De Modererende Rol van Mindfulness en
Savoring
in de Relatie tussen Positieve Gebeurtenissen op
het Werk en Burnout Klachten.
Bachelorthese Psychologie
Linda Berkhout
Abstract
Het doel van deze correlationele studie is om de relatie tussen positieve
gebeurtenissen en burnout klachten te onderzoeken. Hierbij wordt ook de modererende rol mindfulness en savoring onderzocht. In een steekproef van 124 werkende personen is data verzameld in een baseline vragenlijst en vier dagelijkse vragenlijsten. In de resultaten van de studie bleek geen relatie te bestaan tussen positieve gebeurtenissen en burnout, en ook geen modererende rol te bestaan voor mindfulness of savoring. Er werd wel een marginaal interactieeffect tussen mindfulness, positieve gebeurtenissen en uitputtingsklachten gevonden. De conclusie is dat een hoge mate mindfulness in combinatie een hoog aantal positieve gebeurtenissen op het werk wellicht een negatieve relatie heeft met uitputtingsklachten van burnout.
Werkstress is een groot probleem onder de Nederlandse bevolking. Uit de cijfers van de TNO uit 2014 blijkt dat 36% van het werkgerelateerde ziekteverzuim ontstaat door werkstress. Dit staat gelijk aan 7.555.000 verzuimdagen per jaar, en kost werkgevers jaarlijks ruim 1,8 miljard euro (TNO, 2014). Werkstress is een probleem wat niet onderschat mag worden omdat dit jaarlijks veel geld kost en stress een negatieve invloed heeft op de gezondheid van werknemers. Wanneer de klachten die leiden tot ziekteverzuim geanalyseerd wordt blijkt een groot deel van de mensen die werk verzuimen last te hebben van burnout klachten. In 2014 waren dit in Nederland 1 miljoen mensen, waaronder een aanzienlijk deel (17%) jongere werknemers betrof (TNO, 2014). Hieruit blijkt dat burnout klachten niet alleen een probleem zijn voor oudere werknemers, maar ook voor jongere werknemers. Burnout klachten zijn ook gerelateerd aan andere gezondheidsuitkomsten zoals depressie en chronische vermoeidheid (Schaufeli & Buunk, 2003), en niet alleen een op zichzelf staand probleem. In de laatste jaren is burnout daarom veel onderzocht. De naam burnout beschrijft het gevoel wat mensen hebben wanneer zij bepaalde werkgerelateerde klachten ervaren. Zij voelen zich opgebrand en hebben het gevoel hun werk niet meer goed kunnen doen. Een goede beschrijving van de aard van een burnout wordt gegeven door Schaufeli en Buunk (2003): ‘’Burnout is een aanhoudende, negatieve, werkgerelateerde gemoedstoestand in ‘normale’ personen die primair gekarakteriseerd wordt door uitputting, welke wordt
vergezeld door distress, een gevoel van verminderde effectiviteit, verminderde motivatie en de ontwikkeling van dysfunctionele houdingen en gedragingen op het werk’’. In de huidige studie wordt er gefocust op de twee hoofdaspecten van burnout, die nog niet uitzonderlijk
uitputting voornamelijk benaderd als emotionele vermoeidheid, gekenmerkt door het hebben van gevoelens van overbelasting en uitputting door de emotionele eisen van het werk (Demerouti, Bakker, Schaufeli & Nachreiner, 2001). Cynisme wordt gezien als een specifieke vorm van terugtrekken uit het werk of mentale afstand nemen van het werk waarbij sprake kan zijn van vervreemding, terugtrekken en cynische houding betreffende het werk en de rol die de persoon heeft in het werk. Het langdurig ervaren van stress is de grootste oorzaak van burnout. Langdurig ervaren van stress kan worden veroorzaakt door hoge werkdruk zoals beschreven in het Job Demands Resources model (Demerouti, Bakker, Nachreiner & Schaufeli, 2001). Volgens deze theorie zijn in elke werkomgeving twee typen werkkenmerken te herkennen, namelijk taakeisen en werkhulpbronnen. Taakeisen verwijzen naar lichamelijke, sociale of organisationele aspecten van het werk die een aanhoudende mentale of lichamelijke inspanning vereisen en daardoor geassocieerd worden met bepaalde fysiologische en psychologische kosten. Als de taakeisen hoog zijn krijgen mensen sneller last van uitputtings en vermoeidheidsklachten, welke gerelateerd zijn aan burnout. Werkhulpbronnen bestaan uit aspecten die functioneel zijn in het behalen van doelen, de kosten van taakeisen verlagen of persoonlijke groei en vooruitgang stimuleren. Wanneer er sprake is van lage werkhulpbronnen nemen mensen eerder (mentaal) afstand van het werk, wat op langere termijn kan leiden tot cynisme klachten. In een werksituatie kunnen ook andere aspecten dan te hoge taakeisen of een gebrek aan werkhulpbronnen bestaan die negatieve gevoelens oproepen. Een voorbeeld hiervan is het ervaren van werkgerelateerde negatieve gebeurtenissen. Uit onderzoek blijkt dat het ervaren van negatieve gebeurtenissen een positieve relatie heeft met het ervaren van burnout klachten (Carlson, Ferguson Hunter & Whitten, 2012). Dit komt waarschijnlijk doordat
mensen meer moeten omgaan met het reguleren van negatieve emoties waardoor zij meer stress ervaren en kwetsbaarder zijn voor het ervaren van burnout klachten. Uit onderzoek is tevens gebleken dat negatieve gebeurtenissen op de werkvloer voor meer vermoeidheid zorgen, wat samenhangt met het uitputtingsaspect van burnout (Gross, Semmer, Meier, Kälin, Jacobshagen & Tschan, 2011). Een voorbeeld van onderzoek naar de relatie tussen negatieve gebeurtenissen op het werk en burnout klachten is de studie van Wu en Hu (2009). In deze studie werd een relatie gevonden tussen beledigende leidinggevenden (wat ervaren kan worden als negatieve gebeurtenis) en uitputtingsklachten van burnout. Een ander voorbeeld van negatieve gebeurtenissen op het werk is behandeld in de studie van Georganta, Panagopoulou en Montgomery (2014). Uit de studie bleek dat roddelen op het werk positief gerelateerd was aan burnout klachten. Er is dus al enig onderzoek gedaan naar de impact van negatieve werkgerelateerde gebeurtenissen in relatie tot vermoeidheidsklachten en burnout klachten. De impact die positieve gebeurtenissen op het werk kunnen hebben is echter minder onderzocht. Er zijn aanwijzingen dat het ervaren positieve gebeurtenissen de gezondheid van werknemers kan verbeteren. Uit onderzoek is gebleken dat positieve levensgebeurtenissen een positief effect hebben op de het welzijn van mensen en stress verminderd wordt (Bono, Glomb, Shen, Kim & Koch, 2013). Positieve levensgebeurtenissen zijn echter niet de enige soort gebeurtenissen die positieve uitkomsten kunnen hebben. Dit geldt ook voor positieve werkgerelateerde gebeurtenissen, wat in de huidige studie het onderwerp van interesse is. Uit het onderzoek van Gross et al. (2011) bleek dat het ervaren van positieve gebeurtenissen op het werk vermoeidheid tegen gaat. Dit zou kunnen komen doordat het ervaren van positieve gebeurtenissen op het werk momenten van verademing of verlichting biedt van de taakeisen
van het werk. Deze momenten van verademing kunnen gebruikt worden om energiebronnen aan te vullen. Aangezien uit de genoemde studies blijkt dat positieve gebeurtenissen stress en vermoeidheid kunnen verminderen, en dit een onderdeel uitmaakt van de oorzaak en/of symptomen van burnout klachten, wordt in dit onderzoek verwacht dat positieve gebeurtenissen een negatieve relatie hebben met burnout klachten. Hypothese 1: Positieve gebeurtenissen hebben een negatieve relatie met burnout klachten, namelijk a) uitputting en b) cynisme. De modererende rol van mindfulness en savoring In de huidige studie wordt verwacht dat de relatie tussen positieve gebeurtenissen en , burnout beïnvloed kan worden door twee cognitieve strategieën, namelijk mindfulness en savoring. De reden dat de relatie tussen mindfulness, burnout en positieve gebeurtenissen interessant is, is omdat er in de laatste jaren is gebleken dat in ieder geval mindfulness als cognitieve strategie op veel mentale evenals fysieke gezondheidsfactoren een positieve invloed kan hebben. Aangezien burnout een groot probleem is in de huidige werkomgeving is het interessant om deze relaties verder te onderzoeken. Het voorkomen of verminderen van burnout klachten is daarin een onderwerp van interesse. Mindfulness kan hier wellicht een bijdrage in leveren. De definitie van mindfuless die in dit artikel aangehouden wordt is zoals genoemd in het artikel van KabatZinn: ‘’het bewustzijn wat ontstaat door het doelmatig richten van aandacht, in het hier en nu, en nietoordelend tegenover de ervaring van moment tot moment.’’ (KabatZinn, 2003). Wetenschappelijk bewijs voor de werkzaamheid van mindfulness interventies heeft zich opgestapeld, zoals in de metaanalyse van Baer (2003) wordt beschreven. Mindfulness interventies blijken ondanks vele methodologische gebreken
van studies een veelbelovende aanpak om het (psychologische) welzijn van mensen te verhogen. Mindfulness blijkt een positief effect te hebben bij emotionele en gedragsstoornissen zoals depressie, chronische pijn en eetstoornissen (Bishop et al., 2004). Wetenschappers hebben zich echter minder op de rol van mindfulness op de werkvloer gefocust. Er zijn wel enkele onderzoeken gedaan naar de relatie tussen mindfulness en stress en burnout klachten, zoals door Hülsheger, Alberts, Feinholdt en Lang (2013). Uit dit onderzoek bleek dat een mindfulness interventies uitputtingsklachten verminderde. Een ander onderzoek die de effectiviteit van mindfulness op burnout klachten onderzocht is van Mackenzie, Poulin en SeidmanCarlson (2006). Het bleek dat een mindfulness interventie stress en burnout klachten verminderde. Meer recentelijk bleek uit het onderzoek van Taylor en Millear (2016) mindfulness negatief geassocieerd te zijn met burnout klachten. In deze studies is de directe relatie tussen mindfulness en burnout klachten onderzocht. Er is in geen sprake van een de modererende rol van mindfulness, wat in deze studie wel het onderwerp van interesse is. Een eventuele modererende rol van mindfulness op positieve gebeurtenissen bij burnout klachten is interessant om te onderzoeken omdat het een cognitieve strategie is die personen beter in staat zou kunnen stellen om te beseffen en te ervaren dat een gebeurtenis daadwerkelijk positief is, en hierdoor meer positieve gevolgen ervaren dan personen die geen mindfulness strategie toepassen. Om ten volste te kunnen profiteren van een positieve gebeurtenis is het van belang dat deze beleefd worden in hier en nu. Als een persoon met zijn aandacht steeds in het verleden of de toekomst is (denk hier bijvoorbeeld aan het piekeren over een afspraak voor de volgende dag), is de kans kleiner dat deze persoon de positieve kanten van de gebeurtenissen ervaart. Daarom is de tweede hypothese van dit onderzoek als volgt:
Hypothese 2a: De relatie tussen positieve gebeurtenissen en burnout klachten is sterker voor mensen met een hoog niveau van mindfulness in vergelijking tot mensen met een lager niveau van mindfulness. Savoring is een emotieregulatie strategie die zich erop richt om stil te staan bij positieve gebeurtenissen en er ten volste van te genieten om zo het positieve effect van een situatie te maximaliseren (Jose, Lim & Bryant, 2012). Savoring en Mindfulness zijn
soortgelijke strategieën in de zin dat ervaren van het leven in het hier en nu van belang is, om het beste uit het heden te halen. Het verschil tussen savoring en mindfulness is dat mensen die een savoring strategie toepassen actief proberen positieve gebeurtenissen uit te vergroten. Dit wordt door Jose, Lim en Bryant (2012) beschreven als amplifying savoring. Positieve gebeurtenissen kunnen uitvergroot worden door er aandacht aan te besteden of de ervaring met mensen te delen. Ook kan er sprake zijn van dampening savoring, wat betekent dat personen proberen hun gevoelens zo te reguleren dat het positieve effect gedempt wordt. deze vorm van savoring is minder interessant in de relatie tot positieve gebeurtenissen omdat deze er juist op gericht is om positieve gevoelens te dempen. Uit de studie van Bono et al. (2013) bleek reeds dat het delen van positieve gebeurtenissen met anderen een positief effect heeft op werkstress en gezondheid. Met deze reden is het om savoring als moderator te
onderzoeken in de relatie tussen positieve gebeurtenissen en burnout klachten. In het verlengde van het voorgenoemde onderzoek zou het kunnen betekenen dat de savoring strategie de negatieve relatie tussen positieve gebeurtenissen en burnout klachten zou kunnen versterken. De gedachtegang achter de modererende rol van savoring is dat personen die in staat zijn om een positieve gebeurtenissen in het moment te kunnen beleven en hier het beste
uit halen minder last hebben van burnout klachten dan personen aan wie dit soort momenten voorbij gaan zonder dat zij hierbij op een positieve noot bij stilstaan.
Hypothese 2b: Positieve gebeurtenissen hebben een grotere negatieve relatie met burnout klachten wanneer een persoon ‘savoring the moment’strategie toepast. Het volledige onderzoeksmodel is grafisch weergegeven in Figuur 1. Methoden Steekproef en procedure De steekproef bestond uit 124 deelnemers, waarvan 41 vrouwen (33,1%), 78 mannen (62,9%) en 5 personen geen geslacht hebben aangegeven (4%). De gemiddelde leeftijd van de deelnemers was 37,39 jaar oud. (SD=13,80). De drie opleidingniveau’s die het meest genoemd zijn waren MBO (29%), HBO (29,8%) en WO (25%). De respondenten die niet tot deze 3 hoofdgroepen behoorden rapporteerden geen of basisonderwijs gehad te hebben (0,8%), VMBO/MAVO/LBO (6,5%) of HAVO/VWO (4,8%). Er was een grote diversiteit aanwezig in de beroepen en bekleedde functies van de deelnemers.
De studie vond plaats in Nederland als deel van een bachelorproject aan de Universiteit van Amsterdam. De studie werd gepresenteerd aan mogelijke deelnemers door één van de studenten die deelnamen aan het bachelorproject. De drie studenten gebruikten geen gestandaardiseerde informatie om deelnemers te werven voor het onderzoek, dus het werven van deelnemers is op verschillende manier gedaan. Dit heeft gevarieerd van persoonlijk contact, viavia contact, emailcontact, telefonisch contact tot persoonlijk contact. Er is sprake van een convenience sample in het huidige onderzoek. Er is gebruik gemaakt van een winkans op één van twee VVVbonnen met een bedrag van 25 euro als aansporing om deel te nemen aan het onderzoek. Inclusiecriteria waren minimaal 4 dagen werken in de week, minimale diensten van vier uur en het niet draaien van nachtdiensten. De deelnemers hebben informatie gekregen over het onderwerp van de studie en zijn op de hoogte gebracht van de procedure van de daadwerkelijke studie. Er is een baseline vragenlijst uitgezonden naar alle deelnemers, met hierin de vraag om via Qualtrics een aantal vragenlijsten in te vullen. Hierbij werd gespecificeerd dat de deelnemers moesten denken aan de periode van de afgelopen drie maanden. Na een periode van 7 dagen om de baseline vragenlijst in te vullen kregen de deelnemers verkorte vragenlijsten met dezelfde onderwerpen als de baseline vragenlijst toegestuurd. Er is gespecificeerd dat de antwoorden op deze vragen slechts de afgelopen werkdag moesten betreffen. Na afloop van de studie is er een email verzonden waarin alle deelnemers werden bedankt voor hun deelname. Materialen Burnout is gemeten met de Maslach Burnout Inventory (MBI) (Schaufeli & Van Dierendonck, 1994). Er zijn 6 vragen gebruikt in de dagelijkse vragenlijsten en 9 items in de baseline vragenlijst, die zijn opgedeeld in twee aspecten: uitputting en cynisme. De
antwoorden zijn geregistreerd met een Likert schaal van 7, met 1=nooit, 2=bijna nooit, 3=af en toe, 4=regelmatig, 5=vaak, 6=zeer vaak en 7=altijd. Het gemiddelde van alle scores is berekend om tot een gemiddelde score van burnout klachten te komen. De betrouwbaarheid van de vragenlijst met 6 items bleek .85 en de baseline variant had een Cronbach’s Alfa van .91. Alle items bleken de bij te dragen aan de betrouwbaarheid van de vragenlijst. Een voorbeelditem uit de vragenlijst is: ‘’Ik twijfel aan het nut van mijn werk’’.
Om mindfulness te meten is gebruik gemaakte van een verkorte versie van de
Freiburg Mindfulness Inventory (FMI) uit het artikel van Walach, Buchheld, Buttenmüller, Kleinknecht en Schmidt (2006). De vragenlijst bevatte 14 items, en werd beantwoord op een 4puntsschaal met 1=zelden, 2=soms, 3=redelijk vaak en 4=bijna altijd. Het gemiddelde van alle scores van de dagelijkse vragenlijsten is berekend om tot een uiteindelijke score van mindfulness te komen. De betrouwbaarheid van de vragenlijst bleek .78 voor de baseline vragenlijst van 14 items en .90 voor de verkorte variant van 6 items die is gebruikt in de dagelijkse vragenlijsten. Een voorbeelditem is: ‘’Ik sta open voor de ervaring van het moment.’’
Voor het meten van de mate van positieve gebeurtenissen is gebruik gemaakt van 3 items uit het artikel van Jose, Lim en Bryant (2012) die betrekking hadden op volgende beschrijving: Hieronder staan 3 vragen over leuke / plezierige / prettige gebeurtenissen / ervaringen van vandaag. Dit kunnen grote of kleine gebeurtenissen / momenten zijn, het gaat om dingen die u als positief ervaarde. De vragen die hierop volgden waren: Hoeveel positieve gebeurtenissen/momenten/ervaringen had u vandaag? Hoe intens waren deze gebeurtenissen? Hoeveel impact hadden deze gebeurtenissen op u? De vragen werden beantwoord op een 5puntsschaal met 1=geen enkele, 2 t/m werden niet gespecificeerd en 5=heel veel.
Voor het meten van de mate van amplifying savoring is gebruik gemaakt van 3 items uit het artikel van Jose, Lim en Bryant (2012). De items vroegen naar hoe de persoon had gereageerd op de positieve gebeurtenissen van die dag. De items waren stellingen die konden worden beantwoord met 1=helemaal mee oneens, 2 t/m 4 werden die gespecificeerd en 5=helemaal mee eens. De volgende stellingen zijn gebruikt: Ik deelde de positieve gebeurtenis of aspecten ervan met anderen. Ik voelde me dankbaar voor deze plezierige gebeurtenis. Ik probeerde het positieve moment intenser te beleven door er op te focussen. Ondanks het feit dat de vragenlijst slechts 3 items bevatten had de vragenlijst een betrouwbaarheid van .86. Strategie van Analyse De scores van de vier dagelijkse vragenlijsten zijn per deelnemer samengevoegd tot een gemiddelde en hierop zijn alle analyses uitgevoerd. De hoofdrelatie tussen positieve gebeurtenissen en burnout klachten zijn afzonderlijk geanalyseerd voor uitputting en cynisme door middel van enkelvoudige lineaire regressies. Er is gecontroleerd voor effecten van controlevariabelen in een hiërarchische regressie evenals een correlatieanalyse. De controlevariabelen waren: leeftijd, sekse, en opleiding. De moderatieeffecten van
mindfulness en savoring op de relatie tussen positieve gebeurtenissen en burnout klachten zijn geanalyseerd door middel van hiërarchische regressies. Resultaten Het resultaat van de correlatieanalyse van de controlevariabelen en uitkomstvariabelen is weergegeven in Tabel 1. Aangezien leeftijd significant gecorreleerd is met cynisme en uitputting is deze als controlevariabele meegenomen in de
moderatieanalyses. In hypothese 1 werd gesteld dat positieve gebeurtenissen negatief gerelateerd waren aan burnout klachten. Er is gebruik gemaakt van een enkelvoudige lineaire regressie om deze hoofdrelatie te toetsen. Uit de resultaten bleek de hoofdrelatie tussen burnout klachten als geheel met positieve gebeurtenissen niet bevestigd te worden maar wel marginaal te noemen (β = .222, p = .059). Wanneer apart geanalyseerd, bleek de relatie tussen positieve gebeurtenissen en uitputting (β = .138, p = .157), evenals de relatie tussen positieve gebeurtenissen en cynisme (β = .165 p = .163), niet ondersteund. Hypothese 1, dat er een negatieve relatie bestaat tussen positieve gebeurtenissen en de twee componenten van burnout, cynisme en uitputting, werd dus niet ondersteund door de resultaten. De resultaten van de regressies van hypothese 2a en 2b zijn te zien in Tabel 2. In hypothese 2a werd gesteld dat mindfulness een modererende rol had in de relatie tussen positieve gebeurtenissen en burnout klachten. Er is een hiërarchische regressie uitgevoerd op de componenten uitputting en cynisme in relatie met positieve gebeurtenissen en mindfulness. In eerste instantie leek er een interactieeffect te bestaan tussen mindfulness,
positieve gebeurtenissen en uitputting: Δ R² = .075, Δ F(3, 103) = 2.78, p = .045 met een voorspelde variantie van 10.8%. Uit de regressie coëfficiënten bleken de beta’s van positieve gebeurtenissen (β = .149, p = .161) en mindfulness (β = .096, p = .372) niet significant te zijn. Het interactieeffect bleek wel significant (β = .198 met p = .049). Het effect dat werd gevonden zag er uit zoals weergegeven in Figuur 2. Het hebben van een hoge mate van mindfulness en het ervaren van een hoog aantal positieve gebeurtenissen leek een sterkere relatie te hebben met het ervaren van minder uitputtingsklachten dan wanneer mensen een lage mate van mindfulness bezaten. In een simple slopes analyse werden de bovengenoemde relaties nader onderzocht. Wanneer personen een hoge mate van mindfulness bezaten, heeft het hebben van positieve gebeurtenissen een significante negatieve relatie met uitputtingsklachten (β = .318, p = .009). Wanneer personen een lage mate van mindfulness bezaten bleek het hebben van positieve gebeurtenissen geen significante relatie te hebben met uitputtingsklachten (β = .019, p = .897). De uitputtingsklachten van personen met een hoge mate van mindfulness verlaagde tot een gemiddelde van rond de 0, terwijl personen met een lage mate van mindfulness bij een hoog aantal positieve gebeurtenissen hoger was, ongeveer 0,8. Na het toevoegen van leeftijd als controlevariabele in de analyse bleek het significante resultaat te verdwijnen, maar kan nog steeds marginaal genoemd worden: Δ R² = .071, Δ F(3, 98) = 2.50, p = .064 met een verklaarde variantie van 9.7%. Het interactieeffect had met leeftijd als controlevariabele een significantie van p = .070 bij β = .187. Uit de analyse met cynisme als afhankelijke variabele bleek hypothese 2a niet ondersteund te worden, Δ R² = .040, Δ F(3, 69) = .962, p = .416 met een verklaarde variantie van 2.5%. Dit was ook terug te zien in de regressie coëfficiënten, de beta’s van positieve gebeurtenissen (β = .143, p = .296) en mindfulness (β = .043, p = .739) waren niet significant. Het interactieeffect was ook niet significant (β = .109, p = .393). Wanneer leeftijd als controlevariabele werd toegevoegd
bleef het resultaat niet significant. Hypothese 2a werd dus niet ondersteund door de resultaten, maar er was wel sprake van een marginaal effect van mindfulness in relatie tot positieve gebeurtenissen en uitputtingsklachten.
In hypothese 2b werd gesteld dat savoring een modererende rol had in de relatie tussen positieve gebeurtenissen en burnout klachten. Er is een hiërarchische regressie
uitgevoerd op de componenten uitputting en cynisme de relatie met positieve gebeurtenissen en savoring. Uit de analyse bleek hypothese 2b voor het cynisme component van burnout niet ondersteund te worden, Δ R² = .042, Δ F(3, 69) = 1.02, p = .391 met een verklaarde variantie van 2.6%. De beta’s van positieve gebeurtenissen (β = .255, p = .121) en savoring (β = .163,
p = .316) waren niet significant, evenals het interactieeffect (β = .053, p = .683). Uit de resultaten bleek dat er ook tussen uitputtingsklachten en savoring geen relatie bestond, Δ R² = .045, Δ F(3, 103) = 1.63, p = .187 met een verklaarde variantie van 6.6%. De beta’s van positieve gebeurtenissen (β = .221, p = .061) en savoring (β = .187, p = .103) waren niet significant, evenals het interactieeffect (β = .052 met p = .612). Leeftijd had op beide
componenten van burnout in relatie tot positieve gebeurtenissen en savoring geen invloed. Hypothese 2b werd niet ondersteund door de resultaten van de studie.
Discussie
Het doel van de huidige studie was om het effect van mindfulness en savoring als moderators op de relatie tussen positieve gebeurtenissen en burnout klachten te onderzoeken. Positieve gebeurtenissen lijken negatief gerelateerd te zijn aan burnout klachten (zoals vermoeidheid, Gross et al., 2011) en oorzaken van burnout (Bono et al., 2013). De specifieke relaties met mindfulness en savoring zijn nog weinig onderzocht. Uit de data van de
dagboekresultaten bleken geen relaties te bestaan tussen positieve gebeurtenissen, mindfulness, savoring en de twee componenten van burnout (cynisme en uitputting).
Over het geheel van de studie is er geen ondersteuning gevonden voor de negatieve relatie tussen positieve gebeurtenissen en burnout, en de modererende rollen van mindfulness en savoring hierin werden tevens niet ondersteund. Er is een marginaal interactieeffect gevonden tussen mindfulness, positieve gebeurtenissen en uitputtingsklachten. Dit resultaat moeten echter voorzichting geinterpreteerd worden aangezien het effect marginaal was. Het is niet met zekerheid te zeggen of personen met een hoge mate van mindfulness en een hoog aantal positieve gebeurtenissen ervaren minder last hebben van uitputtingsklachten, maar het is voldoende reden om de relatie interessant te maken voor onderzoek in de toekomst. Als er daadwerkelijk een relatie blijkt te bestaan tussen mindfulnes, positieve gebeurtenissen en burnout klachten kan dit de basis vormen om interventies te ontwikkelen met een dubbele focus: het ervaren en creëeren van positieve gebeurtenissen en het stimuleren van mindfulness. Een mogelijke reden dat de hypothesen niet werden ondersteund is het feit dat de deelnemers van het onderzoek weinig last hadden van burnout klachten. De gemiddelden van cynisme (M=2.75 en SD=1.17) en uitputting (M=2.05 en SD=.93).De gemiddelden lagen vrij
dus niet in de buurt van een daadwerkelijke burnout. Zoals te zien was in Figuur 2 hadden personen met een hoge mate van mindfulness en een hoog aantal positieve gebeurtenissen een gemiddelde van rond de 0 op uitputtingsklachten, wat kan betekenen dat er sprake is van een vloereffect. Het kan hierdoor zijn dat de relaties zwakker lijken dan zij daadwerkelijk zijn. In de toekomst kan wellicht een gelijkmatige studie worden uitgevoerd met deelnemers die meer last hebben van burnout klachten om te zien of de interactie tussen mindfulness en positieve gebeurtenissen en uitputtingsklachten sterker is voor mensen met meer burnout klachten. Een andere verklaring kan de leeftijd van de steekproef zijn. Aangezien leeftijd een negatieve relatie bleek te hebben met beiden cynisme en uitputting kan het zijn dat de gemiddelde leeftijd van de groep van invloed is geweest op de resultaten. Dit gemiddelde was 37,39 jaar. Een groot deel van de deelnemers van het onderzoek was dus al vrij lang werkzaam en had wellicht minder last van burnout klachten dan een steekproef zou kunnen hebben met een lagere gemiddelde leeftijd. De gevonden negatieve relatie tussen leeftijd en burnout ondersteunen de conclusie die getrokken werd in de metaanalyse van Brewer en Shapard (2004). In deze studie werd een lichte negatieve relatie gevonden tussen leeftijd en het uitputtingscomponent van burnout. De resultaten betreft leeftijd en burnout in de huidige studie zijn ook in lijn met de uitspraak van Maslach in 1981, namelijk dat de grootste kans op het ervaren van burnout klachten bestaat bij werknemers die in het begin zijn van hun carrière. Maslach dacht dat oudere werknemers de ergste stress van hun baan al hebben overwonnen en reeds succes hebben behaald in hun carrière, en daarom minder last hebben van burnout klachten. Toekomstig onderzoek naar burnout onder jongere werknemers is daarom van belang.
Beperkingen van het onderzoek en toekomstig onderzoek Één van de beperkingen van de huidige studie was het feit dat een groot deel van de deelnemers niet alle vragen hadden ingevuld in alle vier de dagelijkse vragenlijsten. De gehele steekproef bestond uit 124 deelnemers waarvan niet alle deelnemers alle dagen en/of alle vragen hadden ingevuld. Er is dus sprake van uitval van werknemers, en de reden hiervoor is onbekend. De steekproef was al redelijk klein, en met de uitval meegerekend is er een kans dat er geen ondersteuning is gevonden voor de hypothesen omdat er te weinig deelnemers hebben meegedaan of te weinig data is verzameld. Het feit dat een aantal deelnemers niet alles hadden ingevuld heeft de resultaten kunnen beïnvloeden aangezien deze alsnog in de analyses zijn meegenomen. Dit heeft bijvoorbeeld een verschil van 34 deelnemers veroorzaakt tussen de analyses van uitputting en cynisme (106 deelnemers tegenover 72 deelnemers). Het zou kunnen dat er ander resultaat naar voren was gekomen als alle deelnemers alle vragen hadden ingevuld. In de toekomst is het belangrijk om een grotere steekproef te gebruiken en hierbij alleen mensen in de dataanalyse op te nemen die alle dagelijkse vragenlijsten en alle dagelijkse vragen in te vullen om zo gaten in de data te voorkomen die de resultaten kunnen beïnvloeden. Een tweede beperking van het onderzoek is dat er alleen gebruik is gemaakte van de data van de dagelijkse vragenlijsten, en hierop een beperkt aantal analyses zijn uitgevoerd. Het uitvoeren van een onderzoek met dagelijkse vragenlijst verschaft de mogelijkheid om dagelijkse fluctuaties te meten, welke verloren zijn gegaan op het moment dat de scores van de vier vragenlijsten zijn samengevoegd in gemiddelden. Tevens was er een mogelijkheid geweest om de scores van de baseline vragen te onderzoeken. Er was een mogelijkheid dat deze scores andere resultaten hadden opgeleverd aangezien de vragen in de baseline
vragenlijsten. De scores van de baseline vragenlijst waren ook niet afhankelijk van het invullen op meerdere momenten en had een meer gelijkwaardige analyse (minder uitval) opgeleverd dan bij het gebruik van de data van de dagelijkse vragenlijsten. In de toekomst is het wellicht mogelijk om alle vergaarde data te gebruiken bij de dataanalyse om zo een allround conclusie te kunnen trekken betreft de variabelen op dagelijkse basis én meer op het niveau van eigenschappen door gebruik te maken van de scores van de baseline vragenlijst.
De laatste beperking van het onderzoek betreft de steekproef. De steekproef bestond uit een groep werknemers met zeer diverse soorten banen en opleidingsniveau’s. Dit kan gezien worden als een beperking omdat het de kans op het vinden van eventuele relaties verzwakt. Het is moeilijker om een relatie te vinden in een groep die divers is dan een groep die homogeen (bijvoorbeeld in hetzelfde bedrijf werkt) is. In de toekomst kan wellicht eenzelfde soort studie worden uitgevoerd met een steekproef met werknemers met eenzelfde soort functie en opleidingsniveau, werkzaam zijn in eenzelfde sector of in hetzelfde bedrijf. De diversiteit van de steekproef is echter niet slechts een beperking. Omdat de steekproef zeer divers was zijn de resultaten beter generaliseerbaar naar de werkende populatie dan wanneer er bijvoorbeeld alleen hogeropgeleiden meedoen aan een onderzoek. Praktische implicaties en conclusie Deze studie is een van de eerste studies die de modererende rollen onderzoekt van mindfulness en savoring in de relatie tussen positieve gebeurtenissen en burnout klachten. De huidige studie heeft zich op een klein deel van de data gefocust. Er is een mogelijkheid om verdere analyses te doen op de baseline vragenlijst data om verdere conclusies te kunnen trekken. Het is van belang om het onderzoek naar het voorkomen of verminderen van burnout klachten door te zetten aangezien er jaarlijks in Nederland 1 miljoen mensen last hebben van
burnout klachten (TNO, 2014). Een conclusie die uit de huidige studie getrokken kan worden is dat het hebben van een hoge mate van mindfulness negatief gerelateerd kan zijn aan uitputtingsklachten van burnout wanneer er sprake is van een hoog aantal positieve gebeurtenissen. Ondanks dat dit effect marginaal te noemen was, kan het niet schadelijk zijn om aan te raden om op een ‘mindful’ manier om te gaan met de dagelijkse (positieve) gebeurtenissen op het werk. Als er sprake is van een grote hoeveelheid positieve gebeurtenissen en een persoon mindful is, is het mogelijk dat een persoon ook minder last heeft van uitputtingsklachten. Het is echter wel nodig om in de toekomst meer aandacht te besteden aan de relatie, aangezien het resultaat marginaal was. Het verder onderzoeken van de relatie tussen mindfulness, positieve gebeurtenissen en burnout klachten kan het begin zijn van een manier om de theorie te vertalen naar een praktische toepassing. Hiervoor is causaal onderzoek nodig. Met de kennis die vergaard wordt kunnen er wellicht interventies ontwikkeld worden die zich niet slechts focussen op het stimuleren van mindfulness, maar ook het creëeren van positieve gebeurtenissen op de werkvloer om zo uitputtingsklachten van burnout te verminderen. Literatuur Baer, R. A. (2003). Mindfulness training as a clinical intervention: A conceptual and empirical review. Clinical psychology: Science and practice, 10(2), 125143. Bishop, S. R., Lau, M., Shapiro, S., Carlson, L., Anderson, N. D., Carmody, J., . . . Devins, G. (2004). Mindfulness: A proposed operational definition. Clinical Psychology: Science and Practice, 11, 230–241. doi:10.1093/clipsy.bph077
Bono, J. E., Glomb, T. M., Shen, W., Kim, E., & Koch, A. J. (2013). Building positive resources: Effects of positive events and positive reflection on work stress and health. Academy of Management Journal, 56(6), 16011627. Brewer, E. W., & Shapard, L. (2004). Employee burnout: A metaanalysis of the relationship between age or years of experience. Human resource development review, 3(2), 102123. Carlson, D., Ferguson, M., Hunter, E., & Whitten, D. (2012). Abusive supervision and work–family conflict: The path through emotional labor and burnout. The Leadership Quarterly, 23(5), 849859. Demerouti, E., Bakker, A. B., Nachreiner, F., & Schaufeli, W. B. (2001). The job demandsresources model of burnout. Journal of Applied psychology, 86(3), 499. Georganta, K., Panagopoulou, E., & Montgomery, A. (2014). Talking behind their backs: Negative gossip and burnout in Hospitals. Burnout Research, 1(2), 7681. Gross, S., Semmer, N. K., Meier, L. L., Kälin, W., Jacobshagen, N., & Tschan, F. (2011). The effect of positive events at work on afterwork fatigue: They matter most in face of adversity. Journal of Applied Psychology, 96(3), 654. Hülsheger, Ute R., et al. "Benefits of mindfulness at work: the role of mindfulness in emotion regulation, emotional exhaustion, and job satisfaction. Journal of Applied Psychology 98.2, 310. Jose, P. E., Lim, B. T., & Bryant, F. B. (2012). Does savoring increase happiness? A daily diary study. The Journal of Positive Psychology, 7(3), 176187. Kabat‐Zinn, J. (2003). Mindfulness‐based interventions in context: past, present, and future. Clinical psychology: Science and practice, 10(2), 144156.
Mackenzie, C. S., Poulin, P. A., & SeidmanCarlson, R. (2006). A brief mindfulnessbased stress reduction intervention for nurses and nurse aides.Applied Nursing Research, 19(2), 105109. Maslach, C., & Jackson, S. E. (1981). The measurement of experienced burnout. Journal of organizational behavior, 2(2), 99113. Schaufeli, W. B., & Buunk, B. P. (2003). Burnout: An overview of 25 years of research and theorizing. In: M. Schabracq, J. Winnubst & C. Cooper (Eds.), The handbook of work & health psychology (2nd edition; pp. 383 425). Chichester (UK): Wiley. Schaufeli, W., & Van Dierendonck, D. (1994). Burnout, een begrip gemeten. De Nederlandse versie van de Maslach Burnout Inventory (MBINL). Gedrag & Gezondheid: Tijdschrift voor Psychologie en Gezondheid, 22(4), 153172. Taylor, N. Z., & Millear, P. M. R. (2016). The contribution of mindfulness to predicting burnout in the workplace. Personality and Individual Differences, 89, 123128. Walach, H., Buchheld, N., Buttenmüller, V., Kleinknecht, N., & Schmidt, S. (2006). Measuring mindfulness—the Freiburg mindfulness inventory (FMI). Personality and Individual Differences, 40(8), 15431555. Werkstress, Burnout & Verzuim in cijfers (2014). TNO. Geraadpleegd op 13 april 2016 van http://www.monitorarbeid.tno.nl/cijfers/factsheets Wu, T. Y., & Hu, C. (2009). Abusive supervision and employee emotional exhaustion dispositional antecedents and boundaries. Group & Organization Management, 34(2), 143169.