• No results found

De ervaringen van de (oud)-deelnemers aan het project Toekomst Muziek op verschillende levensgebieden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De ervaringen van de (oud)-deelnemers aan het project Toekomst Muziek op verschillende levensgebieden"

Copied!
76
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Afdeling Pedagogiek, Onderwijskunde en Lerarenopleiding

De ervaringen van de (oud)-deelnemers aan het project Toekomst Muziek op verschillende levensgebieden

Masterscriptie Opvoedingsondersteuning Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam M. S. Steeman (6071546) Begeleiding UvA: dr. E. (Ernst) Mulder Tweede beoordeling UvA: dr. C. S. (Channah) Zwiep Begeleiding vanuit de Opvoedpoli: Suzan van Dijk Projectleider Toekomst Muziek: Dherl Deekman Amsterdam, augustus 2013

(2)

Abstract

Current participants and former participants of the project ‘Toekomst Muziek’ about their experiences in various areas of life during their participation.

This study examines the following main question: What are the experiences in various areas of life of the current participants and former participants of the project ‘Toekomst Muziek’ during their participation? In-depth interviews were held with seven participants. These adolescents run a risk to develop problems, when they have more risk factors than protective factors. This ‘empowerment project’ tackles problems in various areas of life. So questions were asked about the family situation of the participants and their friends during the project, the work and school situation of the participants and their neighborhood. Also questions were asked about the work alliance between the head of the project and the participants, the

expectations of the participants before the project and their opinions about the method of the project. Examined was whether the project has influence on some of these areas or vice versa. In general, the interviews revealed that all participants have positive experiences with the project. If specifically looked at the family situation a single participant noticed that during the project the contact with his family improved. Other participants implicitly indicated that they have been influenced by their families. The friends of the participants had an indirect influence on their situation during their participation. One participant said that the project had influence on his friends. Furthermore the project had influence on the school situation of the participants: some have become more thoughtful about certain choices and about obtaining a diploma. The experiences of the participants with their neighborhood are both negative and positive. About the relationship with the head of the project (work alliance) all participants are positive. The expectations of the participants before the project were both moderate and positive. Their opinions about the method of the project are all positive. Because a small number of participants were interviewed, data is also collected from other persons. E.g. some socio-cultural workers of various community centers, an employee of the ‘Opvoedpoli’, the head of the project (social worker) and the principal of the project. For instance, they were asked about the meaning of ‘empowerment’ in the project. Without exception, these persons are all positive about both the head of the project and the project itself. No interviewee has negative experiences regarding the project.

Keywords: adolescents, risk factors, protective factors, areas of life, empowerment, work alliance, client, social worker.

(3)

Inhoudsopgave

Voorwoord p. 5

1. Inleiding p. 6

1.1 Korte beschrijving Toekomst Muziek p. 6

1.2 Risico- en protectieve factoren p. 7

1.3 Adolescentie p. 9

1.4 Empowerment en andere aspecten voor een succesvolle interventie p. 11

1.5 Rapmuziek in Nederland p. 14

1.6 Vergelijkbare onderzoeken p. 15

1.7 Onderzoeksvragen p. 18

1.8 Praktische- en maatschappelijke relevantie p. 20

2. Methode p. 22 2.1 Onderzoeksgroep p. 23 2.2 Werving p. 23 2.3 Ethische kwesties p. 23 2.4 Procedure p. 24 2.5 Analyse p. 26 3. Resultaten p. 28 3.1 Verwachtingen en relatie p. 28 3.2 Werkwijze: muziek p. 32 3.3 Gezinssituatie p. 34 3.4 Vrienden p. 36 3.5 Schoolsituatie en werksituatie p. 37 3.6 Buurt p. 38 3.7 Huidige situatie p. 40 3.8 Empowerment en mening p. 41 4. Conclusie p. 46 4.1 Verwachtingen en relatie p. 46 4.2 Werkwijze: muziek p. 47 3

(4)

4.3 Gezinssituatie p. 47 4.4 Vrienden p. 48 4.5 Schoolsituatie en werksituatie p. 48 4.6 Buurt p. 49 4.7 Huidige situatie p. 49 4.8 Empowerment en mening p. 50 4.9 Slotconclusie p. 50 5. Discussie p. 52 5.1 Implicaties p. 52 5.2 Beperkingen p. 52

5.3 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek p. 53

5.4 Suggesties voor de praktijk p. 55

Literatuurlijst p. 56

Bijlagen p. 62

I. Uitgebreidere beschrijving Toekomst Muziek p. 63

II. Beschrijving van de Opvoedpoli p. 66

III. Kennismaking met de Opvoedpoli p. 68

IV. Informatiebrochure voor de (oud)-deelnemers p. 69

V. Informatiebrochure voor ouder(s)/verzorger(s) p. 73

(5)

Voorwoord

Deze scriptie is geschreven ter afsluiting van de masteropleiding Opvoedingsondersteuning aan de Universiteit van Amsterdam. Mijn belangstelling voor het project Toekomst Muziek is ontstaan door de colleges die wij hebben gehad over empowerment. Hét begrip dat centraal staat in het project. Niet alleen empowerment trok mij aan, ook het feit dat het project wordt uitgevoerd door gebruik te maken van muziek, sprak mij erg aan. Muziek is een van mijn hobby’s en iets waar iedereen (wel eens) naar luistert. Ik was erg benieuwd hoe het project in de praktijk zou werken.

Het begin van mijn afstudeerproject verliep niet heel soepel door gedwongen vervanging van mijn begeleider en het geringe contact daardoor. Dit is echter in verloop van tijd steeds beter gegaan, waardoor ik uiteindelijk goede feedback en tips van mijn vervangende begeleider Ernst Mulder heb ontvangen. Ik wil daarom graag de mensen bedanken die het mogelijk hebben gemaakt om deze scriptie te schrijven. Allereerst dus mijn begeleider van de UvA, Ernst Mulder! We zijn samen wat later op gang gekomen, maar uiteindelijk is het allemaal goed gegaan! Ten tweede gaat mijn dank uit naar Suzan van Dijk. Zij heeft mij in het begin van mijn afstudeerproject erg geholpen met het formuleren van de hoofdvraag. Samen met haar (en deels Ernst) heb ik de onderzoeksvraag dan ook geformuleerd. Suzan is altijd vlot geweest met het beantwoorden van mijn e-mails en kwam altijd met goede tips, waar ik veel aan heb gehad! Natuurlijk wil ik de respondenten en alle andere mensen (sociaal-cultureel werkers, de opdrachtgeefster van Toekomst Muziek in het preventieve kader en een stagiair) die ik heb geïnterviewd ook bedanken voor hun deelname aan mijn onderzoek. En last but not least wil ik Dherl Deekman bedanken! Dankzij Dherl heeft mijn onderzoek plaats kunnen vinden. Hij heeft mij onder andere erg geholpen met de werving van de (oud)-deelnemers aan het project. In moeilijke tijden probeerde Dherl mij te helpen, ondanks zijn eigen drukke agenda. Ook was hij altijd vlot met het reageren op mijn e-mailtjes, sms’jes en telefoontjes. Niet alleen deze mensen, maar natuurlijk ook mijn ouders die het mogelijk hebben gemaakt om aan de Universiteit van Amsterdam te studeren, bedankt!

Megan Steeman Amsterdam, augustus 2013

(6)

1. Inleiding

Dit onderzoek richt zich op jongeren die deelnemen of deel hebben genomen aan het project Toekomst Muziek. Toekomst Muziek is een interventie, gericht op adolescenten, met muziek als uitgangspunt. Deze drie aspecten vormen de hoofdpunten van deze scriptie. In paragraaf 1.1 wordt allereerst een korte beschrijving van het project gegeven. Aan de hand van de aspecten die in het project centraal staan, wordt in paragraaf 1.2 ingegaan op factoren die in het leven van een individu van invloed kunnen zijn, namelijk risico- en protectieve factoren. In paragraaf 1.3 wordt aandacht besteed aan verschillende systemen die tijdens de

adolescentie een rol spelen. In paragraaf 1.4 wordt het begrip empowerment belicht en wordt gekeken naar aspecten die van belang zijn om een interventie succesvol te laten verlopen. De rol die muziek speelt in het leven van een individu wordt in paragraaf 1.5 beschreven. In paragraaf 1.6 komt een korte beschrijving van vergelijkbaar onderzoek aan bod. In paragraaf 1.7 komen de onderzoeksvragen aan de orde en paragraaf 1.8 behandelt de praktische en maatschappelijke relevantie van het onderzoek.

1.1 Korte beschrijving Toekomst Muziek

In deze masterthesis wordt onderzoek gedaan naar het project Toekomst Muziek. Dit project richt zich op kinderen en jongeren uit Amsterdam Zuidoost. Daarom wordt eerst kort

ingegaan op deze doelgroep. Ongeveer 35 procent van de bevolking in Amsterdam Zuidoost valt in de leeftijdscategorie 0-23 jaar (Verzijl & Kehla-Wirnkar, 2008). Ongeveer 30.000 kinderen en jongeren groeien hier op. Zuidoost is een stadsdeel met relatief veel jongeren van verschillende culturen en etnische afkomst. Onder deze jongeren is veel vraag naar

begeleiding bij wat zij het liefst doen (Deekman, 2012). Veel jongeren in deze omgeving houden zich bezig met muziek. Volgens Sweet (2008) denken en handelen kinderen in Zuidoost vooral vanuit hun eigen culturele achtergrond en zijn ze bereid en enthousiast om te leren. Een groot aantal van hen gebruikt hun cultuur als basis voor de zoektocht naar hun achtergrond en identiteit. Ze zijn enthousiast als ze de mogelijkheid krijgen kennis op te doen, want veel van deze kinderen komen uit gezinnen waarin ze te weinig worden geïnspireerd. Door een actieve deelname aan cultuur-educatieve activiteiten waarin talentontwikkeling centraal staat, ontwikkelen kinderen de nodige vaardigheden en kwaliteiten. Sweet (2008) stelt ook dat het enthousiasme om te leren vaak gepaard gaat met een vorm van

geldingsdrang. Kinderen uit Zuidoost lijken de kans te willen grijpen die zij van huis uit niet of te weinig krijgen. Jongeren die de kans lopen om zich op verschillende levensgebieden

(7)

problematisch te ontwikkelen, worden niet aan hun lot over gelaten, maar kunnen terecht in verschillende buurthuizen waarin het project wordt uitgevoerd. Toekomst Muziek is een ondersteuningstraject voor jongeren van 12 tot en met 23 jaar, met zang en rap als uitgangspunt. Het wordt uitgevoerd onder leiding van pedagoog en zang- en rapproducer Dherl Deekman. Op individueel niveau worden de volgende effecten beoogd: een gerichte vrijetijdsbesteding, uitbreiding van het netwerk op muzikaal gebied, het versterken van sociaal-emotionele weerbaarheid en zelfvertrouwen en het behalen van het concrete resultaat, de CD. Hiermee kunnen de deelnemende jongeren terecht bij verschillende organisaties om hun talenten in te zetten (Deekman, 2012). Op deze manier kunnen de jongeren ervaring opdoen met het opnemen en promoten van nummers en kunnen zij een netwerk in de muzieksector opbouwen. De jongeren worden door het project in hun kracht gezet, voelen zich meer verbonden met de buurt en willen iets betekenen voor hun wijk. Voor een

uitgebreidere beschrijving zie bijlage I. Het project is ontstaan vanuit het initiatief van Dherl Deekman, een medewerker van de Opvoedpoli. Zie voor een beschrijving van deze instelling bijlage II.

1.2 Risico- en protectieve factoren

In grote lijnen verloopt de Nederlandse opvoeding goed (Hermanns, 2007; Hermanns, Öry, & Schrijvers, 2005). Volgens internationale normen wordt de Nederlandse samenleving niet gekenmerkt als een samenleving waarin risicofactoren in de opvoeding en ontwikkeling zich bovenmatig opeenstapelen. De ‘doorsnee opvoeding’ wordt in ons land in de meeste gevallen met succes volbracht. In vergelijking met andere Europese landen bevindt de algemene toestand van de jeugd (gezondheid, welbevinden, psychische-, gedrags- en cognitieve ontwikkeling) zich op een hoog niveau. Onderzoekers melden ook dat de Nederlandse jeugd zelf tevreden is met haar eigen leven en haar opvoeders (Hermanns, 2007). Met de meeste jeugdigen, ook de allochtone jeugdigen, gaat het goed. Echter, problemen horen bij het leven en kunnen in gezinnen voorkomen. Bij een relatief beperkt aantal gezinnen, waarbij sprake is van risicocumulatie, bestaat een verhoogde kans op ernstige tot zeer ernstige problemen (Hermanns et al., 2005). Zo lopen ook jongeren uit Amsterdam Zuidoost de kans om zich problematisch te ontwikkelen (Verzijl & Kehla-Wirnkar, 2008). Zij moeten zoveel mogelijk de kans krijgen om hun kennis, vaardigheden en talenten te ontwikkelen door maximale ontplooiing bij de opvoeding thuis, op school en in de vrije tijd. In situaties waarin het mis gaat of mis dreigt te gaan, moet zo vroeg mogelijk gesignaleerd, ondersteund en zo nodig

(8)

ingegrepen worden. Met de meeste jongeren gaat het goed, maar sommigen hebben een extra zetje in de goede richting nodig.

Volgens Bijl (2011) heeft ongeveer 15 procent van de kinderen in de grote steden in Nederland iets extra’s nodig om op te groeien tot gezonde, zelfstandige en betrokken burgers. Dat is niet opmerkelijk, want bij het opgroeien van kinderen zijn risico’s onvermijdelijk (Aalbers-van Leeuwen, Hees, & Hermanns, 2002). Om een problematische ontwikkeling van kinderen te voorkomen of terug te dringen, zijn de oorzaken en achtergronden van de

problemen van belang (Meij & Boendermaker, 2008). Vaak gaat het om een samenhangend geheel van factoren. Factoren die een gunstige ontwikkeling in de weg staan, worden risicofactoren genoemd. Daarnaast bestaan factoren die kinderen beschermen tegen problemen, de zogeheten protectieve factoren. Kinderen ervaren problemen wanneer protectieve factoren onvoldoende tegenwicht bieden aan risicofactoren. Het risico op het ontstaan van problemen wordt groter als verschillende factoren van invloed zijn en als deze zich opstapelen (Aalbers-van Leeuwen, Hees, & Hermanns, 2002; Raad voor

Maatschappelijke Ontwikkeling [RMO], 2012).

De wisselwerking tussen risico- en protectieve factoren wordt in kaart gebracht met de begrippen draaglast en draagkracht. Draaglast betreft de taken die kinderen in het leven hebben en de aanwezigheid van risicofactoren. Draagkracht betreft de competenties en protectieve factoren, die kinderen in staat stellen deze taken en bedreigende factoren het hoofd te bieden (RMO, 2012).

Risicofactoren zijn meestal geen directe oorzaken van problemen, het zijn ongunstige omstandigheden voor de ontwikkeling van een kind. Risicofactoren hangen samen met het ontstaan, de latere toename of de voortzetting van een probleem. Factoren die de kans op het ontwikkelen van problemen vergroten, kunnen zich volgens Meij en Boendermaker (2008) bevinden in het kind zelf, in de directe sociale omgeving van het kind (gezin, school, peergroup) of in de wijdere omgeving van het kind (buurt, cultuur, maatschappij).

Voorbeelden van risicofactoren zijn temperament, een stoornis of een beperking, emotionele problemen, opgroeien in een moeilijke situatie, laag opgeleide ouders, alleenstaand

ouderschap, verslavingsproblematiek, armoede, werkeloosheid, een ongunstige buurt en behoren tot een etnische minderheid (RMO, 2012).

Ondanks deze risico’s blijken de meeste kinderen zich gunstig te ontwikkelen door in het bezit te zijn van factoren die de kans op het ontstaan van problemen verkleinen (Aalbers-van Leeuwen, Hees, & Hermanns, 2002). Deze protectieve factoren hangen samen met het voorkomen, de latere afwezigheid of de afname van een probleem (Meij & Boendermaker,

(9)

2008). Als deze protectieve factoren onvoldoende tegenwicht kunnen bieden om problemen te voorkomen, wordt er volgens de RMO (2012) gesproken van een verstoorde balans tussen deze factoren (risicocumulatie) en is een persoon kwetsbaar om problemen te ontwikkelen.

In dit onderzoek wordt empowerment, het begrip dat centraal staat in Toekomst Muziek en dat in paragraaf 1.4 wordt beschreven, vooral in verband gebracht met risico- en protectieve factoren. Ten eerste omdat het project een doelgroep betreft die risico’s loopt op het ontwikkelen van problemen. Ten tweede omdat risicofactoren zich volgens Meij & Boendermaker (2008) kunnen bevinden in het kind zelf, in de directe sociale omgeving van het kind of in de wijdere omgeving van het kind. Dit zijn tevens de levensgebieden die in dit onderzoek aan bod zullen komen en worden in de volgende paragraaf beschreven.

1.3 Adolescentie

De mens groeit en leeft gedurende zijn leven in veranderende omgevingen (Bronfenbrenner, 1977). De menselijke leefwereld is opgebouwd uit verschillende subsystemen (micro-, meso-, exo- en macroniveau) die dynamisch met elkaar samenhangen. Opvoeden vindt plaats in grotere sociale systemen die de opvoeding beïnvloeden (Hermanns, 2007). De ontwikkeling van een kind komt tot stand door voortdurende dynamische interacties met zijn omgeving. De omgeving waarin kinderen opgroeien, heeft grote invloed op hun ontwikkeling en gedrag (Van der Berg-Eldering, 2006). In dit onderzoek ligt de nadruk op het microsysteem, maar is ook oog voor de bredere context, namelijk het mesosysteem en het exosysteem. Het

mesosysteem wordt gevormd door interacties tussen microsystemen, bijvoorbeeld de relatie tussen thuis en school. Het exosysteem bestaat uit omgevingen die indirect van invloed zijn op de ontwikkeling van het kind, bijvoorbeeld het werk van de ouder (Bronfenbrenner, 1977).

Het microsysteem is de dagelijkse, directe omgeving waarin een kind leeft. Het bestaat uit het geheel van relaties die het kind met zijn directe omgeving aangaat (Bronfenbrenner, 1977). Het kind moet in staat worden gesteld om te functioneren in deze specifieke, actuele, materiële en sociale context waarin hij leeft. Er is een gelaagdheid in de sociale systemen waarin het kind opgroeit. Voorbeelden hiervan zijn hetgezin, leeftijdsgenoten, onderwijs, publieke ruimtes, vrijetijdsclubs en werk (Hermanns, 2007). Het kind is geen passieve ontvanger van deze invloeden, maar bouwt zelf actief mee aan zijn microsysteem en geeft zo vorm aan zijn leven (Bronfenbrenner, 1977).

Als er specifiek naar de doelgroep van dit onderzoek gekeken wordt, worden vooral de relaties met het gezin en de vrienden belicht. De adolescenten bevinden zich namelijk in een opmerkelijke periode van ontwikkeling waarin belangrijke overgangen in het leven

(10)

plaatsvinden (Brown et al., 2008; Buist, Deković, Meeus, & Aken, 2004). Het individu neemt meer verantwoordelijkheid voor zijn dagelijks leven en toekomst (Brown et al., 2008). In deze tijd worden kinderen geconfronteerd met de taak hun identiteit te ontwikkelen en leren zij zelfstandig en onafhankelijk te worden (Buist, Deković, Meeus, & Aken, 2004; Sroufe, Cooper, & DeHart, 1996). De ontwikkeling van de identiteit ontstaat vooral in een proces van sociale interacties en sociale vergelijkingen (Hermanns, 2007). Hierbij spelen leeftijdgenoten een belangrijke rol, maar ook de wijze waarop ouders met hun opgroeiende kinderen omgaan, heeft in deze fase grote invloed. Het gezin is daarmee de belangrijkste opvoedingssituatie voor kinderen. Het gezin wordt namelijk gezien als een werkplaats voor de sociale,

psychologische en biologische ontwikkeling en verzorging van de gezinsleden (Maillette de Buy Wenniger, Benoist, Moleman, & Loon, 1992). Communicatie, affectieve respons en affectieve betrokkenheid zijn van belang in het functioneren binnen het gezin. Ofwel, de mate waarin het gezin in staat is informatie uit te wisselen, het vermogen om met adequaat gevoel op verschillende indrukken en gebeurtenissen te reageren en de mate waarin de gezinsleden belangstelling tonen voor en waarde hechten aan elkaars activiteiten en interesses. De relatie met de ouders blijft in deze tijd dominant (Meeus & ’t Hart, 1993) Steun van de ouders blijkt een sterke voorspeller te zijn voor een positieve ontwikkeling van het kind (Aalbers-van Leeuwen, Hees, & Hermanns, 2002). Een goede relatie met de ouders en ouderlijke steun kenmerken de relatie tussen ouders en kind.

Ook kan verondersteld worden dat de invloed van leeftijdgenoten en vrienden

belangrijk is in de adolescentie. Adolescenten kunnen hierdoor echter wel problemen ervaren (Junger, 2003). Hierbij kan gedacht worden aan groepsdruk en de kans om afgewezen te worden. De toenemende vrijheid om gedrag uit te proberen, kan leiden tot delinquentie en middelengebruik. In de adolescentie worden kinderen minder afhankelijk en lijken zij zich af te zetten tegen bijvoorbeeld hun ouders, waardoor zij meer kans hebben om in deze levensfase risicovol gedrag te vertonen.

Uit bovenstaande informatie kan geconcludeerd worden dat adolescenten enerzijds op jonge leeftijd met hun biologische volwassenheid beginnen en zij meer afstand nemen van hun ouders en het gezin. Anderzijds blijven zij nog afhankelijk van hen. Ouders komen dus net zo centraal te staan als leeftijdsgenoten en vrienden.

Werk is in dit onderzoek meegenomen, omdat in de ontwikkeling van jeugd naar volwassenheid de overstap naar arbeid van belang is en hierbij de zelfstandige

maatschappelijke deelname begint (Verzijl & Kehla-Wirnkar, 2008). Dit is een levensgebied dat invloed kan hebben op het welzijn van een individu. Zo kan werkloosheid van de ouder

(11)

bijvoorbeeld leiden tot economische problemen en stress (De Goede, Spruijt, & Maas, 1999). Als jongeren zelf werkloos zijn, kunnen zij denken dat ze hebben gefaald. Ook over de schoolsituatie worden enkele vragen gesteld, omdat dit een levensgebied is dat zich in de directe sociale omgeving van het kind bevindt.

Ook de buurt waarin het kind woont, wordt belicht. Uit het onderzoek van Smets (2006) is gebleken dat een goede, leefbare sfeer in een buurt het gevolg is van sociale cohesie. Dit verwijst naar de sociale binding van sociale systemen. Sociale cohesie zorgt voor sociale banden op wijkniveau en verbetert de leefbaarheid van de buurt. De buurt wordt in dit onderzoek meegenomen, omdat dit een levensgebied is dat zich in de wijdere omgeving van het kind bevindt.

Uit bovenstaande informatie kan worden geconcludeerd dat deze verschillende sociale contexten een rol spelen in het leven van een kind. In de volgende paragraaf wordt duidelijk gemaakt dat het empowermentsproces hierdoor ook beïnvloed kan worden.

1.4 Empowerment en andere aspecten voor een succesvolle interventie

Hulpverlening kan de kans op problemen bij kwetsbare personen verkleinen. Een belangrijk doel van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2012) is het empoweren van

kwetsbare personen. Empowerment is het centrale begrip in het project Toekomst Muziek en wordt in deze paragraaf kort beschreven. Empowerment belicht volgens Cattaneo en

Chapman (2010) de sterke punten van een individu en staat voor het verbeteren van het leven van de mens. Het welzijn van de mens kan volgens hen verbeterd worden door de natuurlijke neiging naar positieve verandering te ondersteunen. Empowerment wordt beschreven als een proces waarin persoonlijke doelen worden gesteld. Deze doelen zijn gericht op het vergroten van de power, ofwel de eigen kracht van de persoon. De doelen worden beschreven als persoonlijke wensen. Vervolgens worden acties opgesteld om deze doelen te bereiken. De specifieke doelen zullen bereikt worden door motivatie, persoonlijke waardering, geloof in de eigen vaardigheden, relevante kennis die hiervoor nodig is en de daadwerkelijke uitvoering van de relevante vaardigheden. De acties en de impact die de acties hebben, worden

gereflecteerd. Hier kunnen vervolgens weer nieuwe doelen uit voortkomen, waardoor het proces zich herhaalt (Cattaneo & Chapman, 2010). Het succes van het proces uit zich in een toename van de kracht die de persoon behaalt als gevolg van zijn eigen inspanningen. Zelfvertrouwen, kennis en competenties van de persoon beïnvloeden dit proces. Echter, het zelfvertrouwen, de kennis en de competenties van de persoon worden ook beïnvloed door dit proces. Het geheel wordt daarnaast beïnvloed door de sociale context. Hierbij kan gedacht

(12)

worden aan menselijke interacties op verschillende niveaus: van een relatie tussen twee personen tot invloed van het macrosysteem. De sociale context kan de inspanningen van een persoon en zijn gevoelens over deze inspanningen beperken of vergemakkelijken.

Empowerment is een uitgangspunt dat in de hulpverlening centraal kan staan en stelt dat iedereen beschikt over sterke kanten (Nederlands Jeugdinstituut [NJI], 2010). Door mensen aan te spreken op hun veerkracht en door de aanwezige eigen kracht te versterken, krijgen zij meer zelfvertrouwen en grip op iets waar ze moeite mee hebben. Veerkracht, ofwel positieve aanpassing of weerstandsvermogen, is de tegenpool van kwetsbaarheid en vormt de drijfveer achter empowerment (Pasiali, 2012). Hulpvragers worden aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid en worden gestimuleerd zelf oplossingen te zoeken. Ook moeten ze de afhankelijkheid van de hulpverlener zien te beperken. Er wordt door de hulpverlener aandacht gegeven aan wat goed gaat. Deze benadering kan leiden tot een toename van de kracht van de hulpvrager (NJI, 2010). Er zijn echter ook andere aspecten die kunnen leiden tot succes in de hulpverlening. Aan de hand van verschillende literatuurstukken wordt hierbij een overzicht geboden.

Ten eerste komt duidelijk naar voren dat de werkrelatie, ofwel de band tussen de hulpverlener en de hulpvrager en de mate van overeenstemming over de doelen, de basis van hulpverlening is (Duncan, Miller, Wampold, & Hubble, 2010; Horvath & Greenberg, 1989; Van Regenmortel, 2008). Volgens Van Regenmortel (2008) dient er een positieve

basishouding aanwezig te zijn welke bestaat uit presentie, respect en partnerschap. Via aansluiting bij de leefwereld van de hulpvrager kunnen wegen bewandeld worden. Presentie wordt gekenmerkt door de aandacht die aan iemand wordt gegeven, ofwel er voor iemand zijn en erkennen dat iemand er toedoet. Hierbij staan erkenning geven, potenties zien, troosten en respecteren centraal. Respect moet worden uitgedrukt in woorden, handelingen, gebaren, lichaamshouding en fysieke nabijheid. Afstemming op het gebied van mimiek, taalgebruik en rituelen in de hulpverlening is van belang om contact te maken en vertrouwen te winnen. Partnerschap in de hulpverlening zorgt ervoor dat de hulpvrager actor in het

hulpverleningsproces wordt. Dit wordt gekenmerkt door verbinding, betrokkenheid,

gelijkwaardigheid en wederkerigheid waarbij respect, vertrouwen, eerlijkheid, openheid en enthousiasme een rol spelen (Horvath & Greenberg, 1989; Van Regenmortel, 2008). Een hulpverlener die deze eigenschappen bezit, wordt door de hulpvrager gewaardeerd ook al zijn zijn problemen nog niet overwonnen. Deze eigenschappen komen de relatie tussen de

hulpvrager en de hulpverlener ten goede en leveren uiteindelijk betere resultaten op voor de hulpvrager (Duncan, Miller, Wampold, & Hubble, 2010).

(13)

Ten tweede zijn volgens het onderzoek van Nock en Kazdin (2001) de verwachtingen die een persoon heeft van de hulpverlening van belang in de deelname aan een interventie en de verandering die deze interventie met zich meebrengt. Personen die in de interventie geloven, zullen eerder verandering merken en zullen minder snel geneigd zijn om hier vroegtijdig mee te stoppen. Hoe meer een persoon in de interventie gelooft, des te groter de kans op een effectieve afronding van de interventie. Verder kan uit dit onderzoek

geconcludeerd worden dat hele hoge en hele lage verwachtingen zullen leiden tot het grootst aantal afspraken in de hulpverlening. Matige verwachtingen leiden tot het minst aantal afspraken. Volgens Duncan, Miller en Sparks (2004) vindt de meeste verandering plaats aan het begin van de interventie. Als er aan het begin van de hulpverlening niet veel bij de hulpvrager verandert, zal er later in het proces ook niet veel veranderen. Er is meer kans op uitval. Tevens laten deze onderzoekers zien dat de manier waarop de hulpvrager de relatie tussen hem en de hulpverlener beoordeelt, de uitkomst van de interventie kan voorspellen. Het onderzoek van Van Yperen, Booy en Van der Veldt (2003) stelt dat effectieve hulpverlening een aantal algemene kenmerken vertoont, ongeacht de doelgroep en de soort hulpverlening. Deze kenmerken worden ook wel werkzame ingrediënten genoemd. Zij bevatten naast een goede relatie tussen hulpverlener en hulpvrager ook motivatie van de hulpvrager, een goede structurering van de interventie (duidelijke doelstelling, planning en fasering) en professionaliteit van de hulpverlener (goede opleiding en training). Het tweede kenmerk, motivatie van de hulpvrager, (Schippers & De Jonge, 2002; Van Yperen, Booy, & Van der Veldt, 2003) is vooral van belang, want ook al is de relatie tussen hulpvrager en hulpverlener van hoge kwaliteit, wordt de interventie uitgevoerd zoals hij uitgevoerd moet worden en is er sprake van professionaliteit van de hulpverlener, als de hulpvrager niet gemotiveerd is om te veranderen, is de kans op succes in de hulpverlening kleiner dan wanneer de hulpvrager wel gemotiveerd is. Een aantal aspecten is van belang voor de motivatie van een hulpvrager (Van Yperen, Booy, & Van der Veldt, 2003). Allereerst is het van belang dat de hulpvrager de hulpverlener accepteert en respecteert. Ook moet de hulpvrager zich bewust worden van het probleem en van de mogelijke en gewenste

verandering. De hulpverlener helpt de hulpvrager hierbij door feedback of adviezen te geven. Tevens is de hulpvrager een belangrijke actor in het opstellen van en het beslissen over de hulpvraag, de doelen en de werkpunten, zodat een appel op het vermogen van de hulpvrager wordt gedaan om controle over zijn eigen leven te kunnen voeren en om zijn problemen op te kunnen lossen. De interventie wordt pas gestart als de hulpvrager bewust is van zijn

probleem, hij denkt te kunnen veranderen, hij doelen stelt en hij in staat is actie te

(14)

ondernemen.

Ten derde blijkt dat in de hulpverlening altijd duidelijk moet zijn welke hulp geboden kan worden en waar de grenzen liggen (Platform For International Cooperation On

Undocumented Migrants, 2002). De hulpverlener maakt aan de hulpvrager duidelijk wat hij kan verwachten en wat er van hem wordt verwacht. In dit proces van hulpverlening wordt onder meer onderhandeld en dat is de reden waarom de grenzen en doelen duidelijk gemaakt moeten worden. De hulpverlener is zich ervan bewust dat hij een dominante houding heeft in de hulpverlening. Ook wordt duidelijk gemaakt op welk moment de hulpverlening stopgezet kan worden, namelijk als de houding en het gedrag van de hulpvrager bijvoorbeeld passief blijven en de hulpvrager niet bereid is om een situatie of doel na te streven.

Uit de bovenstaande alinea’s kan geconcludeerd worden dat een goede werkrelatie, hoge verwachtingen en motivatie, factoren zijn die bepalen of een interventie effectieve resultaten oplevert of niet. Ook een goede structurering van de interventie en professionaliteit van de hulpverlener zijn belangrijk.

1.5 Rapmuziek in Nederland

In het project Toekomst Muziek is rapmuziek het uitgangspunt. In deze paragraaf wordt dit muziekgenre beschreven en wordt de rol van rapmuziek in Nederland in kaart gebracht.

In de Verenigde Staten is hiphop al jaren een van de vooraanstaande

muziekstromingen (Iwamoto, Creswell, & Caldwell, 2007; Van Gessel, 2011a). Begin jaren ’80 is dit muziekgenre ook populair geworden onder de jongeren in Nederland (Van Gessel, 2011a). Hiphop is in ongeveer 40 jaar uitgegroeid van een protestachtige muziekstijl in New York tot een van de grootste subculturen ter wereld (Iwamoto, Creswell, & Caldwell, 2007; Pyatak & Muccitelli, 2011; Van Gessel, 2011a). Vanaf 1985 begon rap een steeds

belangrijkere positie binnen de Nederlandse hiphopcultuur in te nemen (Van Gessel, 2011a). Ondanks de populariteit van hiphop onder grote groepen jongeren in Nederland, kan slechts een beperkt aantal artiesten leven van de muziek en dringt de Nederlandstalige rap

langzaamaan door tot de gevestigde media. Echter, dat hiphop in opkomst is, blijkt uit het feit dat steeds meer jongeren uit heel Nederland hier actief mee bezig zijn. Ook steeds meer instellingen en organisaties houden zich hiermee bezig. Dit genre wordt vaak als middel gebruikt bij jongerenwerkprojecten, omdat deze kunstvorm geschikt is om met weinig middelen sociaal-maatschappelijke doelstellingen te bereiken. Het genre heeft

aantrekkingskracht op jongeren uit alle lagen van de maatschappij (Van Gessel, 2011a).

(15)

Hiphop vindt zijn oorsprong in achterstandswijken en is wereldwijd populair in getto’s, sloppenwijken en krottenwijken (Van Gessel, 2011b). In Amsterdam bevindt de grootste groep hiphoppers zich in een “achterstandswijk”, in dit geval Zuidoost of de Bijlmer. Dit deel van Amsterdam is door de grote diversiteit aan afkomst en achtergrond van haar inwoners een bakermat voor culturele uitingen. De teksten in de rapmuziek met een sociaal aspect zijn geschikt als uitingsvorm voor jongeren die zich in een sociaal-economisch achtergestelde positie bevinden. Zuidoost heeft de afgelopen jaren geïnvesteerd in

buurtjongerenhuizen waar workshops gegeven worden en waar jongeren kunnen oefenen om hun talenten verder te ontwikkelen. Eén van de mogelijkheden om via de sociale sector aan talentontwikkeling te doen, is Toekomst Muziek (Van Gessel, 2011b). Daarom staat dit project in dit onderzoek centraal.

1.6 Vergelijkbare onderzoeken

Omdat muziek het uitgangspunt is in het project, worden verschillende literatuurstukken aangehaald om de rol van muziek in het algemeen in kaart te brengen. Vervolgens worden andere onderzoeken naar de rol van rapmuziek beschreven. Tot slot volgt een korte beschrijving van een soortgelijk project dat ook in Nederland wordt uitgevoerd.

Uit verschillende literatuur blijkt dat muziek een centrale plaats inneemt in het leven van veel jongeren (North, Hargreaves, & O’Neill, 2000; Saarikallio & Erkkilä, 2007; Sloboda, 2005). De vraag die in het onder zoek van North, Hargreaves en O’Neill (2000) centraal staat, is waarom jongeren naar muziek luisteren en waarom zij muziek maken. Uit de resultaten blijkt dat muziek, zowel het luisteren als het maken er van, bijdraagt aan de bevrediging van sociale, emotionele en cognitieve behoeften. Door muziek kunnen jongeren zich bijvoorbeeld ontspannen, hun emoties uiten en zich vermaken. Een andere reden waarom jongeren naar muziek luisteren en muziek maken, is dat ze hun identiteit willen uitdrukken. Zij willen door middel van muziek laten zien wie ze zijn.

Uit het onderzoek van Saarikallio en Erkkilä (2007) blijkt dat muziek een belangrijke werking kan hebben bij het versterken van positieve gevoelens en bij het afnemen van negatieve gevoelens. De persoonlijke behoefte aan muziek is gebaseerd op de stemming, houding en ervaringen met situaties en gebeurtenissen die plaatsvinden in het leven van een jongere. Jongeren voelen dat muziek hen helpt met het verduidelijken van hun gedachten en het begrijpen van hun gevoelens. Twee belangrijke doelen van muziek die in het onderzoek van Saarikallio en Erkkilä (2007) naar voren komen, zijn het beheersen van emoties en het veranderen van de stemming in een positieve richting.

(16)

Ook volgens Sloboda (2005) wordt muziek in verband gebracht met de waarneming en beleving van emoties. Uit het onderzoek blijkt dat muziek vooral wordt gebruikt voor het versterken en veranderen van aanwezige emoties bij de luisteraar. Daarbij is de betekenis van muziek persoonsgebonden. Muziek blijkt een krachtig middel te zijn om gebeurtenissen uit het verleden en de daarbij ervaren emoties naar boven te halen.

De muzieksoort wordt volgens De Langen (2007) gekozen aan de hand van de

volgende twee kenmerken. Ten eerste de muzikale kenmerken die het karakter van de muziek bepalen. Muziek kan verschillende effecten hebben, namelijk muziek met een hoog tempo kan zorgen voor een activerend effect. Muziek met een laag tempo kan een rustgevend effect opleveren. Hoe mensen muziek beleven en wat zij in muziek zoeken, kan erg uiteen lopen. Mensen luisteren bijvoorbeeld muziek die bij hun stemming past of kiezen voor muziek die weerstand kan bieden aan een bepaalde emotie. Ten tweede zijn er de associaties die mensen bij muziek hebben. Bepaalde liedjes of muziekstukken zijn vaak verbonden met bepaalde of belangrijke gebeurtenissen. Zo hebben mensen bijvoorbeeld herinneringen aan liedjes uit de jeugd, muziek die gekoppeld is aan de eerste liefde, muziek die werd gespeeld bij bijzondere gelegenheden etc. (Sloboda, 2005).

Volgens Veach en Gladding (2006) is creatieve groepstherapie een van de meest effectieve manieren om aan de behoeften van adolescenten tegemoet te komen. Zij stellen dat deze methode positief en productief is. Het is een aantrekkelijke manier om kwesties op te lossen. Muziektherapie is een vorm van therapie die muziek gebruikt om aan fysieke, emotionele, cognitieve en sociale behoeften van mensen tegemoet te komen. Volgens deze onderzoekers zijn adolescenten geïnteresseerd in het schrijven van teksten, omdat ze zich op deze manier kunnen uiten. Ook volgens Jones (2006) blijkt het schrijven van teksten effectief te zijn in groepstherapie, maar ook in individuele therapie. Het schrijven van teksten heeft een aantal doelen voor ogen: het verbeteren van verbale communicatie en sociale vaardigheden, het verbeteren van het zelfbeeld en de eigenwaarde, het vergroten van coping vaardigheden en het makkelijker kunnen uiten van gevoelens. Door het schrijven van teksten worden ideeën geuit en verduidelijkt (Kellner, 2004). Adolescenten zijn hierdoor in staat om over hun ervaringen na te denken en hun percepties te veranderen. Volgens Schwartz en Fouts (2003) luisteren adolescenten vaak naar muziek die hun persoonlijkheid en de problemen waarmee ze te maken hebben, reflecteren.

Rapmuziek heeft een buitengewoon krachtige werking. Uit het onderzoek van Iwamoto, Creswell en Caldwell (2007) blijkt dat het gebruik van rapmuziek als interventie, groepscohesie en interpersoonlijke vaardigheden helpt verhogen. Omdat veel jongeren vaak

(17)

terughoudend of niet bereid zijn om deel te nemen aan individuele of groepsbegeleiding, hebben zij op deze manier een onderwerp om over te praten, namelijk rap. Zo kunnen de deelnemers meer bij het hulpverleningsproces betrokken worden.

Iwamoto en collega’s (2007) hebben ook onderzoek gedaan naar welke betekenis verschillende etnische groepen toeschrijven aan rapmuziek, hoe zij de rapmuziek in

verschillende contexten ervaren, hoe rapmuziek gebruikt wordt om om te gaan met alledaagse stressoren en hoe de muziek iemands stemming veranderd. Uit het onderzoek blijkt dat

rapmuziek een belangrijke rol speelt in het leven van jongeren. Zij geven aan een groter gevoel van trots en zelfconcept te hebben. Rapmuziek dient als coping mechanisme en als uitlaatklep voor frustraties en stress. Jongeren geven aan rapmuziek te gebruiken om hun negatieve stemmingen tegen te gaan en om te kunnen gaan met hun dagelijkse frustraties en stressoren. Hierdoor voelen zij zich beter en begrepen en wordt de stress verlicht. Deze jongeren geven aan dat rapmuziek zo dynamisch is, dat liedjes aan elke stemming aan te passen zijn. De jongeren worden geïnspireerd om barrières te overwinnen. Jongeren ervaren empathie met muziek als zij zich identificeren met iets dat in een nummer staat, bijvoorbeeld de beproevingen van arm zijn, zich in een gewelddadige omgeving bevinden, blootstelling aan drugs, racisme en onderdrukking en gedesillusioneerd worden van de samenleving. Zij voelen zich door deze liedjes begrepen.

Rapmuziek is volgens Van Abshoven, Van Grootheest en Verhoeven (2006) een muziekgenre dat een bepaalde jeugdcultuur aantrekt. Jeugdcultuur staat bekend als een subcultuur die in een aantal opzichten afwijkt van de dominante hoofdcultuur. Subculturen kunnen zich op verschillende manieren onderscheiden van de dominante cultuur of van andere subculturen. Zo kunnen er verschillen zijn in taal, dialect, geschiedenis, afkomst, streek en beleving (“bij die groep hoor ik zeker niet”). Het draaien van rapmuziek (op straat) door een groep jongeren is een voorbeeld van een specifieke uiting van een jeugdcultuur.

Ook volgens Miranda (2013) wordt rapmuziek gezien als een muzikale subcultuur. Adolescenten begrijpen dat muziek gebruikt kan worden als middel om een sociaal beeld te vormen. Tevens geeft muziek vorm aan hun peergroup. Dezelfde voorkeur voor muziek bevordert namelijk het vormen van vriendschappen tijdens de adolescentie. Een muzikale subcultuur kan een middel zijn als uiting van protest, verzet en weerbaarheid. Preventie die is gebaseerd op muziek kan nuttig zijn bij adolescenten, want zij herkennen hier relevante kenmerken van hun jeugdcultuur in. Voor jonge etnische minderheden kan muziek een middel zijn om een culturele identiteit te ontwikkelen. Muziek is een bron waaruit adolescenten beslissingen nemen om zichzelf te ontdekken, sociale rollen te oefenen en zich te kunnen

(18)

oriënteren op de toekomst door hun peers en favoriete muzikanten te observeren. Onderzoek suggereert dat muziektherapie zich bezig kan houden met de ontwikkelingsbehoeften van adolescenten door te interveniëren op hun identiteitsvorming, veerkracht, verbondenheid en competenties (Miranda, 2013).

Niet alleen Dherl Deekman houdt zich bezig met muziek en jongeren, ook Poppodium Hedon en Travers Welzijn bijvoorbeeld, bieden jongeren een plek om elkaar te ontmoeten en creatief bezig te zijn met rapmuziek (Travers, 2013). Onder aanvoering van Rico McDougal en jongerenwerkster Martine van Dalen komen geïnteresseerde jongeren van De Fakkelteit elke maandag- en woensdagavond samen om hun talenten te ontdekken en verder te ontwikkelen. De Fakkelteit is gericht op jongeren van 13 tot en met 23 jaar die creatief bezig willen zijn met rapmuziek. Volgens Rico hangt er een relaxte sfeer, ze praten met elkaar, luisteren muziek, schrijven teksten, er zijn oefen- en opnamemogelijkheden en de jongeren kunnen podiumervaring opdoen. Jongeren zijn het uitgangspunt bij De Fakkelteit. Er wordt zoveel mogelijk geprobeerd de ideeën en wensen van de jongeren in de praktijk te brengen. Daarbij worden de jongeren zelf zoveel mogelijk actief ingezet. De Fakkelteit is een initiatief van Travers Welzijn. Dit muzikale rapproject is een bijzonder concept waarbij Cultuur en Welzijn samenkomen. Het biedt jongeren kansen om hun talenten te ontwikkelen en hun steentje bij te dragen aan de maatschappij met hun creativiteit. Volgens Martine van Dalen is het

fascinerend om met deze jongeren op te trekken. Elke jongere heeft volgens haar zijn eigen verhaal en unieke talenten. Ze vindt het geweldig om hen bewuster te maken van hun kwaliteiten en hen te stimuleren in rapmuziek. Dat geeft hen meer zelfvertrouwen. Ze is er ook voor jongeren die hun hart willen luchten of die hulp nodig hebben als het bijvoorbeeld op school of thuis niet goed gaat (Travers, 2013).

1.7 Onderzoeksvragen

De hoofdvraag die in dit onderzoek centraal staat, luidt als volgt: Wat zijn de ervaringen van de (oud)-deelnemers aan het project Toekomst Muziek op verschillende levensgebieden? Deze vraag is in samenwerking met de Opvoedpoli opgesteld om informatie te verzamelen over en een beeld te schetsen van de ervaringen, meningen, wensen en behoeften van deze doelgroep. Om de ervaringen van de (oud)-deelnemers in kaart te brengen, wordt gevraagd naar situaties en gebeurtenissen die voor hen belangrijk en zinvol zijn (Deekman, 2012). Volgens Thijssen, Groen en Pijls (2009) is ervaren een continu en interactief proces van doen en ondergaan. Acties en reflecties geven betekenis aan persoonlijke, sociaal-culturele, economische en

(19)

maatschappelijke contexten. Het betreft in dit onderzoek de persoonlijke ervaringen van verschillende individuen, waarbij onder andere getracht wordt antwoord te krijgen op de volgende vragen. Hoe hebben de jongeren het project ervaren? Heeft het project bijgedragen aan de situatie waarin zij zich nu bevinden? Om tot een helder antwoord op de hoofdvraag te kunnen komen, zal in dit onderzoek een overzicht geboden worden dat de ervaringen op verschillende levensgebieden op individueel niveau van de (oud)-deelnemers beschrijft. Onder het individuele niveau worden de volgende levensgebieden verstaan: gezinssituatie, vrienden, school, werk, vrije tijd en huisvesting. Voor deze levensgebieden is gekozen, omdat het aanpakken van problemen op deze gebieden één van de doelen van het project is. De doelen zijn aan bod gekomen in de uitgebreidere beschrijving van Toekomst Muziek in bijlage I. Tevens zal na worden gegaan hoe de (oud)-deelnemers de relatie met de

projectleider (hebben) ervaren en in hoeverre het voor hen duidelijk was/is wat Toekomst Muziek inhield/inhoudt, hoe het traject zou/zal verlopen en wat er van hen verwacht werd/wordt. Hiervoor is gekozen, omdat uit de eerdergenoemde informatie is gebleken dat een goede werkrelatie en hoge verwachtingen belangrijk zijn in de hulpverlening. Nagegaan zal worden of dat in dit specifieke project ook het geval is. Tevens worden er vragen gesteld over de buurt waarin de jongeren wonen. Ook wordt gevraagd naar de mening over de

werkwijze van het project. Ten slotte zullen de huidige situaties van (oud)-deelnemers van het project beschreven worden. Deze bevindingen kunnen een indicatie opleveren van het effect van dit project.

De deelvragen die in dit onderzoek aan bod komen, luiden als volgt:

Deelvraag 1: Wat vertellen de (oud)-deelnemers over hun verwachtingen van het project en de relatie met de projectleider?

Deelvraag 2: Hoe ervaren de (oud)-deelnemers de werkwijze van het project? Deelvraag 3: Hoe ervaren de (oud)-deelnemers het project met betrekking tot de

gezinssituatie?

Deelvraag 4: Hoe ervaren de (oud)-deelnemers het project met betrekking tot hun vrienden? Deelvraag 5: Hoe ervaren de (oud)-deelnemers het project met betrekking tot de school- en

werksituatie?

Deelvraag 6: Hoe ervaren de (oud)-deelnemers het project met betrekking tot de buurt waarin zij wonen of zich bevinden?

Deelvraag 7: Hoe ervaren de (oud)-deelnemers het project met betrekking tot de situatie waarin zij zich heden ten dage bevinden?

(20)

Deelvraag 8: Hoe heeft ‘empowerment’ in het project betekenis gekregen en wat zijn de meningen van de (oud)-deelnemers over het effect van het project?

1.8 Praktische en maatschappelijke relevantie

In deze paragraaf komt allereerst de relevantie van het project aan bod. Vervolgens wordt de relevantie van dit onderzoek kort beschreven.

In Amsterdam Zuidoost zijn veel jongeren met muzikaal talent (Deekman, 2012). Volgens begeleiders uit de jeugdzorg en de creatieve sector is er geen passend

hulpverleningsaanbod voor deze groep jongeren. Dherl Deekman, initiator, leider en

uitvoerder van het project Toekomst Muziek, merkte in zijn werk als jongerenhulpverlener en muziekproducent dat veel muzikaal talent onbenut blijft. Als jongeren verder willen komen met hun muziek lopen ze vaak tegen grenzen aan. Tevens laten zorginstanties het talent van deze jongeren in hun hulpverleningstrajecten onbenut. Daarom is Dherl Deekman gestart met het project Toekomst Muziek.

Enerzijds biedt Toekomst Muziek jongeren de kans om hun muzikale talenten te presenteren aan een breed publiek, een commercieel muzieknetwerk en de media. Het is de bedoeling dat de jongeren met de CD in handen hun muzikale talent kunnen presenteren en zelf verder gaan met het ontwikkelen en promoten van hun muziek. Anderzijds is het project gericht op empowerment, ofwel de versterking van sociaal-emotionele weerbaarheid.

Toekomst Muziek biedt een gerichte vrijetijdsbesteding, duidelijke doelen, een tastbaar resultaat, versterking van zelfvertrouwen, eigenwaarde en doorzettingsvermogen.

Als jeugdigen in een vroeg stadium steun krijgen die hun krachten versterkt, kan dit in een later stadium problemen voorkomen (Nederlands Jeugdinstituut, 2010). Deze steun kan worden gevonden in het eigen netwerk of in laagdrempelige ondersteuning die integraal en op maat wordt aangeboden aan jeugdigen met (opgroei-)problemen. Deze werkwijze kan de afhankelijkheid van zorg van mensen beperken en kan uiteindelijk leiden tot minder doorverwijzingen naar gespecialiseerde zorg. Veel problemen in het leven van mensen hebben volgens Hermanns, Öry en Schrijvers (2005) hun wortels in de jeugd. Het tijdig signaleren van (het ontstaan van) deze problemen en het bieden van de nodige ondersteuning, hulp of zorg aan kinderen, jongeren en hun ouders kan vaak voorkómen dat er onnodig menselijk leed en maatschappelijke kosten ontstaan. Volgens de projectleider is er bij jongeren uit Zuidoost behoefte aan begeleiding op sociaal-emotioneel én creatief gebied en biedt het project op deze manier een sluitend en passend aanbod voor jongeren die een risico lopen op het ontwikkelen van problemen op verschillende levensgebieden. Zo ontwikkelen zij

(21)

vaardigheden waardoor risicofactoren op ontwikkelingsgebieden afnemen en protectieve factoren worden ontwikkeld.

Aan de hand van dit onderzoek zal na worden gegaan hoe de (oud)-deelnemers het project op verschillende levensgebieden (hebben) ervaren. Ofwel, of en hoe het project heeft bijgedragen aan de situatie waarin zij zich nu bevinden. Deze resultaten kunnen mogelijke suggesties hebben voor de projecten die in de volgende periodes van start zullen gaan. Bovendien is het van belang om na te gaan hoe de huidige situatie is van de

(oud)-deelnemende jongeren. Op deze manier kan worden nagegaan of het project naar de beleving van de (oud)-deelnemers (een langere termijn) effect heeft. De wetenschappelijke relevantie van dit onderzoek is dus om meer kennis te ontwikkelen over de ervaringen van de (oud)-deelnemers aan het project Toekomst Muziek. Voor de maatschappelijke relevantie zou het van belang kunnen zijn dat hulpverleners, sociaal-cultureel werkers en mensen in de (eigen) buurt via dit onderzoek een beter beeld krijgen van wat deze jongeren bezighoudt en wat er in hun om gaat/ging tijdens het project. Op deze manier wordt het perspectief van de

‘hulpvragende’ jongeren in kaart gebracht en kan na worden gegaan of dit overeenkomt met het perspectief van de hulpverlener en andere deskundigen.

(22)

2. Methode

In dit hoofdstuk wordt de opzet van het onderzoek beschreven. Allereerst wordt de keuze voor het type onderzoek besproken. In paragraaf 2.1 wordt de onderzoeksgroep beschreven.

Paragraaf 2.2 betreft de werving van de respondenten. Paragraaf 2.3 behandelt de ethische kwesties van het onderzoek. In paragraaf 2.4 komt de procedure aan bod en paragraaf 2.5 behandelt de analyse van het onderzoek.

Het project Toekomst Muziek heeft als doel te voorkomen dat jongeren problemen ontwikkelen of jongeren tegen uiteenlopende problemen te verweren. Daarom worden de deelnemers gevraagd hun ervaringen te delen die wellicht inzicht kunnen geven in de huidige situatie vergeleken met de situatie bij aanvang van het project. Vragen worden gesteld over specifieke gebieden die invloed kunnen hebben op het leven van een individu. Om tot een antwoord te komen op de onderzoeksvragen die in dit onderzoek centraal staan, wordt gebruik gemaakt interviews. Op deze manier wordt informatie verzameld om erachter te komen waarom een individu een bepaalde mening heeft. Kwalitatief onderzoek geeft een beeld van de ervaringen, meningen, wensen en behoeften van een groep respondenten (Plochg & Van Zwieten, 2007). In dit onderzoek worden individuele diepte-interviews gehouden om te vragen naar de achterliggende belevingswereld en ervaringen van de respondenten. Zo kunnen rijke, gedetailleerde antwoorden worden verkregen om betekenissen te kunnen analyseren.

Het onderzoek wordt uitgevoerd om onderwerpen nader te verkennen en inzicht te verkrijgen in de meningen en houdingen van de respondenten (Plooij, 2008). In kwalitatief onderzoek gaat het om de beschrijving en de interpretatie van problemen in de

onderzoekssituatie. Kwalitatief onderzoek wordt in dit geval gebruikt voor exploratie, want het doel van dit onderzoek is het verzamelen van informatie uit de uitspraken van de personen die ondervraagd worden om daarmee een vooraf geformuleerde vraagstelling te kunnen beantwoorden. In relatie tot het project zullen de ervaringen op verschillende levensgebieden worden beschreven en zal gekeken worden of deze gebieden invloed hebben (gehad) op het project of dat het project invloed heeft (gehad) op deze gebieden. In dit onderzoek wordt geen gebruik gemaakt van vastgestelde antwoordcategorieën, zodat de respondenten vrij zijn in het antwoorden van de vragen. De topics die in de interviews aan bod komen, liggen vast, maar de subonderwerpen en de exacte formuleringen van de vragen niet. Deze manier maakt het mogelijk dat het perspectief en de ervaringen van de respondenten steeds centraal staan. De onderzoeksmethode zal in de procedure verder aan bod komen.

(23)

In de oorspronkelijke onderzoeksopzet zou de data verzameld worden aan de hand van groepsinterviews van ongeveer vier personen. Echter, snel bleek dat deze methode voor de doelgroep niet geschikt was. Er kon geen overeenstemming gevonden worden om een datum en tijd af te spreken. Tevens waren te weinig respondenten bereid mee te doen aan het onderzoek. Daarom is gekozen voor een andere onderzoeksmethode, namelijk individuele diepte-interviews die daarnaast ook meer en uitgebreidere data op zouden leveren.

2.1 Onderzoeksgroep

De jongeren die deelnamen aan het project in 2010 (Toekomst Muziek 1), 2011 (Toekomst Muziek 2), 2012 (Toekomst Muziek 3) en 2013 (Toekomst Muziek 4) zijn zowel via mij als Dherl Deekman benaderd en op de hoogte gebracht van het onderzoek. Ook zijn enkele jongeren van Toekomst Muziek 5 benaderd. In totaal zijn 15 jongeren benaderd, maar hebben zeven jongeren uiteindelijk toestemming gegeven en deel genomen aan dit onderzoek. De deelnemers komen uit verschillende ‘volumes’ van Toekomst Muziek. Eén deelnemer is afkomstig van Toekomst Muziek volume 1, één deelnemer van Toekomst Muziek volume 3, vier deelnemers zijn afkomstig van Toekomst Muziek volume 4 en één deelnemer van Toekomst Muziek volume 5. De onderzoeksgroep bestaat uitsluitend uit mannelijke

respondenten. Ze verschillen echter wel in afkomst en leeftijd. Van de respondenten zijn drie deelnemers Surinaams en zij zijn 16, 18 en 19 jaar. De overige deelnemers zijn Dominicaans (leeftijd: 24 jaar), Turks (leeftijd: 19 jaar), Hindoestaans (leeftijd: 12 jaar) en Nederlands (leeftijd: 17 jaar).

2.2 Werving

De (oud)-deelnemers zijn via de e-mail benaderd met de vraag of zij mee wilden doen aan het onderzoek. Zij werden hierbij voorzien van een informatiebrochure met alle nodige informatie over het onderzoek. Tevens zijn zij persoonlijk door Dherl Deekman op de hoogte gebracht van dit onderzoek. Aan de (oud)-deelnemers werd gevraagd hun toestemming te geven als zij bereid waren om het interview te doen. De afspraken met de respondenten werden via de e-mail, telefonisch of persoonlijk via Dherl gemaakt.

2.3 Ethische kwesties

Bij de werving van de respondenten werd actief toestemming gevraagd aan de jongeren die ouder waren dan 16 jaar door middel van een ‘informed consent’: de respondenten kregen van tevoren alle informatie over het onderzoek die zij nodig hebben om de beslissing te kunnen

(24)

maken om wel of niet deel te nemen aan het onderzoek (Barbour, 2008; Bryman, 2008). Zij werden van deze informatie voorzien door middel van een informatiebrochure. Voor de jongeren die jonger waren dan 16 jaar gold hetzelfde, maar werd ook toestemming gevraagd aan de ouder(s)/verzorger(s) door middel van een informatiebrochure die per e-mail naar hen toegestuurd werd of telefonisch met hen werd doorgenomen. Dit is echter bij één respondent het geval geweest. Enkele dagen nadat de (oud)-deelnemers de informatiebrochure hadden ontvangen, werden zij per e-mail of telefonisch benaderd met de vraag of zij bereid waren mee te doen aan dit onderzoek. De ouder(s)/verzorger(s) konden de informatiebrochure met ingevuld toestemmingstrookje terugzenden naar het bijgevoegde e-mailadres of telefonisch hun toestemming doorgeven. Dit is in dit onderzoek echter één keer het geval geweest. Aan de respondenten werd duidelijk gemaakt dat ze te allen tijde nee konden zeggen tegen het onderzoek en dat ze in staat waren om geen antwoord te geven op de vragen die zij niet wilden beantwoorden. Op deze manier is respect voor de respondenten gewaarborgd. Ook werd aan de respondenten duidelijk gemaakt dat de gegevens, die voortkomen uit de diepte-interviews, geanonimiseerd zullen worden (Barbour, 2008). Op deze manier is anonimiteit en vertrouwelijke behandeling van het materiaal gegarandeerd. Tevens zijn de interviews met toestemming van de respondenten opgenomen en deze duurden ongeveer een halfuur. Bovendien hebben alle respondenten toestemming gegeven voor het gebruik van anonieme citaten in deze scriptie. De geluidsopnames van de interviews zijn alleen door mij beluisterd en worden na afronding van het onderzoek vernietigd.

2.4 Procedure

In het onderzoek is gebruikt gemaakt van diepte-interviews. Het uitgangspunt hierbij is dat de respondent zoveel mogelijk de ruimte krijgt om in eigen bewoordingen antwoord op de vragen te geven (Lucassen & Olde-Hartman, 2007). In de interviews zijn vragen gesteld aan de hand van een opgestelde topiclijst en werd er doorgevraagd wanneer dit mogelijk was. De topics zijn op een bepaalde volgorde opgesteld, maar deze volgorde kon in het verloop van het gesprek veranderen als dit beter uitkwam.

De onderscheidende dimensies in kwalitatief onderzoek (Plochg & Van Zwieten, 2007) zijn ten eerste het aantal respondenten per interview. De respondenten zijn in dit onderzoek individueel geïnterviewd, zodat zij ieder voor zich hun uiteenlopende ervaringen konden delen. Op deze manier konden zij hun eigen perspectief inbrengen en hun meningen of gedachten uiten. Zo zijn hun persoonlijke opvattingen en emoties rondom bepaalde

onderwerpen verzameld. Op deze manier kan een overzicht verkregen worden van de variaties

(25)

van een verschijnsel, in dit geval het project en de omstandigheden die hiermee te maken hebben. Deze vorm van onderzoek is gegrond op de ervaringen en betekenissen zoals die leven bij de respondenten.

Ten tweede de rol van de interviewer. In het interview is een sturende houding aangenomen. Tijdens het gesprek werden vragen gesteld die een bepaalde richting op gingen.

Ten derde de settings waarin de interviews plaatsvonden. De interviews zijn

gehouden in informele settings, namelijk in verschillende buurthuizen. Hiervoor is gekozen, omdat deze voor de (oud)-deelnemers al bekend waren. Tevens werd op deze manier niet van hen gevraagd te reizen of kosten te maken.

Omdat het doel van het onderzoek het krijgen van inzicht in de persoonlijke ervaring van de respondenten is, is het van belang de antwoorden van de respondenten zo nauwkeurig mogelijk vast te leggen. Van alle interviews zijn dan ook geluidsopnamen gemaakt door middel van een voicerecorder (Plochg & Van Zwieten, 2007). Deze opnamen zijn na afloop van elk interview thuis afgespeeld en van elk gesprek is direct een volledig uitgetypt

transcript gemaakt.

De vragen die per topic aan bod kwamen, zijn aan de hand van de volgende instrumenten opgesteld. Ten eerste het instrument: Inventory of Parent and Peer Attachment (IPPA). Van de auteurs Armsden en Greenberg (1987), Raja, McGee en Stanton (1992). Het is vertaald door Dekovi en Noom (1996). Een voorbeeld van een stelling luidt als volgt: Ik wou dat ik andere vrienden had. Ten tweede het instrument: Jeugdcentrisme lijst (JCL). Van auteur Meeus (1986). Een voorbeeld van een stelling luidt als volgt: Er zijn nauwelijks volwassenen die de problemen van jeugdigen echt kunnen begrijpen. Aan de hand van de stellingen die in deze instrumenten worden genoemd, zijn vragen opgesteld. Deze vragen dienden als leidraad voor de interviews. De stellingen die in deze instrumenten beschreven staan, zijn gebruikt voor kwantitatief onderzoek. In dit onderzoek is het echter alleen als leidraad voor kwalitatief onderzoek gebruikt. Sommige stellingen zijn weggelaten en andere stellingen zijn iets

aangepast naar de inhoud van dit onderzoek.

Er wordt in dit onderzoek ook aandacht besteed aan de ervaringen van sociaal-cultureel werkers die in verschillende buurthuizen werkzaam zijn. Zij hebben met deze context te maken en met het project kennis gemaakt. Op deze manier wordt gekeken of hun ervaringen overeenkomen met de ervaringen van de (oud)-deelnemers. Ook andere mensen die bekend zijn met het project werden gevraagd naar hun ervaringen, onder andere de projectleider, de opdrachtgeefster van het project in het preventieve kader en een medewerkster van de Opvoedpoli.

(26)

2.5 Analyse

De interviews die met de (oud)-deelnemers werden gehouden, zijn geanalyseerd door middel van het kwalitatieve computerprogramma MAXQDA. Er is voor dit softwareprogramma gekozen vanwege mijn ervaring met het programma die tijdens de werkgroepen op de

Universiteit van Amsterdam is opgedaan en vanwege de toegankelijkheid van het programma. De interviews met de overige respondenten zijn handmatig gecodeerd. Hier is voor gekozen, omdat de interviews met hen korter waren en geheel dezelfde opbouw hadden. De

transcripten in MAXQDA zijn gecodeerd door middel van een codeboom die is opgesteld aan de hand van de topics die in eerdergenoemde informatie zijn beschreven. De verschillende topics zijn voorzien van een bijpassende codenaam met kleur en subcodes (MAXQDA, 2013). Zo is het topic ‘verwachtingen’ bijvoorbeeld opgesplitst in ‘positief’, ‘negatief’, ‘neutraal’, ‘gelijk gebleven’ en ‘veranderd’. Op deze manier zijn de uitspraken van de (oud)-deelnemers gecodeerd en kon een systematisch overzicht geboden worden. Aan de hand van dit overzicht konden de ervaringen van de deelnemers in kaart worden gebracht en kon een antwoord worden gegeven op de deelvragen die in dit onderzoek centraal staan. De uitspraken van de respondenten zijn zowel per persoon (‘within-case’) als per thema (‘cross-case’) bekeken (Plochg & Van Zwieten, 2007). Het is naar mijn mening een overzichtelijk programma, want de verschillende transcripten bevinden zich onder elkaar in hetzelfde scherm, waardoor zij gemakkelijk te vinden zijn. De codeboom bevindt zich onder deze transcripten. De tekst die gecodeerd wordt, is tevens in hetzelfde scherm te zien en de gecodeerde tekstfragmenten zijn onderaan in het scherm te vinden. In de tekst kunnen zowel zinnen als woorden geselecteerd worden en hier een code aangegeven worden. Dezelfde stukken tekst kunnen meerdere codes bevatten als deze codes daarop van toepassing zijn. De gecodeerde tekstfragmenten zijn snel terug te vinden naar aanleiding van de codes die hieraan toegekend zijn (MAXQDA, 2013). Een aantal interviews is als controle door twee andere codeerders gecodeerd. Hierbij is nagegaan of de begrippen van de codes goed geoperationaliseerd waren en of het coderen consequent gebeurde. Dit is gedaan door de transcripten door hen blind te laten coderen. Zij hebben de interviews zelf gecodeerd aan de hand van de opgestelde codeboom, zonder dat de tekst al door mijzelf was gecodeerd. Het doel van deze controle is na te gaan of er sprake is van overeenstemming tussen verschillende codeerders. Codeerders 1 en 2 hebben beide twee transcripten gecodeerd. Hieruit is gebleken dat de gecodeerde fragmenten voor het overgrote deel overeen kwamen. Gekeken is naar de verschillen tussen de gecodeerde transcripten en deze zijn opgelost door een subcode toe te voegen of weg te laten. De transcripten zijn

(27)

meerdere malen door mijzelf doorgenomen om na te gaan of er niets over het hoofd werd gezien.

(28)

3. Resultaten

In dit hoofdstuk zullen de resultaten van dit onderzoek worden weergegeven. In paragraaf 3.1 worden de verwachtingen van de (oud)-deelnemers en hun mening over de relatie met de projectleider beschreven. In paragraaf 3.2 worden de ervaringen met de werkwijze van het project behandeld. In paragraaf 3.3 komen de ervaringen met betrekking tot de gezinssituatie aan bod. In paragraaf 3.4 worden de ervaringen met betrekking tot de vrienden van de (oud)-deelnemers beschreven. In paragraaf 3.5 komen de school- en werksituatie aan bod.

In paragraaf 3.6 geven de respondenten hun mening over de buurt. Paragraaf 3.7 behandelt de huidige situatie van de (oud)-deelnemers. Tot slot wordt in paragraaf 3.8 nagegaan hoe empowerment in het project betekenis heeft gekregen en worden de meningen van de (oud)-deelnemers over het effect van het project besproken. De resultaten van dit onderzoek zijn gebaseerd op de antwoorden afkomstig uit de interviews met de zeven (oud)-deelnemers en enkele andere mensen die kennis met het project hebben gemaakt.

3.1 Verwachtingen en relatie

Verwachtingen

Aan de respondenten is allereerst gevraagd wat hun verwachtingen van project waren en of deze gelijk zijn gebleven of zijn veranderd gedurende hun deelname. Tevens is gevraagd wat zij hoopten dat het project hen kon bieden en of ze wisten wat hen te wachten stond.

Het overgrote deel van de respondenten (n=6) vertelde dat hun verwachtingen positief waren. Dit wordt onder andere weergegeven met het volgende citaat: “Ja precies zoals ik het had verwacht, dat ik muziek zou maken en dat ik mezelf zou ontwikkelen tot de persoon die ik nu ben” (respondent 1). De respondenten verwachtten dat zij muziek zouden maken, nummers op zouden nemen in de studio en dat ze zouden gaan optreden. Over het algemeen klopten de verwachtingen met de daadwerkelijke uitvoering van het project. Een enkele deelnemer vond het project leuker dan hij had verwacht: “Nee ik had niet echt iets heel anders verwacht. Het was zelfs leuker dan ik had verwacht eerlijk gezegd” (respondent 5).

Respondent 4 hoopte door het project hoger op te komen en bekend te worden. Op de vraag wat hij met het project zou willen bereiken, antwoordde hij dat hij een bekende artiest zou willen worden en zijn geld zou willen verdienen met muziek.

Respondent 6 verwachtte dat hij door het project meer over muziek zou leren en hoopte door te kunnen breken en connecties te kunnen maken.

(29)

Slechts één respondent geeft aan de hand van deze vraag aan dat zijn verwachtingen neutraal waren. Hij vertelde het volgende: “Ik laat het gewoon een beetje op me af komen, ik wil wel even kijken wat ik precies in huis heb” (respondent 7). Tevens kan hierbij worden vermeld dat deze respondent het project vroegtijdig heeft beëindigd door persoonlijke redenen. Deze zijn voor mij echter niet bekend. Ook kan uit dit gesprek opgemaakt worden dat hij zijn deelname aan het project als een bezigheid zag. Hij gaf aan veel vrije tijd te hebben en dat hij door dit project de tijd door kon komen. Dat blijkt uit het volgende citaat: “Dan heb ik wat te doen”. Ook moet hierbij worden vermeld dat deze respondent is

geïnterviewd kort na het intakegesprek en hij wellicht hierdoor neutraal en onverschillig op deze vragen antwoordde.

Niet alleen aan de (oud)-deelnemers is naar de verwachtingen van het project gevraagd, ook de projectleider heeft deze vraag beantwoord en hij vertelde dat hij tijdens de auditie direct zegt wat hij van de deelnemer verwacht en wat de deelnemer van hem kan verwachten. Het verwachtingspatroon wordt direct aan het begin geschetst. Hij gaf ook aan dat hij de

deelnemers duidelijk maakt dat bereidheid om te leren het belangrijkste is in het contact tussen hem en de deelnemers. De deelnemers moeten namelijk zeker weten dat ze hier echt mee verder willen en dat ze zich willen laten horen met hun muziek. Ze kunnen wel wat talenten missen, want die kunnen bijgeschaafd worden en aan onzekerheid kan gewerkt worden. Maar ongemotiveerd zijn of teveel aan hun hoofd hebben, werkt niet volgens de projectleider. Als er deelnemers zijn die het eerste nummer niet binnen een maand afkrijgen om wat voor redenen dan ook (te vaak afzeggen, thuis niet oefenen, niet voorbereiden) vraagt de projectleider zich af of het project voor de deelnemer haalbaar is. Hieruit volgt een gesprek waarin dit duidelijk gemaakt wordt. Dit gesprek pakt meestal positief uit, want daarna doen ze wel hun best. In het geval dat blijkt dat de deelnemer niet geschikt is voor dit project, wordt deze doorverwezen naar hulpverlening waarbij hij wel op zijn plaats is.

Wat betreft de verwachtingen van project waren alle respondenten positief. Van alle respondenten die het project hebben voltooid, zijn de verwachtingen uitgekomen zoals zij hadden gedacht. Er is geen negatieve uitspraak aan bod gekomen. Wellicht kan hieruit geconcludeerd worden dat de respondenten blij zijn met de kans die zij krijgen met dit

project, ze mogen namelijk hun eigen CD maken waarmee zij hun talenten kunnen laten zien.

(30)

Relatie met de projectleider

Uit de bevindingen in de literatuur, zoals in de inleiding gedeeltelijk aan de orde is gekomen, blijkt dat de relatie tussen hulpverlener en hulpvrager één van de belangrijkste factoren is voor kans op succes in de hulpverlening. De vragen die dan ook aan de deelnemers werden gesteld, bevatten de volgende aspecten: de band met de projectleider, de houding en

gevoelens ten opzichte van de projectleider en het stellen van de doelen in het project.

Op de vraag hoe de band met de projectleider was, antwoordden alle respondenten in grote mate hetzelfde. Het interview met de deelnemer die het project vroegtijdig heeft

beëindigd, heeft na het intakegesprek plaatsgevonden. Hij was toen nog niet in staat iets te vertellen over zijn relatie met de projectleider. De overige zes deelnemers waren positief. Zij gaven aan dat de relatie zowel in het project als privé goed was/is. Dat blijkt uit de volgende citaten: “Heel goed, zowel zakelijk als privé. Hij is op muzikaal gebied een soort van vader voor mij” (respondent 1).

“We hebben wel een goede band. Ik zie Dherl eigenlijk als een vriend en ook als iemand die je iets leert. Ik zie hem als een soort van meester” (respondent 4).

“Ja gewoon goed, meer vriendschappelijk eigenlijk” (respondent 5).

Ook respondent 6 was positief en gaf aan heel close met Dherl te zijn geweest en dat er tussen hen gelijk een klik was.

Gevoelens ten opzichte van de projectleider

Ook werden de deelnemers gevraagd hoe hun gevoelens ten opzichte van de projectleider waren, of zij zich op hun gemak voelden, of ze open of gesloten waren tegenover hem en of er sprake was van wederzijds respect, vertrouwen en acceptatie.

Slechts één deelnemer (respondent 3) gaf aan over bepaalde onderwerpen niet altijd open te zijn geweest. Wel was hij positief over zijn band met de projectleider. Hij vertelde dat hij zich bij hem op zijn gemak voelde en dat hij alles kon bespreken als hij hier behoefte aan had. Hieruit is op te maken dat hij dit niet altijd deed, maar dat de mogelijkheid er wel was.

Andere respondenten gaven aan open over hun gevoelens te zijn (geweest). Ter illustratie van deze bevinding, de volgende twee citaten: “Ja ik voel mij bij Dherl op mijn gemak. Ik kan normaal met hem praten en ik zie hem als een vriend” (respondent 6).

“Ja we bespreken veel dingen samen. Over elk gebied kan ik hem alles vertellen” (respondent 1).

Op de vraag of er in de relatie sprake is (geweest) van wederzijds respect,

vertrouwen en acceptatie, antwoordden de respondenten vrijwel hetzelfde. Zij gaven allen aan

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Naast een aantal wintergevoelige soorten namen ook zeldzaamheden zoals Kleine Zilverreiger, Lepelaar, Grauwe Klauwier en Middelste Bonte Specht (spectaculair) toe.. Minder

Dit betekent dat de deelnemers woonachtig zijn in deze regio en dat de Hogeschool Drenthe (als onderdeel van de Hogescholengroep Noord Nederland) zijn medewerking aan het

De studie heeft bestaan uit een viertal onderdelen: literatuurstudie, modellering van het gedrag van antibiotica in het grondwater en in de bodem met het model GeoPEARL, veld-

De groei in het aandeel niet-westerse allochtonen mag dan wel een opvallende demografische ontwikkeling zijn, het rechtvaardigt op zich niet aparte aandacht voor deze groep in

Bij de ontwikkeling van het coachingsprogramma is gekozen voor coaching van de groepsleerkracht door een kunstdocent en voor video feedback coaching als

Wat ter wereld ziet God dan toch in de mens, Dat Hij wordt de ‘Man aan het kruis’.. De Farizeeërs samen, ja ze kijken

Zo leek het dat deze projecten (zo ook project Westtangent) met name lastig zijn vanwege de afstemming met een groot aantal betrokken partijen, waarvan

Het doel van het project is om samen met alle betrokken partijen te komen tot een veilige en toekomstbestendige inrichting van de Eeuwigelaan, zonder de beeldkwaliteit,