• No results found

Er bestaat geen blauwdruk voor een carrière : een etnografisch onderzoek naar jonge architecten die zijn afgestudeerd aan de Technische Universiteit Delft

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Er bestaat geen blauwdruk voor een carrière : een etnografisch onderzoek naar jonge architecten die zijn afgestudeerd aan de Technische Universiteit Delft"

Copied!
56
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Er bestaat geen blauwdruk voor een carrière

Een etnografisch onderzoek naar jonge architecten

die zijn afgestudeerd aan de Technische Universiteit Delft

Maaike Groet

5948169

maaikegroet@gmail.com

Masterscriptie Culturele antropologie en

sociologie der niet-westerse samenlevingen

Faculteit der maatschappij- en gedragswetenschappen

Universiteit van Amsterdam

Begeleider: Gerben Moerman

1

e

en 2

e

lezer: Oscar Verkaaik, Gerben Nooteboom

8 april 2014

(2)

Abstract

During the end of the 80’s and the 90’s the Dutch architecture business was booming. But the economical crisis of 2008 hit the sector hard. Over half of the architecture jobs disappeared.

This study focuses on Dutch architects that recently graduated from their studies in building science at the Technical University in Delft. It is hard for them to find and keep jobs in architecture at the moment, something they didn’t anticipate on when they started their studies. The study focuses on precarity and the flexible labour market and how precarious work situations interfere with the individuals need to be able to

construct a logical narrative out of their career. When the individual fails to be able to do this, feelings of shame come to play. But despite the fact that its hard for the

architects to build a career, they are so passionate about their business that they are not willing to let it go.

(3)

Dankwoord

Ik wil graag een aantal mensen bedanken die hebben bijgedragen aan deze scriptie, die ik heb geschreven ter afronding van mijn masteropleiding Culturele antropologie en sociologie der niet-westerse samenlevingen.

Allereerst wil ik de jonge architecten en andere respondenten die hebben meegewerkt aan dit onderzoek bedanken. Zonder hen had dit onderzoek niet kunnen bestaan.

Speciale dank gaat uit naar Jaimy Siebel. Zonder hem was het mij nooit gelukt in contact te komen met zoveel respondenten.

Veel dank gaat uit naar mijn begeleider, Gerben Moerman. Hij heeft mij enorm geholpen tijdens het onderzoek en tijdens het schrijven van de scriptie. Het is bijzonder hoe hij mij steeds heeft weten te motiveren om door te gaan.

Tot slot wil ik nog twee familieleden bedanken. Mijn moeder voor het opofferen van haar werkkamer en mijn oom, voor zijn hulp bij het uitwerken van het onderwerp van deze scriptie en het uitlenen van zijn boeken.

(4)

Inhoud

1.INTRODUCTIE ... 5

2.ARCHITECTUUR EN DE ECONOMISCHE CRISIS ... 9

2.1TUDELFT ... 10 2.2SOLLICITEREN ... 11 3.METHODEN EN TECHNIEKEN ... 12 3.1SETTING EN POPULATIE ... 12 3.2INTERVIEWS ... 14 3.3ENQUÊTE ... 15 3.4OVERIGE BRONNEN ... 16 3.5REFLECTIE ... 16

4. JONGE ARCHITECTEN OP DE ARBEIDSMARKT ... 17

4.1DE FLEXIBELE ARBEIDSMARKT ... 19

4.2DE FLEXIBELE ARBEIDSMARKT EN HET INDIVIDU. ... 22

4.3.ARCHITECTUUR EN CREATIVITEIT ... 24 4.4PRECAIRE ARBEID... 26 5. PASSIE EN SCHAAMTE ... 35 5.1PASSIE ... 35 5.2SCHAAMTE ... 38 5.3VERWACHTINGEN ... 39

5.4VERBERGEN VAN SCHAAMTE ... 41

6. CONCLUSIE ... 44 BIBLIOGRAFIE ... 48 BOEKEN EN ARTIKELEN ... 48 INTERNETBRONNEN... 51 BIJLAGEN ... 52 OVERZICHT INTERVIEWS ... 52 OVERZICHT PROFESSIONALS ... 52

TOPICLIJST INTERVIEWS AFGESTUDEERDEN ... 53

ENQUÊTE... 54

(5)

1.Introductie

‘Er wordt zozeer vanuit gegaan dat onze beroepskeuze onze identiteit bepaalt dat we van mensen die we ontmoeten niet in de eerste plaats willen weten waar ze vandaan komen of wie hun ouders zijn maar vooral wat ze doen, vanuit de

gedachte dat de weg naar een zinvol bestaan noodzakelijkerwijs door de poort van bezoldigde arbeid leidt’(Botton 2009: 113).

Wie we zijn wordt voor een groot deel bepaald door wat we doen. Velen geven hun leven een zinvolle betekenis door een carrière op te bouwen. Daarom gaan we naar school, en later misschien naar de universiteit. We steken jaren geld, energie en tijd in een studie met de hoop dit een blauwdruk, plan van uitvoering, voor een goede carrière na de studie is.

De economische crisis die in 2008 begon heeft de opbouw van een carrière voor veel jonge afgestudeerden verstoord. Volgens de laatste cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek is 8,5 procent van de beroepsbevolking in Nederland werkloos. Onder hoog opgeleiden is 5,6% werkloos. Tot en met 2009 was dit ongeveer 3 %(CBS 2013). De werkloosheid onder hoog opgeleiden is dus bijna verdubbeld. Het wordt steeds moeilijker voor jongeren die net van de universiteit komen om een baan te vinden. Als ergens een vacature is, is de concurrentie groot. Er worden vaak tijdelijke contracten aangeboden die vervolgens niet worden verlengd, omdat het voor de werkgever goedkoper is een nieuwe, tijdelijke werknemer in te huren. Ook gebeurt het de laatste tijd veel dat functies worden aangeboden als ‘stage’. Men krijgt hier dan een stagevergoeding voor die vele malen lager is dan een startersalaris (Werkgevers over de crisis, CBS 2011).

Jeugdwerkloosheid is volgens premier Rutte ‘een van de grootste problemen waar Europa voor staat’1

. Onlangs heeft de tweede kamer 50 miljoen euro uit getrokken om te proberen dit

probleem op te lossen2. Ook onder hoog opgeleiden is het gebrek aan werk een groot

probleem. Een kwart van de jonge hoog opgeleiden werkt volgens cijfers van het UWV onder zijn of haar niveau3. In de media wordt, net als tijdens de crisis van de jaren ’80, de angst

uitgesproken voor het ontstaan van een ‘verloren generatie’4

.

Ik wil met dit onderzoek niet ingaan op de vraag of er sprake is van een ‘verloren generatie’. In plaats daarvan heb ik onderzocht hoe jonge afgestudeerden omgaan met hun zoektocht naar werk. Door te onderzoeken hoe jonge afgestudeerden de zoektocht naar werk aanpakken en

1

de Volkskrant, december 2013 2

Het Parool, april 2013 3 de Volkskrant, mei 2013 4 de Volkskrant, mei 2013

(6)

wat voor invloed deze zoektocht en werkloosheid hebben op hun dagelijks leven wil ik een beter inzicht krijgen in de manier waarop werk en identiteit zich tot elkaar verhouden.

Ik heb dit onderzoek gehouden onder architecten die recent zijn afgestudeerd aan de

Technische Universiteit Delft. Ik heb voor afgestudeerden in deze richting gekozen omdat de economische crisis veel invloed heeft gehad op de architectuur sector.

Zes jaar geleden, vóór het begin van de economische crisis, stond een afgeronde studie bouwkunde garant voor een baan. De Nederlandse architectuur beleefde haar hoogtijdagen (Ibelings 2010: 60). In de twintig jaar voorafgaand aan de economische crisis zat de Nederlandse architectuur in een lift. Het ging goed met de economie en er werd veel

gebouwd. Maar ‘de bouwbubbel barstte en als eerste schakel in het bouwproces merkten de architecten het direct’5

. De waarde van de architectuuropdrachten ligt nu 64% onder de gemiddelde waarde van het topjaar 2007 (CBS, 2013).

De afgestudeerden uit dit onderzoek hebben hun studiekeuze gemaakt voordat de

economische crisis begon. Ik ben er vanuit gegaan dat het opbouwen van een mooie carrière één van de redenen was dat ze voor een studie bouwkunde kozen. Nu ze eenmaal zijn afgestudeerd blijkt dit moeilijker dan gedacht. Er zijn nauwelijks vacatures voor architecten en de vacatures die er zijn, zijn vaak tijdelijk of hebben de vorm van een stage, wat betekent dat ze nauwelijks betaald krijgen.

Ik heb onderzocht wat het effect is van de flexibele arbeidsmarkt op de opbouw van een carrière. Volgens socioloog Richard Sennett onderbreekt de flexibele arbeidsmarkt de logische opbouw van een carrière. Hij stelt dat het individu doelen voor zichzelf stelt die op lange termijn haalbaar zijn. De flexibele arbeidsmarkt is erop gefocust doelen op korte termijn te behalen. Dit spreekt elkaar tegen en zorgt volgens Sennett voor gevoelens van onzekerheid bij het individu (Sennett 1998). Anthony Giddens maakt een zelfde soort punt, alleen komen volgens hem de gevoelens van onzekerheid als gevolg van moderniteit (Giddens 1991).

Ik ben dit onderzoek ooit begonnen met de vraag wat de effecten zijn van werkloosheid op het leven van hoog opgeleiden. Met deze vraag heb ik afgestudeerden van de TU Delft en de TU Delft zelf benaderd. Het verzamelen van contacten verliep erg moeizaam. Het onderwerp van het onderzoek (werkloosheid) was negatief en ik denk dat mensen niet zo happig waren om er over te praten. Daarbij kwam ik er al snel achter dat er maar weinig afgestudeerden echt werkloos waren. Ze hadden misschien niet het werk wat ze in de eerste instantie voor ogen hadden, maar veel hadden wel werk. Ik heb de vraagstelling aangepast en ben mij gaan

(7)

richten op werkzoekende in plaats van werkloze afgestudeerden. Dit zorgde ervoor dat meer mensen in aanmerking kwamen om mee te kunnen werken aan dit onderzoek en dat mensen ook meer bereid waren mee te werken omdat de vraagstelling minder negatief was.

Het onderzoek bestaat voornamelijk uit interviews die ik heb afgenomen bij de recent afgestudeerde architecten. Ik ben voornamelijk met hen in contact gekomen door een questionnaire te versturen waarbij ze de mogelijkheid hadden contactgegevens in te vullen indien ze verder wilde meewerken aan het onderzoek. Daarnaast heb ik een aantal

professionals uit de architectuurwereld gesproken om te onderzoeken in hoeverre het

onderwerp leefde bij mensen die werkzaam zijn binnen de architectuur sector. Om dezelfde reden heb ik mij ook ingeschreven bij discussiegroepen op LinkedIn die relevant zijn voor architecten. Ook heb ik gebruik gemaakt van berichten in de media over jeugdwerkloosheid en werkloosheid onder architecten.

In dit onderzoek kijk ik hoe recent afgestudeerde architecten omgaan met de arbeidsmarkt in tijden van economische crisis. Ik onderzoek wat ze doen om aan het werk te komen of te blijven. Ik kijk wat voor invloed werk of het zoeken van werk heeft op het dagelijks leven van de afgestudeerden en wat architectuur nog voor ze betekent nu blijkt dat het zo moeilijk is in deze branche een carrière op te bouwen. Ik hoop hierdoor beter inzicht te krijgen in de rol die werk speelt bij de manier waarop het individu betekenis en zin geeft aan het leven.

Met behulp van zes casussen van recent afgestudeerde architecten van de TU Delft zal ik proberen uiteen te zetten welke moeilijkheden zij tegenkomen tijden het opbouwen van hun carrière. Deze casussen representeren het werken op de flexibele arbeidsmarkt, het werken als zelfstandige en werkloosheid. Het eerste hoofdstuk gaat in op architectuur en de gevolgen die de economische crisis heeft gehad. Hier leg ik ook uit wat een studie architectuur aan de Technische Universiteit Delft precies behelst.

Ik begin het theoretische deel van deze scriptie met uiteenzetten wat de flexibele

arbeidsmarkt in Nederland precies inhoudt en zal dit verbinden met de theorieën van Richard Sennett en Anthony Giddens over flexibele arbeid en moderniteit. Deze theorieën zullen een belangrijke rol spelen in het vervolg van de scriptie. Hierin zal ik onderzoeken waarom

werken binnen de architectuur kan zorgen voor precaire arbeidsomstandigheden, onder andere door architecten aan het woord te laten die voor zichzelf zijn begonnen of van plan zijn om dit te doen. Waarom beginnen ze voor zichzelf? Is dit om de precaire arbeidsomstandigheden op de flexibele arbeidsmarkt te vermijden? Of heeft het een andere reden? Precaire

arbeidsomstandigheden kunnen ook zorgen voor een gevoel van vrijheid en onafhankelijkheid omdat het individu niet of minder gebonden is aan één werkplek.

(8)

Maar niet alle afgestudeerden hebben de ambitie om voor zichzelf te beginnen. Tegelijkertijd kunnen ze door de omstandigheden op de flexibele arbeidsmarkt ook geen (betaalde) baan vinden. Hoe proberen de recent afgestudeerden dan toch een carrière op te bouwen? Wat doen ze als dit niet lukt? Wat voor invloed heeft dit op hun gemoedstoestand?

Dit zijn de vragen die later in deze scriptie beantwoord zullen worden. We zullen zien hoe sommige afgestudeerden voordelen zien in de flexibele arbeidsmarkt, terwijl deze bij anderen kan zorgen voor gevoelens van angst, onzekerheid en schaamte. Tegelijkertijd zullen we zien dat de jonge architecten niet zomaar voor dit vak gekozen hebben en hun jacht naar een carrière binnen de architectuur dan ook niet zomaar zullen opgeven.

(9)

2.Architectuur en de economische crisis

Vanaf eind jaren ’80 tot het begin van de economische crisis in 2008 beleefde de Nederlandse architectuur hoogtijdagen (Ibelings 2010: 60). Onder andere door grote talenten als Rem Koolhaas genoot de Nederlandse architectuur groot internationaal aanzien. Er werd gesproken over SuperDutch architectuur. De generatie architecten uit deze tijd bouwde grote, opvallende gebouwen. De economie groeide in die tijd, waardoor er genoeg geld was om te bouwen. De Nederlandse regering ontwikkelde zelfs speciaal beleid voor de architectuur, waardoor deze nog meer ruimte kreeg om te floreren (Ibid.: 61).

In 1980 nam Adri Duivesteijn als wethouder ruimtelijke ordening van Den Haag initiatief om architectuur als een culturele activiteit te benaderen met de campagne 'Stadsvernieuwing als kulturele aktiviteit'. Hij pleitte voor het belang van de kwaliteit van de Nederlandse

architectuur, ‘met hoogwaardige architectuur, ook in de sociale woningbouw, en veel

aandacht voor openbare ruimten’6. In 1989 werd hij de eerste directeur van het Nederlands

Architectuur Instituut (Ibelings 2010: 60).

Vanaf 1991 werden er door de Rijksgebouwendienst, onderdeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken, verschillende architectuurnota’s geschreven. Deze nota’s presenteren de visie van het Rijk op architectuur, stedenbouw en ruimtelijke ordening en dienen als

richtinggevend beleidsstuk (website Rijksgebouwendienst). De eerste nota was getiteld ‘Ruimte voor architectuur’, de daaropvolgende ‘De architectuur van de ruimte’ en de andere respectievelijk ‘Actieprogramma Ontwerpen aan Nederland’, ‘Ruimte en cultuur’ en de laatste, die liep tot 2012, ‘Een cultuur van ontwerpen’.

Het is opvallend dat het woord ‘architectuur’ alleen in de eerste twee nota’s voor komt. In de latere nota’s ligt de nadruk veel meer op ontwerp dan op architectuur. In de laatste nota gaat het voornamelijk over herbestemming en herontwikkeling en is er weinig ruimte voor nieuwe bouwprojecten (Architectuurnota 2009-2012).

De economische crisis heeft veel invloed gehad op de wereld van de Nederlandse

architectuur. Hans Ibelings is eindredacteur van A10, een vaktijdschrift voor architecten. Hij schrijft in een artikel over architectuur in Nederland dat sinds het begin van de crisis bijna de helft van alle medewerkers van architectenbureaus is ontslagen (Ibelings 2010: 60). Volgens Ibelings heeft dit een culturele crisis binnen de architectuur tot gevolg. Het tijdperk van de

SuperDutch is voorbij en moet plaats maken voor een veel bescheidener vorm van

architectuur. De architect wordt steeds vaker een dienstverlener, ingehuurd binnen de private sector. Populair zijn de nieuwbouwprojecten waarbij kopers zelf, samen met een architect, mogen bepalen hoe hun huis eruit komt te zien (Ibid.), zoals is gebeurd in Almere, IJburg en

(10)

Amsterdam- Noord. Veel architecten beginnen dan ook voor zichzelf en proberen zo binnen deze private sector aan klussen te komen. Van de jonge architecten die in 2009 of 2010 zijn afgestudeerd is 11% voor zichzelf begonnen. Het gemiddelde aantal studenten dat voor zichzelf begint over alle opleidingen van de TU Delft genomen ligt op 5 % (WO- Monitor TU Delft 2011). Er beginnen dus relatief veel afgestudeerde architecten voor zichzelf.

2.1 TU Delft

De Technische Universiteit Delft is voortgekomen uit de in 1842 door Koning Willem II

opgerichte 'Koninklijke Akademie ter opleiding van burgerlijke ingenieurs zoo voor 's lands dienst als voor de nijverheid en van kweekelingen voor den handel'. In de eerste instantie werden er ambtenaren voor Nederlands-Indië, ingenieurs en handelsdeskundigen opgeleid. In 1864 werd deze academie vervangen door een polytechnische school. Sindsdien werden er ook architecten opgeleid. Pas in 1986 werd het een universiteit en ontstond de Technische Universiteit Delft. In 2008 is de faculteit Bouwkunde van de TU Delft door een kortsluiting helemaal afgebrand. Inmiddels heeft de faculteit daar een heel mooi monumentaal pand voor terug gekregen (Website TU Delft) .

Wanneer je als architect wilt afstuderen aan de TU Delft moet je eerst een driejarige bachelor Bouwkunde afronden. Vervolgens stroom je door naar het tweejarige Masterprogramma

Architecture, Urbanism and Building Sciences. Binnen dit Masterprogramma kunnen

studenten kiezen uit vijf richtingen; Architecture, Urbanism, Building Technology, Real Estate and Housing en Landscape Architecture. In de WO-monitor (een vragenlijst die wordt afgenomen onder recent afgestudeerden van de universiteiten in Nederland om

onderwijskwaliteit en arbeidsmarktintrede te kunnen onderzoeken) van 2011 is af te lezen dat studenten die de Master Architecture, Urbanism and Building Sciences volgen hier gemiddeld 31 maanden over doen (WO-monitor TU Delft 2011). Dat is net iets meer dan 2, 5 jaar. Iets meer dan de helft, 55%, rondt de bachelor Bouwkunde binnen 3 jaar af (Website TU Delft). Veel van de afgestudeerden die ik heb gesproken hebben 7 jaar of langer over hun studie gedaan. Een veelgenoemde verklaring voor de studievertraging was het gebrek aan stages. De TU Delft heeft in het onderwijsprogramma wel ruimte ingebouwd voor een stage, maar omdat de studiedruk hoog is vinden veel studenten de tijd niet om naast de studie een stage te lopen. Om toch werkervaring op te doen stoppen de studenten vaak een half jaar of een jaar met hun studie en gaan in die tijd stage lopen in Nederland of in het buitenland. Een andere verklaring voor de studievertraging is de brand die in 2008 de faculteit Bouwkunde in de as heeft gelegd. Veel van het werk waar de studenten op dat moment mee bezig waren, zoals bijvoorbeeld maquettes, zijn toen verbrand.

(11)

De afgelopen jaren begonnen gemiddeld 332 studenten per jaar met de bachelor bouwkunde aan de TU Delft, waarvan 53% vrouwen waren (Website TU Delft). In 2008, het jaar dat de economische crisis begon, schreven 753 studenten zich in voor de bachelor bouwkunde. Dit studiejaar (2013-2014) waren dat er maar 250. En dat terwijl de faculteit in 2012 nog een numerus fixus van 450 inschrijvingen invoerde, omdat er op de arbeidsmarkt geen ruimte was voor nog meer architecten(de Volkskrant maart 2013). Kennelijk hebben de beginnende studenten ook door dat architectuur niet de makkelijke weg is voor het opbouwen van een carrière. Desalniettemin studeren er jaarlijks 500 tot 1000 studenten af aan een

architectenopleiding in Nederland (Ibid.). Tel daarbij de architecten die door de crisis hun baan zijn verloren op, en je begrijpt dat het niet makkelijk is een baan te vinden als jonge architect.

2.2 Solliciteren

Er zijn maar weinig openstaande vacatures voor architecten. 27% van de in 2009 of 2010 afgestudeerde architecten van de TU Delft heeft er 6 maanden of langer over gedaan om een baan te vinden (WO- Monitor TU Delft 2011) Op www.architectenweb.nl, een van de weinige vacaturepagina’s speciaal voor architecten, staan op dit moment 28 vacatures. 19 daarvan vragen naar een stagiair(e). Op de alumnisite van de TU Delft staan ook vacatures, maar in geen enkele wordt om een architect gevraagd.

De meeste architecten die ik gesproken heb proberen dan ook een baan te vinden door middel van het versturen van open sollicitaties. Ze sturen hun CV en portfolio naar zoveel mogelijk architectenbureaus of andere mogelijke werkgevers met de hoop dat ze opvallen en onthouden worden op de momenten dat de werkgevers op zoek zijn naar nieuwe medewerkers. Verder houden ze hun netwerk bij op LinkedIn en proberen ze een persoonlijk netwerk op te bouwen. Als ze naar vacatures zoeken doen ze dit op internet. Ze kijken nauwelijks in de krant. Een aantal van de afgestudeerden die ik heb gesproken is voor zichzelf begonnen om het lange en onzekere proces van solliciteren te vermijden.

Ook proberen veel afgestudeerden een baan te vinden in het buitenland. China, India en Zwitserland worden veel genoemd als landen waar nog wel werk te vinden is. Maar ook in het buitenland is de concurrentie groot. De concurrentie komt met name van afgestudeerden uit Zuid-Europa. Zij zouden eerder bereid zijn om te werken voor een lager salaris.

(12)

3.Methoden en Technieken

Ik ben dit onderzoek begonnen met de vraag wat de invloed van werkloosheid is op het leven van hoog opgeleide, recent afgestudeerden. Ik moest al snel tot de conclusie komen dat de term ‘werkloosheid’ mijn onderzoek in de weg zat. Ten eerste hielp het niet om over werkloosheid te spreken als ik mensen wilde verleiden mee te werken aan mijn onderzoek. Ten tweede was er weinig sprake van ‘echte’ werkloosheid. De afgestudeerden lijken het zeer belangrijk te vinden om geen ‘gat’ in hun CV te laten vallen. Ze zorgen er voor dat ze wel aan het werk blijven. Dit werk is wel vaak onder niveau of niet het werk wat ze eigenlijk willen doen. Ze zijn wel op zoek naar ander werk. Daarom heb ik besloten niet te spreken over werkloze afgestudeerden, maar over werkzoekende afgestudeerden. Dit gaf het onderzoek een positievere vorm, waardoor ik makkelijker contact kon leggen met de afgestudeerden. Door de vraagstelling aan te passen behoorden ook meer respondenten tot mijn doelgroep omdat ik nu niet alleen op zoek was naar werkloze afgestudeerden, maar ook naar werkende

afgestudeerden die op zoek waren naar een andere baan.

3.1 Setting en populatie

Ik heb dit onderzoek gehouden onder afgestudeerden in de richting Architecture of Builiding

technology aan de TU Delft. De jonge architecten zijn tussen een periode van een maand tot 5

jaar geleden afgestudeerd.

Ik heb in eerste instantie de TU Delft benaderd om te kijken of zij mij konden helpen met dit onderzoek door mij in contact te brengen met afgestudeerden. Ik werd door de TU Delft doorverwezen naar het alumnibureau van de TU Delft. Het alumnibureau kon mij wegens hun privacybeleid niet zomaar contactgegevens van afgestudeerden geven. Ik had met ze in

contact kunnen komen via activiteiten en evenementen die het alumnibureau organiseert, maar het was tijdens mijn onderzoek zomervakantie en het eerst volgende evenement vond plaats toen ik mijn veldwerk al had afgerond. Wel wees het alumnibureau mij op het TU Delft

career centre, een afdeling die studenten loopbaanbegeleiding aanbiedt. Zij vonden dat ze mij

niet konden helpen met het onderzoek, omdat zij zich juist bezig hielden met werk vinden voor de afgestudeerden. Juist om deze reden leek het career centre mij wel relevant voor mijn onderzoek. Ik heb meerdere malen, via verschillende personen, geprobeerd medewerking van dit centrum te krijgen, maar steeds werd ik doorgestuurd naar het alumnibureau, of naar docenten van de faculteit Bouwkunde. Veel van deze docenten waren op vakantie, of stuurden mij door naar het alumnibureau. In deze periode van het onderzoek had ik mijn vraagstelling

(13)

nog niet aangepast, dus ik denk dat het onderwerp de TU Delft niet aansprak, omdat ze bang waren dat het geen positief beeld zou geven van hun opleiding.

Uiteindelijk kreeg ik wel een lijst met degenen die waren afgestudeerd tussen 2011 en 2013, maar op deze lijst stonden alleen achternamen en geen contactgegevens. Ik heb een aantal van de afgestudeerden op deze lijst geprobeerd te bereiken door ze op toe zoeken op LinkedIn. Dit was echter zeer tijdrovend en ik kreeg weinig respons. Het bleek geen effectieve manier om aan participanten te komen. Omdat ik via de TU Delft niet aan respondenten kon komen en geen sampling frame had, heb ik geprobeerd via het sneeuwbal principe in contact te komen met afgestudeerden. Dit houdt in dat ik ben begonnen met een klein aantal participanten, die mij door verwezen naar anderen die dezelfde ervaringen of karakteristieken hebben (Bryman 2012: 424). In dit geval probeerde ik dus via een aantal afgestudeerden in contact te komen met meer afgestudeerden, door ze te vragen mij door te verwijzen naar bijvoorbeeld

studiegenoten. Dit ging moeizaam. Uiteindelijk heb ik een enquête gemaakt die ik via een zeer behulpzame student-assistent van de TU Delft kon verspreiden. In de enquête zat de mogelijkheid contactgegevens in te vullen om verder mee te werken aan het onderzoek. Gelukkig hebben veel afgestudeerden hier gehoor aan gegeven waardoor ik toch nog aan redelijk wat respondenten kon komen. Op dit moment van het onderzoek had ik mijn

vraagstellig wel al aangepast, wat vast ook een van de redenen was waarom ik gemakkelijker aan respondenten kwam.

Omdat mijn respondenten afgestudeerd zijn, is de TU Delft geen setting van het onderzoek. Dit onderzoek heeft geen afgebakende setting. Dit heeft de mogelijkheid te observeren vrijwel weggenomen. Het onderzoek bestaat voornamelijk uit afgenomen interviews die ik heb opgenomen en aantekeningen die ik tijdens deze interviews heb gemaakt. Ook heb ik mij aangesloten bij discussiegroepen voor architecten en werklozen op LinkedIn en gebruik gemaakt van krantenartikels over werkloosheid onder hoogopgeleide jongeren en werkloosheid onder jonge architecten.

(14)

3.2 Interviews

Ik gebruik in dit onderzoek 22 interviews die ik bij de architecten heb afgenomen. De meesten heb ik één keer geïnterviewd, een paar vaker. De interviews zijn opgenomen en

getranscribeerd. Ik heb gebruik gemaakt van ongestructureerde en semi-gestructureerde

topic-interviews (Boeije 2005:58), waarbij steeds bepaalde thema’s aan bod kwamen. Deze thema’s

waren: studie, dagelijks leven, geld en toekomst.

Ik heb vragen gesteld over hoe de afgestudeerden nu reflecteren op hun studie en hun

studentenperiode, wat voor invloed werkloosheid, het zoeken naar werk en/of ontevredenheid over hun huidige baan en geldzorgen hebben op hun dagelijks leven en wat hun visie is op hun toekomst. Met deze thema’s heb ik de interviews ook gecodeerd.

De interviews hebben plaatsgevonden bij de respondenten thuis, op hun werkplek of in horecagelegenheden in hun woonplaats en duurden gemiddeld 1 tot 1,5 uur. Een paar interviews heb ik telefonisch afgenomen. Ik heb 2 groepsgesprekken gevoerd met

respondenten die met elkaar bevriend zijn. Dit heb ik gedaan om te proberen een discussie los te maken en te kijken of er over bepaalde onderwerpen hetzelfde gedacht werd. Ik heb ook 4

professionals binnen de architectuur geïnterviewd, waaronder de hoofdredacteur van een

vaktijdschrift. Op deze manier heb ik geprobeerd triangulatie (Ibid.: 152) toe te passen, omdat dat niet kon door middel van observaties. Met behulp van de interviews met professionals heb ik onderzocht of de problematiek in de beroepspraktijk werd herkend. De persoonlijke karakteristieken van de interviewer in relatie tot de geïnterviewde kunnen van invloed zijn op het interview (Hammersley and Atkinson 1995: 141). Bijna alle

afgestudeerden waren van mijn leeftijd en net als ik, hoog opgeleid. Hierdoor kwamen onze

referentiekaders overeen en konden de interviews op een informele manier verlopen. Dit is

ook de reden waarom sommige interviews semi-gestructureerd waren en andere ongestructureerd. In sommige gevallen was de sfeer tussen mij en de informanten zo

informeel dat de interviews uitliepen op een diepgaand gesprek. Dit kwam de interviews ten goede omdat, zoals we later zullen zien, sommige thema’s gevoelig lagen bij de

afgestudeerden.

Uiteindelijk presenteer ik in dit onderzoek 6 casussen van respondenten. Zij dienen als voorbeeld om bepaalde onderwerpen aan bod te laten komen die ik ook bij anderen ben tegengekomen. Ik heb deze casussen gekozen omdat zij het beste passen in het kader van bredere gebeurtenissen of situaties en deze het beste representeren. De architecten die voorkomen in de casussen zijn op zoek naar werk of reflecteren op een periode waarin ze op zoek naar werk zijn geweest. Twee van de casussen representeren het werken op de flexibele arbeidsmarkt. Twee anderen werken als zelfstandige of staan op het punt om dat te doen. De laatste twee zijn werkloos of lopen al een tijd stage en krijgen dus niet betaald. Al deze

(15)

casussen hebben te maken met een onzekere arbeidssituatie. Door deze zes casussen voor te leggen onderzoek ik wat voor effect onzekere arbeidssituaties hebben op de opbouw van een carrière en hoe dit het individu beïnvloed.

3.3 Enquête

Zoals eerder genoemd heb ik een elektronische enquête rondgestuurd. Deze enquête is naar 2000 afgestudeerden verstuurd. 225 van hen hebben hem ingevuld. De enquête was bedoeld om inzicht te krijgen in het professionele leven van de afgestudeerden en de gevoelens die zij over dit professionele leven hebben. Vragen in de enquête gingen, naast algemene vragen, over afstudeerrichting, soort arbeidscontract, aantal uren van de werkweek, tevredenheid over werk, manieren van zoeken naar werk en emoties (zie bijlage). Daarnaast heb ik de

mogelijkheid gegeven contactgegevens in te vullen indien ze mee wilden werken aan verder onderzoek.

41% van de respondenten waren vrouwen en de gemiddelde leeftijd is 30 jaar. 20,5% van degenen die de enquête heeft ingevuld was op dit moment werkloos. 27% van de

respondenten die wel werk heeft was toch op zoek naar een andere baan. De voornaamste reden hiervoor was dat hun huidige baan ze niet genoeg werkuren oplevert.

52% van de respondenten werkt momenteel onder een tijdelijk contract. 20% van hen heeft geen uitzicht op een vast contract. Meer dan de helft van de respondenten werkt dus onder een tijdelijk contract, wat betekent dat ze te maken hebben met een onzekere arbeidsituatie, ook al hebben ze wel uitzicht op een vast contract.

Ik heb de resultaten van de enquête weinig gebruikt in dit onderzoek omdat ze niet

representatief zijn. De resultaten zijn biased in de richting van degenen die op zoek zijn naar (ander) werk. Dit zijn de mensen die geïnteresseerd zijn in het onderwerp. Degenen die een goede baan hebben of het te druk hebben met hun werk, zullen de enquête minder vaak

hebben ingevuld. Degenen die de enquête juist wel hebben ingevuld zullen vaker degenen zijn met tijd, dus het is waarschijnlijker dat juist zij werkeloos zijn. Bovendien heb ik een fout gemaakt in de vraagstelling waardoor veel van de resultaten niet betrouwbaar zijn. Een van de vragen ging over het soort contract dat de respondenten hadden. Daarbij ontbrak de

mogelijkheid om in te vullen dat ze zelfstandig ondernemer waren, terwijl juist veel architecten zelfstandig ondernemer zijn.

Ik heb de enquête voornamelijk gebruikt als wervingsmethode om in contact te komen met respondenten. Tijdens het invullen van de enquête hebben 43 respondenten hun e-mailadres

(16)

ingevuld en 34 hun telefoonnummer, wat mij enorm heeft geholpen verder te komen met dit onderzoek.

Voor feitelijke cijfers over afgestudeerde architecten van de TU Delft maak ik voornamelijk gebruik van de WO- monitor die is uitgebracht in 2011 en cijfers die de TU Delft op haar website heeft gepubliceerd.

3.4 Overige bronnen

Naast de resultaten van de enquête en de interviews gebruik ik ook nog een aantal andere bronnen. Ik heb mijzelf voor dit onderzoek aangemeld bij een aantal discussiegroepen op LinkedIn die relevant zijn voor architecten. Ook dit heb ik gedaan om triangulatie te kunnen bewerkstelligen. Ik heb gebruik gemaakt van wat er in deze discussiegroepen gezegd wordt. Daarnaast is er de afgelopen tijd ook veel in kranten en tijdschriften geschreven over

werkloosheid onder hoog opgeleide jongeren en over werkloosheid onder (jonge) architecten. Ik heb ook gebruik gemaakt van deze berichten.

3.5 Reflectie

Mijn veldwerk kwam moeilijk op gang. Ik heb moeite gehad met het in contact komen met zoveel mogelijk afgestudeerden. Dit kwam onder andere omdat het zomervakantie was en omdat de TU Delft maar mondjesmaat met mijn onderzoek mee wilde werken. Misschien lag het ook aan het onderwerp. Het is zowel voor de TU Delft als voor de afgestudeerden, geen positief onderwerp en daarom wellicht niet leuk om over te praten.

Voor een deel kwam het onderzoek ook moeilijk om gang door mijzelf. Ik ben in het begin van dit onderzoek veel te onzeker geweest. Ik had mij veel meer assertief op moeten stellen tegenover de TU Delft en tegenover de afgestudeerden. Uiteindelijk is het door de enquête wel gelukt om met veel afgestudeerden in contact te komen. Ik heb de vraagstelling

bijgesteld, waarbij het onderwerp veranderde van werkloos naar werkzoekend. Dit heeft ook geholpen bij het onderzoek, omdat de insteek positiever was. De contacten die ik vervolgens met de respondenten had waren prettig en ontspannen. Ze waren heel geïnteresseerd in het onderwerp en zeer bereid om mee te werken.

(17)

4. Jonge architecten op de arbeidsmarkt

Susan, 32 jaar, is in 2007, vlak voor dat de economische crisis begon, afgestudeerd. Ze werd

meteen geselecteerd om met een overheidsprogramma in Japan stage te lopen. Bij terugkomst in Nederland kon ze aan het werk bij een klein bureau in Amsterdam. Haar toekomst zag er rooskleurig uit. Totdat de crisis toesloeg. Ze zag dat er om haar heen steeds meer mensen ontslagen werden, en kreeg zelf ook steeds minder te doen. In de zomer van 2009 liep haar contract af en werd deze niet verlengd.

‘Het ene moment ga je nog naar Tokio,(…) en het volgende moment lig je tussen de bananenschillen, dus dat was wel even pittig’.

Vervolgens is ze een jaar werkloos geweest. Er waren geen vacatures voor architecten. Op de vacatures waar Susan op solliciteerde reageerde soms meer dan 1000 mensen. Ze besloot te gaan werken aan een plan om voor zichzelf te beginnen en daarvoor subsidie aan te vragen. Ondertussen solliciteerde ze op functies met een lager niveau, om toch nog wat geld te verdienen. Maar ook dat lukte niet.

ik viel echt overal tussen wal en schip. Ik heb echt illegaal broodjes staan smeren voor een paar euro per uur. En ik heb gratis staan proefdraaien in een

zeepwinkel waar ik ook niet werd aangenomen omdat ik onvoldoende passion

for soap had. Ik lach er nu om, maar ik ben toen echt huilend door de Leidse

straat terug naar huis gelopen. Want ik had echt geen geld meer. Uitkering hield bijna op. Dus het was op een gegeven moment best wel heikel. Toen heb ik nog even bij een callcenter gewerkt, totdat die ook opgeheven werd.

Mijn geld was op, ik stond maximaal rood op mijn creditkaart ik had nog steeds geen nieuwe baan gevonden en ik dacht echt O.K., als ik nu die subsidie niet krijg dan, mijn relatie had ook al wat deukjes opgelopen ervan ,valt het hele

kaartenhuis in elkaar, dan zit ik bij mijn ouders in Oost Groningen in de bijstand. En dat scenario kwam opeens heel erg dichtbij.

Uiteindelijk schreef Susan een plan om een bedrijventerrein in Amsterdam onder andere doormiddel van het in contact brengen van verschillende belanghebbenden en het organiseren

(18)

van evenementen, nieuw leven in te blazen. De gemeente had al een bestemmingsplan voor dit gebied, maar door de economische crisis was dit onuitvoerbaar geworden. Susan maakte een ander plan en vroeg subsidie aan bij de gemeente. Deze subsidie heeft ze gekregen en vanuit daar is ze haar eigen bureau in dit gebied begonnen.

ik wilde boodschappen halen voor mezelf maar ik wist niet zeker of ik nog kon pinnen, of er überhaupt nog geld op mijn rekening stond. dus ik dacht, dan ga ik eerst mijn saldo checken bij de pinautomaat en ja, ik voelde me ook wel een beetje te oud om bij de Albert Heijn te staan dat je dan niet meer kan pinnen, dus ik stond bij de pinautomaat op het Leidseplein op donderdagavond en toen deed ik mijn pinpas er in en ik dacht nou dat zal wel niets worden en stond er in een keer heel veel geld op mijn rekening! En toen had ik inderdaad die beurs gekregen. Ik durfde er van te voren niet op te hopen dat het zo zou aflopen, maar gelukkig is het wel zo gegaan, ja.

Je gaat niet zomaar in een hoekje zitten sterven, je moet iets doen natuurlijk. Maar goed ik ken ook wel mensen die uiteindelijk toch achter de bar, of als schoonmaker, toch maar zijn gaan werken. Dan wordt het wel lastig om jezelf daar weer uit op te trekken. Ik heb in die zin een hele kale situatie gehad waarin je wel moest en dat is wel een goede drijfveer om iets uit de grond te trekken uiteindelijk.

Inmiddels heeft Susan al meer dan 2 jaar een eigen bedrijf met één andere medewerker en twee stagiaires.

Ik heb meer afgestudeerden gesproken die een eigen bedrijf zijn begonnen of op het punt staan dat te doen. Anderen werken onder flexibele contracten of zijn op zoek naar werk. In dit hoofdstuk zal ik onderzoeken wat de motivaties van jonge architecten zijn een eigen bedrijf te beginnen, wat ze vinden van het werken binnen een flexibele arbeidsmarkt en hoe ze hun zoektocht naar werk aanpakken. Ze werken allen onder vrij onzekere arbeidssituaties of hebben helemaal geen werk. Dit beïnvloedt de opbouw van een carrière. Ik onderzoek in dit hoofdstuk op welke manieren onzekere arbeidssituaties carrières beïnvloeden en wat voor effect dit heeft op de afgestudeerden.

Volgens economisch socioloog Richard Sennett zorgt de flexibele arbeidsmarkt er voor dat carrières gefragmenteerd raken. Dit zorgt volgens hem voor gevoelens van angst en

(19)

levensverhaal te maken. Anthony Giddens stelt dat moderniteit zorgt voor gevoelens van onzekerheid jegens de toekomst. Architectuur valt binnen een creatieve beroepsgroep. Volgens Richard Florida kan met name de creatieve sector zorgen voor economische groei. Volgens hem komt dit onder andere omdat de creatieve sector flexibel is. Hij ziet flexibiliteit juist als iets positiefs. Ook Marion von Osten, een wetenschapper die onderzoek doet naar de creatieve industrie binnen de neoliberale samenleving, ziet flexibiliteit als een positieve factor binnen de creatieve industrie. Zij stelt dat veel mensen binnen de creatieve industrie juist bewust kiezen voor flexibiliteit binnen hun werk omdat dit ze meer vrijheid geeft. In dit hoofdstuk zal ik met behulp van casussen over jonge architecten die werkzaam zijn op de flexibele arbeidsmarkt onderzoeken hoe zij tegen deze arbeidsmarkt aankijken en of deze inderdaad zorgt voor gevoelens van angst en onzekerheid, of dat mensen er bewust voor kiezen om minder onafhankelijk te zijn van anderen.

4.1 De flexibele arbeidsmarkt

Labour market flexibility determines the possibilities of firms in terms of adjusting their workforce in response to changes in production. Flexibility also determines the possibilities of (unemployed) workers in terms of finding a job (CPB, 2011).

Binnen de architectuur wordt vaak gebruik gemaakt van flexibele contracten. Van de studenten die in 2009 of 2010 zijn afgestudeerd werkt 74% onder een tijdelijk contract. 19% van heen heeft geen uitzicht op een vaste aanstelling(WO- monitor TU Delft 2011). Voor architectenbureaus is het nooit zeker wanneer er een nieuwe opdracht binnenkomt en hoe groot deze opdracht zal zijn. Daardoor is het vaak onzeker wanneer en hoe lang bepaalde medewerkers nodig zijn. Volgens het citaat hierboven geeft de flexibele arbeidsmarkt bedrijven de mogelijkheid hun personeelsbestand aan te passen aan de vraag vanuit de markt en geeft flexibiliteit mogelijkheden tot het vinden van een baan.

Het ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid hanteert de volgende definitie van flexibele arbeid:

Het verschijnsel waarbij werkgevers tijdelijk extra arbeidskrachten inschakelen staat bekend als de 'flexibele schil'. (…)Tot de flexibele schil horen enerzijds de flexwerkers, dat wil zeggen uitzendkrachten, oproep- en inval krachten en overige werknemers zonder vast dienstverband. Een tweede categorie betreft degenen die

(20)

een tijdelijke aanstelling hebben met uitzicht op een vast contract en of een

contractduur van minimaal een jaar.Tot de flexibele schil rekent men ook

zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) -, zij worden niet tot de flexwerkers gerekend, maar worden vaak wel voor kortere tijd ingezet (Inspectie Werk en Inkomen 2011).

In recente discussies omtrent beleid wordt gevraagd naar meer flexibiliteit binnen de arbeidsmarkt omdat globalisering, technologie en organisatorische veranderingen de

economie in een snel tempo hebben veranderd. Wekgevers zijn terughoudender geworden met het aannemen wan permanente werknemers, en nemen in plaats daarvan tijdelijke

werknemers aan om zich aan te kunnen passen aan deze veranderingen. De huidige

economische crisis heeft ervoor gezorgd dat de vraag in bepaalde sectoren is gedaald, terwijl andere sectoren groeien (CPB, 2011).

Architectuur is een duidelijk voorbeeld van een sector waar de vraag vanuit de markt is gedaald, omdat er momenteel weinig gebouwd wordt. Door gebruik te maken van flexibele contracten kunnen architectenbureaus beter inspelen op de vraag vanuit de markt.

De regering maakt regels omtrent arbeidscontracten om de arbeidsmarkt te stimuleren en om werkgevers en werknemers bescherming te bieden. Flexibele arbeidscontracten stimuleren de economie omdat het makkelijker wordt gemaakt in te spelen op vraag en aanbod. Om

werknemers te beschermen is de regel ingesteld dat een werknemer maximaal drie tijdelijke contracten mag hebben bij dezelfde werkgever. Als de werkgever de werknemer nog langer in dienst wil houden is hij of zij verplicht de werkgever een vast contract aan te bieden, tenzij er tussen de contracten meer dan 3 maanden tijd zit. Als de werknemer bij elkaar opgeteld meer dan 3 jaar voor dezelfde werkgever werkt heeft hij of zij ook recht op een vast contract, mits de tijd tussen verschillende contracten niet langer is dan 3 maanden7. In de praktijk werkt deze regel niet altijd even goed. Als er tussen de verschillende contracten meer dan drie maanden tijd zit, mag de werkgever weer een tijdelijk contract aanbieden. Werknemers worden soms tijdelijk weggestuurd zodat ze later weer een tijdelijk contract kunnen krijgen. Flexibele contracten brengen onzekerheid met zich mee voor de werknemer omtrent

baanzekerheid. ‘A temporary contract neither offers job security to the worker, nor provides financial compensation for this low level of security’ (CPB, 2011).

Volgens onderzoek van het CPB is flexibele arbeid met name voor starters een goede manier om de arbeidsmarkt te betreden. Tegelijkertijd blijkt uit dit onderzoek dat werknemers met een flexibel contract minder verdienen, wat lijdt tot ongelijkheid op de werkvloer (Ibid.).

(21)

Uit onderzoek van het Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid naar flexibele arbeid blijkt dat mensen met een flexibel contract grotere kans hebben op werkloosheid.

Een beweging van baanzekerheid naar werkzekerheid impliceert een combinatie van een leven lang leren, een effectief werkende arbeidsmarkt en een adequate sociale zekerheid. Het ideaalbeeld voor veel partijen op de Nederlandse arbeidsmarkt is een model waarin flexibilisering van de arbeidsmarkt gecombineerd is met een redelijke inkomenszekerheid en een effectieve dienstverlening aan werkzoekenden…. Dit ideaalmodel is in elk geval in

Nederland nog niet bereikt. Er heeft weliswaar een beweging plaatsgevonden van baanzekerheid naar werkzekerheid, maar die is zeker niet volledig. De insiders op de arbeidsmarkt zijn grotendeels verzekerd van hun baan en flexwerkers blijven in ieder geval deels outsiders met een grotere kans op werkloosheid (Inspectie Werk en Inkomen 2011).

Er heeft een verschuiving plaats gevonden van baanzekerheid naar werkzekerheid. ‘De baan voor het leven wordt steeds minder vanzelfsprekend’(Inspectie Werk en Inkomen 2011). Baanzekerheid is het hebben van een vast contract, werkzekerheid is het hebben van werk, zonder vast contract maar met een flexibel contract. De verschuiving heeft zowel in het beleid van de regering als in de praktijk plaatsgevonden. De regering wil door middel van flexibele arbeid de door -en instroom op de arbeidsmarkt vergemakkelijken (Ibid.). Ook in de praktijk heeft er een verschuiving van baanzekerheid naar werkzekerheid plaatsgevonden, omdat bedrijven baat hebben bij flexibele werknemers. Door werknemers met een flexibel contract aan te nemen kunnen bedrijven makkelijker inspelen op eventuele veranderingen. Volgens de Inspectie Werk en Inkomen hebben ook werknemers zelf vaker behoefte aan een flexibel contract, omdat ze werk met andere activiteiten willen combineren (Ibid.).

De verschuiving van baanzekerheid naar werkzekerheid is echter niet volledig, omdat de mensen met een vast contract makkelijker hun baan behouden en de mensen met een flexibel contract vaker werkloos zijn (Ibid.).

Flexibele arbeid lijkt dus voornamelijk een positief effect te hebben op de arbeidsmarkt zelf, maar minder op de mensen die werkzaam zijn binnen deze flexibele arbeidsmarkt. Op dit moment is de regering bezig de flexibele arbeidsmarkt de hervormen zodat flexwerkers meer rechten krijgen. Er is een wetsvoorstel gedaan om een vast contract aan te bieden na 2 jaar werken onder flexibele contracten in plaats van na 3 jaar. Ook wordt de tijd die tussen de contracten mag zitten voordat de vorige contracten niet meer mee tellen verlengd van 3 naar 6

(22)

maanden8 en is er onlangs een regeling getroffen om het makkelijker te maken voor flexwerkers een hypotheek te krijgen 9.

4.2 De flexibele arbeidsmarkt en het individu.

Rigid forms of bureaucracy are under attack, as are the evils of blind routine. Workers are asked to behave nimbly, to be open to change on short notice, to take risks continually, to become ever less dependent on regulations and formal

procedures (Sennett 1998: 9).

Economisch socioloog Richard Sennett stelt dat flexibele arbeid, of flexibel kapitalisme, veel onzekerheid met zich meebrengt en daardoor mensen ongelukkig maakt. Hij spreekt over ‘flexibel kapitalisme’ omdat flexibiliteit volgens hem een hoofdrol heeft gekregen binnen het kapitalistische systeem. Hij stelt dat men de behoefte heeft een carrière in een lineaire, chronologische lijn op te bouwen, omdat mensen de behoefte hebben een chronologisch verhaal van hun levensverloop te kunnen vertellen. De flexibele arbeidsmarkt maakt dit moeilijk. Hij schrijft dat studenten die nu van de universiteit komen gemiddeld 10 tot 12 keer van baan veranderen (Sennett 1998).

Er wordt van werknemers verwacht dat ze open staan voor verandering op korte termijn, risico’s te nemen en minder afhankelijk te zijn van regulaties en formele procedures (Ibid.). Volgens Sennett is het ‘flexibele kapitalisme’ een manier om de aandacht van de

onderdrukking die kapitalisme veroorzaakt af te leiden. Flexibiliteit zou mensen meer vrijheid geven om hun eigen leven vorm te geven. Deze flexibiliteit zorgt er echter voor dat carrières gefragmenteerd raken. Het individu ‘moet gericht zijn op korte termijn, op potentieel talent, dat bereid is om opgedane ervaring los te laten’ (Sennett 2009: 12). Dit is volgens Sennett een zeldzaam soort mens, omdat mensen een ondersteunend levensverhaal nodig hebben (Ibid.). Zodoende heeft het ‘flexibele kapitalisme’ invloed op onze identiteit. Want, ‘how do we decide what is of lasting value in ourselves in a society which is impatient, which focuses the immediate moment?’ (Sennett 1998: 10). Hoe kunnen doelen op lange termijn worden bereikt in een economie die zich op de korte termijn richt? (Ibid.).

Socioloog Anthony Giddens stelt dat door moderniteit nieuwe mechanismes van identiteit ontstaan en dat moderniteit de identiteit van een individu vormt, maar tegelijkertijd

moderniteit ook gevormd wordt door het individu (Giddens 1991). ‘The overriding stress of

8 arbeidsovereenkomst en CAO, rijksoverheid. 7:668A BW 9 de Volkskrant, december 2013

(23)

the book is upon the emergence of new mechanisms of self-identity which are shaped by – yet also shape - the institutions of modernity’ (Ibid.: 2). Hij ziet het individu dus niet als passief, gevormd door invloeden van buiten af, maar stelt dat er een dialectische relatie bestaat tussen het individu en de sociale context. Het individu vormt en wordt gevormd door sociale context.

Volgens Giddens verschillen moderne instituties door bepaalde dynamiek en globale invloed van alle voorgaande vormen van sociale orde. Dit heeft als gevolg dat moderniteit zorgt voor gevoelens van onzekerheid wat betreft de toekomst en een hoge mate van reflexiviteit vergt van het individu. Het individu moet zich volgens deze theorie niet alleen binnen de arbeidsmarkt flexibel opstellen, maar wordt in zijn geheel een ‘reflexief

project’(Ibid.).

Transitions in individuals’ lives have always demanded psychic reorganisation, something whitch was often ritualised in traditional cultures in the shape of rites

de passage. But in such cultures, where things stayed more or less the same from

generation to generation on the level of the collectivity, the changed identity was clearly staked out-as when an individual moved from adolescence into adulthood. In the settings of modernity, by contrast, the altered self has to be explored and constructed as part of a reflexive process of connecting personal and social change (Ibid.: 33).

Daar waar Sennett stelt dat de flexibel kapitalisme gevoelens van onzekerheid veroorzaakt bij het individu, stelt Giddens dat moderniteit hier voor zorgt. Beide stellen dat dit komt door een gebrek aan structuur. Net als Sennett stelt Giddens dat een individu behoefte heeft om een adequaat levensverhaal te creëren.

(24)

4.3. Architectuur en creativiteit

Architectuur is onderdeel van wat ook wel ‘creatieve industrie’ of ‘creatieve economie’ wordt genoemd. Dit discours komt voort uit Richard Florida’s theorie over creative class. Hij ziet diversiteit en creativiteit als ‘…basic drivers of innovation and regional and national growth’ (Florida 2003: 4). Hij stelt dat creatieve mensen de sleutel zijn in het proces van economische groei. (Ibid.: 8). Eerdere theorieën stelden al dat human capital belangrijk is voor

economische groei. Florida breidt deze theorie uit door te stellen dat in plaats van grote

groepen hoog opgeleiden, grote groepen creatieve mensen zorgen voor economische groei. De

creative class is volgens Florida te verdelen in twee subgroepen, de supercreative core en de super professionals. Onder de supercreative core vallen wetenschappers, engineers,

professoren, dichters, schrijvers, artiesten, entertainers, designers, architecten, non-fictie schrijvers, editors, culturele figuren, denktank onderzoekers, analisten en andere opiniemakers (Ibid.). De creative professionals zijn mensen die binnen de hightech, financiële, rechten of gezondheidszorg sector werkzaam zijn (Ibid.). Architecten vallen dus binnen de supercreative

core, de kern, van de creative class.

Het idee dat de creatieve industrie de sleutel kan zijn voor economische groei is wereldwijd door beleidsmakers overgenomen. Flexibele arbeid is kenmerkend voor de creatieve industrie omdat het gericht is op service. Hierdoor is het meer dan andere sectoren afhankelijk van de vraag vanuit de markt. Dat zie je ook duidelijk terug in de branche van de architectuur. Wanneer er vanuit de markt geen vraag is naar nieuwe of verbouwde gebouwen, omdat daar bijvoorbeeld door de economische crisis, geen geld voor is, is er voor de architect geen werk.

Het ontstaan van flexibele arbeid is onderdeel van een poging om meer mensen toegang te kunnen geven op de arbeidsmarkt. ‘Via freelancing, short-term contracts, temp work, part-time jobs, self-employment, and other varieties of flex work, post-Fordist capital seeks to access labour like “water”- “a recourse to be turned on and off at will” (Gray 2004: 47 in De Peuter 2011: 419). Hiermee wordt een poging gedaan de klassenverschillen die zijn ontstaan door het traditionele kapitalisme, kleiner te maken (De Peuter 2011: 419). Volgens Sennett is het ‘flexibele kapitalisme’ of flexibele arbeid echter een manier om de aandacht van de

onderdrukking die kapitalisme veroorzaakt af te leiden. Flexibiliteit zou mensen meer vrijheid geven om hun eigen leven vorm te geven. Deze flexibiliteit zorgt er echter voor dat carrières gefragmenteerd raken. Sennett bekijkt de flexibele arbeidsmarkt vanuit Marxistische ideeën over kapitalisme. Hierin staan klassenverschillen en sociale afhankelijkheid centraal. Wanneer men de flexibele arbeidsmarkt vanuit een neoliberale invalshoek bekijkt, wordt deze eerder een logisch gevolg van vrije markt werking.

(25)

The “labour-entrepreneur” must simultaneously be the artist of his/her own life. It is precisely this mystification of the subject of exception, the “artist” whose way of working is based on self-responsibility, creativity and spontaneity, which grounds the slogans of today’s discourse on labour (Von Osten 2011: 137).

Volgens Von Osten wordt iedereen binnen de arbeidsmarkt geacht creatief te zijn en zichzelf binnen de markt te passen. ‘As contingent and flexible as the “market” is, the new labour subjects shall be’ (Ibid.: 138). Von Osten stelt dat we teveel bezig zijn met de negatieve gevolgen van de flexibele arbeidsmarkt. Bovendien worden deze negatieve gevolgen volgens haar alleen bekeken vanuit de logica van ‘industrieel werk’ of op de manier waarop stabiele arbeidbiografieën opgebouwd zouden moeten worden. Ze stelt dat er te weinig is gekeken naar de motieven en verlangens van de actoren die het betreft (Ibid.: 140).

(26)

4.4 Precaire arbeid

De onzekere arbeidsomstandigheden die onlosmakelijk verbonden zijn met flexibele arbeid, en dus met de creatieve industrie, worden vaak over het hoofd gezien. ‘One challenge is it’s tendency to ignore or, conversely, sugercoat the precarious employment situations prevalent to the sectors it champions’(De Peuter 2011: 418). Deze precaire arbeidsomstandigheden zorgen voor onzekerheid, hetgeen waarom Sennett stelt dat de flexibele arbeidsmarkt mensen ongelukkig maakt. Von Osten stelt echter dat precaire arbeidsomstandigheden ook een bewuste keuze kunnen zijn. Zij ziet het als een manier van leven die mensen juist wel gelukkig kan maken.

…Precarious working conditions are not determined solely by business. In every case I encountered, a way of living was deliberately chosen. In other words, freelancing or working independently, rather than in a position of permanent employment, corresponds to the desire for an enjoyable way of life that is not structured by others-a way of life that is precarious and will never lead to great riches or the social status of international fame but which may still lead to a comfortable living (Von Osten 2011: 144).

Von Osten stelt dus dat mensen ook bewust kunnen kiezen voor een precair leven om

onafhankelijk te kunnen zijn van anderen. De Peuter noemt degenen die zelf kiezen voor een precaire arbeidsituatie autonome werkers. Hij probeert een beeld van het veelzijdige karakter van precaire arbeidssituaties te schetsen door drie types die werkzaam zijn onder precaire situaties te omschrijven (De Peuter 2011: 419). Hij identificeert drie personages die volgens hem de precaire, flexibele arbeidsmarkt typeren. Eén daarvan is de autonome werker. Deze ziet ook voordelen in de flexibele arbeidsmarkt, omdat hij of zij graag zelf de controle over de soort werkzaamheden en eigen tijdsbesteding houdt (Ibid.: 420).

Floris zou een voorbeeld kunnen zijn van een autonome werker.

Floris is net afgestudeerd en vindt het idee van flexibele contracten juist aantrekkelijk.

Floris is 27 jaar oud en afgelopen zomer afgestudeerd aan de TU Delft. Op de vraag of hij een contract van 5 jaar zou onderteken antwoord hij het volgende:

Nee, no way. Nee. Dat zou ik nergens doen. Omdat ik zou me nooit ergens aan verbinden voor 5 jaar. Tenminste niet op het gebied van werk. Ik wil wel ruimte houden om mijn eigen dingen te doen. Daar wordt ik het vrolijkst van.

(27)

Ik heb in Zwitserland op zo’n internationaal beroemd bureau gewerkt. Daar werken bijna 300 mensen. Een soort architectuurmachine. Daar zitten zoveel ambitieuze mensen, dat het geen uitzondering is dat je van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat werkt. Dus het enige wat je dan doet is je werk. Ik heb het idee dat ik zoveel energie en ideeën heb dat ik dat niet kwijt kan aan een contract of een heel ambitieus bureau. Dus om die reden heb ik niet bij OMA [Architectenbureau van Rem Koolhaas] gesolliciteerd. Dus die vrijheid om zelf dingen te doen die vind ik wel belangrijk. Mensen die daar werken zijn vaak na een jaar zo moe dat ze er weg gaan. Het kost ontiegelijk veel energie.

Wat dat betreft is die vraag van zou je een contract van 5 jaar willen, nee niet want stel je voor dat volgende maand iemand opbelt die zegt ‘hé, ik heb jullie sculptuur gezien, kunnen jullie iets voor me doen?’ Dan wil ik wel ergens die vrijheid kunnen vinden. Als ik die volgende maand niet heb, dan misschien volgend jaar wel. Er moet ruimte zijn voor eigen projecten.

Floris zegt graag ruimte te willen houden voor zijn eigen creativiteit. Werken onder flexibele contracten ziet hij als een voordeel. Hij hecht minder waarde aan werken bij een bedrijf omdat hij ook graag dingen voor zichzelf doet. Werken bij een bedrijf, of het hebben van een contract lijkt voor hem minder van belang voor het narratief van zijn levensverhaal, omdat een deel van dit narratief bestaat uit zijn eigen projecten.

Volgens Floris zitten er weinig nadelen aan de flexibele arbeidsmarkt. Hij wil zich niet voor langere tijd binden aan één bedrijf en houdt graag zelf de controle over zijn eigen

tijdsbesteding. Hij wil ruimte overhouden voor zijn eigen projecten. Hij wilt graag zelf de controle houden en onafhankelijk zijn van anderen. Hij is dus ook een voorbeeld van iemand die, zoals Von Osten stelt, zelf kiest voor precaire arbeidsomstandigheden om zo zelfstandig te blijven. Dit kan ook een strategie zijn om onzekere situaties op de arbeidsmarkt te mijden. Het zou kunnen dat Floris een meer positieve draai aan zijn situatie probeert te geven door meer nadruk te leggen op vrijheid en onafhankelijkheid.

De volgende casus die ik wil bespreken is die van Jasper, die de moeilijke arbeidsmarkt lijkt te ‘omzeilen’ door zijn eigen bedrijf op te starten.

(28)

Jasper, 27 jaar, is op het moment een eigen bureau aan het opzetten samen met twee

vrienden. Hij ziet het voordeel van werken bij een bureau niet in, omdat het veel onzekerheid met zich mee brengt.

Veel jongens die in de architectuur werken die een jaar ergens hebben gewerkt, is ‘t van nou de laatste 4 maanden zitten ze met dichtgeknepen billen op hun stoel, werken ze nog harder omdat ze hopen dat ze mogen blijven en een paar jongens moeten dan vertrekken. Zitten ze in hetzelfde schuitje, hebben zich doodgewerkt voor wel een mooie ervaring, maar verder heel weinig

compensatie. Dat is natuurlijk een beetje het nare scenario, maar de zekerheid van een vaste baan hebben, die valt tegenwoordig heel erg mee.

Nu brengt het starten van een eigen bureau met weinig ervaring en slechte economische omstandigheden natuurlijk ook niet veel zekerheid met zich mee. Maar Jasper had altijd al de droom een eigen bureau te beginnen, hij begint er nu alleen eerder mee.

…ik heb wel een idee bij wat voor bureaus ik zou kunnen werken, en voor die bureaus moet ik gewoon echt je best doen om een goed portfolio te maken en een goede brief en dat kost heel veel tijd die ik daarin zou moeten steken. Die steek ik liever in een eigen onderneming. Dat is één. En al steek ik die tijd er in dan is de kans nog steeds vrij klein dat ik word aangenomen. De kans bestaat wel, maar het is een heel slopend traject waar ik eigenlijk op het moment niet zo’n zin in heb.

Je hebt heel weinig vastigheid nu, heel weinig kosten. Je bent nog gewend aan je studentenuitgaven dus dan [eeh] is dit een mooie manier, ook al is de markt nu heel krap, is het alsnog een kans om te kijken hoe het loopt. En als het dan alsnog niet loopt, om welke reden dan ook, kan je altijd nog ergens anders gaan kijken.

Jasper ziet er meer heil in nu, samen met vrienden een eigen bureau te beginnen, dan het proces van solliciteren en werken onder flexibele contracten, waar hij weinig vertrouwen in heeft, aan te gaan. Hij zorgt voor een stijgende lijn in zijn levensverhaal door nu al voor zichzelf te beginnen in plaats van de onzekerheid die solliciteren en flexibel werk met zich mee brengt ten opzichte van het behouden van een lineair stijgend levensverhaal.

(29)

Jasper kiest niet zozeer voor een precaire arbeidssituatie om onafhankelijk te blijven van anderen. Hij stelt dat werken bij een bureau in deze tijd even precair is als het beginnen van een eigen bureau. Hij ziet er een voordeel in dat hij nu nog jong is en niet zoveel behoefte heeft aan zekerheid, waardoor hij minder risico’s loopt als hij nu voor zichzelf begint.

Precarity- wat zich in het Nederlands het beste laat vertalen als hachelijk of onzekerheid- kan

zowel gezien worden als een ontologische ervaring van onzekerheid over ‘het bestaan’ als een bepaalde arbeidsconditie waar men zich in kan bevinden. ‘Precariousness (in relation to work) refers to all forms of insecure, contignent, flexible work- from illegalized, casualized and temporary employment, to homeworking, piecework and freelancing’ (Ibid).

Volgens Judith Butler is iedereen bij voorbaat precair, onzeker over ‘het bestaan’, omdat de ‘ik’ altijd afhankelijk is van de ‘ander’. Wij zijn afhankelijk van elkaar voor onderdak en levensonderhoud en lopen daarom altijd het risico stateloos, dakloos en onder armoede te lijden onder onrechtvaardige politieke regimes. ‘Precarity exposes our sociality, the fragile and necessary dimensions of our interdependency’(Butler 2012: 148). Hoe precair onze situatie is, is voor een groot deel afhankelijk van de organisatie van economische en sociale relaties, het wel of niet aanwezig zijn van onderhoudende infrastructuren en sociale en politieke instituties (Ibid.).

Vlak voor de economische crisis werd de notie van precarity gebruikt als politiek concept (voornamelijk in Zuid-Europese landen) als argument tegen de flexibele arbeidsmarkt. Flexibele arbeiders werden geïdentificeerd als een nieuw soort politiek subject met hun eigen vormen van collectieve organisatie en manieren om zichzelf te uitten (Neilson en Rossiter 2008: 52). Vanuit een Marxistische blik, die er vanuit gaat dat sociale condities worden gevormd door productiemethodes, wordt flexibele arbeid gezien als een manier om arbeiders te onderdrukken en exploiteren. Aan de ene kant worden mensen die binnen de creatieve sector werkzaam zijn gezien op een manier die Florida bepleit, namelijk als ‘model

entrepreneurs’ (Gill and Pratt 2008: 2). Tegelijkertijd worden ze gezien als voorbeeld van de manier waarop er een verschuiving plaats vindt van stabiele noties van ‘carrière’, naar een meer informele, onzekere en flexibele notie van werk (Ibid.). Deze verschuiving zorgt voor een meer precaire situatie in het leven van een individu. Een stabiele werksituatie is één van de manieren waarop het individu kan proberen meer zekerheden in zijn of haar ‘bestaan’ aan te brengen. De verschuiving naar een meer informele, onzekere en flexibele notie van werk neemt een bepaalde zekerheid in het leven van het individu weg.

(30)

Binnen de politiek activistische kritieken op flexibele arbeid die hier vanuit een Marxistische theorie redeneren, in tegenstelling tot Florida’s theorie, die zich meer richt op vrije

marktwerking en dus neoliberaal te noemen is, worden flexibele arbeiders ook wel het nieuwe ‘precariaat’ genoemd. ‘A neologism that brings together the meanings of precariousness and proletariat to signify both an experience of exploitation and a (potential) new political

subjectivity’(Ibid.: 3). Hier wordt de flexibele arbeidsmarkt dus vooral gezien als een manier om arbeiders te exploiteren. ‘The new moment of capitalism that engenders precariousness is seen as not only oppressive but also offering the potential for new subjectivities, new

socialities and new kinds of politics’(Ibid.). Precarity is dus meer dan alleen een onzekere arbeidssituatie. Het zorgt ook voor een ander soort maatschappelijk karakter en geeft onder andere beleidsmakers een platform om hun beleid op te baseren.

We zagen eerder al dat Floris, in lijn met de theorie van Von Osten, bewust voor een precaire arbeidssituatie lijkt te kiezen zodat hij van niemand afhankelijk hoeft te zijn. Jasper ziet werken bij een bureau als even precair en onzeker als het beginnen van een eigen bedrijf. Nu hij nog jong is loopt hij minder risico’s en is zijn situatie dus minder precair dan als hij ouder zou zijn geweest en bijvoorbeeld aan een hypotheek vast zou zitten.

De flexibele arbeidsmarkt en de daarbij horende tijdelijke en flexibele contracten kunnen ervoor zorgen dat mensen zich in precaire arbeidssituaties bevinden zonder dat ze daar zelf voor gekozen hebben. Volgens andere theorieën die ik hier boven besproken heb worden werknemers op deze manier geëxploiteerd en zorgt het feit dat een carrière niet op een lineaire manier opgebouwd kan worden voor gevoelens van onzekerheid. Floris kiest zelf voor een precaire arbeidssituatie. Maar wat voor een effect heeft de flexibele arbeidsmarkt op degenen die niet voor deze situatie gekozen hebben?

De Peuter identificeert naast de autonome werker, die we terug zagen in Floris en Jasper, nog twee andere types die werkzaam zijn binnen de flexibele arbeidsmarkt. De cybertariat en de

precog. De cybertariat is voornamelijk werkzaam in de ICT, die door snelle technologische

vooruitgang zichzelf constant moet ontwikkelen. De concurrentie is groot omdat de

cybertariat moet concurreren met mensen van over de hele wereld. Hij of zij is niet gebonden

aan plaats. Door deze globale arbeidsverdeling worden de lonen voor de cybertariat steeds lager (Ibid.).

De precog is slachtoffer van flexploitation. Het woord precog combineert de precaire situatie van service en detail arbeiders en de cognitieve arbeid die wordt beoefend in media en

educatie sectoren. Het zou kunnen dat deze een prestigieus beroep heeft, maar hij of zij werkt wel onder precaire arbeidscondities. Hij of zij krijgt een laag loon of krijgt zelfs helemaal niet

(31)

betaald en loopt dus stage, met de hoop om zo een betaalde baan binnen te kunnen slepen. Hij of zij heeft de angst niet aan financiële en sociale verwachtingen te kunnen voldoen en is bang voor een slechte reputatie. De zoektocht naar een baan heeft voor de precog geen einde (Ibid.).

Laura zou een voorbeeld van de precog kunnen zijn. Ze voelt zich ‘gebruikt’ omdat ze al jaren onder flexibele contracten werkt.

Laura is 33 jaar. Ze is geboren in Duitsland en heeft 10 jaar over haar studie architectuur

gedaan. Ze heeft er zo lang over gedaan omdat ze altijd heeft gewerkt of stage heeft gelopen naast haar studie. Ze deed dit met de hoop dat ze daar na haar studie werk uit zou kunnen krijgen. Ze is al 3 jaar afgestudeerd en heeft al die tijd alleen onder flexibele contracten gewerkt. Ze is op zoek naar meer vastigheid. Naar eigen zeggen omdat ze in een ander fase van haar leven zit. Ze heeft al bijna 10 jaar een vriend met wie ze binnenkort gaat trouwen.

Dat betekent dat ik er anders tegen aankijk dan mensen die net zijn

afgestudeerd. ‘Ik ben op zoek naar meer vastigheid’. Dus ik maak ‘t mezelf ook lastiger.

Momenteel zit ze er aan te denken om een baan aan te nemen als vertaalster omdat ze dan wel een vast contract kan krijgen. Het doet haar pijn de architectuur de rug te keren maar ze heeft het gevoel dat ze geen keus heeft. Ze heeft het gevoel dat ze ‘gebruikt’ wordt door bureaus doordat ze steeds geen vast contract aangeboden krijgt. Ze houdt nog wel vertrouwen in haar toekomst door te relativeren.

Ik heb geleerd om te relativeren [lacht]. Op een of andere manier weet ik wel dat het niet aan mij ligt. Ik twijfel er niet aan dat ik capaciteiten heb. Er zijn dagen dat ik het zwaar kut vind allemaal. Dat ik vind dat ik dit niet heb verdiend. Ik heb zo hard gewerkt. Mijn studie, bijbaantjes ernaast. Volgens het boekje heb ik het allemaal goed gedaan, en dan nu dit’.

‘Maar architecten maken van hun hobby en hun werk één. Ze zijn zo

gepassioneerd, eigenlijk net als kunstenaars. Het is een luxe als dat lukt. En ik ben nog niet bereid die passie helemaal op te geven. Maar aan de andere kant wordt ik er ook niet gelukkig van telkens geen geld te hebben. En behandeld te worden alsof ik een wegwerpmedewerker ben.

(32)

Het verhaal van Laura sluit aan bij de theorie van Sennett. Ze heeft tijdens haar studie geprobeerd haar carrière op een lineaire manier op te bouwen door te beginnen met stages in de hoop dat die zouden leiden tot een vast contract. Door het werken onder flexibele

contracten wordt deze lineaire lijn onderbroken. Ze gaat binnenkort trouwen. Ze heeft behoefte aan meer zekerheid. Ze voelt zich ‘gebruikt’ doordat ze steeds niet vast wordt aangenomen. Je zou dus kunnen zeggen dat zij zeker de ervaring heeft geëxploiteerd te worden.

Jeroen loopt al maanden verschillende stages omdat hij geen betaalde baan kan vinden. Ook dit zou een vorm van exploitatie kunnen zijn.

Jeroen, 25 jaar. Jeroen heeft na zijn afstuderen eerst 3 maanden vrij genomen. Vervolgens is

hij zijn portfolio gaan maken en eens gaan rondkijken bij bureaus in Leiden, Delft en

Amsterdam. Hij heeft ongeveer 20 open sollicitaties verstuurd want vacatures waren er niet. Na 2 maanden is hij ook sollicitaties naar het buitenland gaan sturen. Voornamelijk naar Zweden en Denemarken. Hij had via een Erasmus uitwisseling al gestudeerd in Zweden. Eind april 2013 heeft hij een stage gevonden bij een bureau in Amsterdam. Hier krijgt hij reiskostenvergoeding en een stagevergoeding voor. Om rond te komen is hij weer bij zijn ouders gaan wonen. Heel erg vindt hij dit niet, hij heeft geen keus en is blij dat hij eindelijk wat te doen heeft. Op zijn stage mag hij af te toe ontwerpopdrachten doen, maar doet hij voornamelijk tekenen en helpen met presentaties, maquettes en dergelijke.

Hij is nu nog steeds op zoek naar een baan met een vast contract. Hij wil graag voor een lange periode aan een bureau verbonden zijn, om alle facetten van de praktijk te leren kennen. Hij heeft vooral de periode voordat hij zijn stage had gevonden als vermoeiend ervaren. ‘Je bent alleen maar bezig met zoeken, en niet bezig met je vak’.

Hij heeft nu zicht op een baan in Scandinavië over 2 maanden. Dit is ook een stage, als beginnend architect. In Scandinavië zijn de stagevergoedingen echter royaal, bijna gelijk aan een starters loon hier.

De stages die Jeroen loopt kunnen een vorm van exploitatie zijn. Functies die eigenlijk bedoeld zijn als starterfuncties worden nu aangeboden als stage, zodat bedrijven geld kunnen uitsparen. Jeroen zou er natuurlijk ook voor kunnen kiezen de stages niet aan te nemen en verder op zoek te gaan naar een betaalde baan. Hij zegt het gevoel te hebben dat hij die keus niet heeft.

Laura en Jeroen zijn goede voorbeelden van de precog. Laura heeft behoefte aan meer vastigheid, maar werkt al jaren onder flexibele contracten. Ze wil graag een vast contract.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De hoop is, zoals geschetst in het theoretisch kader, dat de hyperlocals dit opvullen door andere onderwerpen, genres en bronnen te gebruiken, maar de hyperlocals in Utrecht

The key question is, “to what extent are mass media and new technologies used to contextualize the growth of the churches in the DRC?” The study focussed on the

Vooral de combinatie van face tot face-begeleiding en digitale ondersteuning opent perspectieven voor de toekomst, zo blijkt uit een bevraging van Liga Autisme Vlaanderen.. Bekijk

While providing a foundation for further research, the present study highlights the need for further investigation and study into the conditions of precarity faced by women

Dieselfde probleme is deur Haslam et. 19) ondervind hoewel dit nie duidelik was of die konformasie isomerie die gevolg van beperkte rotasie om die interflavonoiedbinding of

Een vergelijking tussen stap la en stap 2 van tabel 3 maakt duidelijk dat de invloed van hoe een toekomstige vader denkt dat zijn partner zijn betrokkenheid bij de

Ouders gaven aan zelf niet altijd te weten hoe ze hun kinderen kunnen helpen en ondersteunen bij het leerproces en diverse basisscholen gaven aan op zoek te zijn naar een

De centrale onderzoeksvraag in dit onderzoek was: wat is de invloed van het deelnemen aan een schuldsaneringstraject bij de gemeente Amsterdam of het deelnemen aan een