Tevredenheid keuzes en blij dat hij/zij een mening heeft gegeven

0,23 0,37

Hulp vragen en tevredenheid keuzes 0,02 0,93 Geven mening en vervelend periode

scheiding

0,38 0,09

Ouderschapsplan en tevredenheid keuzes -0,13 0,56 Rechtszaak en hoeveelheid ruzie 0,06 0,80 𝑟𝑟𝑠𝑠 = Spearman’s rho

Hoofdstuk 4

4.1 Meningen van respondenten over CSEK-instrument

In het CSEK- instrument zijn een aantal vragen aan bod gekomen om het CSEK-instrument te evalueren. Van de respondenten geeft 45,5% aan dat ze het fijn vonden om het CSEK- instrument in te vullen. Redenen die worden gegeven hiervoor zijn dat het oplucht om te praten over de scheiding en dat middels het CSEK-instrument een mening gegeven kan worden: “Ik kan mijn hart weer even luchten en alles een plekje geven.” Van de respondenten die aangaven het vervelend te vinden om het CSEK-instrument in te vullen (13,6%), geven hiervoor als reden dat het invullen nare herinneringen en emoties met zich mee brengt: “Alle emoties komen weer naar boven, dat vind ik vervelend.” In 36,4% van de gevallen geven de respondenten aan dat ze er anders dan fijn of vervelend over denken. Deze respondenten geven veelal aan dat ze erg jong waren ten tijde van de scheiding, wat het invullen van het CSEK-instrument lastig maakt. Omdat alle respondenten het CSEK-instrument na de scheiding heeft ingevuld, is de vraag gesteld of ze het prettig zouden hebben gevonden om het

(24)

CSEK-instrument ten tijde van de scheiding in te vullen. De meerderheid van de respondenten (68,2%) zou het niet prettig hebben gevonden om het CSEK-instrument in te vullen tijdens de scheiding, omdat het invullen te emotioneel is of er was geen behoefte aan: “Ik was toen erg emotioneel en had wel wat anders aan mijn hoofd.” Echter, 54,5% denkt dat het CSEK- instrument erin kan resulteren dat er beter naar kinderen en jongeren geluisterd wordt tijdens de scheiding. Daarnaast denkt 72,7% van de respondenten dat het CSEK-instrument een bijdrage kan leveren in het betrekken van kinderen bij een scheiding. Als kanttekening wordt gegeven dat het duidelijk moet zijn of kinderen betrokken willen worden bij de scheiding. Door middel van de Chi-kwadraat toets is gemeten of er een verschil bestaat tussen geslacht en de mate waarin een persoon het invullen van het CSEK-instrument beoordeelt als fijn. De analyse toonde aan dat meerdere cellen een verwachte telling hebben van minder dan vijf, daarom is een exacte significantie test voor Pearson’s Chi-kwadraat uitgevoerd. Er is geen significant verschil gevonden tussen geslacht en de manier van beoordelen. Het geslacht heeft dus geen invloed op de manier waarop een persoon het invullen van het CSEK- instrument beoordeelt (χ ² = 1,54, exact p = 0,59). Vervolgens is met behulp van de Mann- Whitney toets onderzocht of er een verschil bestaat tussen geslacht en de mate waarin een persoon het fijn zou vinden om het CSEK-instrument in te vullen tijdens de scheiding. Deze toets toont aan dat er geen significant verschil is gevonden tussen geslacht en de mate waarin een persoon het fijn zou vinden om het CSEK-instrument in te vullen tijdens de scheiding (U = 49.500, p = 0,75).

Aan de respondenten is gevraagd of vragen of gebeurtenissen gemist werden in het CSEK-instrument. Hierop antwoordde 68,2% ontkennend. In 27,3% van de gevallen werden er wel vragen of gebeurtenissen gemist, dit had voornamelijk betrekking op de huidige situatie en het nog ervaren van last van de scheiding. Tenslotte hebben de respondenten de vraag beantwoord hoe het CSEK-instrument verbeterd kan worden. De meerderheid (72,7%)

(25)

gaf geen aanbevelingen of was tevreden met de huidige versie van het CSEK-instrument. Wel werd de suggestie gegeven om het CSEK-instrument in te korten en om minder vaak om toelichting van antwoorden te vragen. Tot slot werd door een respondenten aangegeven om gebruik te maken van een duidelijkere vraagstelling.

Tabel 7. Overzicht score op de Chi-kwadraat toets Geslacht

χ ² p

Geslacht en manier van beoordelen 1,54 0,59

Tabel 8. Overzicht score op de Mann-Whitney toets

Verschilvraag U Z p (>0.05)

Geslacht en mate van fijn vinden invullen CSEK-instrument

49.500 -0,41 0,75

4.2 Mening van professionals over het CSEK-instrument

Volgens professionals kan een school hulp bieden in de vorm van luisteren naar de kinderen en eventueel kinderen doorverwijzen naar een hulpverlener. Het blijkt echter dat professionals het wel eens meemaken dat er informatie omtrent een kind die een scheiding heeft meegemaakt, ontbreekt: “De ins en outs komt je meestal pas te weten wanneer een kind al een tijdje op school zit”. Dit maakt dat alle professionals in dit onderzoek aangeven een voorstander te zijn van het CSEK-instrument en om deze te introduceren in het onderwijs. Redenen die de professionals hiervoor aandragen zijn onder andere dat kinderen zich dankzij het CSEK-instrument serieus genomen voelen en het voor kinderen gemakkelijker kan zijn om in gesprek te gaan over de scheiding en het zo te kunnen verwerken. Daarnaast geeft een

(26)

professional aan dat het onderwijs te weinig aandacht besteed aan scheidingskinderen: “Het wordt heel gewoon gevonden dat ouders gescheiden zijn, er wordt vaak aan voorbij gegaan. Er schuilt vaak wel veel verdriet achter denk ik.” Er wordt aangegeven dat na de afname van het CSEK-instrument er ook daadwerkelijk iets met de resultaten moet worden gedaan, zoals bijvoorbeeld het inzetten van hulp. Tevens raadden de professionals aan om na het invullen één of meerdere gesprekken te voeren met het kind. Tot slot wordt er opgemerkt dat er aandacht moet zijn voor ouders. Ouders zijn kwetsbaar wanneer kinderen meewerken aan bijvoorbeeld het CSEK-instrument.

Om het gevoel van kinderen en jongeren dat zij gehoord worden te verhogen, moet het CSEK-instrument volgens professionals op de volgende wijze worden vormgegeven: ten eerste is het van belang om vragen te stellen vanuit de belevingswereld en realiteit van het kind. Ten tweede moeten kinderen vrij zijn om hun mening te geven. Ten derde zou de mogelijkheid moeten bestaan om in gesprek te gaan met het kind, naar aanleiding van het CSEK-instrument. Waar nodig zal ook professionele hulp ingeschakeld kunnen worden. Tenslotte moet de garantie bestaan dat de resultaten bij de mentor blijven en niet zonder toestemming van het kind wordt gedeeld met derden. Volgens professionals is het daarnaast van belang dat de volgende onderwerpen aan bod komen in het CSEK-instrument: de omgangsregeling, emoties/ gevoelens, relatie tot vader en moeder, wat het kind met ouders bespreekt, aanwezigheid van een stiefgezin, contact met familie, hulpverlening op school en de mate waarin het kind moeilijkheden ervaart die invloed kunnen hebben op de schoolloopbaan van het kind.

Tenslotte hebben de professionals voor- en nadelen van het CSEK-instrument aangegeven. Genoemde voordelen kunnen zijn dat het voor een docent duidelijkheid kan bieden over de problemen, emoties en gevoelens van het kind. Daarnaast heeft het kind de mogelijkheid om dit zelf te benoemen. Hierdoor kan hulp adequaat ingezet worden.

(27)

Mogelijke nadelen van het CSEK-instrument kunnen zijn dat kinderen gedwongen worden om (vervelende) herinneringen van de scheiding op te halen, wat emoties teweeg kan brengen. Daarnaast zullen er kinderen bestaan die niet wensen mee te werken.

4.3 Observaties en interpretaties van de onderzoeker over het CSEK-instrument

De afname van het CSEK-instrument vindt plaats in een klaslokaal. In de eerste tien minuten dat de respondenten binnenkomen en plaatsnemen achter een computer zijn ze onrustig en druk. Ze zijn in gesprek met elkaar over het weekend en ze maken grapjes. Wanneer alle respondenten aanwezig zijn geeft de onderzoeker uitleg over de afname. De respondenten worden rustiger en geven aan dat ze de uitleg hebben begrepen. Naarmate de afname vordert worden de respondenten steeds stiller. Desgevraagd geven de respondenten aan het lastig te vinden om de vragen te beantwoorden. Het brengt veel emoties en (nare) herinneringen met zich mee. Halverwege de afname vraagt de onderzoeker of de respondenten behoefte hebben aan een korte pauze. Hier is geen behoefte aan. Uiteindelijk heeft het invullen van het CSEK- instrument een uur geduurd. Na afloop van het invullen hebben de respondenten de tijd gekregen om tot rust te komen. De respondenten gaven aan dit fijn te vinden. Alle respondenten bleven in het klaslokaal zitten, sommigen speelden een spelletje op de computer anderen gingen met elkaar in gesprek. Een aantal respondenten gaven aan dat ze verdrietig werden van het invullen, maar dat het hen opluchtte om nog eens over de scheiding te praten. Dit maakt dat er veelal positieve reacties waren over het CSEK-instrument door de respondenten. De onderzoeker merkt op dat de respondenten met elkaar in gesprek zijn gegaan naar aanleiding van het CSEK-instrument en in elkaar lotgenoten hebben gevonden. Ook de aanwezige docent gaat met leerlingen in gesprek over hun ervaringen en emoties. Het invullen van het CSEK-instrument heeft volgens de onderzoeker een aantal positieve gevolgen met zich meegebracht. Respondenten zijn na afloop van het invullen met

(28)

elkaar in gesprek gegaan over de scheiding en hun ervaringen. Volgens de interpretatie van de onderzoeker werd dit lotgenotencontact als prettig ervaren door de respondenten. Ten tweede vindt de onderzoeker het positief dat het CSEK-instrument inzicht biedt in de emoties van leerlingen. Een docent zou hiervan kunnen profiteren, gezien het feit dat een docent aanwezig is bij de afname. Dit maakt dat een docent relevante informatie uit het CSEK- instrument kan halen.

Discussie

In dit onderzoek is gekeken hoe jongeren terugkijken op het verloop van de scheiding en op welke wijze het CSEK-instrument verder ontwikkeld kan worden. Uit dit onderzoek blijkt dat er steun gevonden kan worden voor de verwachting dat kinderen en jongeren met gemengde gevoelens terugkijken op de scheiding. Hoewel het grootste deel van de respondenten aangeeft dat er sprake is geweest van ruzie tijdens de scheiding en dat zij de scheiding als vervelend tot heel vervelend hebben ervaren, kijken veel respondenten positief terug op het feit dat er naar hun mening is gevraagd door ouders. Ook hebben ze het gevoel dat er in die tijd daadwerkelijk wat met hun mening is gedaan. Het geven van een mening tijdens de scheiding is door de meeste respondenten dan ook als prettig ervaren. Na afloop van de scheiding is de meerderheid tevreden met de keuzes die gemaakt zijn en het merendeel heeft dan ook nog contact met beide ouders.

De wijze waarop het CSEK-instrument verder ontwikkeld kan worden vanuit juridisch perspectief is als volgt: ongeveer de helft van de jongeren maakt momenteel geen gebruik van de juridische mogelijkheden. Om deze jongeren toch een stem te kunnen geven in juridische zaken, dient de ontwikkeling gericht te zijn op het aanbieden van het CSEK-instrument op een laagdrempelige manier, voordat er gebruik wordt gemaakt van de juridische

(29)

het meer gericht is op praktische zaken die gaan veranderen en waarover de jongere een mening wil geven (zoals de woonplek en omgang met ouders). Professionals geven aan dat het CSEK-instrument rekening moet houden met de belevingswereld van het kind. De verdere ontwikkeling moet dus gericht zijn op het creëren van leeftijdspassende CSEK-instrumenten. Er kan gedacht worden aan een versie voor kinderen tussen nul en twaalf jaar en een versie voor kinderen tussen twaalf en achttien jaar. Gezien vanuit het jongerenperspectief is vooral het moment van afname van belang. Bij de verdere ontwikkeling dient rekening gehouden te worden met het feit dat het instrument niet tijdens de scheiding afgenomen moet worden. Daarom dient de inhoud van het instrument afgestemd te worden op het moment in de scheidingsprocedure waarop het instrument wordt afgenomen. Daarnaast moet de

ontwikkeling gericht zijn op de lengte en duur van het instrument, welke zo kort mogelijk gehouden moeten worden.

Ten tweede bestond de verwachting dat kinderen en jongeren weinig gebruik maken van de juridische mogelijkheden. Voor deze verwachting kan in dit onderzoek geringe steun gevonden worden. In de gevallen waarbij een rechtszaak is geweest over de scheiding, heeft de helft van de jongeren gebruik gemaakt van het hoorrecht. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de overige jongeren onder de twaalf jaar oud waren op het moment van de scheiding en dus niet voor het hoorrecht in aanmerking kwamen. Deze bevinding wordt ondersteund door Spruijt en Kormos (2014). Zij stellen dat ongeveer de helft van de kinderen niet naar de rechtbank gaat. Het ouderschapsplan is ook in ongeveer de helft van de gevallen opgesteld. Een verklaring hiervoor is dat de mogelijkheid bestaat dat een deel van de scheidingen voor 2009 heeft plaatsgevonden, waardoor het opstellen van een ouderschapsplan nog niet verplicht was.

Ten derde werd er verwacht dat kinderen en jongeren het gevoel hebben dat zij

(30)

In het huidige onderzoek wordt geen ondersteuning gevonden voor deze hypothese. Aan de meerderheid van de jongeren is naar hun mening gevraagd en zij hebben zich ook gehoord gevoeld. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat ouders het van belang vinden om hun kinderen in de gelegenheid te stellen om hun mening te geven, aangezien de situatie veel consequenties heeft, juist voor de kinderen. Deze verklaring vindt ondersteuning in het onderzoek van Parkinson en Cashmore (2008), waarin 87% van de ouders aangeven dat kinderen hun mening moeten kunnen geven. Ouders vinden het dus belangrijk dat kinderen de kans krijgen om hun mening te geven, wat een verklaring zou kunnen zijn voor het feit dat de meerderheid van de respondenten zijn of haar mening heeft kunnen geven. Deze bevinding wordt ondersteund door Cashmore (2011). In haar onderzoek komt naar voren dat een groot deel van de kinderen invloed heeft gehad in de besluitvorming.

Ten vierde werd er verwacht dat geslacht en opleidingsniveau geen invloed zouden hebben op de mate van tevredenheid over het verloop van de scheiding. In dit onderzoek wordt steun gevonden voor deze verwachting. Een verklaring hiervoor kan zijn dat het over belangrijke zaken gaat, waar iedere jongere, ongeacht sekse of opleidingsniveau, zijn of haar mening over wil geven. Deze bevinding wordt ondersteund door het onderzoek van Cashmore (2011), waarin 91% van de jongeren aangeeft zijn of haar mening te willen geven, omdat het over belangrijke zaken in hun leven gaat.

Ten vijfde werd er verwacht dat er een positief verband zou bestaan tussen gehoord worden en de mate van tevredenheid over het verloop van de scheiding. In het huidige onderzoek is geen steun gevonden voor deze verwachting, wat opvallend is. In het licht van het onderzoek van Arild Vis en Fossum (2013) en Cashmore (2011) bleek dat het geven van een mening een positieve invloed heeft op de tevredenheid met de keuzes en betere

uitkomsten. Een verklaring voor het niet aantonen van dit verband in het huidige onderzoek kan liggen in het feit dat er gebruik is gemaakt van een zeer kleine steekproef.

(31)

Tot slot werd er verwacht dat de betrokkenen positief zouden zijn over de inzet, toepassing en vormgeving van het CSEK-instrument. In dit onderzoek kan gedeeltelijk steun worden gevonden voor deze verwachting. Kinderen en jongeren geven aan de inzet van het CSEK-instrument tijdens de scheiding als niet prettig te ervaren. Een verklaring hiervoor kan liggen in het feit dat jongeren tijdens het invullen worden blootgesteld aan emoties en gevoelige onderwerpen (Weisz et al., 2011). Echter, jongeren zijn van mening dat het CSEK-instrument een middel kan zijn waardoor er beter naar hen wordt geluisterd, wat maakt dat zij positief zijn over de toepassing van het CSEK-instrument. Deze bevinding wordt ondersteund door Spruijt en Kormos (2014), die stellen dat ouders in beslag worden genomen door de scheiding en dat de kinderen als gevolg daarvan nauwelijks worden gehoord.

Professionals zijn overwegend positief over het CSEK-instrument en zij zijn voor de invoering van een dergelijk instrument in het onderwijs. Een verklaring hiervoor kan zijn dat het aanbieden van programma’s op scholen en onder schooltijd laagdrempelig is, waardoor het voor ieder kind ingezet kan worden (Van den Broek, Van der Valk, Van Doorn, Spruijt, Dekovic & Meeus, 2013).

De uitkomsten van dit onderzoek roepen vragen op over of het altijd wenselijk is om kinderen en jongeren een stem te geven in (echt)scheidingsprocedures en op welke wijze dat het beste vorm kan krijgen. Hoewel uit onderzoek blijkt dat het leidt tot betere uitkomsten en ondanks dat een overgroot deel van de jongeren en ouders vinden dat een kind zijn of haar mening moet kunnen geven, bestaan er negatieve gevolgen, zoals ten eerste een lager welbevinden, wanneer er gebruik wordt gemaakt van de juridische mogelijkheden (Arild Vis & Fossum, 2013; Cashmore, 2011; Spruijt & Kormos, 2014). Ten tweede bestaat de kans dat kinderen terecht komen in een loyaliteitsconflict wanneer er naar de mening van het kind wordt gevraagd (Spruijt & Kormos, 2014). Tenslotte komt in het huidige onderzoek naar voren dat kinderen en jongeren het invullen van een CSEK- instrument tijdens de scheiding

(32)

emotioneel te zwaar zouden vinden. Dit maakt dit een lastige situatie. Het lijkt voor het kind dus niet altijd positief te zijn om zijn of haar mening te geven, terwijl een overgroot deel aangeeft hier wel behoefte aan te hebben. Er kunnen vraagtekens geplaatst worden bij de groeiende acceptatie dat kinderen en jongeren een stem verdienen in (echt)scheidingsprocedures, zonder dat er duidelijke inzichten zijn over de effecten van het geven van een mening en het moment in de (echt)scheidingsprocedure waarop kinderen om hun mening wordt gevraagd.

De leeftijden die worden aangehouden in de huidige wetgeving vormen een aandachtspunt. Hedendaags wordt een kind vanaf twaalf jaar in staat geacht om beredeneerd zijn of haar mening te geven, waardoor de mening van kinderen onder de twaalf jaar minder kracht toebedeeld krijgen. Men kan zich afvragen hoe zorgvuldig wordt bepaald in welke mate de mening van het kind meeweegt in de besluitvorming. Er bestaat geen concreet handvat om te bepalen wanneer een kind beredeneerd zijn of haar mening kan geven en om te bepalen in hoeverre deze mening meeweegt in het maken van een beslissing. Dit is per kind verschillend, waardoor het niet juist lijkt om een vaste leeftijd te hanteren waarop de mening van kinderen zwaarder meewegen. Een alternatief zou kunnen zijn om dit per kind te bepalen.

Beperkingen

Een belangrijke kanttekening bij het huidige onderzoek is dat de steekproef zeer klein is en dat er gewerkt is met een instrument dat in ontwikkeling is. Dit maakt dat de resultaten met voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden. Daarnaast kent dit onderzoek een drop-out rate van 25%, wat hoog genoemd kan worden. Een ander potentieel probleem van dit onderzoek is dat de steekproef mogelijk niet representatief is voor Nederlandse kinderen en jongeren, aangezien een aanzienlijk deel van de steekproef afkomstig is van het praktijkonderwijs (50%). Deze respondenten beschikken over een IQ tussen de 55 -80. In de

(33)

Nederlandse bevolking heeft 16% een IQ tussen de 55 en 80, wat betekent dat deze groep oververtegenwoordigd is in de steekproef en dat dit de resultaten heeft kunnen vertekenen (De Beer, 2011). Ook vormt het feit dat sommige respondenten erg jong waren ten tijde van de scheiding, een beperking. Het valt niet uit te sluiten dat de antwoorden van deze respondenten zijn vertekend door tijd of invloed van derden.

Implicaties voor de praktijk

Uit dit onderzoek is gebleken dat kinderen en jongeren weinig gebruik maken van de juridische mogelijkheden om hun mening te geven. Daarnaast geven jongeren aan het CSEK-instrument te zien als middel om hun mening te geven. Tevens geven professionals aan dat een instrument of programma zoals het CSEK-instrument, op scholen ingezet kan worden om meer zicht te krijgen op eventuele problemen bij scheidingskinderen en om vervolgens in gesprek te gaan met het kind. Zoals het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) benoemt in haar publicatie over de positie van kinderen van gescheiden ouders, hebben kinderen veel baat aan spel- en praatgroepen met andere kinderen van gescheiden ouders (Ministerie van VWS, 2009). Een positief gevolg van het CSEK-instrument is dat leerlingen met elkaar in gesprek zijn gegaan over hun ervaringen rond de scheiding. Daarnaast bepleit Dullaert (2014) in zijn adviesrapport dat problemen vroegtijdig gesignaleerd moeten worden. Om het mogelijk te maken dat ieder kind toegang heeft tot dergelijke programma’s, luidt de aanbeveling van dit onderzoek dat er een signalerings- en preventieprogramma ontwikkeld moet worden dat ingezet kan worden op alle scholen in Nederland. Dit signalerings- en preventieprogramma zou gebaseerd kunnen zijn op het instrument. Uit de eerste resultaten blijkt dat een instrument, zoals het instrument voor gematigd positieve resultaten zou kunnen zorgen. Zo kan het CSEK-instrument aanknopingspunten bieden om in gesprek te gaan met kinderen en jongeren.

(34)

Implicaties voor de theorie

Het doel van dit onderzoek was om de ervaringen van kinderen en jongeren rond de scheidingsprocedure in kaart te brengen en om aanbevelingen te geven voor de verdere ontwikkeling van het CSEK-instrument. Een meerwaarde die dit onderzoek geeft aan de theorie betreffende effectieve interventies en programma’s voor scheidingskinderen, uit zich in de toetsing van het CSEK-instrument bij betrokkenen. In dit onderzoek is aangetoond dat de mening van betrokkenen over het CSEK-instrument overwegend positief zijn. Zo worden er meer duidelijke inzichten geboden over de verdere ontwikkeling van het CSEK-instrument, zoals het ontwikkelen van leeftijdspassende versies, het aanpassen van de inhoud op het moment van afname en de inhoud voorzien van meer praktische zaken. Dit geeft aanleiding tot vervolgonderzoek naar het CSEK-instrument en overige interventies voor scheidingskinderen. De huidige resultaten leveren daarom een bijdrage aan de onderzoeken naar de effectiviteit van praat- en spelprogramma’s.

Vervolgonderzoek

De conclusies bieden aanknopingspunten voor vervolgonderzoek. Het zou interessant zijn om het huidige onderzoek te herhalen met een grotere steekproef, om te onderzoeken of kinderen en jongeren behoefte hebben aan een instrument en hoe de toepassing van het CSEK-instrument er in het Nederlandse onderwijs uit kan zien. Er dient dan aandacht te zijn voor de ontwikkeling van twee leeftijdspassende versies van het CSEK-instrument en de implementatie van het instrument in het Nederlandse onderwijs.

Ten tweede zou een onderzoek naar het effect van lotgenoten interessante inzichten en aanknopingspunten voor de ontwikkeling van effectieve programma’s kunnen bieden. In het onderzoek van Rose (2009) wordt ondersteuning gevonden voor de effectiviteit van groepsprogramma’s.

(35)

Ten derde moet er onderzoek worden gedaan naar de invulling van de juridische mogelijkheden voor kinderen en jongeren om hun mening te geven. Uit het huidige onderzoek blijkt dat er zich negatieve gevolgen voor kunnen doen, wanneer er gebruik wordt gemaakt van de huidige juridische mogelijkheden. Het is positief om onderzoek te doen naar de specifieke invulling van de wetgeving, zodat deze negatieve gevolgen zo veel mogelijk beperkt worden. Zo kan er onderzoek gedaan worden naar het beste moment voor kinderen en jongeren waarop zij van de juridische mogelijkheden gebruik kunnen maken. Bovendien zou het interessant zijn om te toetsen of het voor kinderen en jongeren überhaupt gunstig en positief voor hun welbevinden is om gebruik te maken van juridische mogelijkheden.

Literatuur

Arild Vis, S. & Fossum, S. (2013). Representation of children’s views in court hearings about custody and parental visitations. A comparison between what children wanted and what the courts ruled. Children and Youth Services Review, 35, 2101-2109.

Beer, Y. de (2011). De Kleine Gids. Mensen met een licht verstandelijke beperking 2011. Deventer: Kluwer.

Broek, A. van den, Valk, I. van der, Doorn, M. van, Spruijt, E., Dekovic, M. & Meeus, W. (2013). KIES voor het kind! Bevindingen van het effectonderzoek naar Kinderen in Echtscheiding Situatie (KIES) in de basisschoolleeftijd. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 52, 369-379.

Burgerlijk Wetboek. (2014). Boek 1, Personen- en familierecht. Deventer: Wolters Kluwer. Cashmore, J. (2011). Children’s participation in family law decision-making: theoretical

approaches to understanding children’s views. Children and Youth Services Review, 33, 515-520.

(36)

Dale, M. D. (2014). Don’t forget the children: court protection from parental conflict is in the best interests of children. Family Court Review, 52, 648-654.

Darlington, Y. (2006). Experiences of custody evaluation: perspectives of young adults who were the subject of family court proceedings as children. Journal of Child Custody, 3, 51-66.

Dullaert, M. (2014). Vechtende ouders, het kind in de knel. Adviesrapport over het verbeteren van de positie van kinderen in vechtscheidingen. Gedownload op 23-01-2015 van www.dekinderombudsman.nl.

Gun, F. van der & Jong, L. de (2006). Echtscheiding: kiezen voor het kind. In gesprek met kinderen over hun ervaringen na de scheiding van hun ouders. Amsterdam: Uitgeverij SWP.

Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. (1989). Gedownload op 22-02-2015 van www.dekinderombudsman.nl.

Lawick, M. J. van (2012). Vechtscheidende ouders en hun kinderen. Systeemtherapie, 24, 129-150.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. (2009, maart). Uit elkaar… En de kinderen dan?. [Brochure] Opgevraagd van www.rijksoverheid.nl.

Moné, J. G., MacPhee, D., Anderson, S. K., & Banning, J. H. (2011). Family members’ narratives of divorce and interparental conflict: implications for parental alienation. Journal of Divorce & Remarriage, 52, 642-667.

Parkinson, P. & Cashmore, J. (2008). The voice of a child in family law disputes. Oxford: Oxford University Press.

Raad voor de Rechtspraak. (2011, augustus). Kinderverhoor. [Brochure] Opgevraagd van www.rijksoverheid.nl.

(37)

Riemsdijk, A. M. van (2011). Scheiden in Nederland. Gids bij een juridisch, menselijk en zakelijk proces. Apeldoorn/ Antwerpen: Maklu.

Rose, S. R. (2009). A review of effectiveness of group work with children of divorce. Social Work with Groups, 33, 222-229.

Spruijt, E. & Kormos, H. (2014). Handboek scheiden en de kinderen. Voor de beroepskracht die met scheidingskinderen te maken heeft. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Stichting Defence for Children. (2013). VN- Kinderrechtenverdrag. [Brochure] Opgevraagd van www.defenceforchildren.nl

Stichting Defence for Children. (2010). Dat ze je naam kennen. Een onderzoek naar de mening van jongeren die te maken hebben met jeugdzorg in Nederland. Gedownload op 09-04-2015 van www.defenceforchildren.nl.

Valk, I. van der & Spruijt, E. (2013). Het ouderschapsplan en de effecten voor de kinderen. Den Haag: WODC.

Voert, M. J. ter & Geurts, T. (2013). Evaluatie ouderschapsplan. Een eerste verkenning. Den Haag: WODC.

Weisz, V., Wingrove, T., Beal, S. J., & Faith- Slaker, A. (2011). Children’s participation in foster care hearings. Child Abuse & Neglect, 35, 267-272.

Bijlagen

Bijlage 1: beschrijving CSEK-instrument Doel

Het doel van het CSEK-instrument is het meten van de mate waarin kinderen en jongeren tevreden zijn over het verloop van de scheiding. Daarnaast wordt er gemeten in hoeverre kinderen en jongeren gebruik hebben gemaakt van de juridische mogelijkheden, zoals het hoorrecht en het ouderschapsplan. Ook wordt de mate waarin kinderen en jongeren hun

(38)

mening hebben kunnen geven en de mate waarin zij vinden dat er naar hen geluisterd is, gemeten. Tenslotte wordt het invullen van het CSEK-instrument geëvalueerd. Er wordt aandacht besteed aan de inzet van het CSEK-instrument, het moment van afname en de kwaliteit van de vragen.

Doelgroep

Kinderen en jongeren die ten tijde van de scheiding in de leeftijdscategorie 0 t/m 18 jaar vallen. Het CSEK-instrument is bedoeld voor kinderen en jongeren die een scheiding hebben meegemaakt, die plaatsvond vanaf 1995.

Ontwikkeling van het CSEK-instrument

Aan de ontwikkeling van het CSEK-instrument liggen meerdere theorieën ten grondslag. De inhoud van de vragenlijst is gebaseerd op conclusies die uit eerder wetenschappelijk onderzoek naar voren zijn gekomen en er is advies ingewonnen van een KIES-coach. De volgende literatuur is geraadpleegd voor de ontwikkeling van het CSEK-instrument: Spruijt en Kormos (2014), Cashmore (2011), Van der Gun en De Jong (2006), Arild Vis en Fossum (2013), Weisz et al. (2011) en Het Burgerlijk Wetboek (2014).

Het ontstaan van het CSEK-instrument komt voort uit het feit dat de laatste jaren het idee dat kinderen en jongeren een stem wensen en verdienen in juridische zaken die hen aangaan, steeds breder wordt geaccepteerd (Weisz et al., 2011). De juridische mogelijkheden in Nederland voor kinderen en jongeren om hun stem te laten horen en de ervaringen van een KIES-coach liggen ten grondslag aan de itemselectie. De Nederlandse wet schrijft voor dat minderjarige kinderen vanaf twaalf jaar het recht hebben om gehoord te worden in zaken die minderjarige kinderen betreffen (Burgerlijk Wetboek, 2014). Daarom vormen de juridische mogelijkheden, zoals het hoorrecht en het opstellen van het ouderschapsplan een leidraad

(39)

voor het CSEK-instrument. Door de ervaringen die de KIES-coach heeft in de omgang met kinderen en jongeren die een scheiding hebben meegemaakt, heeft de KIES-coach een aantal punten aangedragen voor de ontwikkeling van het CSEK-instrument. Deze punten droegen de kinderen vaak zelf aan in de KIES-cursussen, waardoor het van belang was om deze punten ook op te nemen in het CSEK-instrument. Dit zijn punten aangaande de aanwezigheid van een stiefgezin, contact met ouders en familie en de betrokkenheid van de school. Daarnaast heeft de KIES-coach advies gegeven over de vraagstelling en de lengte van het CSEK-instrument. De vraagstelling moet duidelijk en ‘makkelijk’ zijn, aangezien ook jonge kinderen het CSEK-instrument in moeten kunnen vullen. Dit is ook de reden dat de lengte van het CSEK-instrument beperkt moet zijn.

De literatuur en de raadpleging van de KIES-coach leidden tot het vaststellen van de volgende thema’s in de vragenlijst: (1) de huidige juridische mogelijkheden in Nederland, zoals het hoorrecht en het opstellen van het ouderschapsplan (2) de mening van het kind (3) loyaliteitsconflict (4) ervaringen met de scheiding (5) tevredenheid met de gemaakte keuzes (6) familie en stiefgezin (7) school (8) evaluatie CSEK-instrument

Elk thema is met een verschillend aantal items bevraagd. De juridische mogelijkheden zijn met vijf items bevraagd. De mening van het kind is met elf items bevraagd. Het thema loyaliteitsconflict is bevraagd met twee items, ervaringen met de scheiding met zes items en tevredenheid met de gemaakte keuzes is met een item bevraagd. Familie en stiefgezin is met vier items bevraagd. Het thema school is met drie items bevraagd. Tot slot is het thema evaluatie van het CSEK-instrument met zes items bevraagd.

Testafname

Voorafgaand aan de eerste afname van het CSEK-instrument heeft er een testafname plaatsgevonden bij twee jongeren. Deze jongeren zijn telefonisch benaderd met informatie

(40)

over het onderzoek en het CSEK-instrument. Zij hebben het CSEK-instrument ingevuld, zonder dat de onderzoeker hierbij aanwezig was. Na afloop van het invullen heeft er opnieuw telefonisch contact plaatsgevonden met de jongeren.

Het CSEK-instrument is na de afname bij deze twee jongeren uitgebreid geëvalueerd, aan de hand van de evaluatievragen die in het CSEK-instrument zijn opgenomen (vraag 40 t/m 45). Daarnaast is aan deze jongeren gevraagd of ze naast deze vragen nog overige aanmerkingen en aanbevelingen hadden. Hieruit kwam naar voren dat bij een aantal vragen de antwoordoptie ‘neutraal’ of ‘ik weet het niet’ toegevoegd moest worden. Dit omdat de jongeren aangaven dat zij het moeilijk vonden om alle gebeurtenissen tijdens de scheiding goed te herinneren en ze over sommige onderwerpen niet altijd een sterke mening hadden. Daarnaast gaven de jongeren aan dat de vraagstelling van een aantal vragen niet duidelijk was. Ook werd de aanbeveling gegeven om het CSEK-instrument duidelijk op te delen in de verschillende onderwerpen, om het zo overzichtelijker te maken. Daarnaast gaf een jongere aan het prettig te vinden om een voortgangsoverzicht toe te voegen.

Naar aanleiding van de uitkomsten van de testafname is het CSEK-instrument aangepast, alvorens het is ingezet voor het huidige onderzoek.

Bijlage 2: CSEK-instrument 1. Ben je een man of een vrouw? 0 Ik ben een man

0 Ik ben een vrouw 2. Hou oud ben je?

3. In welk land ben je geboren?

(41)

5. Wat doe je voor opleiding? 0 Praktijkonderwijs 0 VMBO 0 Havo 0 VWO/ Gymnasium 0 MBO 0 HBO 0 WO

7. Hoe oud was jij toen je ouders gingen scheiden? 8. Zag je de scheiding aankomen?

0 Ja, want 0 Nee, want

9. Hebben jouw ouders veel ruzie gemaakt tijdens de scheiding? 0 Geen ruzie

0 Af en toe ruzie 0 Veel ruzie

0 Weet ik niet

10. Hebben jouw ouders hulp gehad om de scheiding te regelen? 0 Ja

0 Nee

0 Weet ik niet

11. Is er een ouderschapsplan met bezoekregeling gemaakt? 0 Ja

0 Nee

(42)

12. Hebben jouw ouders een rechtszaak gehad over de scheiding? Als je antwoord hier ‘Nee’ is, mag je verder gaan met vraag 16.

0 Ja 0 Nee

0 Weet ik niet

13. Heb jij jouw mening aan de rechter verteld? 0 Ja, want

0 Nee, want

14. Vond je het eng om tegen de rechter te zeggen wat je graag zou willen? 0 Ja, want

0 Nee, want

15. Heb je het gevoel dat de rechter naar jou geluisterd heeft? 0 Ja, want

0 Nee, want

16. Hebben je ouders naar jouw mening gevraagd? 0 Ja

0 Nee

17. Waarover heb jij je mening gegeven?

18. Hebben je ouders beslissingen genomen in overleg met jou? 0 Ja

0 Nee

19. Heb je het idee dat jij je ouders duidelijk hebt kunnen maken wat jij graag zou willen? 0 Ja

0 Nee

(43)

20. Heb je het idee dat je ouders naar jou geluisterd hebben? 0 Ja

0 Nee

0 Weet ik niet

21. Hebben je ouders iets met jouw mening gedaan? 0 Ja, namelijk

0 Nee, namelijk

22. Ben je blij dat jij je mening hebt gegeven? 0 Ja, want

0 Nee, want

23. Wil jij je mening kunnen geven of vind je dat je ouders de keuzes moeten maken? 0 Ik wil mijn mening kunnen geven

0 Ik wil mijn mening kunnen geven, maar mijn ouders moeten uiteindelijk de keuzes maken

0 Mijn ouders moeten de keuzes maken, zonder mijn mening

24. In hoeverre wil je mee kunnen beslissen over de keuzes die je ouders maken? 0 Ik wil nergens over meebeslissen

0 Ik wil over een paar dingen mee kunnen beslissen 0 Ik wil over alles mee kunnen beslissen

25. Waarom wil jij je mening wel of niet geven? 0 Ik wil mijn mening wel geven, omdat 0 Ik wil mijn mening niet geven, omdat

26. Als je broertjes of zusjes hebt, hebben zij hun mening gegeven? 0 Ja

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Kinderen en jongeren met onderstaande problemen en/of ziekten kunnen worden verwezen naar de Medisch Psycholoog:.. ● Chronisch lichamelijke ziekten, zoals diabetes

Voor het werken met kinderen, jongeren en gezinnen zijn er verschillende kwaliteitsvolle diagnostische modellen beschreven, zoals bijvoorbeeld het handelingsgerichte

[r]

Het einde van het schooljaar begint te naderen. Jullie zijn zeker en vast toe aan een ontspannende zomervakantie! In deze brochure worden heel wat opvang- en

Einddoel: De deelnemer kan kinderen en jongeren behandelen met relevante oefeningen ter ontspanning en kan een selectie maken welke behandelvormen het meest geschikt zijn voor

Als het voor de volksgezondheid nodig is om weer strenger te zijn, moeten we naar de hele samenleving kijken, en zeker niet eerst naar scholen of de vrije tijd van kinderen

In de periode dat je een gemalen voeding gebruikt is het belangrijk dat je voeding voldoende energie (calorieën) en voedingsstoffen levert die het lichaam nodig heeft.. Voor een

 Kinderen en jongeren informeren over de impact van en de veranderingen bij scheiding en hoe ze bij scheiding goed voor zichzelf kunnen zorgen..  Kinderen en jongeren