• No results found

De modererende rol van mindfulness en savoring in de relatie tussen positieve gebeurtenissen op het werk en burnout klachten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De modererende rol van mindfulness en savoring in de relatie tussen positieve gebeurtenissen op het werk en burnout klachten"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

 

 

 

De Modererende Rol van Mindfulness en 

Savoring 

in de Relatie tussen Positieve Gebeurtenissen op 

het Werk en Burnout Klachten. 

 

 

 

 

 

 

Bachelorthese Psychologie 

Linda Berkhout 

   

(2)

Abstract 

Het doel van deze correlationele studie is om de relatie tussen positieve 

gebeurtenissen en burnout klachten te onderzoeken. Hierbij wordt ook de modererende rol  mindfulness en savoring onderzocht. In een steekproef van 124 werkende personen is data  verzameld in een baseline vragenlijst en vier dagelijkse vragenlijsten. In de resultaten van de  studie bleek geen relatie te bestaan tussen positieve gebeurtenissen en burnout, en ook geen  modererende rol te bestaan voor mindfulness of savoring. Er werd wel een marginaal  interactie­effect tussen mindfulness, positieve gebeurtenissen en uitputtingsklachten  gevonden. De conclusie is dat een hoge mate mindfulness in combinatie een hoog aantal  positieve gebeurtenissen op het werk wellicht een negatieve relatie heeft met  uitputtingsklachten van burnout.                           

(3)

  Werkstress is een groot probleem onder de Nederlandse bevolking. Uit de cijfers van  de TNO uit 2014 blijkt dat 36% van het werkgerelateerde ziekteverzuim ontstaat door  werkstress. Dit staat gelijk aan 7.555.000 verzuimdagen per jaar, en kost werkgevers jaarlijks  ruim 1,8 miljard euro (TNO, 2014). Werkstress is een probleem wat niet onderschat mag  worden omdat dit jaarlijks veel geld kost en stress een negatieve invloed heeft op de  gezondheid van werknemers. Wanneer de klachten die leiden tot ziekteverzuim geanalyseerd  wordt blijkt een groot deel van de mensen die werk verzuimen last te hebben van burnout  klachten. In 2014 waren dit in Nederland 1 miljoen mensen, waaronder een aanzienlijk deel  (17%) jongere werknemers betrof (TNO, 2014). Hieruit blijkt dat burnout klachten niet alleen  een probleem zijn voor oudere werknemers, maar ook voor jongere werknemers. Burnout  klachten zijn ook gerelateerd aan andere gezondheidsuitkomsten zoals depressie en  chronische vermoeidheid (Schaufeli & Buunk, 2003), en niet alleen een op zichzelf staand  probleem.  In de laatste jaren is burnout daarom veel onderzocht. De naam burnout beschrijft het  gevoel wat mensen hebben wanneer zij bepaalde werkgerelateerde klachten ervaren. Zij  voelen zich opgebrand en hebben het gevoel hun werk niet meer goed kunnen doen. Een  goede beschrijving van de aard van een burnout wordt gegeven door Schaufeli en Buunk  (2003): ‘’Burnout is een aanhoudende, negatieve, werkgerelateerde gemoedstoestand in  ‘normale’ personen die primair gekarakteriseerd wordt door uitputting, welke wordt 

vergezeld door distress, een gevoel van verminderde effectiviteit, verminderde motivatie en  de ontwikkeling van dysfunctionele houdingen en gedragingen op  het werk’’. In de huidige  studie wordt er gefocust op de twee hoofdaspecten van burnout, die nog niet uitzonderlijk 

(4)

uitputting voornamelijk benaderd als emotionele vermoeidheid, gekenmerkt door het hebben  van gevoelens van overbelasting en uitputting door de emotionele eisen van het werk  (Demerouti, Bakker, Schaufeli & Nachreiner, 2001). Cynisme wordt gezien als een  specifieke vorm van terugtrekken uit het werk of mentale afstand nemen van het werk  waarbij sprake kan zijn van vervreemding, terugtrekken en cynische houding betreffende het  werk en de rol die de persoon heeft in het werk.   Het langdurig ervaren van stress is de grootste oorzaak van burnout.  Langdurig  ervaren van stress kan worden veroorzaakt door hoge werkdruk zoals beschreven in het Job  Demands Resources model (Demerouti, Bakker, Nachreiner & Schaufeli, 2001). Volgens  deze theorie zijn in elke werkomgeving twee typen werkkenmerken te herkennen, namelijk  taakeisen en werkhulpbronnen. Taakeisen verwijzen naar lichamelijke, sociale of  organisationele aspecten van het werk die een aanhoudende mentale of lichamelijke  inspanning vereisen en daardoor geassocieerd worden met bepaalde fysiologische en  psychologische kosten.  Als de taakeisen hoog zijn krijgen mensen sneller last van  uitputtings­ en vermoeidheidsklachten, welke gerelateerd zijn aan burnout. Werkhulpbronnen  bestaan uit aspecten die functioneel zijn in het behalen van doelen, de kosten van taakeisen  verlagen of persoonlijke groei en vooruitgang stimuleren. Wanneer er sprake is van lage  werkhulpbronnen nemen mensen eerder (mentaal) afstand van het werk, wat op langere  termijn kan leiden tot cynisme klachten.   In een werksituatie kunnen ook andere aspecten dan te hoge taakeisen of een gebrek  aan werkhulpbronnen bestaan die negatieve gevoelens oproepen. Een voorbeeld hiervan is  het ervaren van werkgerelateerde negatieve gebeurtenissen. Uit onderzoek blijkt dat het  ervaren van negatieve gebeurtenissen een positieve relatie heeft met het ervaren van burnout  klachten (Carlson, Ferguson Hunter & Whitten, 2012). Dit komt waarschijnlijk doordat 

(5)

mensen meer moeten omgaan met het reguleren van negatieve emoties waardoor zij meer  stress ervaren en kwetsbaarder zijn voor het ervaren van burnout klachten. Uit onderzoek is  tevens gebleken dat negatieve gebeurtenissen op de werkvloer voor meer vermoeidheid  zorgen, wat samenhangt met het uitputtingsaspect van burnout (Gross, Semmer, Meier, Kälin,  Jacobshagen & Tschan, 2011). Een voorbeeld van onderzoek naar de relatie tussen negatieve  gebeurtenissen op het werk en burnout klachten is de studie van Wu en Hu (2009). In deze  studie werd een relatie gevonden tussen beledigende leidinggevenden (wat ervaren kan  worden als negatieve gebeurtenis) en uitputtingsklachten van burnout. Een ander voorbeeld  van negatieve gebeurtenissen op het werk is behandeld in de studie van Georganta,  Panagopoulou en Montgomery (2014). Uit de studie bleek dat roddelen op het werk positief  gerelateerd was aan burnout klachten.   Er is dus al enig onderzoek gedaan naar de impact van negatieve werkgerelateerde  gebeurtenissen in relatie tot vermoeidheidsklachten en burnout klachten. De impact die  positieve gebeurtenissen op het werk kunnen hebben is echter minder onderzocht. Er zijn  aanwijzingen dat het ervaren positieve gebeurtenissen de gezondheid van werknemers kan  verbeteren. Uit onderzoek is gebleken dat positieve levensgebeurtenissen een positief effect  hebben op de het welzijn van mensen en stress verminderd wordt (Bono, Glomb, Shen, Kim  & Koch, 2013). Positieve levensgebeurtenissen zijn echter niet de enige soort gebeurtenissen  die positieve uitkomsten kunnen hebben. Dit geldt ook voor positieve werkgerelateerde  gebeurtenissen, wat in de huidige studie het onderwerp van interesse is. Uit het onderzoek  van Gross et al. (2011) bleek dat het ervaren van positieve gebeurtenissen op het werk  vermoeidheid tegen gaat. Dit zou kunnen komen doordat het ervaren van positieve  gebeurtenissen op het werk momenten van verademing of verlichting biedt van de taakeisen 

(6)

van het werk. Deze momenten van verademing kunnen gebruikt worden om energiebronnen  aan te vullen.   Aangezien uit de genoemde studies blijkt dat positieve gebeurtenissen stress en  vermoeidheid kunnen verminderen, en dit een onderdeel uitmaakt van de oorzaak en/of  symptomen van burnout klachten, wordt in dit onderzoek verwacht dat positieve  gebeurtenissen een negatieve relatie hebben met burnout klachten.  Hypothese 1: Positieve gebeurtenissen hebben een negatieve relatie met burnout klachten,  namelijk a) uitputting en b) cynisme.    De modererende rol van mindfulness en savoring  In de huidige studie wordt verwacht dat de relatie tussen positieve gebeurtenissen en ,  burnout beïnvloed kan worden door twee cognitieve strategieën, namelijk mindfulness en  savoring. De reden dat de relatie tussen mindfulness, burnout en positieve gebeurtenissen  interessant is, is omdat er in de laatste jaren is gebleken dat in ieder geval mindfulness als  cognitieve strategie op veel mentale evenals fysieke gezondheidsfactoren een positieve  invloed kan hebben. Aangezien burnout een groot probleem is in de huidige werkomgeving is  het interessant om deze relaties verder te onderzoeken. Het voorkomen of verminderen van  burnout klachten is daarin een onderwerp van interesse. Mindfulness kan hier wellicht een  bijdrage in leveren. De definitie van mindfuless die in dit artikel aangehouden wordt is zoals  genoemd in het artikel van Kabat­Zinn: ‘’het bewustzijn wat ontstaat door het doelmatig  richten van aandacht, in het hier en nu, en niet­oordelend tegenover de ervaring van moment  tot moment.’’ (Kabat­Zinn, 2003). Wetenschappelijk bewijs voor de werkzaamheid van  mindfulness interventies heeft zich opgestapeld, zoals in de meta­analyse van Baer (2003)  wordt beschreven. Mindfulness interventies blijken ondanks vele methodologische gebreken 

(7)

van studies een veelbelovende aanpak om het (psychologische) welzijn van mensen te  verhogen. Mindfulness blijkt een positief effect te hebben bij emotionele en  gedragsstoornissen zoals depressie, chronische pijn en eetstoornissen (Bishop et al., 2004).  Wetenschappers hebben zich echter minder op de rol van mindfulness op de werkvloer  gefocust. Er zijn wel enkele onderzoeken gedaan naar de relatie tussen mindfulness en stress­  en burnout klachten, zoals door Hülsheger, Alberts, Feinholdt en Lang (2013). Uit dit  onderzoek bleek dat een mindfulness interventies uitputtingsklachten verminderde. Een ander  onderzoek die de effectiviteit van mindfulness op burnout klachten onderzocht is van  Mackenzie, Poulin en Seidman­Carlson (2006). Het bleek dat een mindfulness interventie  stress­ en burnout klachten verminderde. Meer recentelijk bleek uit het onderzoek van Taylor  en Millear (2016) mindfulness negatief geassocieerd te zijn met burnout klachten. In deze  studies is de directe relatie tussen mindfulness en burnout klachten onderzocht. Er is in geen  sprake van een de modererende rol van mindfulness, wat in deze studie wel het onderwerp  van interesse is. Een eventuele modererende rol van mindfulness op positieve gebeurtenissen  bij burnout klachten is interessant om te onderzoeken omdat het een cognitieve strategie is  die personen beter in staat zou kunnen stellen om te beseffen en te ervaren dat een  gebeurtenis daadwerkelijk positief is, en hierdoor meer positieve gevolgen ervaren dan  personen die geen mindfulness strategie toepassen. Om ten volste te kunnen profiteren van  een positieve gebeurtenis is het van belang dat deze beleefd worden in hier en nu. Als een  persoon met zijn aandacht steeds in het verleden of de toekomst is (denk hier bijvoorbeeld  aan het piekeren over een afspraak voor de volgende dag), is de kans kleiner dat deze persoon  de positieve kanten van de gebeurtenissen ervaart. Daarom is de tweede hypothese van dit  onderzoek als volgt: 

(8)

Hypothese 2a: De relatie tussen positieve gebeurtenissen en burnout klachten is sterker voor  mensen met een hoog niveau van mindfulness in vergelijking tot mensen met  een lager niveau van mindfulness.    Savoring is een emotie­regulatie strategie die zich erop richt om stil te staan bij  positieve gebeurtenissen en er ten volste van te genieten om zo het positieve effect van een  situatie te maximaliseren (Jose, Lim & Bryant, 2012). Savoring en Mindfulness zijn 

soortgelijke strategieën in de zin dat ervaren van het leven in het hier en nu van belang is, om  het beste uit het heden te halen. Het verschil tussen savoring en mindfulness is dat mensen  die een savoring strategie toepassen actief proberen positieve gebeurtenissen uit te vergroten.  Dit wordt door Jose, Lim en Bryant (2012) beschreven als amplifying savoring. Positieve  gebeurtenissen kunnen uitvergroot worden door er aandacht aan te besteden of de ervaring  met mensen te delen. Ook kan er sprake zijn van dampening savoring, wat betekent dat  personen proberen hun gevoelens zo te reguleren dat het positieve effect gedempt wordt. deze  vorm van savoring is minder interessant in de relatie tot positieve gebeurtenissen omdat deze  er juist op gericht is om positieve gevoelens te dempen. Uit de studie van Bono et al. (2013)  bleek reeds dat het delen van positieve gebeurtenissen met anderen een positief effect heeft  op werkstress en gezondheid. Met deze reden is het om savoring als moderator te 

onderzoeken in de relatie tussen positieve gebeurtenissen en burnout klachten. In het  verlengde van het voorgenoemde onderzoek zou het kunnen betekenen dat de savoring  strategie de negatieve relatie tussen positieve gebeurtenissen en burnout klachten zou kunnen  versterken. De gedachtegang achter de modererende rol van savoring is dat personen die in  staat zijn om een positieve gebeurtenissen in het moment te kunnen beleven en hier het beste 

(9)

uit halen minder last hebben van burnout klachten dan personen aan wie dit soort momenten  voorbij gaan zonder dat zij hierbij op een positieve noot bij stilstaan. 

Hypothese 2b: Positieve gebeurtenissen hebben een grotere negatieve relatie met burnout  klachten wanneer een persoon ‘savoring the moment’­strategie toepast.   Het volledige onderzoeksmodel is grafisch weergegeven in Figuur 1.      Methoden  Steekproef en procedure   De steekproef bestond uit 124 deelnemers, waarvan 41 vrouwen (33,1%), 78 mannen  (62,9%) en 5 personen geen geslacht hebben aangegeven (4%). De gemiddelde leeftijd van  de deelnemers was 37,39 jaar oud. (SD=13,80). De drie opleidingniveau’s die het meest  genoemd zijn waren MBO (29%), HBO (29,8%) en WO (25%). De respondenten die niet tot  deze 3 hoofdgroepen behoorden rapporteerden geen of basisonderwijs gehad te hebben  (0,8%), VMBO/MAVO/LBO (6,5%) of HAVO/VWO (4,8%). Er was een grote diversiteit  aanwezig in de beroepen en bekleedde functies van de deelnemers.  

(10)

De studie vond plaats in Nederland als deel van een bachelorproject aan de  Universiteit van Amsterdam. De studie werd gepresenteerd aan mogelijke deelnemers door  één van de studenten die deelnamen aan het bachelorproject. De drie studenten gebruikten  geen gestandaardiseerde informatie om deelnemers te werven voor het onderzoek, dus het  werven van deelnemers is op verschillende manier gedaan. Dit heeft gevarieerd van  persoonlijk contact, via­via contact, e­mailcontact, telefonisch contact tot persoonlijk contact.  Er is sprake van een convenience sample in het huidige onderzoek. Er is gebruik gemaakt van  een winkans op één van twee VVV­bonnen met een bedrag van 25 euro als aansporing om  deel te nemen aan het onderzoek. Inclusiecriteria waren minimaal 4 dagen werken in de  week, minimale diensten van vier uur en het niet draaien van nachtdiensten. De deelnemers  hebben informatie gekregen over het onderwerp van de studie en zijn op de hoogte gebracht  van de procedure van de daadwerkelijke studie. Er is een baseline vragenlijst uitgezonden  naar alle deelnemers, met hierin de vraag om via Qualtrics een aantal vragenlijsten in te  vullen. Hierbij werd gespecificeerd dat de deelnemers moesten denken aan de periode van de  afgelopen drie maanden. Na een periode van 7 dagen om de baseline vragenlijst in te vullen  kregen de deelnemers verkorte vragenlijsten met dezelfde onderwerpen als de baseline  vragenlijst toegestuurd. Er is gespecificeerd dat de antwoorden op deze vragen slechts de  afgelopen werkdag moesten betreffen. Na afloop van de studie is er een e­mail verzonden  waarin alle deelnemers werden bedankt voor hun deelname.    Materialen  Burnout is gemeten met de Maslach Burnout Inventory (MBI) (Schaufeli & Van  Dierendonck, 1994). Er zijn 6 vragen gebruikt in de dagelijkse vragenlijsten en 9 items in de  baseline vragenlijst, die zijn opgedeeld in twee aspecten: uitputting en cynisme. De 

(11)

antwoorden zijn geregistreerd met een Likert schaal van 7, met 1=nooit, 2=bijna nooit, 3=af  en toe, 4=regelmatig, 5=vaak, 6=zeer vaak en 7=altijd. Het gemiddelde van alle scores is  berekend om tot een gemiddelde score van burnout klachten te komen. De betrouwbaarheid  van de vragenlijst met 6 items bleek .85 en de baseline variant had een Cronbach’s Alfa van  .91. Alle items bleken de bij te dragen aan de betrouwbaarheid van de vragenlijst. Een  voorbeelditem uit de vragenlijst is: ‘’Ik twijfel aan het nut van mijn werk’’. 

Om mindfulness te meten is gebruik gemaakte van een verkorte versie van de 

Freiburg Mindfulness Inventory (FMI) uit het artikel van Walach, Buchheld, Buttenmüller,  Kleinknecht en Schmidt (2006). De vragenlijst bevatte 14 items, en werd beantwoord op een  4­puntsschaal met 1=zelden, 2=soms, 3=redelijk vaak en 4=bijna altijd. Het gemiddelde van  alle scores van de dagelijkse vragenlijsten is berekend om tot een uiteindelijke score van  mindfulness te komen. De betrouwbaarheid van de vragenlijst bleek .78 voor de baseline  vragenlijst van 14 items en .90 voor de verkorte variant van 6 items die is gebruikt in de  dagelijkse vragenlijsten. Een voorbeelditem is: ‘’Ik sta open voor de ervaring van het  moment.’’ 

Voor het meten van de mate van positieve gebeurtenissen is gebruik gemaakt van 3  items uit het artikel van Jose, Lim en Bryant (2012) die betrekking hadden op volgende  beschrijving: Hieronder staan 3 vragen over leuke / plezierige / prettige gebeurtenissen /  ervaringen van vandaag. Dit kunnen grote of kleine gebeurtenissen / momenten zijn, het gaat  om dingen die u als positief ervaarde. De vragen die hierop volgden waren: Hoeveel positieve  gebeurtenissen/momenten/ervaringen had u vandaag? Hoe intens waren deze gebeurtenissen?  Hoeveel impact hadden deze gebeurtenissen op u? De vragen werden beantwoord op een  5­puntsschaal met 1=geen enkele, 2 t/m werden niet gespecificeerd en 5=heel veel. 

(12)

Voor het meten van de mate van amplifying savoring is gebruik gemaakt van 3 items  uit het artikel van Jose, Lim en Bryant (2012). De items vroegen naar hoe de persoon had  gereageerd op de positieve gebeurtenissen van die dag. De items waren stellingen die konden  worden beantwoord met 1=helemaal mee oneens, 2 t/m 4 werden die gespecificeerd en  5=helemaal mee eens. De volgende stellingen zijn gebruikt: Ik deelde de positieve  gebeurtenis of aspecten ervan met anderen. Ik voelde me dankbaar voor deze plezierige  gebeurtenis. Ik probeerde het positieve moment intenser te beleven door er op te focussen.  Ondanks het feit dat de vragenlijst slechts 3 items bevatten had de vragenlijst een  betrouwbaarheid van .86.     Strategie van Analyse  De scores van de vier dagelijkse vragenlijsten zijn per deelnemer samengevoegd tot  een gemiddelde en hierop zijn alle analyses uitgevoerd. De hoofdrelatie tussen positieve  gebeurtenissen en burnout klachten zijn afzonderlijk geanalyseerd voor uitputting en cynisme  door middel van enkelvoudige lineaire regressies. Er is gecontroleerd voor effecten van  controlevariabelen in een hiërarchische regressie evenals een correlatie­analyse. De  controlevariabelen waren: leeftijd, sekse, en opleiding. De moderatie­effecten van 

mindfulness en savoring op de relatie tussen positieve gebeurtenissen en burnout klachten  zijn geanalyseerd door middel van hiërarchische regressies.    Resultaten  Het resultaat van de correlatie­analyse van de controlevariabelen en  uitkomstvariabelen is weergegeven in Tabel 1. Aangezien leeftijd significant gecorreleerd is  met cynisme en uitputting is deze als controlevariabele meegenomen in de 

(13)

moderatie­analyses.    In hypothese 1 werd gesteld dat positieve gebeurtenissen negatief gerelateerd waren  aan burnout klachten. Er is gebruik gemaakt van een enkelvoudige lineaire regressie om deze  hoofdrelatie te toetsen. Uit de resultaten bleek de hoofdrelatie tussen burnout klachten als  geheel met positieve gebeurtenissen niet bevestigd te worden maar wel marginaal te noemen  (β = ­.222, p = .059). Wanneer apart geanalyseerd, bleek de relatie tussen positieve  gebeurtenissen en uitputting (β = ­.138, p = .157), evenals de relatie tussen positieve  gebeurtenissen en cynisme (β = ­.165 p = .163), niet ondersteund. Hypothese 1, dat er een  negatieve relatie bestaat tussen positieve gebeurtenissen en de twee componenten van  burnout, cynisme en uitputting, werd dus niet ondersteund door de resultaten.  De resultaten van de regressies van hypothese 2a en 2b zijn te zien in Tabel 2. In  hypothese 2a werd gesteld dat mindfulness een modererende rol had in de relatie tussen  positieve gebeurtenissen en burnout klachten. Er is een hiërarchische regressie uitgevoerd op  de componenten uitputting en cynisme in relatie met positieve gebeurtenissen en  mindfulness. In eerste instantie leek er een interactie­effect te bestaan tussen mindfulness, 

(14)

positieve gebeurtenissen en uitputting: Δ  = .075, Δ F(3, 103) = 2.78, p = .045 met een  voorspelde variantie van 10.8%. Uit de regressie coëfficiënten bleken de beta’s van positieve  gebeurtenissen (β = ­.149, = .161) en mindfulness (β = .096, = .372) niet significant te  zijn.  Het interactie­effect bleek wel significant (β = ­.198 met p = .049) Het effect dat werd  gevonden zag er uit zoals weergegeven in Figuur 2. Het hebben van een hoge mate van  mindfulness en het ervaren van een hoog aantal positieve gebeurtenissen leek een sterkere  relatie te hebben met het ervaren van minder uitputtingsklachten dan wanneer mensen een  lage mate van mindfulness bezaten. In een simple slopes analyse werden de bovengenoemde  relaties nader onderzocht. Wanneer personen een hoge mate van mindfulness bezaten, heeft  het hebben van positieve gebeurtenissen een significante negatieve relatie met  uitputtingsklachten (β = ­.318, p = .009). Wanneer personen een lage mate van mindfulness  bezaten bleek het hebben van positieve gebeurtenissen geen significante relatie te hebben met  uitputtingsklachten (β = .019, p = .897). De uitputtingsklachten van personen met een hoge  mate van mindfulness verlaagde tot een gemiddelde van rond de 0, terwijl personen met een  lage mate van mindfulness bij een hoog aantal positieve gebeurtenissen hoger was, ongeveer  0,8. Na het toevoegen van leeftijd als controlevariabele in de analyse bleek het significante  resultaat te verdwijnen, maar kan nog steeds marginaal genoemd worden: Δ R² = .071, Δ F(3,  98) = 2.50, p = .064 met een verklaarde variantie van 9.7%. Het interactie­effect had met  leeftijd als controlevariabele een significantie van p = .070 bij β = ­.187. Uit de analyse met  cynisme als afhankelijke variabele bleek hypothese 2a niet ondersteund te worden, Δ R² =  .040, Δ F(3, 69) = .962, p = .416 met een verklaarde variantie van 2.5%. Dit was ook terug te  zien in de regressie coëfficiënten, de beta’s van positieve gebeurtenissen (β = ­.143, = .296)  en mindfulness (β = .043, = .739) waren niet significant. Het interactie­effect was ook niet  significant (β = ­.109, p = .393). Wanneer leeftijd als controlevariabele werd toegevoegd 

(15)

bleef het resultaat niet significant. Hypothese 2a werd dus niet ondersteund door de  resultaten, maar er was wel sprake van een marginaal effect van mindfulness in relatie tot  positieve gebeurtenissen en uitputtingsklachten.

  In hypothese 2b werd gesteld dat savoring een modererende rol had in de relatie  tussen positieve gebeurtenissen en burnout klachten. Er is een hiërarchische regressie 

uitgevoerd op de componenten uitputting en cynisme de relatie met positieve gebeurtenissen  en savoring. Uit de analyse bleek hypothese 2b voor het cynisme component van burnout niet  ondersteund te worden, Δ R² = .042, Δ F(3, 69) = 1.02, p = .391 met een verklaarde variantie  van 2.6%. De beta’s van positieve gebeurtenissen (β = ­.255, = .121) en  savoring (β = .163, 

= .316) waren niet significant, evenals het interactie­effect (β = ­.053, p = .683). Uit de  resultaten bleek dat er ook tussen uitputtingsklachten en savoring geen relatie bestond, Δ R² =  .045, Δ F(3, 103) = 1.63, p = .187 met een verklaarde variantie van 6.6%. De beta’s van  positieve gebeurtenissen (β = ­.221, = .061) en savoring  (β = .187, = .103) waren niet  significant, evenals het interactie­effect (β = ­.052 met p = .612). Leeftijd had op beide 

(16)

componenten van burnout in relatie tot positieve gebeurtenissen en savoring geen invloed.  Hypothese 2b werd niet ondersteund door de resultaten van de studie. 

(17)

Discussie 

Het doel van de huidige studie was om het effect van mindfulness en savoring als  moderators op de relatie tussen positieve gebeurtenissen en burnout klachten te onderzoeken.  Positieve gebeurtenissen lijken negatief gerelateerd te zijn aan burnout klachten (zoals  vermoeidheid, Gross et al., 2011) en oorzaken van burnout (Bono et al., 2013). De specifieke  relaties met mindfulness en savoring zijn nog weinig onderzocht. Uit de data van de 

dagboekresultaten bleken geen relaties te bestaan tussen positieve gebeurtenissen,  mindfulness, savoring en de twee componenten van burnout (cynisme en uitputting).  

Over het geheel van de studie is er geen ondersteuning gevonden voor de negatieve  relatie tussen positieve gebeurtenissen en burnout, en de modererende rollen van mindfulness  en savoring hierin werden tevens niet ondersteund. Er is een marginaal interactie­effect  gevonden tussen mindfulness, positieve gebeurtenissen en uitputtingsklachten. Dit resultaat  moeten echter voorzichting geinterpreteerd worden aangezien het effect marginaal was. Het  is niet met zekerheid te zeggen of personen met een hoge mate van mindfulness en een hoog  aantal positieve gebeurtenissen ervaren minder last hebben van uitputtingsklachten, maar het  is voldoende reden om de relatie interessant te maken voor onderzoek in de toekomst. Als er  daadwerkelijk een relatie blijkt te bestaan tussen mindfulnes, positieve gebeurtenissen en  burnout klachten kan dit de basis vormen om interventies te ontwikkelen met een dubbele  focus: het ervaren en creëeren van positieve gebeurtenissen en het stimuleren van  mindfulness.   Een mogelijke reden dat de hypothesen niet werden ondersteund is het feit dat de  deelnemers van het onderzoek weinig last hadden van burnout klachten. De gemiddelden van  cynisme (M=2.75 en SD=1.17) en uitputting (M=2.05 en SD=.93).De gemiddelden lagen vrij 

(18)

dus niet in de buurt van een daadwerkelijke burnout. Zoals te zien was in Figuur 2 hadden  personen met een hoge mate van mindfulness en een hoog aantal positieve gebeurtenissen  een gemiddelde van rond de 0 op uitputtingsklachten, wat kan betekenen dat er sprake is van  een vloereffect. Het kan hierdoor zijn dat de relaties zwakker lijken dan zij daadwerkelijk  zijn. In de toekomst kan wellicht een gelijkmatige studie worden uitgevoerd met deelnemers  die meer last hebben van burnout klachten om te zien of de interactie tussen mindfulness en  positieve gebeurtenissen en uitputtingsklachten sterker is voor mensen met meer burnout  klachten.   Een andere verklaring kan de leeftijd van de steekproef zijn. Aangezien leeftijd een  negatieve relatie bleek te hebben met beiden cynisme en uitputting kan het zijn dat de  gemiddelde leeftijd van de groep van invloed is geweest op de resultaten. Dit gemiddelde was  37,39 jaar. Een groot deel van de deelnemers van het onderzoek was dus al vrij lang  werkzaam en had wellicht minder last van burnout klachten dan een steekproef zou kunnen  hebben met een lagere gemiddelde leeftijd. De gevonden negatieve relatie tussen leeftijd en  burnout ondersteunen de conclusie die getrokken werd in de meta­analyse van Brewer en  Shapard (2004). In deze studie werd een lichte negatieve relatie gevonden tussen leeftijd en  het uitputtingscomponent van burnout. De resultaten betreft leeftijd  en burnout in de huidige  studie zijn ook in lijn met de uitspraak van Maslach in 1981, namelijk dat de grootste kans op  het ervaren van burnout klachten bestaat bij werknemers die in het begin zijn van hun  carrière. Maslach dacht dat oudere werknemers de ergste stress van hun baan al hebben  overwonnen en reeds succes hebben behaald in hun carrière, en daarom minder last hebben  van burnout klachten. Toekomstig onderzoek naar burnout onder jongere werknemers is  daarom van belang.   

(19)

Beperkingen van het onderzoek en toekomstig onderzoek  Één van de beperkingen van de huidige studie was het feit dat een groot deel van de  deelnemers niet alle vragen hadden ingevuld in alle vier de dagelijkse vragenlijsten. De  gehele steekproef bestond uit 124 deelnemers waarvan niet alle deelnemers alle dagen en/of  alle vragen hadden ingevuld. Er is dus sprake van uitval van werknemers, en de reden  hiervoor is onbekend. De steekproef was al redelijk klein, en met de uitval meegerekend is er  een kans dat er geen ondersteuning is gevonden voor de hypothesen omdat er te weinig  deelnemers hebben meegedaan of te weinig data is verzameld. Het feit dat een aantal  deelnemers niet alles hadden ingevuld heeft de resultaten kunnen beïnvloeden aangezien deze  alsnog in de analyses zijn meegenomen. Dit heeft bijvoorbeeld een verschil van 34  deelnemers veroorzaakt tussen de analyses van uitputting en cynisme (106 deelnemers  tegenover 72 deelnemers). Het zou kunnen dat er ander resultaat naar voren was gekomen als  alle deelnemers alle vragen hadden ingevuld. In de toekomst is het belangrijk om een grotere  steekproef te gebruiken en hierbij alleen mensen in de data­analyse op te nemen die alle  dagelijkse vragenlijsten en alle dagelijkse vragen in te vullen om zo gaten in de data te  voorkomen die de resultaten kunnen beïnvloeden.  Een tweede beperking van het onderzoek is dat er alleen gebruik is gemaakte van de  data van de dagelijkse vragenlijsten, en hierop een beperkt aantal analyses zijn uitgevoerd.  Het uitvoeren van een onderzoek met dagelijkse vragenlijst verschaft de mogelijkheid om  dagelijkse fluctuaties te meten, welke verloren zijn gegaan op het moment dat de scores van  de vier vragenlijsten zijn samengevoegd in gemiddelden. Tevens was er een mogelijkheid  geweest om de scores van de baseline vragen te onderzoeken. Er was een mogelijkheid dat  deze scores andere resultaten hadden opgeleverd aangezien de vragen in de baseline 

(20)

vragenlijsten. De scores van de baseline vragenlijst waren ook niet afhankelijk van het  invullen op meerdere momenten en had een meer gelijkwaardige analyse (minder uitval)  opgeleverd dan bij het gebruik van de data van de dagelijkse vragenlijsten. In de toekomst is  het wellicht mogelijk om alle vergaarde data te gebruiken bij de data­analyse om zo een  allround conclusie te kunnen trekken betreft de variabelen op dagelijkse basis én meer op het  niveau van eigenschappen door gebruik te maken van de scores van de baseline vragenlijst. 

De laatste beperking van het onderzoek betreft de steekproef. De steekproef bestond  uit een groep werknemers met zeer diverse soorten banen en opleidingsniveau’s. Dit kan  gezien worden als een beperking omdat het de kans op het vinden van eventuele relaties  verzwakt. Het is moeilijker om een relatie te vinden in een groep die divers is dan een groep  die homogeen (bijvoorbeeld in hetzelfde bedrijf werkt) is. In de toekomst kan wellicht  eenzelfde soort studie worden uitgevoerd met een steekproef met werknemers met eenzelfde  soort functie en opleidingsniveau, werkzaam zijn in eenzelfde sector of in hetzelfde bedrijf.  De diversiteit van de steekproef is echter niet slechts een beperking. Omdat de steekproef  zeer divers was zijn de resultaten beter generaliseerbaar naar de werkende populatie dan  wanneer er bijvoorbeeld alleen hogeropgeleiden meedoen aan een onderzoek.    Praktische implicaties en conclusie  Deze studie is een van de eerste studies die de modererende rollen onderzoekt van  mindfulness en savoring in de relatie tussen positieve gebeurtenissen en burnout klachten. De  huidige studie heeft zich op een klein deel van de data gefocust. Er is een mogelijkheid om  verdere analyses te doen op de baseline vragenlijst data om verdere conclusies te kunnen  trekken. Het is van belang om het onderzoek naar het voorkomen of verminderen van burnout  klachten door te zetten aangezien er jaarlijks in Nederland 1 miljoen mensen last hebben van 

(21)

burnout klachten (TNO, 2014). Een conclusie die uit de huidige studie getrokken kan worden  is dat het hebben van een hoge mate van mindfulness negatief gerelateerd kan zijn aan  uitputtingsklachten van burnout wanneer er sprake is van een hoog aantal positieve  gebeurtenissen. Ondanks dat dit effect marginaal te noemen was, kan het niet schadelijk zijn  om aan te raden om op een ‘mindful’ manier om te gaan met de dagelijkse (positieve)  gebeurtenissen op het werk. Als er sprake is van een grote hoeveelheid positieve  gebeurtenissen en een persoon mindful is, is het mogelijk dat een persoon ook minder last  heeft van uitputtingsklachten. Het is echter wel nodig om in de toekomst meer aandacht te  besteden aan de relatie, aangezien het resultaat marginaal was.  Het verder onderzoeken van de relatie tussen mindfulness, positieve gebeurtenissen  en burnout klachten kan het begin zijn van een manier om de theorie te vertalen naar een  praktische toepassing. Hiervoor is causaal onderzoek nodig. Met de kennis die vergaard  wordt kunnen er wellicht interventies ontwikkeld worden die zich niet slechts focussen op het  stimuleren van mindfulness, maar ook het creëeren van positieve gebeurtenissen op de  werkvloer om zo uitputtingsklachten van burnout te verminderen.    Literatuur  Baer, R. A. (2003). Mindfulness training as a clinical intervention: A conceptual and  empirical review. Clinical psychology: Science and practice10(2), 125­143.  Bishop, S. R., Lau, M., Shapiro, S., Carlson, L., Anderson, N. D., Carmody, J., . . . Devins,  G. (2004). Mindfulness: A proposed operational definition. Clinical Psychology:  Science and Practice11, 230–241. doi:10.1093/clipsy.bph077 

(22)

Bono, J. E., Glomb, T. M., Shen, W., Kim, E., & Koch, A. J. (2013). Building positive  resources: Effects of positive events and positive reflection on work stress and health.  Academy of Management Journal56(6), 1601­1627.  Brewer, E. W., & Shapard, L. (2004). Employee burnout: A meta­analysis of the relationship  between age or years of experience. Human resource development review3(2),  102­123.  Carlson, D., Ferguson, M., Hunter, E., & Whitten, D. (2012). Abusive supervision and  work–family conflict: The path through emotional labor and burnout. The Leadership  Quarterly23(5), 849­859.  Demerouti, E., Bakker, A. B., Nachreiner, F., & Schaufeli, W. B. (2001). The job  demands­resources model of burnout. Journal of Applied psychology86(3), 499.  Georganta, K., Panagopoulou, E., & Montgomery, A. (2014). Talking behind their backs:  Negative gossip and burnout in Hospitals. Burnout Research1(2), 76­81.  Gross, S., Semmer, N. K., Meier, L. L., Kälin, W., Jacobshagen, N., & Tschan, F. (2011).  The effect of positive events at work on after­work fatigue: They matter most in face  of adversity. Journal of Applied Psychology96(3), 654.  Hülsheger, Ute R., et al. "Benefits of mindfulness at work: the role of mindfulness in emotion  regulation, emotional exhaustion, and job satisfaction. Journal of Applied Psychology  98.2, 310.  Jose, P. E., Lim, B. T., & Bryant, F. B. (2012). Does savoring increase happiness? A daily  diary study. The Journal of Positive Psychology, 7(3), 176­187.  Kabat‐Zinn, J. (2003). Mindfulness‐based interventions in context: past, present, and future.  Clinical psychology: Science and practice10(2), 144­156. 

(23)

Mackenzie, C. S., Poulin, P. A., & Seidman­Carlson, R. (2006). A brief mindfulness­based  stress reduction intervention for nurses and nurse aides.Applied Nursing  Research19(2), 105­109.  Maslach, C., & Jackson, S. E. (1981). The measurement of experienced burnout. Journal of  organizational behavior2(2), 99­113.  Schaufeli, W. B., & Buunk, B. P. (2003). Burnout: An overview of 25 years of research and  theorizing. In: M. Schabracq, J. Winnubst & C. Cooper (Eds.), The handbook of  work & health psychology (2nd edition; pp. 383 ­ 425). Chichester (UK): Wiley.  Schaufeli, W., & Van Dierendonck, D. (1994). Burnout, een begrip gemeten. De Nederlandse  versie van de Maslach Burnout Inventory (MBI­NL). Gedrag & Gezondheid:  Tijdschrift voor Psychologie en Gezondheid22(4), 153­172.  Taylor, N. Z., & Millear, P. M. R. (2016). The contribution of mindfulness to predicting  burnout in the workplace. Personality and Individual Differences89, 123­128.  Walach, H., Buchheld, N., Buttenmüller, V., Kleinknecht, N., & Schmidt, S. (2006).  Measuring mindfulness—the Freiburg mindfulness inventory (FMI). Personality and  Individual Differences40(8), 1543­1555.  Werkstress, Burn­out & Verzuim in cijfers (2014). TNO. Geraadpleegd op 13 april 2016 van  http://www.monitorarbeid.tno.nl/cijfers/factsheets  Wu, T. Y., & Hu, C. (2009). Abusive supervision and employee emotional exhaustion  dispositional antecedents and boundaries. Group & Organization Management34(2),  143­169. 

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Die boonste verdieping bestaan hoofsaaklik uit ’n hoofslaapkam er met sy eie kaggel, waaruit twee deure lei, een na die veranda en die ander na ’n

Die filosofies- opvoedkundige mandaat (grondslag) van die Pretorius-kommissie was tweërlei van aard: dat “die Christelike beginsel in onderwys en op- voeding erken, openbaar en

Data obtained under unstable conditions exhibit clear self-similar scaling and our analysis reveals a strong sensitivity of the statistical aspect ratio of coherent structures

40 jaar Bestuurskunde Twente WORKSHOP 1 Grenzen tussen het private en publieke domein in de energiesector... Energietransitie als

Het programma van de opleiding Technische Geneeskunde is gebaseerd op onderwijskundige kennis en inzichten verkregen tijdens een periode, waarin door

Since additional data on passenger behaviour and flows become available (via smartcards for instance), service reliability impacts per passenger per stop may be calculated

The goal of this project is to use Earth Observation to support the needs for the monitoring, mapping, and water resource potential evaluating of glacier change in the Yigong Zangbo

Ook bleek de mate waarin docenten in een team van elkaar verschillen op het gebied van geslacht, leeftijd, opleidingsniveau en werkervaring geen invloed te hebben op