• No results found

DE MACHTSVERHOUDINGEN TUSSEN JFK EN DE CIA Over samenwerking en wrijving tussen president Kennedy en de CIA op Cuba, 1961-1963

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "DE MACHTSVERHOUDINGEN TUSSEN JFK EN DE CIA Over samenwerking en wrijving tussen president Kennedy en de CIA op Cuba, 1961-1963"

Copied!
66
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

D

E MACHTSVERHOUDINGEN

TUSSEN

JFK

EN DE

CIA

Over samenwerking en wrijving tussen president Kennedy en de CIA op Cuba, 1961-1963

Jeroen van Schaik

5878861

31 mei 2016

Master Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen

Scriptiebegeleider: dr. Ruud van Dijk

Tweede lezer: prof. dr. Ruud Janssens

(2)
(3)

3

Inhoudsopgave

Inleiding 4

Het ontstaan van de CIA na de Tweede Wereldoorlog en de samenwerking 8

met het Witte Huis in het tijdperk voor president Kennedy

Het gevaar van de nabijheid van het communisme: 22

samenwerking tussen Kennedy en de CIA

Veranderingen in de CIA en de ontwikkeling van de 39

samenwerking met Kennedy

Conclusie 56

Lijst van afkortingen 61

Bronnenpublicaties 62

(4)

4

Inleiding

Na de Tweede Wereldoorlog werd er een Koude Oorlog gevoerd tussen de twee ontstane machtsblokken van de Verenigde Staten aan de ene kant en de Sovjet-Unie aan de andere kant. Het was een strijd tussen twee verschillende ideologieën: het kapitalistische ‘Westen’

tegenover het communistische ‘Oosten’. Angst en wantrouwen heersten in de Verenigde Staten over de opkomst en verspreiding van het communisme in verschillende landen buiten de Sovjet-Unie, zoals in Cuba. In de Verenigde Staten rees het geloof dat hun kapitalistische ideologie beter was dan elke andere ideologie, zeker nadat zij in de Tweede Wereldoorlog Europa succesvol te hulp waren geschoten. Amerikaanse politici en hun inlichtingendienst, de Central Intelligence Agency (CIA) werden door deze groeiende anticommunistische stemming min of meer gedwongen om samen te werken, om zo de toenemende communistische

invloeden op Cuba te verdrijven.

Toen Fidel Castro met een staatsgreep aan de macht kwam in Cuba in 1959, werd er in de Amerikaanse regering overleg gevoerd over het eventuele afzetten van Castro vanwege zijn nauwe banden met de Sovjet-Unie. Na maanden van overleg werd geconcludeerd dat de

invloed van de Sovjet-Unie groter was geworden sinds Castro's aantreden. Hierdoor vormde de situatie op Cuba gevaar voor de Verenigde Staten omdat het communisme tot enkele

honderden kilometers van de Amerikaanse grens was genaderd. Daarnaast bestond de angst dat het zou overslaan naar andere landen in Latijns-Amerika.1 Ten derde waren er

economische motieven, omdat de Verenigde Staten ongeveer één miljard dollar had geïnvesteerd in verschillende projecten op Cuba. Dit was een groot deel van de totale

investeringen van acht miljard dollar in Latijns-Amerika.2 Het bestrijden van het communisme

als ideologie in Cuba had door deze redenen de hoogste prioriteit.

Na de eerder succesvolle missies in Iran en Guatemala in respectievelijk 1953 en 1954, werd de CIA opnieuw ingeschakeld om af te rekenen met het bewind op Cuba. Toch moest een actieve deelname aan de omverwerping van Castro’s regime geheim blijven omdat men vreesde voor de reactie van zowel bondgenoten als vijanden, als openbaar zou worden welke acties er werden genomen tegen Castro.3 Door geheime operaties is geprobeerd om Cuba’s

politiek en economie te destabiliseren om ervoor te zorgen dat de onvrede onder de Cubaanse

1 Don Boehning, The Castro Obsession. U.S. covert operations against Cuba, 1959-1965 (Washington D.C. 2005), 3-5.

2 Fabian Escalante, CIA Covert Operations 1959-62: The Cuba Project, second edition (Melbourne en New York 2004), 10.

(5)

5

bevolking zo groot zou worden dat zij in opstand zou komen. Met middelen als

sabotagemissies en propaganda zou het anti-Castro sentiment onder de bevolking groter moeten worden. Een invasie bij Varkensbaai mislukte echter jammerlijk in 1961, waarvoor president Kennedy persoonlijk door het stof moest gaan. Hoewel later in de Koude Oorlog tijdens de Vietnamoorlog grotere verliezen werden geleden met 58220 Amerikaanse

slachtoffers, was de mislukte invasie bij Varkensbaai de grootste Amerikaanse nederlaag in het tijdperk van de Koude Oorlog die gebaseerd was op één enkel besluit van de president.4 Er

ontstond enig wantrouwen tussen president Kennedy en de CIA door de teleurstellende afloop ervan. Verschillende nieuwe geheime operaties moesten de eerdere mislukte poging tot afzetten echter doen vergeten. Deze operaties werden gezamenlijk tot ‘Operation Mongoose’ gedoopt. 5

In deze scriptie wordt ingegaan op de verhouding tussen John F. Kennedy en de CIA tijdens Kennedy's ambtstermijn als president. Ten eerste wordt ingegaan op de situatie voordat Kennedy president werd. In deze periode werd in een nieuwe naoorlogse periode de CIA opgericht als inlichtingenorganisatie onder president Truman. Later, toen Eisenhower president was, ontwikkelde de CIA zich tot een professioneel alternatief voor militair ingrijpen in buitenlandse staten. Beïnvloed door de ideeën van onder meer Allen Dulles, die later

directeur werd van de CIA, boekte de inlichtingendienst veel successen door steeds meer gebruik te maken van geheime operaties. Door de door het Congres gesteunde National Security Act uit 1947, kon de CIA lange tijd ongestoord zijn gang kon gaan. Kritiek op het functioneren was er nauwelijks. In deze gloriejaren leken inlichtingendiensten een ideaal hulpmiddel te zijn voor de zittende Amerikaanse president om politiek beleid uit te kunnen voeren.

In het tweede deel wordt de vraag beantwoord onder welke omstandigheden de

invasie bij Varkensbaai is ontstaan. Er wordt een uitvoerige analyse verricht op de gebeurtenissen in de periode voordat de operatie begon en er wordt uitgelegd waarom Kennedy tot bepaalde besluiten is gekomen. Hier wordt duidelijk dat de CIA als

inlichtingendienst een toevoeging kan zijn voor de president, maar dat Kennedy pas laat door Eisenhower en Dulles op de hoogte is gebracht van de onder Eisenhower ontstane plannen om Fidel Castro’s regering op Cuba omver te werpen. Deze situatie maakte het moeilijk voor Kennedy om een gedegen afweging te maken in de eerste maanden van zijn presidentschap. Ook wordt duidelijk dat de onervarenheid van Kennedy in het hoogste ambt ervoor zorgt dat

4 W.J. Rorabaugh, Kennedy and the Promise of the Sixties (Cambridge 2002), 28. 5 Boehning, Castro Obsession, 7-8.

(6)

6

hij soms naïef oogde, maar dat de relatie tussen hem en de CIA in beginsel goed te noemen was, onder meer omdat het erop leek dat Kennedy werd geholpen door de CIA om tot president te worden verkozen. In dit deel wordt ook specifiek gekeken naar de relatie die Kennedy had met de CIA in de tijd dat Castro voor de Amerikanen een grotere dreiging vormde. Hiervandaan wordt de rol van de CIA in het Amerikaanse Koude oorlogsbeleid onder Kennedy duidelijk en wordt de vraag beantwoord hoe de samenwerking van de CIA met het Witte Huis tot en met de operatie bij Varkensbaai tot uiting kwam. Hoewel Kennedy de feitelijke leiding had als

president, had de CIA de touwtjes stevig in handen in de aanloop naar Varkensbaai, maar maakte het ook missers met betrekking tot het beoordelen van inlichtingen. Bovendien blijkt dat de leiding van de CIA beperkt toezicht hield op de operatie.

Na het fiasco in april 1961 werden de maatregelen van de CIA en Kennedy tegen Castro alleen maar opgevoerd. Kennedy kon niet opnieuw een dergelijke politieke nederlaag lijden, hij keek al naar de toekomst naar de mogelijkheden om te worden herkozen. Aan de andere kant moest de CIA oppassen dat het niet alle goodwill zou verspelen, die het in het Witte Huis en bij het Amerikaanse volk onder president Eisenhower had opgebouwd na succesvolle operaties in bijvoorbeeld Guatemala in de jaren 1950. Hoewel Kennedy teleurgesteld was in de CIA over de invasie bij Varkensbaai, was Kennedy anderzijds ook afhankelijk van het werk dat zij leverden. Hij was een fanatiek anticommunist en wilde koste wat kost Castro uit zijn machtspositie halen en was daarvoor tot veel in staat. Zo werd Castro een obsessie voor hem. In het derde deel wordt geanalyseerd hoe de CIA en Kennedy na Varkensbaai samenwerkten tot en met de Cubacrisis. De uitkomst van deze crisis zou een grote overwinning voor Kennedy betekenen, maar daarmee is niet gezegd dat deze uitkomst ook een overwinning voor de reputatie van de CIA was.

In dit onderzoek wordt de functie van de CIA onder de president behandeld. Hieruit volgt een analyse over de rol van de CIA onder Kennedy. Er zijn goede wetenschappelijke bijdrages geleverd over de ontwikkeling en de rol van de CIA in de Verenigde Staten, zoals ‘The CIA and American Democracy’ van Rhodri Jeffreys-Jones, waarin in detail wordt geschreven over de hoogte- en dieptepunten van de organisatie. Voortdurend worden hierbij de

ontwikkelingen binnen een historisch kader beargumenteerd vanuit westers perspectief. Er zijn ook nuttige werken verschenen over de invasie bij Varkensbaai en er is een ongelooflijk groot wetenschappelijk discours over de Cubacrisis ontstaan. Het boek ‘The Bay of Pigs’ van Howard Jones vertelt uitvoerig over de planning en uitvoering van de invasie. Hij betoogt hoe een serie van verkeer de inschattingen vanaf Eisenhowers ambtstermijn hebben geleid tot een slecht uitgevoerde invasie onder Kennedy’s verantwoordelijkheid. Hij concludeert aan de hand van nieuw geopenbaard bronnenmateriaal dat de uitkomst hiervan van invloed is geweest

(7)

7

voor Kennedy’s beleid met betrekking tot Cuba en dat hierdoor de verstandhouding tussen Kennedy en de CIA was bekoeld. Timothy Naftali en Aleksandr Fursenko behandelen in ‘“One hell of a gamble”, Khrushchev, Castro, Kennedy, and the Cuban missile crisis 1958-1964’ vooral de Cubaanse raketcrisis en wat eraan voorafging. Zij maken hierbij ook gebruik van

bronnenmateriaal, dat door de Sovjet-Unie is gecreëerd. Daarnaast zijn er gedegen biografieën verschenen waaruit geput kan worden, zoals de biografie ‘An unfinished life. John F. Kennedy, 1917-1963’ van Robert Dallek en het werk van Stephen Kinzer, te weten ‘The brothers’, over Allan en John Foster Dulles.

Voor dit onderzoek vind ik het niet zozeer interessant om te kijken naar wat er goed of fout is gegaan in relatie tot het ingrijpen van de Amerikanen op Cuba. Interessanter is om te bestuderen op welke manier het Witte Huis reageerde op de CIA en andersom. In de bestaande literatuur wordt op de samenwerking en wrijving tussen Kennedy en de CIA weinig nadruk gelegd, waardoor het interessant is om te kijken naar de manier hoe deze twee verschillende partijen omgingen om hun eigen belangen te dienen zonder het gemeenschappelijke belang van de Amerikaanse bevolking uit het oog te verliezen. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van secundaire literatuur, zoals de titels die hierboven staan beschreven. Maar ook is er voldoende bronnenmateriaal om uit te putten, zoals de digitaal opengestelde bronnen in de ‘Foreign Relations of the United States’-serie, die door het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken zijn gepubliceerd. Ook maak ik gebruik van de officiële evaluatie van de CIA over de invasie, historische krantenartikelen en heb ik de bewierookte documentaire ‘Fog of War’ van Errol Morris bekeken. Met dit bronnenmateriaal en de overvloed aan literatuur hoop ik een genuanceerd beeld te schetsen over de machtsverhoudingen tussen Kennedy en de CIA met betrekking tot de acties op Cuba. Uiteindelijk wordt er gekeken naar de lessen die geleerd kunnen worden over de samenwerking van de politieke macht aan de ene kant en

(8)

8

Het ontstaan van de Central Intelligence Agency na de Tweede Wereldoorlog en de samenwerking met het Witte Huis in het tijdperk voor president Kennedy

De datum 7 december 1941 staat in het geheugen van de meeste Amerikanen gegrift als een traumatische dag voor de Verenigde Staten en hun landgenoten. Op deze dag werden de Amerikanen compleet verrast door een aanval van Japanse vliegtuigen op de marinebasis Pearl Harbor op Hawaii, waar de Japanners tijdens de Tweede Wereldoorlog volledige controle poogden te verkrijgen over de Stille Oceaan. Ook sneuvelden op deze dag enkele duizenden Amerikaanse soldaten, waardoor de Amerikanen zich genoodzaakt voelden zich te mengen in de oorlog. Bovendien werd de achilleshiel van het veiligheidssysteem van de Verenigde Staten blootgelegd, doordat het duidelijk werd dat een effectieve inlichtingendienst nodig was om de staatsveiligheid beter te kunnen garanderen. Een goed georganiseerde inlichtingendienst ontbrak op dat moment echter in de Verenigde Staten.6

Door de aanval op Pearl Harbor kon de Verenigde Staten zich niet langer afzonderen van andere landen, omdat het duidelijk werd dat andere landen de veiligheid van de

Amerikanen konden aantasten. Op twee punten bleek het inlichtingensysteem tekortkomingen te bevatten met betrekking tot het incident bij Pearl Harbor. Ten eerste was er geen

Amerikaans spionnennetwerk gestart in Japan, ondanks de aanwezigheid van Japans-Amerikanen die leefden aan de westkust van de Verenigde Staten. Van deze groep was het wellicht mogelijk geweest om enkelen aan te nemen om te spioneren voor het land. Ten tweede werd de informatie, die was vergaard via geheime kanalen in Japan, niet op waarde geschat. De waarschuwingen werden niet goed geëvalueerd, waardoor de noodzaak van een centraal besturend inlichtingenorgaan duidelijk werd. Een half jaar later werd op 13 juni 1942 de Office of Strategic Services (OSS) opgericht door president Franklin D. Roosevelt. Belangrijk was hierbij dat deze nieuwe inlichtingendienst zich alleen op buitenlandse inlichtingen zouden richten, omdat de Amerikanen bevreesd waren voor een eigen ‘Gestapo’.7

De OSS is opgericht als een organisatie dat informatie van oorlogsvijanden moest proberen te winnen door middel van spionage en door geheime operaties en werd geleid door William ‘Wild Bill’ Donovan, zoon van Ierse immigranten uit de staat New York. Donovan had zijn bijnaam te danken aan zijn meedogenloze optreden als quarterback op het American football-veld. Maar ook in zijn politieke carrière was hij vastberaden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog moest hij verslag uitbrengen van de Britse weerstand tegen de Nazi’s en in de jaren 1930 reisde hij veel naar Spanje, Noord-Afrika en de Balkan om voor het eerst gebruik te

6 Jeffreys-Jones, CIA, 17. 7 Idem, 18.

(9)

9

maken van spionage. Terug in de Verenigde Staten probeerde hij lange tijd het Witte Huis te overtuigen van de noodzaak van een inlichtingendienst dat zich moest bezighouden met spionage en geheime operaties. Uiteindelijk stemde president Roosevelt in - mede door de aanval op Pearl Harbor - en werd Donovan het hoofd van de nieuw opgerichte OSS.8

Toen de oorlog voorbij en gewonnen was, werd de OSS echter ontbonden omdat de

vijand van wie informatie moest worden gewonnen weg was gevallen, er was geen oorlog meer. Toch bleef meer dan ooit de behoefte aanwezig om ook in vredestijd over een

inlichtingendienst te beschikken. Op deze manier zou geanticipeerd kunnen worden op acties van het buitenland en dan met name op acties van de communistische landen. Exemplarisch hiervoor is bijvoorbeeld de reactie van Dwight Eisenhower. Hij noemde het werk van inlichtingendiensten ‘a distasteful but vital necessity’,9 wat de ambivalente visie op

inlichtingendiensten goed omschrijft. Ook was er de steun van het Amerikaanse volk voor de oprichting van een nieuwe inlichtingendienst om zich te beschermen tegen de communisten. Deze red scare was overgehouden aan de recente ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Er was een grote angst ontstaan door het besef dat de individuele vrijheid van de mens in het geding was. Sommige Amerikanen voelden zich wel ongemakkelijk over de geheimhouding van een inlichtingendienst, maar het anticommunistische gevoel overheerste en er was geen enkele aanleiding om de deskundigheid en de oprechtheid van de inlichtingenofficieren in twijfel te brengen. De nieuwe inlichtingendienst werd opgericht door president Truman op 18

september 1947.10 De Central Intelligence Agency (CIA) was geboren.

De National Security Act werd in 1947 opgesteld om militaire hervormingen door te voeren, maar de wet was ook bedoeld om een sterke inlichtingendienst te kunnen creëren. Deze wet had als doel om de nationale veiligheid van de Verenigde Staten beter te waarborgen door zich aan te passen aan de nieuw aangebroken vredestijd. Toch ging de oprichting van de CIA niet zonder slag of stoot. Om de nationale veiligheid beter te kunnen coördineren, werd onder meer aangekondigd dat er een National Security Council (NSC) zou worden opgericht. Critici, zoals de Republikeins congresleden Clare E. Hoffman en Clarence J. Brown, vreesden dat de nieuwe wet voor een verdere uitbreiding van ongecontroleerde federale macht zorgde. De CIA moest de NSC adviseren op het gebied van inlichtingen en zou aanbevelingen verrichten. Daarnaast kreeg de organisatie het mandaat om verdergaande activiteiten uit te voeren: ‘other functions and duties related to intelligence affecting the national security as the National

8 Hugh Wilford, The mighty Wurlitzer. How the CIA played America (Cambridge en Londen 2008), 11-16. 9 Tim Weiner, Legacy of ashes. The history of the CIA (New York 2007), xiii.

(10)

10

Security Council may from time to time direct’.11 De kritiek lag hem vooral in het feit dat de

autoriteit hier vaag werd afgebakend. Daarnaast gaf William A. Eddy als oud OSS-medewerker aan dat een nieuwe inlichtingendienst, zoals dat werd voorgesteld in de wet, niet nuttig zou zijn in een tijd van vrede. De politieke activiteiten naast de activiteiten op het gebied van inlichtingen zouden gedomineerd worden door militairen. Doordat de NSC, waarin 5 tot 7 personen zouden plaatsnemen, toezicht zou houden op de CIA zou het gevaar bestaan dat deze adviesraad eigen beleid zou gaan voeren waarin andere overheidsorganen buitenspel werden gezet.12 Men vreesde een Amerikaanse ‘Gestapo’.

De uitkomst van deze kritiek was een compromis. Er werd een amendement opgesteld

waarin stond dat het hoofd van de CIA werd aangesteld door de president met advies en toestemming van de Senaat. Zo konden militairen en niet-militairen zitting nemen in de NSC en de CIA, waarin de president het laatste woord had en zo de controle behield. Uit deze kritiek op de nieuwe National Security Act wordt duidelijk dat congresleden vooral bezorgd waren over het feit dat de NSC en CIA geen Amerikaanse ‘Gestapo’ zou moeten worden, die te veel macht zou krijgen over het Amerikaanse politieke beleid. Hierdoor was één van de expliciete

richtlijnen van de nieuwe CIA niet om projecten te ondersteunen die de ambities van de Sovjet-Unie zouden verstoren, maar waren zij eerder waakzaam om niet te veel politieke macht te krijgen. Uiteindelijk leidden de aanpassingen tot algehele consensus van de nieuwe wet. Deze aanpassingen bleken achteraf gezien verstandig. Operaties van de CIA konden op deze manier fungeren als alternatief voor militaire maatregelen in het geval dat de dreiging van de Sovjet-Unie zou toenemen. De beperking om zich alleen te richten op buitenlandse dreigingen zorgde ook voor beperkte politieke macht, waardoor het bestaansrecht van de CIA gemakkelijker te accepteren was voor de Amerikaanse burger. Aan de andere kant zorgde het ontbreken van autonomie ervoor dat de CIA moest samenwerken met andere inlichtingendiensten, wat chaos kon veroorzaken. Bovendien bestond het risico dat werk dubbel zou worden uitgevoerd en dat verwarring zou ontstaan, waardoor het op deze manier niet gemakkelijk werd om de

inlichtingendienst effectief te besturen.13

In de beginjaren van de CIA werd al gauw geprobeerd om via geheime fondsen meer

geld bij elkaar te krijgen, om de organisatie verder uit te bouwen. Hiervoor maakte de CIA duidelijk dat intelligence niet alleen nodig was om verrassingsaanvallen zoals die op Pearl Harbor tegen te houden, maar dat het breder getrokken moest worden zodat het een plek had

11 Angus MacKenzie, Secrets. The CIA’s war at home (Berkeley 1997), 9-10. 12 Jeffreys-Jones, CIA, 38.

(11)

11

in de algehele nationale veiligheidsstrategie van de Verenigde Staten. Het land stond immers aan de vooravond van een Koude Oorlog met de Sovjet-Unie. Een anticommunistisch sentiment begon te overheersen. Dit werd versterkt toen de CIA vat kreeg op plannen vanuit de Sovjet-Unie om meer geld uit te geven aan hun eigen inlichtingenapparaat. Daarnaast moest er meer controle worden uitgeoefend op enkele anticommunistische groeperingen in de Verenigde Staten. Om tegenwicht te bieden aan de Sovjet-Unie en om de eigen anticommunistische groeperingen te controleren, was dus meer geld nodig en dat kregen zij ook. Dit werd bewust door president Truman geheimgehouden, waardoor er geen groot publiekelijk debat tussen congresleden plaatsvond. Bovendien was er geen enkele kritiek vanuit de Amerikaanse bevolking. Zij hadden namelijk geen beweegredenen om argwanend te zijn over hun eigen inlichtingendienst.14

De uitbreiding van de CIA en de ontwikkeling die de organisatie in de beginjaren meemaakte is voor een groot deel te danken aan Allen W. Dulles, een man uit de staat New York die vol ambitie zat en tevens uitgesproken ideeën had over hoe inlichtingendiensten te werk zouden moeten gaan al lang voordat hij in 1951 bij de CIA kwam. Dulles’ opa was minister van Buitenlandse zaken onder president Benjamin Harrison en ook zijn oudere broer John Foster Dulles werd minister van Buitenlandse zaken onder president Eisenhower. Ook van hem werd een grote carrière verwacht en hoewel hij naam maakte als advocaat en daarmee veel geld verdiende, bleek dit niet genoeg voor hem. Hij was van jongs af aan geïnteresseerd in ‘het heimelijke’. Toen hij werkte op de Amerikaanse ambassade in Wenen, begon hij voor het eerst te maken te krijgen met inlichtingenwerk. Nadat de Eerste Wereldoorlog uitbrak, werd hij gestationeerd in het neutrale Bern. Samen met zijn broer mocht hij deel uitmaken van de Amerikaanse delegatie bij de vredesonderhandelingen in Versailles en probeerde erachter te komen welke doelen de andere partijen hadden. Later probeerde hij een politieke carrière te starten door zich verkiesbaar te stellen voor een plek in het Congres, maar hier slaagde hij niet in.15 Zijn ambitie valt te verklaren doordat er veel van hem verwacht werd, maar misschien nog

wel het meeste doordat hij zelf ook veel van zichzelf verwachtte. Toen William Donovan hem vroeg om hoofd te worden van het inlichtingenbureau in New York kon de immer ambitieuze Dulles niet weigeren en accepteerde het aanbod. Doordat hij bij de oprichting van de CIA duidelijke ideeën had over het functioneren van een inlichtingendienst en dit goed onder woorden kon brengen en op papier kon zetten, viel hij bij anderen in positieve zin op. Zo vertelde Dulles in 1947 aan het Congres over de wijze hoe hij de rol van de op te

14 Jeffreys-Jones, CIA, 42-43. 15 Wilford, Mighty Wurlitzer, 17.

(12)

12

richten CIA en het inlichtingenwerk zag, op het moment dat er nog over de National Security Act door het Congres moest worden gestemd. Wat hij hier vertelde geeft aan hoe hij tegen problemen aankeek op het gebied van inlichtingenwerk en wat van de CIA moest worden gevraagd. Voor een zo effectief mogelijke CIA moesten volgens Dulles op belangrijke plekken personen werken die er hun levenswerk van wilden maken en het werken bij de CIA niet als een opstap in hun carrière moesten zien. Hiermee gaf Dulles aan dat hij het werken bij de CIA niet zozeer als een baan zag, maar dat medewerkers het als een roeping moesten zien om er te werken. Het moesten gepassioneerde personen zijn die affiniteit hadden met het clandestiene, die het geen probleem vonden om in de anonimiteit te werken en geen publieke waardering te krijgen. Hun beloning zou in het werk zelf moeten liggen, zij moesten voldoening halen uit het feit dat zij werkten voor de regering. 16

Daarnaast nuanceerde Dulles ook het beeld dat mensen van buitenaf hadden over het

werken in een inlichtingendienst. Hij vervolgde dat in oorlogstijd inlichtingenwerk veel wordt verricht via geheime kanalen en geheime operaties, maar dat het werk in vredestijd heel anders is dan wat er op dat moment gedacht werd. Hij gaf aan dat naar zijn eigen schatting 80% van alle inlichtingen en informatie door het werk via diplomatieke, openbare kanalen kan worden verzameld. Dit zou bijvoorbeeld gaan via militaire missies, via de media of via de Amerikaanse bedrijven die in het buitenland gevestigd zijn, maar ook Amerikanen die in het buitenland woonachtig zijn.17

Ook ging Dulles in op de zorgen van de congresleden, zoals die van Hoffman en Brown, namelijk de balans tussen militaire personen en niet-militaire personen op belangrijke posten in de CIA, hier burgers genoemd. Hij betoogde dat de directeur van de CIA op die plek moest functioneren als burger, ook als deze persoon een militaire carrière of op enige wijze een militaire achtergrond had. Maar er was een substantiële hoeveelheid aan oud-militairen nodig voor een effectieve organisatie omdat zij over nuttige kennis beschikken voor de CIA. Dit wilde dus niet zeggen dat oud-militairen niet welkom waren bij de CIA, maar dat zij zich dienden aan te passen aan wat het betekent om in een inlichtingenorganisatie te werken. Ten slotte vond Dulles het belangrijk voor het succes van de CIA dat de directeur lang op zijn post zou blijven zitten omdat hij op deze manier de tijd zou krijgen om het publieke vertrouwen te winnen, maar ook dat van alle werknemers binnen de organisatie.18

Opvallend was dat Dulles aangaf dat een inlichtingendienst niet alleen maar de taak had

16 Young Hum Kim, The Central Intelligence Agency. Problems of secrecy in a democracy (Lexington 1968), 29. 17 Idem, 30.

(13)

13

om zich bezig te houden met militaire en strategische doelen, maar dat de taak breder getrokken moet worden. Hij noemde ook wetenschappelijke, politieke en sociale doelen. Als bijvoorbeeld wordt gekeken naar de wijze hoe communisme moest worden bestreden, zou het niet alleen handig zijn om informatie te winnen over de specifieke positionering van Russische militairen, maar belangrijker is om de trend van het communisme te volgen, door bijvoorbeeld te kijken naar de rol van individuele politici in het systeem. In 1960 vertelde Dulles tijdens een speech voor de leden van de American Bar Association (ABA), een beroepsorganisatie voor advocaten in de Verenigde Staten, dat veel meer moest worden gedaan om het communisme te begrijpen. Hijzelf had ook geprobeerd om deze ideologie te doorgronden door boeken te bestuderen over het ontstaan van het communisme en over de ontwikkeling van het communisme in de twintigste eeuw. Dulles vond dat er weinig informatie beschikbaar was zodat het begrijpen ook moeilijker was.19

Ten slotte toonde Dulles het belang aan van een inlichtingendienst dat losgekoppeld moet zijn van enige vorm van politiek beleid. In het geval dat de CIA daar wel mee te maken zou krijgen, zou de objectiviteit in bepaalde situaties wegvallen. De taak van de CIA is met andere woorden niet om beleid te maken, maar om de feiten te leveren die van invloed kunnen zijn op het beleid van anderen, zoals de president van de Verenigde Staten. Daarnaast vond Dulles dat de nieuw te vormen CIA in zijn ogen controle moest uitoefenen op eigen personeel; over een eigen budget moest beschikken; exclusieve jurisdictie moest toepassen om geheime operaties te beschermen en te legitimeren en over alle informatie van andere

inlichtingenbureaus moest beschikken. Naar Dulles’ bescheiden mening moest de CIA als hoofd-inlichtingenbureau worden beschouwd en zo in contact moeten kunnen komen met andere inlichtingenorganisaties uit het buitenland. Dulles was ervan overtuigd dat door de juiste wetgeving, een correcte opzet van de organisatie en door het aanstellen van bekwame leiders de Verenigde Staten alle ingrediënten in huis hadden om een succesvolle

inlichtingendienst op te starten. Het enige andere noodzakelijke hiervoor was nog een gezonde dosis arbeidsethos.20 Maar de moeilijkheid om vertrouwen te winnen van het publiek was hem

ook duidelijk. Na zijn carrière als directeur beweerde hij over het verschil tussen politiek en inlichtingenwerk het volgende: ‘intelligence is probably the least understood and most misrepresented of the professions’.21

Dulles was een sociale man en met enige charme wist hij veel voor de CIA voor elkaar te

19 Allen W. Dulles, ‘The Central Intelligence Agency’, The Business Lawyer Vol. 16, No. 1 (1960), 51. 20 Kim, Problems of secrecy, 31-35.

(14)

14

krijgen. Hij wist hoe hij zich moest presenteren naar anderen toe en wist ook hoe hij anderen moest inpalmen. Aan de andere kant viel de eerste Director of Central Intelligence, Roscoe H. Hillenkoetter, in negatieve zin op. Hillenkoetter had net als Donovan en Dulles in de Tweede Wereldoorlog inzicht gekregen over inlichtingen en inlichtingendiensten. Hij was in die tijd in Frankrijk officier bij de Amerikaanse marine. Toen hij hoofd van de CIA werd, kon hij zich niet aan de indruk onttrekken dat hij het liefste weer terug zou willen keren naar de marine.22

Hillenkoetter voldeed hiermee niet aan datgene wat Dulles in 1947 had gepropageerd, namelijk dat de directeur van de CIA zich zou moeten aanpassen aan het werken in een inlichtingendienst en daarbij niet de indruk zou moeten wekken een militaire achtergrond of verleden te hebben. De directeur zou zijn baan als een levenswerk moeten zien. In Dulles’ ogen was Hillenkoetter dus niet geschikt als CIA-directeur. Hillenkoetter zou het uiteindelijk niet lang volhouden en stapte op in 1950. Het kortstondige verblijf van hem als directeur, betekende dat er nog geen stabiele band was met het Congres en dat er onduidelijkheid was over de te volgen strategie van de CIA. Maar tegelijkertijd werd duidelijk, met name dankzij Dulles, dat het werk van de CIA meer behelsde dan een nieuwe aanval op Pearl Harbor voorkomen.23

Toen Dulles in 1951 adjunct-directeur werd van de CIA en al binnen enkele jaren in 1953 directeur, stond de CIA voor een uitdagend decennium. Hij was beter op zijn plek als CIA-directeur dan wanneer hij minister van Buitenlandse zaken was geworden, zoals zijn broer John Foster in 1953. Allen werd over het algemeen minder als een publieke figuur beschouwd, maar meer als een invloedrijk persoon in Washington en omgeving.24 De organisatie had de

eerste jaren overleefd waarin ondanks enkele mislukkingen het vertrouwen vanuit

Washington goed te noemen was. Maar met Dulles aan het roer werd meer aandacht besteed aan geheime operaties dan voorheen. Onder de geheime operaties die in de Koude Oorlog werden verricht, werden verschillende activiteiten verstaan. Het behelsde politiek advies; subsidiëring van individuen en politieke groeperingen; stimulering van private organisaties, zoals vakbonden; propaganda; militaire training van individuen; economische operaties; paramilitaire operaties om een regering omver te werpen en ten slotte zelfs moordaanslagen.25

De jaren 1950 kenmerkten zich hierdoor, waar de CIA later schade van zou ondervinden. Men heeft het nog altijd niet graag over de moordaanslagen op buitenlandse politici of andere

22 Jeffreys-Jones, CIA, 44-46. 23 Idem, 62.

24 Peter Grose, Gentleman Spy. The Life of Allen Dulles (Boston 1994), 259. 25 Jeffrey T. Richelson, The US intelligence community (Boulder 2008), 413

(15)

15

hooggeplaatste personen, omdat dit nog altijd als een zwarte bladzijde in de geschiedenis wordt ervaren. Roger Hilsman, een inlichtingenofficier die diende onder president Kennedy, zei het volgende over het gevaar van de geheime operaties.

‘[Covert action had been] overused as an instrument of policy, and the reputation of the U.S. suffered more and more. Too heavy reliance on the techniques of secret intelligence, in sum, so corroded one of our major political assets, the belief in American intentions and integrity, as to nullify much of the gain.’26

Hoewel er dus op de korte termijn successen werden geboekt door de inzet van deze geheime operaties, was het op de lange termijn onzeker of er veel winst behaald was. In de jaren van 1947 tot en met 1965 was de leiding van de CIA onverdeeld enthousiast over de inzet van geheime operaties. Dit gold voor projecten in Albanië, Oekraïne, Polen, Iran, Guatemala,

Indonesië, Laos en ook Cuba.27 Om de geheime operaties inzichtelijker te maken voor het Witte

Huis werd er een wijziging van de richtlijnen omtrent spionage en geheime operaties

aangebracht, waarin expliciet stond vermeld dat de Joint Chiefs of Staff, een adviesorgaan van de president beter geïnformeerd konden worden over de activiteiten van de CIA.28 Allen Dulles

was zich zeer bewust van de ongekende mogelijkheden van de CIA. De organisatie had namelijk door de invoering van de National Security Act in 1947 de leiding over alle geheime missies in het buitenland zodat zij zonder al te veel toezicht konden opereren. Door het ontbreken van een afbakening in deze wet wanneer de CIA mocht opereren, had het alle mogelijkheden om zich te ontwikkelen tot een dienst die de Amerikaanse politici in de weg zou kunnen staan.29

Zelf had Dulles nog voor zijn aantreden als directeur een rapport ingediend bij de NSC over de effectieve inzet van geheime operaties. Binnen inlichtingenwerk is het vergaren van geheime inlichtingen nauw verbonden aan het uitvoeren van geheime operaties. Binnen de CIA waren zij aanvankelijk ondergebracht onder verschillende afdelingen. De geheime operaties waren ondergebracht onder de ‘Office of Policy Coordination’ en het vergaren van geheime inlichtingen was ondergebracht onder de ‘Office of Special Operations’. Deze scheiding was

26 Jeffreys-Jones, CIA, 82.

27 Todd Stiefler, ‘CIA’s leadership and major covert operations. Rogue elephants or risk-averse bureaucrats?’, Intelligence and National Security Vol. 19, No. 4 (2004), 634-635.

28 National Security Council Intelligence Directive No. 5 Revised, 28 augustus 1951, Foreign Relations of the United States, 1950–1955, The intelligence community, 1950-1955, No. 255 (Washington 2007), 797-798. 29 Grose, Gentleman Spy, 279.

(16)

16

ontstaan door een directe aanbeveling van de NSC in 1948 toen besloten werd een nieuwe afdeling te creëren die onafhankelijk zou opereren binnen de organisatie.30 Dulles voorzag

problemen omdat de nieuwgevormde afdeling directe banden had met het ministerie van Buitenlandse zaken en het ministerie van Defensie, terwijl de Office of Special Operations dat niet had. Volgens Dulles zouden beide afdelingen nauw met elkaar geïntegreerd moeten zijn, terwijl deze splitsing ervoor zorgde dat zij werden geleid door verschillende mensen. Zo zouden ze beide secties een andere status binnen de CIA krijgen.31

Dulles wordt vaak neergezet als iemand die zich weinig bezighield met politieke beleidsdiscussies, maar sinds enkele jaren klinken er ook tegengestelde geluiden in het historiografische debat. Bevan Sewell gaf enkele jaren geleden aan dat Dulles juist een actieve en rationele bijdrage leverde aan de discussies over het buitenlandse beleid van de Verenigde Staten in Latijns-Amerika. Dulles had zelf aangegeven dat de CIA als organisatie zich niet zou moeten bezighouden met het politieke beleid en zich strikt zou moeten concentreren op het vergaren van inlichtingen om bij te dragen aan bepaalde keuzes die de president zou moeten nemen. Toch is de verleiding groot om het beleid van de president te sturen door bepaalde informatie te benadrukken en andere informatie weer achterwege te laten wanneer men zich hoofd van de inlichtingendienst mag noemen. Sewell demonstreerde dat Eisenhower de pragmatische bijdrage aan beleidsdiscussies kon waarderen en dat hierdoor Dulles’ aandeel in het omvangrijke buitenlandse Amerikaanse beleid misschien groter was dan wat tot nu toe is aangenomen.32

Er is nu een beeld over de ontwikkeling van het ontstaan van de CIA als inlichtingendienst. Daarnaast is duidelijk welke idee er was onder Dulles over de vorm en taken van de

inlichtingendienst en de plek die het innam tussen de politieke en militaire macht in het begin van de Koude Oorlog. Maar het is nog onduidelijk wat de specifieke dreiging is voor de politiek

30 National Security Council Intelligence Directive on Office of Special Projects, 18 juni 1948, Foreign Relations of the United States, 1945–1950, Retrospect volume, Emergence of the Intelligence Establishment, No. 292 (Washington 2007), 713-715.

31 Release of the Dulles-Jackson-Correa Report. The Central Intelligence Agency and National Organization for Intelligence. A Report to the National Security Council, 1 januari 1949, So That the People May Live (Washington 1976), 131-134, http://sttpml.org/wp-content/uploads/2014/04/CIA-Dulles-Jackson-Correa-RDP86B00269R000500040001-1.pdf.

Dit rapport was ook wel bekend als het Dulles Report, waarin Dulles zijn visie over de organisatie van de CIA aan de NSC in kaart bracht.

32 Bevan Sewell, ‘The Pragmatic Face of the Covert Idealist: The Role of Allen Dulles in US Policy Discussions on Latin America, 1953-1961’, Intelligence and National Security Vol. 26, No. 2 (2011), 288-290.

(17)

17 en wat daardoor het terrein is voor de CIA.

In de jaren direct na de Tweede Wereldoorlog prevaleerde in de Verenigde Staten het liberalisme als tegenhanger van het communisme in de Sovjet-Unie. De Amerikaanse waarden van vrijheid werden na vele jaren van een bezet Europa hoog in acht genomen door de

bevolking en door het Witte Huis. Toen Truman president was, verslechterde de verhouding tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten. Dit leidde tot een belangrijke toespraak van president Truman op 12 maart 1947 aan het Amerikaanse Congres. Hij beloofde hulp aan ieder land dat zich door de uitbreiding van het communisme bedreigd voelde. Deze belofte staat nu bekend als de Trumandoctrine en wordt ook wel gezien als het begin van de Koude Oorlog. Aanvankelijk was Truman tijdens zijn presidentschap aarzelend over het nut van de CIA omdat er geen direct gevaar was voor de Verenigde Staten. Ook speelde het imago van de Verenigde Staten in het buitenland een rol voor hem. Om ervoor te zorgen dat het nationaalsocialisme en communisme geen voet aan de grond kregen in Latijns-Amerika, had president Roosevelt in het geheim enkele diensten erop af gestuurd om een indruk te krijgen van het dreigende gevaar. Het bleek echter dat interventies impopulair waren in de landen zelf, waardoor

Truman van mening was dat de goede naam van de Verenigde Staten op het spel stond. Na zijn presidentschap gaf hij ook aan dat het hem zorgen baarde dat de Verenigde Staten zich kon gaan ontwikkelen als een ‘politiestaat’.33 Ondanks zijn bedenkingen gaf Truman toch groen

licht om als land een grote rol te spelen in het buitenland, enigszins angstig gemaakt door de dreiging van het communisme in andere landen.

De rol van de CIA werd hierdoor belangrijk in het uitvoeren van ‘special operations’ in bepaalde landen, zoals hiervoor al even genoemd. De speciale operaties ontwikkelden zich ook in de jaren vanaf 1947. Na de Tweede Wereldoorlog groeide, zoals zoeven al benoemd, de angst voor het communisme. Ten eerste was het verwoeste Europa een kwetsbaar gebied dat in de ogen van de Amerikanen beschermd diende te worden. In de verkiezingen na de oorlog konden de communisten vertrouwen winnen van de Europeanen, waardoor de Verenigde Staten hun belangrijkste bondgenoten dreigden te verliezen. In augustus 1947 was men bang dat in Frankrijk de communisten te veel macht zouden krijgen. Donovan betichtte de

communisten ervan dat ze psychologische oorlogsvoering dreven, waar aanvankelijk de Amerikanen niets tegen konden doen. Psychologische oorlogsvoering werd gedefinieerd als geheime operaties die een impuls konden geven aan het moraal van bondgenoten. Donovan wilde dat er geld zou worden vrijgemaakt voor een anticommunistische campagne in

Frankrijk. De CIA ontving hierop geld voor geheime propaganda activiteiten, waarna de Franse

(18)

18

communisten de verkiezingen verloren. De geheime acties bleven in dit stadium beperkt tot propaganda. Toen verschillende communistische staten in Oost-Europa in 1947 de Cominform oprichtte als tegenhanger van het Amerikaanse Marshallplan, werd direct het budget van de CIA voor propaganda verhoogd van 24 miljoen dollar in 1948 naar 120 miljoen dollar in 1951. Deze Cominform was namelijk een overkoepelend ‘informatiebureau’ waarin veel

communistische landen in Europa samenwerkten.34 De NSC had toen al de leiding over de

geheime propaganda-operaties aan de CIA gegeven, met het ministerie van Buitenlandse zaken als begeleidende instantie daarachter.35

In 1948 kreeg Italië de aandacht. Dit land had strategische belangen voor de

Amerikanen. Niet alleen grensde het land aan het overwegend communistische Balkangebied, maar er konden mogelijk ook raketten geplaatst worden en het kon als haven dienen voor olievoorraden vanuit het Midden-Oosten. Het was van essentieel belang dat Italië uit handen van de communisten zou blijven. Hillenkoetter was nog terughoudend over de geheime operaties omdat hij angstig was over de gevolgen als andere landen zouden weten van de activiteiten van de CIA in Italië. Toch werd een succesvolle campagne gestart waarin de centrumdemocraten werden gefinancierd tijdens de verkiezingen en waarin gepoogd werd de communisten in diskrediet te brengen. Uiteindelijk verloren de communisten de verkiezingen, waardoor de geheime operaties als een succes werden beschouwd. Belangrijker hierbij was dat de CIA begon te geloven in de geheime operaties om doelen te bereiken zonder daarbij geweld te gebruiken.36

Niet alleen in Europa kon de CIA geheime operaties inzetten om het communisme in te dammen, maar later braken overal op de wereld crisissituaties uit, waarbij duidelijk werd dat de strategie van de geheime operaties werkelijk kon floreren. Twee succesvolle operaties van de CIA in de rest van de wereld betroffen de operaties in Iran in 1953 en Guatemala in 1954. In Iran ontstond een crisis tussen de Britse en de Iraanse overheid waarin de handel in olie een centrale rol innam. Groot-Brittannië controleerde aanvankelijk de handel van Iraanse olie via de Anglo-Iranian Oil Company (AIOC). Deze organisatie coördineerde de hoeveelheid olie die uit de Iraanse grond werd gepompt en de hoeveelheid die werd verscheept. De AIOC betaalde het Iraanse personeel, maar ook aan Iran bepaalde belastingen. Tegelijkertijd was de

34 Idem, 49-50.

35 Memorandum from the Executive Secretary of the National Security Council (Souers) to Director of Central Intelligence Hillenkoetter, 17 december 1947, Foreign Relations of the United States, 1945–1950,

Retrospect volume, Emergence of the Intelligence Establishment, No. 257 (Washington 2007), 649-651. 36 Jeffreys-Jones, CIA, 51-52.

(19)

19

hoeveelheid aan belastingen dat werd betaald aan de Britse overheid vele malen groter. Deze ongelijke verhouding zorgde voor onrust onder Iraanse nationalisten zoals premier

Mohammad Mossadegh. Deze besloot de AIOC te nationaliseren. De Amerikanen waren

bezorgd over de gevolgen voor de olieprijs en vroegen de Britten om hulp door te bemiddelen. Truman zocht naar een vreedzame oplossing in Iran, maar toen Eisenhower president werd, was hij overtuigd van de communistische dreiging in Iran. Deze angst werd gevoed doordat Iran zich vijandiger ging opstellen tegen Groot-Brittannië, waardoor de banden met de Sovjet-Unie sterker konden worden. Zo werd de CIA ingeschakeld, die een staatsgreep organiseerden tegen Mossadegh. Uiteindelijk moest hij aftreden, waardoor deze speciale operatie als één van de grootste overwinningen in de korte geschiedenis van de CIA werd gezien. Kermit Roosevelt, de hoogste CIA-officier in het Midden-Oosten, werd onderscheiden door Eisenhower met de

National Security Medal, de hoogste onderscheiding in de Verenigde Staten voor

inlichtingenwerk. Maar tegelijkertijd was Roosevelt zich bewust van het gevaar van de operatie, omdat er onzekerheid bestond over het Iraanse volk en het Iraanse leger. Het was niet duidelijk in kaart gebracht aan welke zijde zij stonden in deze kwestie.37

Dichter bij huis namen de Verenigde Staten een trend waar dat in Latijns-Amerikaanse landen nationalistische regimes gesteund werden door het volk. In deze economisch

achtergestelde landen werd de groei van het nationalisme gefaciliteerd door anti-Amerikaanse sentimenten, wat resulteerde dat het extra kwetsbaar was voor de invloed van communisten. De Verenigde Staten stelden een beleidsplan op om te voorkomen dat het communisme zich verder kon ontwikkelen in deze landen. Een belangrijk doel in dit beleidsplan was om deze landen economisch te steunen zodat de leefomstandigheden van de burgers zou verbeteren en de anti-Amerikaanse sentimenten zou afnemen. Daarnaast werd in het leger van verschillende Latijns-Amerikaanse landen geïnvesteerd met betrekking tot het opleiden en het bevoorraden van de verschillende legers volgens Amerikaanse normen en waarden. Op deze manier kon het beste controle worden uitgeoefend op deze landen, maar probeerde men ook als bondgenoot op te treden waardoor het communisme in deze landen geen invloed zou kunnen uitoefenen.38

Buiten Europa was de CIA ook actief in Guatemala in 1954, waarbij het opnieuw een staatsgreep steunde op de zittende president Jacobo Arbenz Guzmán, een sociaaldemocraat die het land probeerde te hervormen. Arbenz wilde een groot deel van het beschikbare land herverdelen onder Guatemalteekse boeren. United Fruit, een Amerikaans bedrijf, bood echter

37 John Prados, Safe for democracy. The secret wars of the CIA (Chicago 2006), 97-107.

38 Statement of Policy by the National Security Council, 18 maart 1953, Foreign Relations of the United States, 1952–1954, Volume IV, The America Republics, No. 3 (Washington 2007), 6-10.

(20)

20

weerstand omdat zij als grootgrondbezitter economisch werden getroffen door deze plannen. De CIA werd ingeschakeld, toen de communistische partij in Guatemala werd toegestaan door Arbenz en een anticommunistische opstand neer werd geslagen. Ook hier bestond de angst dat Guatemala onder toenemende communistische invloed zou vallen. De CIA antwoordde door een combinatie van psychologische oorlogsvoering, propaganda en economische, militaire en diplomatieke acties tegen de regering van Arbenz. Uiteindelijk werd Arbenz ook hier afgezet wat als een succes van de strategie van de CIA werd gezien.39

De CIA ontving na de oprichting opvallend weinig kritiek vanuit het Congres met betrekking tot het uitvoeren van de geheime operaties. Hier zijn meerdere verklaringen voor te geven. Natuurlijk was de angst voor het communisme zo groot dat alles geoorloofd was om ervoor te zorgen dat het communisme zich niet zou ontwikkelen als de leidende ideologie in andere landen. Het doel heiligt hier de middelen. Er was binnen de Amerikaanse politiek algehele consensus over het doel om de uitbreiding van het communisme in de wereld dwars te bomen. Tussen de jaren 1948 en 1953 werd het budget voor de CIA continu verhoogd zonder dat het Congres zich verweerde. Dit had te maken met het feit dat het een klein percentage was van het totale budget van het Ministerie van Defensie. Hierdoor waren

Congresleden al gewend aan grote federale uitgaven om de nationale veiligheid te waarborgen. Daarnaast was het lastig voor Congresleden om grip op de materie te krijgen, vanwege het heimelijke van de veelal kleinschalige activiteiten. Op het moment dat het aandeel van de geheime operaties onder Eisenhower groter werd, bleken de geheime operaties succesvol te zijn. Ook toen Eisenhower startte met geheime operaties om democratisch gekozen regeringen omver te werpen, zoals Arbenz in Guatemala, kan men niet spreken van een Congres dat vraagtekens plaatste bij de werkwijze van de CIA.40

Het is belangrijk om hierbij aan te geven dat door deze successen in de jaren 1950 de strategie van geheime operaties van de CIA aan populariteit won, zowel binnen de organisatie als in Washington. Belangrijk hierbij was dat Eisenhower de geheime operaties in Iran en Guatemala steunden en de CIA hiermee het vertrouwen gaf om een actieve bijdrage te leveren aan het Amerikaanse buitenlandse politieke beleid. Toch is er vooral in de laatste jaren ook veel kritiek geleverd op deze geheime operaties van de CIA, omdat de acties op de lange termijn geen succes hebben gebracht in de landen waar de staatsgreep werd gesteund. Zowel in Iran als in Guatemala ontstond geen democratie, maar hadden na verloop van tijd dictators

39 Idem, 112-122.

40 L. Britt Snider, The Agency and the hill: CIA’s relationship with Congress, 1946-2004 (Washington D.C. 2008), 305-306.

(21)

21

vrij spel. Op de korte termijn slaagde de CIA weliswaar in zijn missie, waardoor ook in de jaren die volgden een grote rol voor de CIA was weggelegd om het Amerikaanse politieke beleid uit te voeren. Op het moment dat in Cuba onrust ontstond, was het dus voor Eisenhower logisch om ook voor het geval ‘Cuba’ de CIA te benaderen om de politieke situatie op te lossen. Door deze intense samenwerking met de CIA plaveide Eisenhower de gekozen koers voor de nieuwe gekozen president Kennedy. Doordat op dat moment de medewerking van de CIA als

vruchtbaar werd ervaren, was er voor Kennedy geen reden om daarvan af te stappen. Het waren met recht de gloriejaren van de CIA. Het naderende einde van Eisenhowers

ambtstermijn kon echter de voorbereidingen voor de geplande geheime operaties verstoren voor Kennedy. In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de machtsverhoudingen van Kennedy en de CIA bij het plannen en uitvoeren van de geheime operaties tot en met de operatie bij Varkensbaai.

(22)

22

Het gevaar van de nabijheid van het communisme: intensieve samenwerking tussen Kennedy en de CIA

Op nieuwjaarsdag 1959 vond de Cubaanse revolutie plaats waarop de dictator Fulgencia Batista moest vluchten en Fidel Castro, leider van ‘Moviemento 26 de Julio’ (M-26-7) de controle over Cuba verkreeg. Onder de regering van Batista was er grote economische ongelijkheid ontstaan, wat tot onrust leidde bij een groot deel van de Cubaanse bevolking. De beweging van Castro kreeg genoeg steun van het binnenland, waarop de revolutie kon

plaatsvinden op 1 januari 1959. Aanvankelijk was de Amerikaanse opstelling niet tegen Castro gericht, maar werd vanaf de zijlijn bekeken hoe de situatie zich zou ontwikkelen. De CIA had deze revolutie niet zo snel verwacht, hoewel zij erkenden dat de regering van Batista de beweging niet kon neerslaan.41

In de Verenigde Staten begonnen de alarmbellen dus te rinkelen toen bleek dat Castro’s beweging bij machte was om zo snel aan de macht te komen. Hoewel Castro nooit lid werd van een communistische partij, was hij uitgesproken anti-Amerikaans en steunde militante

pogingen om de revolutie ook in andere Latijns-Amerikaanse landen te verspreiden. De eerste pogingen van het Witte Huis om het regime in diskrediet te brengen, bevatte een

amateuristisch programma van de CIA. Er werd bijvoorbeeld geprobeerd om zijn sigaren te vergiftigen waardoor hij tijdens een toespraak gedesoriënteerd zou raken en ook werden er chemicaliën in zijn schoenen gestopt om ervoor te zorgen dat zijn baard zou uitvallen. Maar aan het einde van 1959 werden de pogingen serieuzer. Op dat moment probeerden politici in de Verenigde Staten een plan te bedenken om Castro daadwerkelijk omver te werpen als leider van Cuba, waarbij gedacht werd aan het vermoorden van Castro.42 In dit hoofdstuk wordt

ingegaan op de ontwikkelingen in de aanloop naar de invasie bij Varkensbaai, wat voor de nieuwe president Kennedy in een fiasco eindigde. Hierbij worden de verschillende stappen besproken die Kennedy en zijn voorganger Eisenhower hebben ondernomen om tot uitvoer van de operatie te komen. Belangrijk voor het Witte Huis was opnieuw de samenwerking met de CIA. Door middel van allerlei geheime operaties werd gepoogd om Castro op deze manier te verwijderen.

Inmiddels was John Fitzgerald Kennedy presidentskandidaat voor de Democraten.

Kennedy kwam uit een welgestelde familie en had dus de gelegenheid om veel te reizen en op die manier veel van de wereld te zien. Zijn vader, Joseph, was een succesvol

41 Special National Intelligence Estimate, 24 november 1958, Foreign Relations of the United States, 1958– 1960, Volume VI, Cuba, No. 161, 265-266.

(23)

23

vastgoedhandelaar, waardoor hij het zich later kon veroorloven om zich volledig op zijn politieke carrière te richten. Hij schopte het onder meer tot Amerikaans ambassadeur in het Verenigd Koninkrijk.43 Kennedy ontwikkelde een bovengemiddelde interesse in de

buitenlandse politiek door de vele reizen die hij ondernam en door de politieke carrière van zijn vader. Hij ging bijvoorbeeld in zijn scriptie in op de vraag waarom het Verenigd Koninkrijk niet direct harde maatregelen nam tegen de opkomst van Adolf Hitler in Nazi-Duitsland. Kennedy concludeerde dat de Tweede Wereldoorlog voorkomen had kunnen worden als de Verenigde Staten eerder naar president Woodrow Wilson had geluisterd en als een groot deel van de Europese presidenten en premiers eerder waren opgestaan tegen Hitler. Volgens hem moest de Verenigde Staten actief betrokken worden in de internationale politiek, militair voorbereid zijn op escalaties en vastberaden handelen om vijandige staten weerstand te bieden. Een belangrijke rol hierbij was weggelegd voor de president van de Verenigde Staten. Kennedy geloofde erin dat de president zijn persoonlijke verantwoordelijkheid moest nemen in zijn buitenlandse beleid en een actieve rol moest aannemen om de communistische dreiging het hoofd te bieden.44

De president moest dus bij belangrijke besluiten niet gehinderd worden door

organisatorische structuren die de besluitvorming konden beperken. Hij voorzag een model in het Witte Huis waarin de mogelijkheden van de president zouden worden uitgebreid in plaats van worden ingeperkt. Hierbij werd de voorkeur gegeven aan kleine adviesorganen boven officieel uitgewerkte commissies, die gemodelleerd en gestoeld waren op ingewikkelde, hiërarchische organogrammen. Hiërarchie speelde een kleinere rol dan wat gebruikelijk was. Dit betekende dat jonge, talentvolle ambtenaren een kans kregen onder president Kennedy. Critici beweren dat deze informele structuur weliswaar voor vele verschillende, frisse blikken zorgden, maar tegelijkertijd uitmondde in weinig nuttige aanbevelingen. Er werd voldoende informatie uitgewisseld, maar het gebrek aan hiërarchie had als gevolg dat het moeilijker voor de president was om alle informatie af te wegen. McGeorge Bundy, de belangrijkste adviseur op het gebied van nationale veiligheid van 1961 tot 1966, klaagde over deze chaotische manier waarbij beleid moest worden gemaakt. Hij verweet de president dat hij nauwelijks contact met Kennedy had, waardoor er weinig kans was om enige balans op te maken.45

Kennedy had verschillende drijvende krachten die zijn beleid bepaalde. Op de eerste

43 James N. Giglio, 'Growing Up Kennedy: The Role of Medical Ailments in the Life of JFK, 1920-1957', Journal of Family History Vol. 31, No. 4 (oktober 2006), 359.

44 Stephen G. Rabe, John F. Kennedy. World leader (Washington D.C. 2010), 13-15.

(24)

24

plaats was hij een fel anticommunist. Voordat hij president werd, had hij zich al meerdere keren als anticommunist en nationalist uitgesproken. Toen Kennedy na de oorlog begon met zijn politiek carrière, werd hij verkozen tot lid van het Huis van Afgevaardigden. Na zes jaar verdienstelijk te hebben gediend, stelde hij zich verkiesbaar om als senator van Massachusetts, zijn thuisstaat, aan de slag te gaan. In een door de Republikeinen gedomineerd Congres viel hij in positieve zin op en begon meer en meer een uithangbord te worden voor de Democraten. Hij beschuldigde de zittende president Eisenhower in 1956 ervan niet adequaat te hebben

gehandeld op de signalen van de opkomst van de communisten in de Sovjet-Unie en

waarschuwde ervoor dat zij bezig waren om de Verenigde Staten op militair niveau in te halen. Naast dit handelen, werd de kracht van nationalisme niet goed onderkend. Kennedy kreeg landelijke aandacht toen hij de Franse onderdrukking in Algerije publiekelijk veroordeelde. Kennedy toonde zich hiermee een anti-imperialist. Nationalisme zou moeten worden erkend als een sterk drijvende kracht van de natie, wat niet zomaar door militaire kracht kon worden onderdrukt.46 Kennedy propageerde dus een dominante rol van de Verenigde Staten in de

wereldpolitiek, maar was tegelijkertijd waakzaam voor een te agressieve rol om dreigingen zoals het communisme de kop in te drukken.

In 1960, een jaar nadat Fidel Castro in Cuba aan de macht kwam, werd een spionagevliegtuig van de Amerikanen neergeschoten door de Sovjet-Unie. Bij dit incident was president Eisenhower ernstig in verlegenheid gebracht, omdat hij eerder had ontkend dat de

Amerikanen opzettelijk het luchtruim van de Sovjet-Unie hadden geschonden. Ook stond het imago van de Verenigde Staten op het spel. Rond deze tijd was de uitkomst van een peiling van de United States Information Agency (USIA) dat de Amerikaanse bevolking geloofde dat de Sovjet-Unie militair superieur was aan de Verenigde Staten. Daarnaast verkleinde het economisch gat tussen de twee landen. Kennedy kreeg dit geheime rapport in handen en gebruikte het tijdens de presidentiële verkiezingen, waarin hij de Republikeinen beschuldigde van het dreigende verlies van de Koude Oorlog aan de communisten. Toen China

communistisch werd, hadden de Republikeinen de schuld ervan gegeven aan de Democraten. Nu zag Kennedy een kans om de Republikeinen de schuld in de schoenen te schuiven van de opkomst van Fidel Castro in Cuba: ‘[The United States now faces] a Communist satellite ninety miles off the coast of Florida, eight minutes by jet’.47 Achteraf wordt beweerd dat dit de basis

vormde van Kennedy’s verkiezingsoverwinning. Hij toonde zich in televisiedebatten kalm en analytisch. Door de belofte af te geven om het budget voor defensie te vergroten, kreeg hij een

46 Rabe, John F. Kennedy, 16-19. 47 Idem, 20.

(25)

25

substantieel gedeelte van de arbeidersklasse achter zich, dat hoopte werk te kunnen vinden in deze sector. Kennedy interpreteerde zijn overwinning als een mandaat om de kracht en het aanzien van de Verenigde Staten te herstellen.48

In de jaren voordat werd overgegaan tot de invasie werd het risico van de revolutionaire regering op Cuba in kaart gebracht door het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse zaken. Nadat Fidel Castro de revolutie begon op 1 januari 1959, werd de president geïnformeerd over de risico’s van de nieuwe regering door John Foster Dulles, minister van Buitenlandse zaken. Hierbij gaf hij aan dat de Amerikaanse ambassade in Cuba een brief had ontvangen, waarin stond dat Manuel Urrutia Lleo was geïnstalleerd als interim-president en dat de orde in het land hersteld was. Dulles zag geen aanleiding in dit bericht om aan de welwillende intenties van de nieuwe regering te twijfelen. Hij adviseerde president Eisenhower om direct de nieuwe regering te erkennen. Het leek er namelijk niet op dat Castro werd beïnvloed door het communisme, maar alles wees erop dat de revolutionairen een vriendschappelijke relatie wilden aangaan met de Verenigde Staten.49 Eisenhower erkende de

nieuwe Cubaanse regering direct na Dulles’ bericht. Castro gaf zelf in een speech op 8 januari 1959 aan dat de door hem samengestelde regering eerlijk zou zijn en nooit de Cubaanse bevolking zou bedriegen.50 Na onderzoek van het ministerie van Buitenlandse zaken werd

echter duidelijk dat Castro geweld niet schuwde om zijn doelen te bereiken, maar dat niet bewezen kon worden dat hij het communisme omarmde. Wel was hij socialistisch en

nationalistisch van aard, maar het kon niet gezegd worden dat hij persoonlijk vijandig stond tegenover de Verenigde Staten.51 Aanvankelijk waren de Amerikanen gematigd positief over

Castro en was er geen sprake van een directe communistische dreiging, wat een gevaar zou betekenen voor de Amerikaanse belangen.

Toch veranderde de Amerikaanse opstelling naar Castro’s regime. Eerst was er kritiek op de executies van aanhangers van de oud-dictator Batista, omdat zij werden terechtgesteld zonder eerlijk gerechtelijk proces. Later waren er zorgen over de groeiende macht van Castro op Cuba op het moment dat hij zich publiekelijk tegen de Verenigde Staten keerde. Een bezoek

48 Idem, 19-21.

49 Memorandum from the Secretary of State to the President, 7 januari 1959, Foreign Relations of the United States, 1958–1960, Volume VI, Cuba, No. 217, 347.

50 Telegram from the Embassy in Cuba to the Department of State, 8 januari 1959, Foreign Relations of the United States, 1958–1960, Volume VI, Cuba, No. 220, 351.

51 White House Special Staff Note, 13 januari 1959, Foreign Relations of the United States, 1958–1960, Volume VI, Cuba, No. 224, 356.

(26)

26

van Castro aan de Verenigde Staten en Canada zou de Cubaans-Amerikaanse betrekkingen goed moeten doen.52 Dit meerdaagse bezoek vond zijn doorgang op 15 april 1959, nadat de

American Society of Newspaper Editors (ASNE) Castro uitnodigde voor een lezing. Voor Castro was het een kans om ‘de waarheid’ te laten zien over Cuba. Hij benadrukte dat het volk nu eigenlijk aan de macht op Cuba was. Over de berechtingen hield Castro vol dat het volk wilde dat de aanhangers van Batista een kogel door hun hart kregen en hij geloofde dat hij de rechtschapen man was om Cuba te leiden naar betere tijden.53 Ironisch is dat de grootste zorg

voor de Verenigde Staten een eventuele moord op Castro zou zijn door aanhangers van Batista tijdens Castro’s bezoek aan hun land. Grote veiligheidsmaatregelen werden genomen om zijn leven te beschermen, terwijl niet veel later pogingen ondernomen zouden worden om Castro uit de weg te ruimen.54 Tijdens het bezoek van Castro aan de Verenigde Staten had hij een

grote indruk als leider gemaakt op de Amerikanen. Hij kon door zijn simpele en eerlijke optreden rekenen op meer sympathie van het Amerikaanse volk. Castro gaf aan dat hij tegen alle vormen van dictaturen was en daarmee ook tegen het communisme was.55 Maar

tegelijkertijd wist hij niet duidelijk te maken dat hij niet kwetsbaar was voor de radicalen die in zijn partij aanwezig waren. Bovendien concludeerde het ministerie van Buitenlandse zaken in een analyse van het bezoek dat hij niet hetzelfde idee had over democratie, wetten en legaliteit: ‘He appears to confuse the roar of mass audiences with the rule of the majority in his concept of democracy.’56 Zijn grilligheid, onvoorspelbaarheid, leiderschapsvermogen en charisma

verontrustte het Witte Huis enigszins.

Ook kwam de CIA onder vuur te liggen. Nadat de Russen op 4 oktober 1957 een

Spoetnik-satelliet de ruimte in stuurden, was het Amerikaanse volk voor het eerst niet meer zeker over de technologische voorsprong die de Amerikanen op de rest van de wereld zouden hebben. De missile gap werd hierdoor een ingeburgerd begrip. Critici van het Amerikaanse politieke bewind kregen meer steun dan voorheen. De situatie verergerde toen de ‘Gaither Report’ uitlekte. In dit rapport, dat was opgesteld door een door Eisenhower opgezette

52 Telegram from the Embassy in Cuba to the Department of State, 5 februari 1959, Foreign Relations of the United States, 1958–1960, Volume VI, Cuba, No. 248, 395.

53 Aleksandr Fursenko en Timothy Naftali, ‘One hell of a gamble’. Khrushchev, Castro, Kennedy, and the Cuban missile crisis, 1958-1964 (Londen 1997), 8.

54 Idem, 6. 55 Idem, 9.

56 Memorandum of the Department of State, 23 april 1959, Foreign Relations of the United States, 1958– 1960, Volume VI, Cuba, No. 292, 482.

(27)

27

onderzoeksgroep, stonden schattingen van de CIA over het aantal intercontinentale raketten van de Sovjet-Unie met een kracht van één megaton die begin jaren 1960 te lanceren zouden zijn. Dat dit rapport uitlekte was slecht voor de reputatie van de CIA. De geruchten over nieuwe schattingen van de luchtmacht waren echter nog vele malen erger. In 1960 werd het aantal raketten geschat op 500, maar enkele maanden later in 1961 was dit aantal gestegen naar 1100. Mede hierdoor werd de CIA ervan beschuldigd dat zij de militaire en technologische potentie van de Sovjet-Unie onderschatten. Toen in 1960 een Amerikaans spionagevliegtuig werd neergeschoten door de Russen, verergerde dit verder. Allen Dulles bood zelfs zijn ontslag aan, maar Eisenhower weigerde dit. Kennedy maakte dankbaar gebruik van de onrust die onder het volk in de laatste maanden was ontstaan en voorzag zichzelf van informatie via de CIA over de missile gap. In werkelijkheid was er geen noemenswaardig technologische achterstand van de Verenigde Staten op de Sovjet-Unie, maar aan Kennedy werd deze informatie verzwegen, waardoor hij in zijn campagne bleef spreken over het bestaan ervan onder president Eisenhower. Dulles overdreef de militaire en technologische kracht van de Sovjet-Unie moedwillig om de kritiek op de CIA de baas te zijn. Het belang van een

inlichtingendienst werd hierdoor zichtbaar, zodat er meer geld kon worden uitgetrokken en, belangrijker, zodat het volk aan de kant van de CIA bleef staan.57 Zo kon Kennedy stemmen

winnen door het weinig assertieve beleid van Eisenhower te kraken en werd hiermee

aangetoond dat de CIA een onmisbare organisatie zou zijn om de dreigingen te weerstaan. Dit zorgde voor een situatie waarin Kennedy en de CIA beide gebruik maakten van elkaar. Mede hierdoor werd Kennedy verkozen tot president en werd de geloofwaardigheid van de CIA minimaal aangetast.

In de loop van het jaar 1959 veranderde Cuba’s positie ten opzichte van de Verenigde Staten. Op 1 december 1959 gaf Dulles aan dat Cuba’s beleid gestaag richting het communisme dreef.58 Het feit dat de CIA dit aangaf betekende dat er actieve maatregelen zouden moeten

worden genomen tegen Castro om zijn regering te verdrijven. De Verenigde Staten wilden strijden tegen het communisme, maar al helemaal als een communistisch bewind langzaam ontstond op enkele honderden kilometers afstand van het eigen land. Daarnaast was er de angst dat communistische invloeden als een olievlek zouden worden verspreid naar andere landen in Latijns-Amerika. Daarnaast gaf Dulles aan dat het moeilijk was om Castro te stoppen, omdat er geen werkende oppositie in Cuba aanwezig was. Oppositie tegen het bewind bestond

57 Jeffreys-Jones, CIA, 109-117.

58 Memorandum of Discussion at the 426th Meeting of the National Security Council, Washington, 1 december 1959, Foreign Relations of the United States, 1958–1960, Volume VI, Cuba, No. 402, 684.

(28)

28

wel, maar was niet goed georganiseerd waardoor zij niet in de gelegenheid waren om effectieve oppositie te voeren. Dulles had het hier bijvoorbeeld over de Cubanen die tegen Castro waren en al dan niet vrijwillig naar Florida waren gevlucht. In Florida waren al 35 à 40 FBI-agenten bezig met het organiseren van anti-Castro activiteiten om deze groep te verenigen, zodat de kans op een georganiseerde anti-Castrobeweging groter werd. Deze activiteiten behoorden echter niet tot de geheime operaties die werden uitgevoerd om Castro te

beschadigen. Er bestond twijfel over de doorgang van deze activiteiten, omdat de hand van de Amerikanen te duidelijk zichtbaar was en de dreiging van Cuba en de Sovjet-Unie groter werd. Dulles was van mening dat het continueren van deze activiteiten zou afhangen van de

bereidwilligheid van de groep tegenstanders van Castro in Florida. Waar in ieder geval wel mee kon worden begonnen, was het uitvoeren van geheime operaties tegenover Castro.59

Omdat Eisenhower tevreden was over de prestaties van de CIA in landen als Iran en Guatemala – hoewel er discussie blijft bestaan over deze ‘successen’ – was hij bereid om ook

covert operations van de CIA in te zetten op Cuba. De eerste persoon die voorstelde om een

gecoördineerd programma op te zetten onder leiding van de CIA was de Amerikaanse CIA-medewerker en oorlogsveteraan Lawrence Kermit White. Zijn aanbeveling werd positief ontvangen, waarop Jacob D. Esterline werd aangesteld om de voorbereidingen voor geheime operaties in Cuba te leiden. Opvallend was dat hij verslag moest uitbrengen bij Deputy Director

of Plans Richard M. Bissell in plaats van bij zijn directe leidinggevende J.C. King. Er kon

hierdoor geen controle over de planning worden uitgeoefend door King. Dit geeft aan dat de leiding van de CIA meer invloed op de plannen wilden uitoefenen door een tussenpersoon buitenspel te laten.60

Aanvankelijk waren de maatregelen tegen Castro nog kleinschalig en werd nog niet begonnen met paramilitaire activiteiten. In maart 1960 werd voorzichtig aan een plan gewerkt, waarbij eerst een oppositie van Cubanen moest worden gecreëerd door middel van

propaganda. Paramilitaire activiteiten werden niet door Amerikanen zelf geïnitieerd, maar de CIA probeerde hierbij wel de Cubaanse bannelingen dusdanig te beïnvloeden dat zij zich uit eigen beweging gingen verzetten tegen Castro’s regime. Deze bannelingen kregen logistieke steun vanuit de Verenigde Staten.61

59 Memorandum of Discussion at the 429th Meeting of the National Security Council, Washington, 16 december 1959, Foreign Relations of the United States, 1958–1960, Volume VI, Cuba, No. 410, 703-706. 60http://www.foia.cia.gov/sites/default/files/document_conversions/4186/bop-vol3.pdf, Official history of

the Bay of Pigs program, december 1979, CIA Freedom of Information Act, Vol III, 32-33.

61 Paper prepared by the 5412 committee, 16 maart 1960, Foreign Relations of the United States, 1958–1960, Volume VI, Cuba, No. 481, 850-851.

(29)

29

De bedreiging die Castro steeds meer vormde, betekende een verandering van de

betrekkingen tussen de Verenigde Staten en Cuba. In het jaar 1960 veranderde de aanpak van de Verenigde Staten verder. Waar aanvankelijk toenadering werd gezocht met Castro en zijn regering om vriendschappelijke betrekkingen te onderhouden, werd langzamerhand duidelijk dat het regime verwijderd moest worden. De maatregelen die werden genomen ontwikkelden zich stapsgewijs van waarschuwingen naar militaire maatregelen tot geheime operaties om de regering omver te werpen. Nadat het Witte Huis in februari 1960 economische sancties begon op te leggen tegen Cuba, werd een Frans schip geladen met Belgische wapens opgeblazen in de haven van Havana. Er vielen meer dan honderd slachtoffers. Dit bezorgde argwaan bij Castro, die de Verenigde Staten ervan beschuldigde dat zij de explosies hadden veroorzaakt om ervoor te zorgen dat een interventie op Cuba zou zijn gerechtvaardigd. Hoewel het onduidelijk is of de CIA daadwerkelijk achter dit drama zat, voerde Castro de druk op door alle Amerikaanse eigendommen te nationaliseren, zijn strijdkrachten te mobiliseren en toenadering te zoeken met de Sovjet-Unie. Chroesjtsjov noemde Cuba zijn nieuwe communistische bondgenoot, waardoor de relatie onherstelbaar beschadigd was.62

Eisenhower had hierop een keuze. Hij kon ervoor kiezen om militair in te grijpen op Cuba, waarbij het risico bestond dat de zaak zou escaleren en waarbij het een militaire

confrontatie met de Sovjet-Unie riskeerde. Het imago van de Verenigde Staten stond ook op het spel, omdat zij als agressor konden worden beschouwd. Maar Eisenhower kon ook kiezen voor een geraffineerde aanpak door middel van het uitvoeren van geheime operaties gecoördineerd door de CIA. Hij koos voor het laatste. De operatie, die de codenaam ‘Operation Pluto’ kreeg,63

had ten doel om Castro’s regime omver te werpen door een oppositiegroep buiten Cuba te organiseren. Er zou gebruik worden gemaakt van propaganda en geheime agenten zouden in Cuba zelf zorgen voor onrust en een netwerk van dissidenten onderhouden.64 Eisenhower had

vertrouwen in de CIA ontwikkeld door succesvolle operaties in de jaren 1950 in onder meer Guatemala. Door opnieuw voor het plan van de CIA te kiezen, sprak hij vertrouwen uit in de handelswijze van de CIA en negeerde hij het advies van zijn Joint Chiefs of Staff, die hadden gepleit voor een militaire actie tegen Castro.65

Zo kreeg het plan meer en meer gestalte om een einde te maken aan Castro’s bewind.

62 Jones, Bay of Pigs, 17-18. 63 Idem, 19.

64 Paper Prepared by the 5412 Committee, Washington, 16 maart 1960, Foreign Relations of the United States, 1958–1960, Volume VI, Cuba, No. 481, 850-851.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Volgens twee derde van de scholen voor voortgezet onderwijs (was in 2005 80 procent) geven basisscholen geen informatie over het Fries in de onderwijskundige rapporten

Drawing from various areas of literary, media, and performance studies, including film adaptations of children’s literature, Watchmen and its screen adaptations, and

Verschillende commerciële bureaus hebben getracht een relatie te leggen tussen de individuele leefstijl en voorkeuren voor specifieke woonmilieus, maar deze twee theoretische

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

De nationale vrijheidsstrijd, voor het afschudden van het Amerikaanse juk, valt samen met de strijd tegen de reactie, voor democratie en socialisme, in het vuur van die strijd

In 2007 werd gekozen voor een thema dat zich de jongste jaren heeft ontwikkeld tot een zeer ambitieus en productief beleidsdomein van de Europese Unie: de politiële en

CIA exam candidates will be able to register and sit for the current exams until the revised exams are available in January 2019 (English version only).. Do I have the option of

Maar vaak bekruipt me het gevoel dat deze elementen niet goed ontvangen worden door studenten, omdat ze helemaal nog niet toe zijn aan deze wat ingewikkeldere idealen, die zo