• No results found

Message framing, temporale context en fruitinname : het effect van positieve versus negatieve en korte versus lange termijn boodschappen op intentie en attitude betreffende fruitinname, en de mogelijke invloed van aanda

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Message framing, temporale context en fruitinname : het effect van positieve versus negatieve en korte versus lange termijn boodschappen op intentie en attitude betreffende fruitinname, en de mogelijke invloed van aanda"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Message framing, temporale context en

fruitinname

Het effect van positieve versus negatieve en korte versus lange termijn

boodschappen op intentie en attitude betreffende fruitinname, en de

mogelijke invloed van aandacht en ease of imagination

Eline M. Roordink, MSc Studentnummer: 10830162

22-06-2016

Supervisor: Gert-Jan de Bruijn

Master’s Thesis Persuasive Communication Master’s Programme Communication Science

Graduate School of Communication Universiteit van Amsterdam

(2)

2

Samenvatting

Het eten van voldoende fruit heeft verschillende positieve effecten op de gezondheid. Desondanks blijkt dat slechts weinig mensen voldoen aan de norm van twee stuks fruit per dag. Een persuasieve strategie die ingezet kan worden ter promotie van fruitinname is message framing. Echter bestaan er inconsistente bevindingen over de effectiviteit van message framing op fruitinname. Een techniek die in combinatie met message framing mogelijk wél een effect uitoefent is temporale context. De huidige lab-studie onderzocht dan ook de effecten van persuasieve boodschappen gebaseerd op message framing (winst-frame versus verlies-frame) en temporale context (korte termijn versus lange termijn) op fruitinname intenties en attitudes (N = 145). Hierbij is tevens de mogelijke invloed van aandacht (door middel van eye-tracking) en/of ease of imagination onderzocht. Er zijn geen interactie-effecten gevonden van message framing en temporale context op zowel intentie als attitude. Wel bleken participanten in de winst-frame (versus verlies-frame) conditie een positievere attitude te hebben tegenover fruitinname. Tevens bleek voor aandacht dat participanten bij het tekstblok ‘snacks’ in de winst-frame conditie langer keken, vergeleken met participanten in de verlies-frame conditie. Voor de subtitel bleken participanten in de lange termijn conditie langer te kijken dan participanten in de korte termijn conditie. Ten slotte was er een hogere mate van ease of imagination onder participanten in de korte termijn (versus lange termijn) conditie, maar bleek ease of imagination in combinatie met message framing verder geen effect te hebben op fruitinname intentie. De huidige studie vormt hiermee een goede eerste stap in de richting van message framing en temporale context in combinatie met eye-tracking, op het gebied van fruitinname.

(3)

3 Uit onderzoek van het CBS, in samenwerking met het RIVM, blijkt dat slechts 26 procent van de Nederlandse bevolking voldoet aan de norm van het eten van voldoende fruit, namelijk twee stuks fruit per dag. Onder jongvolwassenen (twintig tot dertig jaar) ligt dit percentage nog lager, namelijk slechts 18 procent (CBS, 2015). Het eten van voldoende fruit is van belang aangezien het verschillende positieve effecten heeft op de gezondheid. Zo hangt het samen met een lager risico op hart- en vaatziekten, diabetes type 2, darmkanker en

longkanker (Brug, De Vet, De Nooijer, & Verplanken, 2006; Voedingscentrum, n.d.). Tevens is het meeste fruit laag in calorieën vergeleken met andere tussendoortjes en draagt daarmee bij aan het verminderen van de kans op overgewicht (Brug et al., 2006). Om ervoor te zorgen dat meer mensen voldoende fruit eten en daarmee het lage percentage dat voldoet aan de fruitnorm te verhogen, kan gebruik worden gemaakt van persuasieve boodschappen.

Ondanks dat persuasieve communicatie altijd het doel heeft om de respons van een ander vorm te geven, te versterken of zelfs te veranderen, kan een persuasieve boodschap bestaan uit verschillende technieken (Stiff & Mongeau, 2003). Een van deze technieken is message framing. Message framing houdt in dat gezondheidsboodschappen kunnen worden geframed in het benadrukken van ofwel de voordelen van het uitvoeren van een bepaald gedrag (winst-frame), ofwel de consequenties van het niet uitvoeren van een bepaald gedrag (verlies-frame; Rothman & Salovay, 1997). Echter blijkt dat effecten van geframede

boodschappen op de intentie voor fruitinname uitblijven (Gallagher & Updegraff, 2012). Dit terwijl intentie wordt gezien als een belangrijke uitkomst binnen persuasieve strategieën (McGuire, 1984). Een techniek die in combinatie met message framing mogelijk wél een effect uitoefent op intentie, is temporale context. Binnen temporale context wordt vaak gesproken van temporale afstand, wat duidt op de afstand tussen een referentiepunt (meestal vandaag) en het moment van optreden van de desbetreffende gebeurtenis (bijv. morgen, volgend jaar etc.; Chandran & Menon, 2004). Er zijn echter slechts enkele onderzoeken

(4)

4 gedaan naar de interactie tussen message framing en temporale context op intentie (De Bruijn, Spaans, Jansen, & Van ’t Riet, 2016; Bernstein, Wood, & Erickson, 2016; Gerend & Cullen, 2008; Orbell & Kyriakaki, 2008; Nan, Zhao, Yang, & Iles, 2015). Uit enkele studies blijkt dat er enige ondersteuning is voor het gegeven dat boodschappen met een verlies-frame meer persuasief zijn wanneer deze gecombineerd worden met uitkomsten op korte termijn, en boodschappen met een winst-frame meer persuasief zijn wanneer deze gecombineerd worden met uitkomsten op lange termijn (De Bruijn et al., 2016; De Bruijn & Budding, in press; White, MacDonnell, & Dahl, 2011). Onbekend is nog welk proces schuilgaat achter deze bevindingen. Deze studie zal opzoek gaan naar dit achterliggende proces, waarbij gekeken wordt naar de mogelijke invloed van aandacht en/of ease of imagination. Hierbij zal mede gebruik worden gemaakt van eye-tracking. De onderzoeksvraag die in deze studie centraal staat luidt:

Wat is de invloed van boodschappen waarin positieve versus negatieve en korte versus lange termijn consequenties worden benadrukt op fruitinname, en wordt deze invloed verklaard door de mate van aandacht en/of ease of imagination?

Message framing

Een veelgebruikte persuasieve communicatiestrategie is message framing. Message framing omvat het formuleren van een boodschap in ofwel de positieve uitkomsten van het ondernemen van actie (winst-frame), ofwel de negatieve uitkomsten van inactiviteit (verlies-frame; Rothman & Salovey, 1997), en vindt zijn oorsprong in de prospect theorie (Kahneman & Tversky, 1979). De prospect theorie stelt dat men meer bereidt is om risico’s te aanvaarden wanneer deze worden geëvalueerd in termen van de bijbehorende kosten, maar juist risico’s wil vermijden wanneer deze worden geëvalueerd in termen van de bijbehorende voordelen, zelfs wanneer beide situaties objectief gezien gelijk aan elkaar zijn (Tversky & Kahneman, 1981). Zo blijkt bijvoorbeeld dat wanneer mensen moeten kiezen tussen twee behandelingen

(5)

5 die geframed zijn in termen van het aantal levens dat verloren zal gaan, de mogelijkheid op een groter verlies geriskeerd wordt, met als doel het vermijden van een zeker verlies (bijv. liever een behandeling met 33,3 procent kans dat er geen levens verloren gaan en een 66,6 procent kans dat alle 600 levens verloren gaan, dan een behandeling waarin 400 levens met zekerheid verloren gaan). Echter blijkt dat wanneer dezelfde behandelingen geframed zijn in termen van het aantal levens dat gered wordt, juist afgezien wordt van de mogelijkheid op een grotere winst, in ruil voor een het vaststellen van een zekere winst (bijv. liever een

behandeling waarin 200 levens zeker gered worden, dan een behandeling met 33,3 procent kans dat alle 600 levens gered worden en 66,6 procent kans dat niemand gered wordt; Tversky & Kahneman, 1981).

Message framing maakt onderscheid tussen een tweetal gedragingen, namelijk

preventie en detectie gedrag, waarbij gesteld wordt dat deze gedragstypes implicaties hebben voor het type frame (winst of verlies) dat wordt gebruikt. Dit is gebaseerd op het gegeven dat beide gedragingen specificeren of het ondernemen van actie wordt gezien als risicovol of onzeker (Rothman, Salovey, Antone, Keough, & Martin, 1993). Zo kan detectiegedrag worden gezien als risicovol (er kan een ziekte ontdekt worden), terwijl preventiegedrag als relatief veilig kan worden gezien (het handhaaft de huidige gezondheidsstaat; Rothman & Salovey, 1997). Gesteld wordt dat winst-geframede boodschappen meer persuasief zijn voor preventiegedrag en verlies-geframede boodschappen voor detectiegedrag (Rothman &

Salovey, 1997). Aangezien het eten van voldoende fruit veelal wordt aanbevolen ter preventie van verschillende ziektes, zou het gebruik van winst-geframede boodschappen het meest effectief zijn (Rothman & Salovey, 1997).

Message framing en fruitinname

Er hebben reeds onderzoeken plaatsgevonden naar message framing in combinatie met de intentie betreffende fruitinname. Zo hebben Dijkstra, Rothman en Pietersma (2011)

(6)

6 onderzoek gedaan naar het eerdergenoemde gegeven dat winst-geframede boodschappen meer persuasief zouden moeten zijn dan verlies-geframede boodschappen, wanneer er sprake is van de promotie van een preventie gedrag (in dit geval groente- en fruitinname). Echter werd hiervoor geen ondersteuning gevonden. En ook eerdere studies lijken erop te wijzen dat deze hoofdeffecten van message framing op de intentie voor fruitinname niet worden gevonden (Brug, Ruiter, & Van Assema, 2003; Van Assema, Martens, Ruiter, & Brug, 2001). Bovendien blijkt uit een meta-analyse van Gallagher en Updegraff (2012) naar de effecten van message framing op (onder andere) intentie, dat er in zijn algeheel weinig ondersteuning is voor de effecten van geframede gezondheidsboodschappen op intentie, waaronder wederom fruitinname intenties.

Echter, een interessante bevinding betreffende message framing en de intentie voor fruitinname is naar voren gekomen in een recentelijke studie van De Bruijn en Budding (in press). Hierin is naast message framing, ook temporale context (korte termijn versus lange termijn) meegenomen. Uit de resultaten blijkt dat winst-geframede boodschappen het meest persuasief zijn wanneer deze gecombineerd worden met consequenties op de lange termijn, terwijl verlies-geframede boodschappen het meest persuasief zijn wanneer deze gecombineerd worden met consequenties op de korte termijn, met als gevolg significante effecten op de intentie om twee stuks fruit per dag te eten. Het lijkt er dus op te wijzen dat deze combinatie van message framing en temporale context wél effectief kan zijn in het verhogen van de intentie met betrekking tot fruitinname.

Message framing, temporale context en fruitinname

Zoals zojuist benoemd lijkt het erop dat temporale context een belangrijke rol speelt wanneer gekeken wordt naar de effecten van message framing op (fruitinname) intentie. Binnen temporale context wordt vaak gesproken van temporale afstand. Temporale afstand verwijst naar de afstand tussen een referentiepunt (meestal nu) en het punt van optreden van

(7)

7 de desbetreffende gebeurtenis (bijv. morgen, volgend jaar etc.; Chandran & Menon, 2004). Bij risicocommunicatie betreft dit veelal informatie over risico’s op korte en/of lange termijn die een bepaalde huidige gedraging met zich meebrengt. Zo kan het niet eten van twee stuks fruit per dag (huidig gedrag) op korte termijn leiden tot een toename in het verlangen naar ongezonde snacks en op lange termijn leiden tot een verhoogde kans op hart- en vaatziekten.

Wanneer gekeken wordt naar literatuur die zich specifiek richt op message framing en temporale context binnen het fruitinname domein, komt het eerder beschreven onderzoek van De Bruijn en Budding (in press) naar voren. Hieruit bleek dat winst-geframede boodschappen meer persuasief waren wanneer deze gecombineerd werden met consequenties van voldoende fruit eten op lange termijn, en verlies-geframede boodschappen meer persuasief waren

wanneer deze gecombineerd werden met consequenties van onvoldoende fruit eten op korte termijn. Op basis van deze resultaten worden de volgende hypotheses verwacht:

Hypothese 1: Mensen die een boodschap met negatieve consequenties op korte termijn te zien krijgen, zullen een hogere intentie hebben om twee stuks fruit per dag te eten, in vergelijking met mensen die een boodschap met positieve consequenties op korte termijn (H1a) en

negatieve consequenties op lange termijn te zien krijgen (H1b).

Hypothese 2: Mensen die een boodschap met positieve consequenties op lange termijn te zien krijgen, zullen een hogere intentie hebben om twee stuks fruit per dag te eten, in vergelijking met mensen die een boodschap met negatieve consequenties op lange termijn (H2a) en positieve consequenties op korte termijn te zien krijgen (H2b).

Naast de effecten van message framing en temporale context op de intentie voor fruitinname, is het ook interessant om te kijken naar de mogelijke invloed op attitude

tegenover fruitinname. Ondanks dat hier binnen het fruitinname domein nog geen onderzoek naar is gedaan, hebben Mogilner, Aaker en Pennington (2008) wel de effecten van message framing in combinatie met temporale context onderzocht op het gebied van koopgedrag.

(8)

8 Hieruit blijkt dat mensen die een korte termijn beslissing moeten nemen, een positievere attitude hebben wanneer gebruik wordt gemaakt van een boodschap met negatieve uitkomsten (in vergelijking met positieve uitkomsten). Echter, mensen die een lange termijn beslissing moeten nemen hebben juist een positievere attitude wanneer gebruik wordt gemaakt van een boodschap met positieve uitkomsten (in vergelijking met negatieve uitkomsten). Deze resultaten komen overeen met het eerder beschreven onderzoek op gebied van message framing, temporale context en intentie betreffende fruitinname. De volgende hypotheses worden dan ook verwacht:

Hypothese 3: Mensen die een boodschap met negatieve consequenties op korte termijn te zien krijgen, zullen een positievere attitude tegenover twee stuks fruit per dag eten hebben, in vergelijking met mensen die een boodschap met positieve consequenties op korte termijn (H3a) en negatieve consequenties op lange termijn te zien krijgen (H3b).

Hypothese 4: Mensen die een boodschap met positieve consequenties op lange termijn te zien krijgen, zullen een positievere attitude tegenover twee stuks fruit per dag eten hebben, in vergelijking met mensen die een boodschap met negatieve consequenties op lange termijn (H4a) en positieve consequenties op korte termijn te zien krijgen (H4b).

Echter, aangezien de hiervoor beschreven studies naar message framing en temporale context (op het gebied van fruitinname) geen antwoord geven op de vraag ‘waarom’ deze effecten zich voordoen, zal de huidige studie hier dieper op ingaan. Meer specifiek, er zullen twee afzonderlijke processen worden onderzocht, namelijk aandacht voor de persuasieve boodschap en het gemak waarmee de gepresenteerde consequenties in de persuasieve boodschap voorgesteld kunnen worden, ook wel ease of imagination genoemd. Beide processen zullen worden toegelicht in de volgende twee paragrafen.

(9)

9

Ease of imagination

Uit eerder onderzoek blijkt dat gebeurtenissen die verder in de toekomst (lange termijn) plaatsvinden, vaak worden geconstrueerd als meer abstract en kenmerken bevatten die weergeven waarom de gebeurtenis plaatsvindt. Daartegenover staat dat gebeurtenissen die binnenkort (korte termijn) plaatsvinden als meer concreet worden geconstrueerd en meer kenmerken bevatten die omschrijven hoe de gebeurtenis plaatsvindt (Liberman & Trope, 1998). Het gegeven dat gebeurtenissen op lange termijn minder concrete details bevatten, zou wellicht invloed kunnen hebben op hoe goed men zich de bepaalde actie kan voorstellen. Dit wordt ook wel de ease of imagination genoemd. Ease of imagination verwijst naar de mate waarin lichamelijke veranderingen of toestanden, subjectief gezien, eenvoudig te ervaren of te voelen zijn. Oftewel, het gemak waarin gebeurtenissen voor te stellen zijn of mentaal

geconstrueerd kunnen worden.

Wanneer gekeken wordt naar de relatie tussen ease of imagination en message framing blijkt uit onderzoek van Broemer (2004) dat negatief geframede boodschappen meer

persuasief zijn wanneer het voorstellen van symptomen relatief gemakkelijk is en dat positief geframede boodschappen meer effectief zijn wanneer het voorstellen van symptomen relatief moeilijk is. Dit is interessant aangezien het overeenkomt met het eerdergenoemde gegeven dat negatief geframede boodschappen meer persuasief zijn wanneer het wordt gecombineerd met gevolgen op de korte termijn en positief geframede boodschappen meer persuasief zijn wanneer het wordt gecombineerd met gevolgen op de lange termijn (De Bruijn et al., 2016; De Bruijn & Budding, in press). Op basis van deze resultaten worden de volgende hypotheses verwacht:

Hypothese 5: Bij gevolgen op korte termijn zal de mate van ease of imagination hoger zijn dan de mate van ease of imagination bij gevolgen op lange termijn.

(10)

10 Hypothese 6: Mensen met een hogere ease of imagination zullen een hogere intentie hebben om twee stuks fruit per dag te eten wanneer zij een negatief geframede boodschap te zien krijgen, in vergelijking met een positief geframede boodschap.

Hypothese 7: Mensen met een lagere ease of imagination zullen een hogere intentie hebben om twee stuks fruit per dag te eten wanneer zij een positief geframede boodschap te zien krijgen, in vergelijking met een negatief geframede boodschap.

Aandacht

Naast ease of imagination is ook aandacht een interessant proces om naar te kijken binnen message framing en temporale context. Om de mate van aandacht die men heeft voor een persuasieve boodschap te meten, wordt gebruik gemaakt van eye-tracking. Het gebruik van een eye-tracker biedt objectief en kwantitatief bewijs met betrekking tot de visuele- en aandachtsprocessen van de gebruiker. Een van de bekendste toepassingen in de studie naar menselijke visuele aandacht, is dan ook het gebruik van eye-trackers gedurende

leesexperimenten (Duchowski, 2007). Echter is tot op heden weinig onderzoek gedaan naar eye-tracking in combinatie met message framing. Dit leidt ertoe dat er nog weinig bekend is over hoe geframede boodschappen (wellicht) leiden tot verschillen in aandacht.

De enkele onderzoeken die wél zijn gedaan naar message framing met behulp van eye-tracking, lijken erop te wijzen dat winst-geframede boodschappen meer aandacht trekken dan verlies-geframede boodschappen. Zo blijkt uit onderzoek van Berenbaum en Latimer-Cheung (2014) naar de promotie van fysieke activiteit dat winst-geframede boodschappen, in

vergelijking met verlies-geframede boodschappen, leiden tot meer aandacht en meer recall. Bovendien heeft het zowel een onmiddellijke als vertraagde impact op gedrag. Dit wordt bevestigd door het onderzoek van O’Malley en Latimer-Cheung (2013) naar de preventie van osteoporose, waaruit tevens blijkt dat een winst-geframede advertentie hoger scoort op aandacht en recall, in vergelijking met een verlies-geframede advertentie. Hiertegenover staat

(11)

11 dat er ook bewijs is voor het gegeven dat negatieve informatie een bepaald gevoel van

bedreiging oproept, wat leidt tot een hogere betrokkenheid bij de desbetreffende boodschap en daarmee een diepere verwerking van deze informatie (De Hoog, Stroebe, & De Wit, 2005; Cauberghe, De Pelsmacker, Janssens, & Dens, 2009).

Met oog op het huidige onderzoek, is er tot op heden nog geen eye-tracking studie gedaan naar de interactie tussen message framing en temporale context. Wanneer

bovenstaande resultaten teruggekoppeld worden aan de eerder gestelde verwachting dat negatieve informatie op korte termijn en positieve informatie op lange termijn het meest persuasief zou zijn, kan met grote voorzichtigheid verwacht worden dat negatieve informatie op korte termijn wellicht nóg beter verwerkt wordt, en positieve informatie op lange termijn mogelijk nóg meer aandacht oproept. Echter, vanwege het gebrek aan bewijs voor een gegronde onderbouwing van hypotheses, is gekozen voor het opstellen van de volgende onderzoeksvraag:

Onderzoeksvraag 1: Wat is het effect van aandacht op de interactie tussen message framing en temporale context betreffende fruitinname intentie?

Methode

Sample

Participanten voor de studie werden geworven aan de hand van een oproep op de site van het LAB van de Universiteit van Amsterdam. Hierbij werden de participanten

geïnformeerd dat het een studie in het lab betrof van maximaal dertig minuten en er een vergoeding van vijf euro óf één participatiepunt tegenover stond. Participanten konden deelnemen wanneer zij ouder waren dan achttien jaar en geen medische klachten ervaren, waardoor er geen fruit mag worden gegeten. In totaal hebben 154 participanten deelgenomen aan de studie. Voorgaande de analyses zijn alle individuele scan path’s bekeken.

(12)

12 Participanten waarbij de eye-tracking ondermaats was zijn uitgesloten van verdere analyses. Onder ‘ondermaats’ worden (1) afwijkende scan path’s veroorzaakt door een technische tekortkoming (eye-tracker kon de pupil niet juist identificeren) en (2) te lage tracking ratio’s verstaan (wanneer minder dan 75% van de oogbewegingen zijn gemeten door de eye-tracker; Romano Bergstrom, Olmsted-Hawala, & Bergstrom, 2014). Negen participanten zijn

uitgesloten van deelname, wat resulteerde in een uiteindelijke groep van 145 participanten (24 mannelijk, Mage = 22.65, SD = 5.22).

Design en manipulatie

Er is gebruik gemaakt van een 2 (korte vs. lange termijn) x 2 (positieve vs. negatieve consequenties) factorieel tussen-proefpersonen design, waarbij participanten random zijn toegedeeld over de condities. De manipulatie bestond uit een viertal boodschappen (positieve gevolgen op korte termijn, positieve gevolgen op lange termijn, negatieve gevolgen op korte termijn en negatieve gevolgen op lange termijn), waarbij getracht is deze allen zo veel

mogelijk overeen te laten komen in zowel lengte als opmaak. De inhoud van de boodschappen is gebaseerd op eerder onderzoek naar message framing en temporale context op het gebied van fruitinname (De Bruijn en Budding, in press). Elke boodschap bestond uit een titel, korte inleiding en twee blokken met mogelijke gevolgen van het eten van (on)voldoende fruit1, zie bijlage 1.

Procedure

Bij binnenkomst in het lab ontvingen de participanten een informatieblad over het onderzoek en het informed consent (zie bijlage 2 en 3). Na het doornemen en ondertekenen van beide formulieren, werd gestart met de eerste online vragenlijst. In deze vragenlijst werd gevraagd naar de demografische gegevens (leeftijd, geslacht en opleiding), fruit- en

1 Ter voorkoming van volgorde effecten zijn er per boodschap twee versies gecreëerd waarbij de volgorde van

(13)

13 snackinname en intentie betreffende het eten van voldoende fruit. Na afronding van de eerste vragenlijst kon worden overgegaan naar het eye-tracking onderdeel. Participanten ontvingen korte instructies, zoals het hoofd zo stil mogelijk houden en enkel lezen met de ogen, waarna een korte kalibratie en validatie procedure met de eye-tracker plaatsvond. Zodra deze

succesvol was werd het experiment gestart en kreeg elke participant één van de vier boodschappen te zien. Zodra de participant klaar was met lezen kon deze zelf, door middel van de spatiebalk, het experiment afsluiten. Na afsluiting werd de tweede online vragenlijst gestart. In deze vragenlijst zat allereerst de manipulatiecheck, gevolgd door een meting van ease of imagination, intentie en attitude. Zodra ook deze laatste vragenlijst ingevuld was, ontving de participant één participatiepunt óf vijf euro.

Metingen

Voormeting. Voorgaande de eye-tracking hebben een aantal metingen

plaatsgevonden, namelijk demografische gegevens (leeftijd, geslacht en huidige opleiding), intentie en fruit- en snackinname van de afgelopen twee weken. Intentie is gemeten op een 7-punts Likertschaal (+3 = helemaal mee eens; -3 = helemaal mee oneens). Er is gebruik gemaakt van zes items, waarbij aangegeven moest worden in hoeverre men het eens was met de stellingen. Voorbeelden van deze items zijn “Ik wil minimaal twee stuks fruit per dag eten” en “Ik zal minimaal twee stuks fruit per dag eten, zelfs als ik daar geen trek in heb”. Bij het kijken naar de betrouwbaarheid is een Cronbach’s Alpha van .93 gevonden, wat volgens de COTAN als goed beoordeeld wordt (Evers et al., 2009).

Fruit- en snackinname zijn beide gemeten aan de hand van twee vragen, allebei gebaseerd op eerder ontwikkelde schalen (fruitinname: Bogers, Van Assema, Kester, Westerterp, & Dagnelie, 2004; snackinname: Van Assema, Brug, Ronda, Steenhuis, & Oenema, 2002). De voormeting van fruit- en snackinname diende als randomisatie check ter controle van de gelijke verdeling van het huidige niveau van fruit- en snackinname bij de

(14)

14 participanten over de condities. De eerste vraag met betrekking tot fruitinname luidde: “Als je terugkijkt op de afgelopen twee weken, hoe vaak at je dan de volgende stuks fruit?”. Hierbij konden, aan de hand van 6 items, verschillende soorten fruit aangegeven worden (bananen, citrusfruit etc.; 9-puntsschaal van ‘niet’ tot ‘elke dag van de week’). Vervolgens kon bij de tweede vraag, namelijk “Als je dan zulk fruit at in de afgelopen twee weken, hoeveel stuks at je dan normaliter per dag?”, worden aangegeven hoeveel van het eerder aangegeven fruit men dan had gegeten (9-puntsschaal van ‘niet’ tot ‘6 stuks of meer per dag’). Voor snackinname zijn gelijknamige vragen gebruikt, echter is het woord ‘fruit’ vervangen voor ‘snack’ en kon in plaats van fruit verschillende soorten snacks aangegeven worden (gefrituurde snacks, koeken etc.). Door de uitkomsten bij zowel fruit- als snackinname van vraag 1 en vraag 2 te vermenigvuldigen en vervolgens te delen door zeven, kon de gemiddelde fruit- en

snackconsumptie per dag berekend worden (respectievelijk M = 1.19, SD = .52, M = 1.00, SD = .51).

Eye-tracking. Voor de eye-tracking is gebruik gemaakt van een SMI RED 120

(SensoMotoric Instruments, 2012) eye-tracker, welke geplaatst is aan de onderzijde van een 22 inch monitor. De eye-tracking data is verzameld met een gaze sample rate van 120 Hz per seconde. Er zijn vier zogenoemde area’s of interest gecreëerd (titel, subtitel en twee

tekstvakken met daarin afwisselend vier verschillende boodschappen: griep, snacks, hart- en vaatziekten en overgewicht) voor het meten van de tijd die de participanten spenderen aan het fixeren op een bepaald stuk tekst. Aandacht is daarmee gemeten in termen van totale fixatie tijd (in milliseconden) in deze area’s of interest.

Nameting. Na afloop van de eye-tracking hebben wederom een aantal metingen

plaatsgevonden, namelijk de manipulatiecheck, ease of imagination, attitude en nogmaals intentie. De manipulatiecheck is uitgevoerd met een tweetal vragen. De eerste vraag had betrekking op het type frame en luidde “Benadrukte deze tekst volgens jou positieve gevolgen

(15)

15 OF negatieve gevolgen van onvoldoende fruit eten?”, welke beantwoord kon worden op een 7-punts Likertschaal (+3 = hele positieve gevolgen; -3 = hele negatieve gevolgen). De tweede vraag had betrekking op het type termijn en luidde “Benadrukte deze tekst volgens jou

gevolgen die op korte termijn OF op lange termijn konden plaatsvinden?”, welke ook

beantwoord kon worden op een 7-punts Likertschaal (+3 = korte termijn; -3 = lange termijn). Ease of imagination is gemeten met de vraag “Kun je de onderstaande consequenties of symptomen makkelijk of moeilijk inbeelden?”. Hierbij konden, aan de hand van zes items, verschillende consequenties/symptomen (geen honger hebben, hart- en vaatziekten etc.) worden beoordeeld op een 7-punts Likertschaal (+3 = heel erg makkelijk; -3 = heel erg moeilijk). Opgemerkt moet worden dat van de zes items, de participanten er slechts drie gelezen hebben tijdens de eye-tracking. Voor participanten in de korte termijn conditie waren dit: ‘griep hebben’, ‘geen honger hebben’ en ‘ongezonde snacks eten’. Voor participanten in de lange termijn conditie waren dit: ‘overgewicht hebben’, ‘hart- en vaatziekten hebben’ en ‘kanker hebben’. Met oog op de analyses is dan ook onderscheid gemaakt tussen

consequenties/symptomen die men wel gelezen heeft en consequenties/symptomen die men niet gelezen heeft.

Attitude werd gemeten aan de hand van de stelling “De komende week minimaal twee stuks fruit per dag eten, vind ik”, waarbij participanten werd gevraagd of zij van mening waren dat dit (1) heel gezond – heel ongezond, (2) heel erg goed – heel erg slecht, (3) heel erg plezierig – heel erg onplezierig, (4) heel erg verstandig – heel erg onverstandig, (5) heel erg prettig – heel erg onprettig en (6) heel erg nuttig – heel erg nutteloos is. Het antwoord kon aangegeven worden op een 7-punts Likertschaal (bijv. +3 = heel gezond en -3 = heel

ongezond). Er is een Cronbach’s Alpha van .91 gevonden, wat volgens de COTAN als goed beoordeeld wordt (Evers et al., 2009).

(16)

16 dat in de nameting specifiek werd gevraagd naar de intentie om fruit te eten ‘in de komende week’. Hiervoor is een betrouwbaarheid van α = .95 gevonden, wat volgens de COTAN als goed beoordeeld wordt (Evers et al., 2009).

Resultaten

Randomisatie- en manipulatiechecks

Voor de randomisatiecheck is allereerst een 2 (type frame) x 2 (type termijn) univariate variantieanalyse uitgevoerd op leeftijd, gemiddelde fruitconsumptie per dag en gemiddelde snackconsumptie per dag. In alle gevallen zijn geen verschillen tussen groepen gevonden (alle p’s > .095). Tevens is een chi-square test uitgevoerd voor het onderzoeken van de effecten van type frame en type termijn op geslacht en opleidingsniveau. Ook hier is geen verschil tussen groepen gevonden (beide p’s > .478). Deze uitkomsten duiden op een

succesvolle randomisatie. Oftewel, de participanten in de verschillende condities verschillen niet significant van elkaar op leeftijd, gemiddelde fruit- en snackconsumptie per dag, geslacht en opleidingsniveau.

Voor de manipulatiecheck van type frame is een 2 (type frame) x 2 (type termijn) univariate variantieanalyse uitgevoerd. Zoals verwacht is een hoofdeffect gevonden voor type frame op de manipulatiecheck type frame, F(1, 141) = 457.74, p < .001, η2 = .77.

Participanten in de winst-frame conditie vonden inderdaad dat de tekst meer positieve uitkomsten benadrukte (M = 1.99, SD = 1.41), terwijl participanten in de verlies-frame conditie vonden dat de tekst meer negatieve uitkomsten benadrukte (M = -2.16, SD = .86). Echter is er ook een hoofdeffect gevonden voor type termijn op de manipulatiecheck type frame, F(1, 141) = 5.96, p < .05, η2 = .041. Het lijkt erop dat participanten die een tekst met korte termijn gevolgen te zien kregen, vonden dat de tekst meer positieve uitkomsten benadrukte (M = .21, SD = 2.28), terwijl participanten die een tekst met lange termijn gevolgen te zien kregen, vonden dat de tekst meer negatieve uitkomsten benadrukte (M =

(17)

-17 .23, SD = 2.49). Er is geen interactie-effect gevonden voor type termijn en type frame, F(1, 141) = .43, p = .514, η2 = .003. Voor de manipulatiecheck van type termijn is ook een 2 (type frame) x 2 (type termijn) univariate variantieanalyse uitgevoerd. Er is een hoofdeffect

gevonden voor type termijn op de manipulatiecheck type termijn, F(1, 141) = 268.30, p < .001, η2 = .66. Participanten in de korte termijn conditie vonden inderdaad dat de tekst meer uitkomsten op de korte termijn benadrukte (M = 1.33, SD = 1.80), terwijl participanten in de lange termijn conditie vonden dat de tekst meer uitkomsten op de lange termijn benadrukte (M = -2.49, SD = .85). Zoals verwacht is er zowel geen hoofdeffect voor type frame, F(1, 141) = .45, p = .505, η2 = .003, alsmede geen interactie-effect voor type frame en type termijn gevonden op de manipulatiecheck type termijn, F(1, 141) = 1.72, p = .192, η2 = .012.

Rekening moet worden gehouden met het gegeven dat de assumptie van gelijke varianties in de populatie geschonden is, Levene’s F(3, 141) = 11.86, p < .001.

Boodschap effecten

Voor de meting van intentie is een 2 (type frame) x 2 (type termijn) herhaalde metingen analyse uitgevoerd. Er zijn geen significante hoofdeffecten gevonden voor zowel type frame (F(1, 141) = .21, p = .648, η2 = .001) als type termijn (F(1, 141) = .021, p = .886, η2

= .00) op de intentie om twee stuks fruit per dag te eten. Tevens is geen interactie-effect gevonden voor type frame en type termijn op de intentie om twee stuks fruit per dag te eten,

F(1, 141) = .71, p = .400, η2 = .005. Dus hypothese 1 en 2 zijn verworpen.

Voor de meting van attitude is een 2 (type frame) x 2 (type termijn) univariate variantieanalyse uitgevoerd. Er is een significant hoofdeffect gevonden voor type frame op attitude, F(1, 141) = 5.81, p < .05, η2 = .04. Meer specifiek, participanten in de winst-frame conditie vertoonden een positievere attitude om twee stuks fruit per dag te eten (M = 1.90, SD = .85), dan participanten in de verlies-frame conditie (M = 1.49, SD = 1.16). Hiermee is hypothese 4 gedeeltelijk aangenomen. Er is geen significant hoofdeffect gevonden voor type

(18)

18 termijn op attitude, F(1, 141) = .093, p = .761, η2 = .001. Ook een significant interactie-effect voor type termijn en type frame op attitude blijft uit, F(1, 141) = .16, p = .690, η2 = .001. Hypothese 3 wordt daardoor verworpen.

Ondanks dat de participanten voor de meting van ease of imagination antwoord hebben gegeven op alle zes de stellingen, wordt in de volgende analyses alleen gebruik gemaakt van de stellingen die de participanten hebben gezien in de boodschap. Om de mate van ease of imagination te meten is allereerst een 2 (type frame) x 2 (type termijn) univariate variantieanalyse uitgevoerd. Er is een hoofdeffect gevonden voor type termijn op ease of imagination, F(1, 141) = 269.25, p = < .001, η2 = .66. Participanten in de korte termijn

conditie hebben een hogere ease of imagination (M = 1.71, SD = 1.17) dan participanten in de lange termijn conditie (M = -1.64, SD = 1.27). Daarmee is hypothese 3 aangenomen.

Vervolgens is een correlatieanalyse uitgevoerd tussen ease of imagination en intentie, waarbij onderscheid is gemaakt tussen participanten die een positief geframede boodschap (winst-frame) en participanten die een negatief geframede boodschap (verlies-(winst-frame) hebben gelezen. Er blijken geen significante correlaties te zijn tussen ease of imagination en intentie om twee stuks fruit per dag te eten voor zowel participanten in de winstframe conditie (r = -.007, p = .951), als participanten in de verlies-frame conditie (r = .13, p = .282). Hypothese 4 en 5 worden daardoor verworpen.

Voor de meting van de mate van aandacht, welke wordt uitgedrukt in fixatietijd (ms), voor een bepaald stuk tekst, is per area of interest (titel, subtitel, tekstblok griep, tekstblok snacks, tekstblok hart- en vaatziekten en tekstblok overgewicht) een 2 (type frame) x 2 (type termijn) univariate variantieanalyse uitgevoerd. Deze zullen respectievelijk worden

besproken. In acht moet worden genomen dat participanten in de korte termijn conditie enkel de tekstblokken griep en snacks hebben gezien en participanten in de lange termijn conditie enkel de tekstblokken hart- en vaatziekten en overgewicht. Er zijn geen hoofdeffecten

(19)

19 gevonden voor zowel type termijn (F(1, 141) = .14, p = .707, η2 = .001) als type frame (F(1, 141) = .34, p = .562, η2 = .002) op de fixatietijd betreffende de titel. Ook is geen interactie-effect gevonden voor type termijn en type frame, F(1, 141) = 3.35, p = .069, η2 = .023. Gekeken naar de subtitel komt een hoofdeffect naar voren voor type termijn op de fixatietijd,

F(1, 141) = 5.30, p < .05, η2 = .036. Participanten in de lange termijn conditie kijken langer

naar de subtitel (M = 8556.48, SD = 3805.04) dan participanten in de korte termijn conditie (M = 7336.20, SD = 2439.74). Voor zowel het hoofdeffect van type frame (F(1, 141) = .84, p = .361, η2

= .006) als het interactie-effect van type frame en type termijn op de fixatietijd betreffende de subtitel (F(1, 141) = .096, p = .758, η2 = .001) zijn geen significante resultaten gevonden. Rekening moet worden gehouden met het gegeven dat de assumptie van gelijke varianties in de populatie geschonden is, Levene’s F(3, 141) = 4.26, p < .01. Gekeken naar participanten in de korte termijn conditie, blijft voor tekstblok griep het hoofdeffect voor type frame uit, F(1, 34) = 1.23, p = .275, η2 = .036. Echter, voor tekstblok snacks wordt wel een trend gevonden voor type frame op de fixatietijd, F(1, 33) = 3.21, p = .082, η2 = .086. Participanten in de korte termijn conditie die een winst-frame te zien kregen, keken langer naar tekstblok snacks (M = 30660.13, SD = 9650.57), dan participanten in de korte termijn conditie die een verlies-frame te zien kregen (M = 25121.44, SD = 8910.79). Gekeken naar participanten in de lange termijn conditie, worden voor zowel tekstblok hart- en vaatziekten (F(1, 33) = .091, p = .765, η2 = .003), als tekstblok overgewicht (F(1,35) = .070, p = .793, η2 = .002) geen hoofdeffecten voor type frame gevonden.

Exploratieve analyse

Om te onderzoeken of het gegeven dat mensen in de korte termijn conditie significant langer kijken naar de negatief geframede snackboodschap mogelijk veroorzaakt wordt door de mate van ease of imagination betreffende snacks, is een correlatieanalyse tussen de fixatietijd van de snackboodschap en de ease of imagination van snacks uitgevoerd. Hierbij is

(20)

20 voorafgaand reeds onderscheid gemaakt tussen de framing en termijn condities. Uit de

resultaten komt naar voren dat er geen significante correlatie is tussen de snackboodschap fixatietijd en ease of imagination betreffende snacks, r = -.08, p = .773.

Discussie en conclusie

De huidige studie richt zich op het onderzoeken van de invloed van message framing en temporale context op het gebied van fruitinname. Meer specifiek, er is gekeken naar de persuasieve effecten van vier verschillende boodschappen op intentie en attitude betreffende fruitinname. In deze boodschappen werd onderscheid gemaakt tussen zowel positieve en negatieve, als korte en lange termijn consequenties. Aanvullend is onderzocht of deze effecten van message framing en temporale context verklaard worden door de mate van aandacht voor de boodschappen (door middel van eye-tracking) en/of de mate van ease of imagination van de verschillende consequenties.

Tot op heden is er weinig onderzoek gedaan naar eye-tracking en message framing. Naar eye-tracking en message framing betreffende fruitinname is zelfs geen onderzoek gedaan. Het is dan ook interessant dat uit de resultaten blijkt dat er een trend is voor het type frame in combinatie met de tijd die men kijkt naar het tekstblok snacks. Participanten die een winst-frame te zien krijgen, kijken namelijk langer naar het tekstblock snacks dan

participanten die een verlies-frame te zien krijgen. Dit komt overeen met de onderzoeken van Berenbaum en Latimer-Cheung (2014) en O’Malley en Latimer-Cheung (2013), waaruit blijkt dat winst-geframede boodschappen leiden tot meer aandacht. Echter, ondanks dat dezelfde groep participanten naast een tekstblok snacks ook een tekstblok over griep heeft gelezen, worden hier geen verschillen in aandacht per frame gevonden. Het lijkt dus van toegevoegde waarde om, bij het ontwikkelen van persuasieve boodschappen ter bevordering van voldoende fruitinname, mee te nemen dat men meer aandacht lijkt te hebben voor winst-geframede boodschappen die gericht zijn op snacks. Tevens blijkt dat participanten in de lange termijn

(21)

21 conditie langer kijken naar de subtitel, vergeleken met participanten in de korte termijn

conditie. Echter moet hierbij in acht worden genomen dat deze in de lange termijn conditie twee woorden meer bevatte dan in de korte termijn conditie, wat mogelijk meespeelt in het gegeven dat men langer naar de lange termijn subtitel heeft gekeken.

Een opvallende bevinding komt naar voren in de manipulatiecheck voor type frame. Naast dat participanten in de winst-frame conditie vinden dat de tekst zoals verwacht meer positieve uitkomsten benadrukt en voor de verlies-frame conditie vice versa, vinden participanten die korte termijn gevolgen te zien krijgen tevens dat de tekst meer positieve uitkomsten benadrukt. Dit terwijl participanten die lange termijn gevolgen lezen vinden dat de tekst meer negatieve uitkomsten benadruke. Een mogelijk verklaring hiervoor kan worden gevonden in het onderzoek van Chandran & Menon (2004), waaruit blijkt dat verschillen in temporale framing (korte versus lange termijn) een invloed uitoefent op de beoordeling van de valentie (positief versus negatief) van gezondheidsrisico’s. Zo blijkt dat participanten een risico gepresenteerd over een dag (versus een jaar) als dichterbij en meer concreet ervaren, wat resulteert in een hogere inschatting van het risico voor henzelf en anderen. Oftewel, verschillen in framing leidt tot het oproepen van verschillende psychologische processen. Deze bevindingen tonen wellicht het (onlosmakelijke) verband aan tussen framing en temporale context, en bieden daarmee een verklaring voor het gegeven dat men bij verschillende tijdsframes tegelijkertijdbepaalde positieve/negatieve associaties heeft.

Voor intentie is geen interactie-effect tussen type frame en type termijn gevonden. Ook blijven hoofdeffecten voor zowel type frame als type termijn uit.Hypothese 1 en 2 zijn daarmee niet aangenomen. Dit in tegenstelling tot het onderzoek van De Bruijn en Budding (in press) waar wel een significant interactie-effect op fruitinname intentie is aangetoond. Ook voor attitude is geen interactie-effect voor type frame en type termijn aangetoond, waardoor hypothese 3 is verworpen. Wel is een hoofdeffect gevonden voor type frame op attitude.

(22)

22 Participanten in de winst-frame (versus verlies-frame) conditie blijken een positievere attitude tegenover fruitinname te vertonen. Deze bevinding komt overeen met de bevindingen van Rothman en Salovey (1997), welke stellen dat bij preventie gedrag, waaronder het eten van voldoende fruit valt, winst-frames effectiever zijn dan verlies-frames. Hiermee is hypothese 4 gedeeltelijk aangenomen. Het uitblijven van interactie-effecten tussen type frame en type termijn kan wellicht worden teruggehaald op het verschil in leeftijdsgroepen in verschillende onderzoeken, wat mogelijk weer de inconsistente bevindingen met betrekking tot message framing en temporale context in eerdere literatuur verklaart (Bernstein et al., 2016; Gerend & Cullen, 2008). Het bewijs voor de effecten van temporale context wordt namelijk vaak beschreven vanuit het perspectief van temporale discounting (de mate waarin men een toekomstige (versus onmiddellijke) beloning devalueert; Green, Myerson, & Ostaszewski, 1999), of vertraagde beloningen (Green & Myerson, 2004; Green, Fry, & Myerson, 1994). Het blijkt dat men uitkomsten op de lange termijn meer devalueert dan onmiddellijke uitkomsten, zelfs wanneer deze uitkomsten objectief gezien hetzelfde zijn. Echter is het devalueren van uitkomsten op lange termijn niet gelijk verdeeld over leeftijdsgroepen. Zo blijken kinderen, adolescenten en jongvolwassenen (zoals in het huidige onderzoek) uitkomsten op de lange termijn disproportioneel te devalueren, in vergelijking met

volwassenen en ouderen (Greet et al., 1994). Dit kan ertoe hebben geleid dat in de studie van De Bruijn en Budding (in press) onder volwassenen, wél effecten zijn gevonden voor de interactie tussen type termijn en type frame, terwijl in de huidige studie onder

jongvolwassenen deze effecten uitblijven (want alleen aan korte termijn uitkomsten zou waarde worden toegekend).

Naast intentie en attitude is er ook gekeken naar ease of imagination. Hierbij is hypothese 5 aangenomen, wat inhoud dat participanten in de korte termijn conditie zich de consequenties beter voor de geest kunnen halen, vergeleken met participanten in de lange

(23)

23 termijn conditie.Deze uitkomst kan gelinkt worden aan de bevindingen van Liberman en Trope (1998), welke stellen dat men gebeurtenissen op korte termijn als meer concreet construeert, tegenover een meer abstractie constructie van gebeurtenissen op lange termijn. Doordat gebeurtenissen op korte termijn meer concrete details bevatten kan men zich een bepaalde actie vervolgens beter voorstellen, met als gevolg een hogere ease of imagination. Echter is er geen relatie gevonden tussen message framing, ease of imagination en de intentie om twee stuks fruit per dag te eten. Hypothese 6 en 7 zijn daarmee verworpen. Een verklaring hiervoor ligt mogelijk in het feit dat deze twee verwachtingen gebaseerd zijn op de studie van Broemer (2004), waarin specifiek is gekeken naar de ease of imagination met betrekking tot symptomen van een ziekte. Zo werd in het onderzoek van Broemer (2004) gevraagd naar de symptomen van een hartaandoening, zoals ‘pijn op de borst’ en ‘onregelmatige hartslagen’. In de huidige studie is er echter geen sprake van een ziekte, waardoor wellicht niet dezelfde uitkomsten naar voren zijn gekomen.

Aan de hand van de koppeling die gelegd kan worden tussen ease of imagination en aandacht (hoe langer men kijkt, hoe beter/slechter iets mogelijk voor te stellen is), is tevens een exploratieve analyse uitgevoerd. Dit om te kijken of de verhoogde mate van aandacht voor het tekstblok snacks toe te wijden is aan de ease of imagination betreffende snacks. Hieruit blijkt dat ease of imagination geen rol speelt in de verhoogde aandacht voor het tekstblok snacks. Er zijn dus wellicht andere factoren dan ease of imagination die een

verklaring kunnen geven voor de verhoogde mate van aandacht. Zoals eerder benoemd blijkt er enkel bij winst-frames een attitudeverandering plaats te vinden. Voor toekomstig

onderzoek zou het dan ook interessant zijn om factoren te onderzoeken, waaronder attitude, die een verklaring kunnen bieden voor de verschillen in mate van aandacht die men heeft voor bepaalde stukken tekst.

(24)

24 te meten. Dit vormt daarmee tevens een limitatie van de huidige studie; door het niet

meenemen van gedragsuitkomsten is het niet duidelijk of de verschillende boodschappen effectief zijn in het daadwerkelijk verhogen van de fruitinname. Dit terwijl het meeste bewijs met betrekking tot message framing effecten worden gevonden op gedragsuitkomsten

(Gallagher & Updegraff, 2012). Ten slotte, de steekproef bestaat grotendeels uit studenten. Naast dat dit zorgt voor een verlaagde generaliseerbaarheid van de resultaten, kan het er mogelijk ook toe hebben geleid dat - zoals eerder uitgelegd aan de hand van temporale discounting - de resultaten tot op bepaalde hoogte beïnvloed zijn. Meer onderzoek naar message framing en temporale context binnen verschillende leeftijdscategorieën is dan ook gewenst.

(25)

25

Referentielijst

Berenbaum, E., & Latimer-Cheung, A. E. (2014). Examining the link between framed physical activity ads and behavior among women. Journal of Sport & Exercise Psychology, 36(3). doi:10.1123/jsep.2013-0207

Bernstein, M. H., Wood, M. D., & Erickson, L. R. (2016). The effectiveness of message framing and temporal context on college student alcohol use and problems: a selective e-mail intervention. Alcohol and Alcoholism, 51(1), 106-116.

doi:10.1093/alcalc/agv091

Bogers, R. P., Van Assema, P., Kester, A. D., Westerterp, K. R., & Dagnelie, P. C. (2004). Reproducibility, validity, and responsiveness to change of a short questionnaire for measuring fruit and vegetable intake. American Journal of Epidemiology, 159(9), 900-909. doi: 10.1093/aje/kwh123

Broemer, P. (2004). Ease of imagination moderates reactions to differently framed health messages. European Journal of Social Psychology, 34(2), 103-119.

doi:10.1002/ejsp.185

Brug, J., De Vet, E., De Nooijer, J., & Verplanken, B. (2006). Predicting fruit consumption: Cognitions, intention, and habits. Journal of Nutrition Education and Behavior, 38(2), 73-81. doi:10.1016/j.jneb.2005.11.027

Brug, J., Ruiter, R. A., & Van Assema, P. (2003). The (ir) relevance of framing nutrition education messages. Nutrition and Health, 17(1), 9-20.

doi:10.1177/026010600301700102

Cauberghe, V., De Pelsmacker, P., Janssens, W., & Dens, N. (2009). Fear, threat and efficacy in threat appeals: Message involvement as a key mediator to message acceptance. Accident Analysis & Prevention, 41(2), 276-285. doi:10.1016/j.aap.2008.11.006 CBS, 2015. Nederland eet onvoldoende groente, fruit en vis. Verkregen op 14 april 2016, van

(26)

26 https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2015/17/nederland-eet-onvoldoende-groente-fruit-en-vis

Chandran, S., & Menon, G. (2004). When a day means more than a year: Effects of temporal framing on judgments of health risk. Journal of Consumer Research, 31(2), 375-389. doi:10.1086/422116

De Bruijn, G. J., & Budding, J. (in press). Temporal consequences, message framing, and consideration of future consequences – persuasion effects on adult fruit intake intention and resolve. Journal of Health Communication.

De Bruijn, G. J., Spaans, P., Jansen, B., & Van ‘t Riet, J. (2016). Testing the effects of a message framing intervention on intentions towards hearing loss prevention in adolescents. Health Education Research, 31(2), 161-170. doi:10.1093/her/cyw006 De Hoog, N., Stroebe, W., & De Wit, J. B. (2005). The impact of fear appeals on processing

and acceptance of action recommendations. Personality and Social Psychology

Bulletin, 31(1), 24-33. doi: 10.1177/0146167204271321

Dijkstra, A., Rothman, A., & Pietersma, S. (2011). The persuasive effects of framing messages on fruit and vegetable consumption according to regulatory focus theory. Psychology & Health, 26(8), 1036-1048. doi:10.1080/08870446.2010.526715 Duchowski, A. (2007). Eye tracking methodology: Theory and practice. Londen: Springer

Science & Business Media.

Evers, A., Lucassen, W., Meijer, R., & Sijtsma, K. (2009). COTAN beoordelingssysteem voor de kwaliteit van tests (geheel herziene versie). NIP.

Gallagher, K. M., & Updegraff, J. A. (2012). Health message framing effects on attitudes, intentions, and behavior: a meta-analytic review. Annals of Behavioral Medicine, 43(1), 101-116. 101-116. doi:10.1007/s12160-011-9308-7

(27)

27 college student drinking behavior. Journal of Experimental Social Psychology, 44(4), 1167-1173. doi:10.1016/j.jesp.2008.02.007

Green, L., Fry, A. F., & Myerson, J. (1994). Discounting of delayed rewards: A life-span comparison. Psychological Science, 5(1), 33-36. doi:

10.1111/j.1467-9280.1994.tb00610.x

Green, L., & Myerson, J. (2004). A discounting framework for choice with delayed and probabilistic rewards. Psychological Bulletin, 130(5), 769. doi: 10.1037/0033-2909.130.5.769

Green, L., Myerson, J., & Ostaszewski, P. (1999). Discounting of delayed rewards across the life span: Age differences in individual discounting functions. Behavioural Processes, 46(1), 89-96. doi: 10.1016/S0376-6357(99)00021-2

Kahneman, D., & Tversky, A. (1979). Prospect theory: An analysis of decision under risk. Econometrica: Journal of the Econometric Society, 47(2), 263-291.

doi:10.2307/1914185

Liberman, N., & Trope, Y. (1998). The role of feasibility and desirability considerations in near and distant future decisions: A test of temporal construal theory. Journal of Personality and Social Psychology, 75(1), 5. doi:10.1037/0022-3514.75.1.5 McGuire, W.J. (1984). Public communication as a strategy for inducing health-promoting

behavioural change. Preventive Medicine, 13(3), 299-319. doi:10.1016/0091-7435(84)90086-0

Mogilner, C., Aaker, J. L., & Pennington, G. L. (2008). Time will tell: The distant appeal of promotion and imminent appeal of prevention. Journal of Consumer Research, 34(5), 670-681. doi: 10.1086/521901

Nan, X., Zhao, X., Yang, B., & Iles, I. (2015). Effectiveness of cigarette warning labels: examining the impact of graphics, message framing, and temporal framing. Health

(28)

28 Communication, 30(1), 81-89. doi:10.1080/10410236.2013.841531

O’Malley, D. A., & Latimer-Cheung, A. E. (2013). Gaining perspective: The effects of message frame on viewer attention to and recall of osteoporosis prevention print advertisements. Journal of Health Psychology, 18(11), 1400-1410.

doi:10.1177/1359105312456323

Orbell, S., & Kyriakaki, M. (2008). Temporal framing and persuasion to adopt preventive health behavior: moderating effects of individual differences in consideration of future consequences on sunscreen use. Health Psychology, 27(6), 770. doi:10.1037/0278-6133.27.6.770

Romano Bergstrom, J. C. R., Olmsted-Hawala, E. L., & Bergstrom, H. C. (2014). Older adults fail to see the periphery in a Web site task. Universal Access in the Information Society, 1-10. doi:10.1007/s10209-014-0382-z

Rothman, A. J., Salovey, P., Antone, C., Keough, K., & Martin, C. D. (1993). The influence of message framing on intentions to perform health behaviors. Journal of

Experimental Social Psychology, 29, 408-433. doi:10.1006/jsep.1993.1019

Rothman, A. J., & Salovey, P. (1997). Shaping perceptions to motivate healthy behaviour: The role of message framing. Psychological Bulletin, 121, 3-19.

Stiff, J. B., & Mongeau, P. A. (2003). Persuasive communication. New York: Guilford press. Tversky, A., & Kahneman, D. (1981). The framing of decisions and the psychology of choice.

Science, 211, 453-458. doi:10.1126/science.7455683

Van Assema, P., Brug, J., Ronda, G., Steenhuis, I., & Oenema, A. (2002). A short dutch questionnaire to measure fruit and vegetable intake: relative validity among adults and adolescents. Nutrition and Health, 16(2), 85-106. doi: 10.1177/026010600201600203 Van Assema, P., Martens, M., Ruiter, R. A., & Brug, J. (2001). Framing of nutrition

(29)

29 Journal of Human Nutrition and Dietetics, 14(6), 435-442.

doi: 10.1046/j.1365-277X.2001.00315.x

Voedingscentrum. (n.d.). Fruit. Verkregen op 14 april 2016, van http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/fruit.aspx#blok3

White, K., MacDonnell, R., & Dahl, D. W. (2011). It's the mind-set that matters: The role of construal level and message framing in influencing consumer efficacy and

conservation behaviors. Journal of Marketing Research, 48(3), 472-485. doi:10.1509/jmkr.48.3.472

(30)

30

Bijlage 1.

Winst-frame en korte termijn.

(31)

31 Winst-frame en lange termijn.

(32)

32

Bijlage 2.

Informatieblad Onderzoek Fruit en Aandacht

Amsterdam, mei 2016 Geachte heer, mevrouw,

U bent uitgenodigd deel te nemen aan een onderzoek dat wordt uitgevoerd onder

verantwoordelijkheid van onderzoeksinstituut ASCoR, onderdeel van de Universiteit van Amsterdam. ASCoR doet wetenschappelijk onderzoek naar media en communicatie in de samenleving.

Het onderzoek waarvoor wij uw medewerking hebben gevraagd, is getiteld “Fruit en Aandacht”. In dit onderzoek zullen we u een aantal korte vragen voorleggen omtrent (uw mening over) uw fruitconsumptie en u een korte tekst laten lezen. Ook als u niet (regelmatig) fruit eet, kunt u deelnemen aan dit onderzoek.

Dit onderzoek is opgedeeld in twee gerelateerde onderdelen. Voor de eerste meting dient u naar het UvA LAB te komen. In dit lab zult u een korte vragenlijst invullen, waarna u een korte tekst te lezen krijgen. Door middel van een eye-tracking apparaat zullen wij uw leesgedrag meten – na het lezen van deze tekst vult u in het ComLab nogmaals een korte online vragenlijst in. In dit laatste deel zullen wij u vragen naar uw mening van de (inhoud van de) tekst. Een week nadat u deze tekst hebt ontvangen, wordt u nogmaals verzocht een korte online vragenlijst in te vullen.

Als u aan alle drie de onderdelen heeft deelgenomen, ontvangt u hiervoor OF 1 participatie-punt OF 5 euro.

De totale duur van dit onderzoek is zo'n 25-30 minuten. Verder is het onderzoek enkel toegankelijk als u (1) 18 jaar of ouder bent; en/of (2) geen medische klachten

ervaart waardoor u geen fruit kunt of mag eten.

Omdat dit onderzoek wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van ASCoR, Universiteit van Amsterdam, heeft u de garantie dat:

1. Uw anonimiteit is gewaarborgd en dat uw antwoorden of gegevens onder geen enkele voorwaarde aan derden zullen worden verstrekt, tenzij u hiervoor van tevoren

uitdrukkelijke toestemming hebt verleend.

2. U zonder opgaaf van redenen kunt weigeren mee te doen aan het onderzoek of uw deelname voortijdig kunt afbreken. Ook kunt u achteraf (binnen 24 uur na deelname) uw toestemming intrekken voor het gebruik van uw antwoorden of gegevens voor het onderzoek.

3. Deelname aan het onderzoek geen noemenswaardige risico’s of ongemakken voor u met zich meebrengt, geen moedwillige misleiding plaatsvindt, en u niet met expliciet

(33)

33 4. U uiterlijk 5 maanden na afloop van het onderzoek de beschikking over een

onderzoeksrapportage kunt krijgen waarin de algemene resultaten van het onderzoek worden toegelicht.

Voor meer informatie over dit onderzoek en de uitnodiging tot deelname kunt u te allen tijde contact opnemen met de uitvoerende onderzoeker Eline Roordink (eline.roordink@

student.uva.nl, ASCoR, Universiteit van Amsterdam, Postbus 15793, 1001 NG, te Amsterdam).

Mochten er naar aanleiding van uw deelname aan dit onderzoek bij u toch klachten of opmerkingen zijn over het verloop van het onderzoek en de daarbij gevolgde procedure, dan kunt u contact opnemen met het lid van de Commissie Ethiek namens ASCoR, per adres: ASCoR secretariaat, Commissie Ethiek, Universiteit van Amsterdam, Postbus 15793, 1001 NG, te Amsterdam; 020- 525 3680; ascor-secr-fmg@uva.nl. Een vertrouwelijke behandeling van uw klacht of opmerking is daarbij gewaarborgd.

Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en danken u bij voorbaat hartelijk voor uw deelname aan dit onderzoek dat voor ons van grote waarde is.

Met vriendelijke groet,

Dr. Gert-Jan de Bruijn (Universiteit van Amsterdam, verantwoordelijk onderzoeker) Eline Roordink (uitvoerend onderzoeker)

(34)

34

Bijlage 3.

Informed Consent Formulier

Ik verklaar hierbij op voor mij duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard en methode van het onderzoek, zoals uiteengezet op het informatieblad Fruit en Aandacht’. Mijn vragen zijn naar tevredenheid beantwoord.

In sociaal-wetenschappelijk onderzoek worden allerlei gegevens verzameld die van belang zijn voor het doel van het onderzoek. Deze gegevens kunnen op verschillende manieren worden verzameld, zoals via vragenlijsten, reactietijdtesten, experimenten, camera’s, geluidsapparatuur, fysiologische metingen, etc. Door middel van het ondertekenen van dit formulier geeft u ons toestemming om via (i) een reactietijdentest en (ii) een vragenlijst gegevens te verzamelen en te gebruiken voor wetenschappelijk onderzoek. Uw gegevens zullen uiteindelijk gebruikt worden om wetenschappelijke conclusies te trekken.

Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden hoef op te geven. Ik besef dat ik op elk moment mag stoppen met het experiment. Als mijn onderzoeksresultaten gebruikt worden in wetenschappelijke publicaties, of op een andere manier openbaar worden gemaakt, dan zal dit volledig geanonimiseerd gebeuren. Mijn persoonsgegevens worden niet door derden ingezien zonder mijn uitdrukkelijke toestemming.

Als ik meer informatie over het onderzoek wil, nu of in de toekomst, dan kan ik me wenden tot Dr. Gert-Jan de Bruijn, g.j.debruijn@uva.nl. Voor eventuele klachten over dit onderzoek kan ik me wenden tot het lid van de Commissie Ethiek namens ASCoR, per adres: ASCoR secretariaat, Commissie Ethiek, Postbus 15793, 1001 NG te Amsterdam; 020-525 3680; ascor-secr-fmg@uva.nl.

Aldus in tweevoud getekend:

……… ………

Naam participant Handtekening

Ik heb toelichting verstrekt op het onderzoek. Ik verklaar mij bereid nog opkomende vragen over het onderzoek naar vermogen te beantwoorden.

……… ………

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wanneer we de kwetsbaarheid op zowel lange als korte termijn van de beroepen van verschillende groepen werkenden onderzoeken, blijkt dat vrouwen, hoogopgeleiden

Uit de analyse blijkt dat groepsbeloningen voor zowel de korte als lange termijn alleen door onderneming A worden toegepast. Geconcludeerd kan worden dat onderneming A in hoge mate

Value-based research can therefore open up new lines of thinking for health product and service design and can be easily integrated into a user- or human-centered design process, as

7) Vergelijk bijvoorbeeld het onderscheid tussen „die kurzfristige Gewinnplanung'' en „der langfristige Wirtschaftsplan” bij E. Smithies, The Maximization of Profits

Uit de literatuur is bekend dat personen die tijdens de zwangerschap een zwangerschapsmasker (chloasma gravidarum) hebben gehad een groter risico lopen op het ontwikkelen van

 Als groene gasvormige energiedragers kunnen waterstof en synthetisch me- thaan een belangrijke rol spelen op de lange termijn, en dan met name als groene

 South African cities and towns experience the same trends (population growth, urbanisation and increases in private vehicle ownership) as international and other