Braziliaanse media in tijden van politieke onrust
Alternatieve media in beeld
midianinja.tumblr.com
Charissa Promes
5741386
MA thesis Journalistiek & media
Universiteit van Amsterdam
Begeleider: Mark Deuze
Februari 2016
Inhoudsopgave
AbstractVoorwoord 4 1. Inleiding 5
2. Theoretisch kader: alternatieve versus traditionele media 8 2.1. Definitie: alternatieve en traditionele media
2.2. Content 2.3. Vorm
2.4. Reprografische innovaties en distributie
2.5. Getransformeerde sociale relaties, rollen en verantwoordelijkheden
2.6. Getransformeerde communicatieprocessen
3. Het Braziliaanse medialandschap 19
3.1. Persvrijheid in Braziliaans medialanschap
3.2. Alternatieve media -‐ Mídia Ninja 3.3. Traditionele media -‐ O Globo, Folha de S. Paulo, Correio do Povo
3.4. Politieke onrust in Brazilie -‐ Het WK voetbal
4. Methode 27
4.1. Hoofd -‐ en deelvragen
4.2. Populatie en sample
4.3. Operationalisering
4.4. Intercodeurbetrouwbaarheid
5. Resultaten 32
5.1. In hoeverre verschilt de visuele berichtgeving van alternatieve en traditionele media in onderwerpkeuze?
5.2. In hoeverre verschilt de visuele berichtgeving van alternatieve en traditionele media in brongebruik?
5.3. In hoeverre verschilt de visuele berichtgeving van alternatieve en traditionele media in presentatievorm?
5.4 Overige onderzoeksresultaten
6. Conclusie en discussie 37
Bibliografie 41
Bijlagen 50
A. Schematische weergave codeboek B. Toelichting variabelen codeboek C. Intercodeurbetrouwbaarheid D. Sample
Abstract
In deze thesis is onderzocht in hoeverre traditionele media en alternatieve media verschillen in journalistiek bedrijven in tijden van socio-‐economische onrust. Als onderzoeksgebied is gekozen voor de media in Brazilië, omdat daar naar aanleiding van ingrijpende overheidsmaatregelen sinds 2013 onrust is ontstaan onder het volk. De organisatie van het Wereld Kampioenschap Voetbal (2013) en de Olympische Spelen (2016) hebben geleid tot politieke besluiten die Braziliaanse burgers als nadelig ondervonden voor het sociale leven.
De ontevredenheid heeft zich geuit in de vorming van meerdere alternatieve media; media die andere processen volgen dan traditionele media tijdens het produceren, publiceren en verspreiden van hun werk, zoals het collectief Mídia Ninja. Volgens alternatieve media en meerdere onderzoeken (onder andere Becker & Machado, 2014) ontstaan er daardoor significante verschillen in de verslagen van de verscheidene media. In dit onderzoek is nader bekeken of die verschillen ook zijn te constateren in de onderwerpskeuze, het brongebruik en de presentatievorm van de visuele verslaggeving van beide soorten media.
Hiervoor is gebruik gemaakt van beeldmateriaal van één van de bekendste en grootste alternatieve media in Brazilië, Mídia Ninja, en van drie grote traditionele media O Globo, Folha de S. Paulo en Correio do Povo. Volgens de opgestelde hypothese zouden traditionele media meer socio-‐economische en politieke onderwerpen verslaan tegenover de meer human interest topics van alternatieve media. Waar alternatieve media meer veldbronnen aan het woord laten, zouden traditionele media meer gebruik maken van officiële bronnen. En verder zouden alternatieve media van de traditionele verschillen in presentatievorm als het aankomt op montage, duur en kadrering van camerashots.
Uit de resultaten is te concluderen dat traditionele media inderdaad significant meer officiële bronnen aan het woord laten, terwijl voor alternatieve media dat juist geldt voor veldbronnen; dat traditionele media significant meer dan alternatieve gebruik maken van montage en, hoewel niet statistische te ondersteunen, neigen alternatieve media naar langer durende camerashots dan hun traditionele tegenhanger.
Voorwoord
In de journalistieke praktijk is burgerparticipatie niet iets wat alle beroepsbeoefenaars aanstaat (Hermida, Thurman, 2008). Zij zouden niet op de hoogte zijn van de codes, ethische
verantwoordelijkheden en de kwaliteit tipt niet aan die van de professionele vakgenoten. Deze participatie vanuit de 'gewone' mens is iets wat mijn interesse wekt. De burger heeft door nieuwe media en technologieën steeds meer de mogelijkheden om zelf als medium op te treden en of wij dit stimuleren of niet, ik geloof dat dit zich zal blijven ontwikkelen en dat het belangrijk is te bestuderen op welke manieren deze vorm van journalistiek de huidige, traditionele praktijk kan versterken en op welke punten er de een van de ander kan leren.
Met speciale dank aan Mark Deuze en Bas Broekhuizen. Voor hun begeleiding, advies en geduld.
-‐-‐-‐
"What makes citizens' media fascinating is how they stir power in kaleidoscopic movements that fade soon after they emerge, like movements in a dance towards empowerment"
(Rodriguez, 2001)
1. Inleiding
Het is laat ‘s avonds in de Braziliaanse wijk Largo do Machado. Toch zijn de straten meer verlicht dan ooit. Lampjes van foto-‐ en videocamera’s bewegen in het donker om geen moment te missen. Geschreeuw, rumoer en chaos. Te midden van dit alles staat hij, een demonstrant, zenuwachtig te luisteren naar de stem aan de andere kant van zijn mobiele telefoon. Naast hem staat een mede-‐activist met een camera, schreeuwend naar de talloze ME-‐agenten in zwart-‐wit gevlekte pakken en zwarte helmen die hen omringen. Omstanders scanderen mee. Maar het is tevergeefs. Onder groot protest wordt de eerste demonstrant de politieauto in geleid en met hem verdwijnen de agenten in het duister. Dat is het scenario van een vluchtige video op Youtube van amper vijf minuten. Maar het beeldend voor de vele verslagen van alternatief mediacollectief Mídia Ninja.
De demonstrant, om hem een naam te geven, is Felipe Peçanha; verslaggever en mede-‐ oprichter van collectief Mídia Ninja, een acroniem dat staat voor Narrativas Independentes, Jornalismo e Ação oftewel Onafhankelijke Verslaggeving, Journalistiek en Actie. De leden zien het als hun taak nieuws te brengen voor de burgers en mét hen over onderwerpen die volgens hen belangrijk zijn. Mídia Ninja zegt in naam van het volk te vechten voor een beter medialandschap; één waarin het volk gehoord wordt. “Het nieuws dat de traditionele media hen voorschotelt vertrouwen zij niet meer" (Glickhouse, 2013).
De populariteit van de groep groeit rond de massale protesten in de zomer van 2013 in Brazilië, ook wel bekend als de Azijnopstand, Revolta do Vinagre (O Globo, 2013). Wat begint als een protest tegen de verhoging van de bustarieven (The Economist, 2013), groeit uit tot een massale demonstratie waarin in meer dan honderd Braziliaanse steden ruim een miljoen mensen de straten op gaan. De ingrijpende voorbereidingen van de regering op het WK voetbal 2013, de Olympische Spelen 2016 en de investeringen die daarbij gepaard gaan, spelen een centrale rol in de demonstraties (BBC, 2013).
De toevlucht naar alternatieve media in tijden van crisis is niets nieuws. In 1952 publiceerde de Britse historicus en essayist E.P. Thompson al het polemisch pamflet The Struggle for a free press waarin hij de volgens hem monopolistische praktijken van de Britse, kapitalistische pers bekritiseert en de weg naar persvrijheid voor de socialisten bespreekt. En zelfs in de zestiende en zeventiende eeuw werden in het Jamaicaanse Kingston al publicaties gedrukt met ‘alternatieve’ wereldbeelden (Hill, 1975: 11, 17). Het zou wel duren tot 1984 voordat Downing, beschouwd als een van de leider van dit onderzoeksveld
(Atton, 2007: 19), de term ‘radicale, alternatieve media’ in het leven roept en andere academici hem volgen, danwel beamend of tegensprekend.
Daarna maakt internet zijn opmars en zorgen ontwikkelingen ervoor dat het mogelijk wordt voor gebruikers asynchroon te communiceren, ieder op zijn eigen tijd. Het ontstaan van online netwerken wordt een nieuw fenomeen en kort daarna volgen de eerste onderzoeken naar digitale, alternatieve media (King, Grinter, Pickering, 1997).
Recentelijk zijn ook de alternatieve media in Brazilië onderzocht, zoals Mídia Ninja (Becker, Machado, 2014). Eerder analyseerden Bailey, e.a. (2007) de geromantiseerde film ‘Radio Favela’ -‐ een radiostation van en voor de gemeenschap in de achterstandswijken -‐ en de sociale beweging van Braziliaanse landarbeiders zonder grondbezit ‘Movimento dos Trabalhadores Rurais Sem Terra’ (MST) (Bailey, e.a. 2007: 35-‐55, 108-‐122) wat ook als alternatief medium te beschouwen is. In hoofdstuk twee van deze thesis wordt dieper ingegaan op de definitie van de term.
Het onderzoek in deze scriptie is vergelijkbaar met dat van Becker en Machado in de zin van dat zij het werk van Mídia Ninja vergelijken met beeldverslaggeving door traditionele media in het land. Specifiek gaan zij in op de protesten in juni 2013, zoals ook in dit onderzoek centraal zal staan (zie hoofdstuk vier). Anders dan bij hen zal de vergelijking niet worden getrokken tussen televisienieuws, maar online visueel materiaal van grote kranten die Mídia Ninja zien als hun grootste tegenhangers. Op deze manier wordt er alleen materiaal vergeleken dat is gemaakt voor het web. Meer onderzoek naar Mídia Ninja vormt een goed beeld van hun positie in het journalistieke landschap van Brazilië en die van de traditionele media. Bovendien kan onderzoek naar alternatieve media meer zeggen over wat er volgens het volk ontbreekt aan traditionele media en waar de beroepsgroep naderhand op kan inspelen. Het gebrek aan ‘eigen’ media van het volk probeert Mídia Ninja op te vullen. Maar hoe objectief is de verslaggeving van de groep daadwerkelijk? Is die juist niet gekleurder, omdat die vanuit het oogpunt van een bepaalde partij naar voren worden gebracht? En wat voegen zij in dat geval toe aan de praktijken van traditionele media?
In dit onderzoek staat de volgende hoofdvraag centraal:
In hoeverre verschilt de visuele berichtgeving van Mídia Ninja van die door drie grote kranten van Brazilië: O Globo, Folha de São Paulo en Correio do Povo?
Deze onderzoeksvraag wordt beantwoord door ten eerste in een theoretisch kader (hoofdstuk twee) de kernbegrippen te definiëren zoals die in deze scriptie gehanteerd worden. Daarna volgen relevante theoriën waar in dit onderzoek gebruik van wordt gemaakt. Dit gebeurt aan de hand van het model waarmee Atton (2002) alternatieve media definieert. Vervolgens wordt een sample genomen van de visuele berichtgeving van zowel alternatieve als traditionele media in Brazilië, die is uitgezonden in de periode van de massale protesten in de maanden juni en juli 2013. Na vergelijking tussen de twee vormen van media (methode nader besproken in hoofdstuk vier) worden de resultaten geanalyseerd (hoofdstuk vijf) om te achterhalen hoe die zich verhouden tot de bestaande theorie zoals beschreven in hoofdstuk twee. Tot slot zullen in hoofdstuk zes de mogelijke conclusies worden getrokken door middel van theorie en nieuwe bevindingen naast elkaar te leggen. Verder zal er in de conclusie ruimte zijn voor discussie en aanbevelingen voor verder onderzoek.
2. Theoretisch kader
Waar men in de 19e eeuw nog gewoon was pamfletten te verspreiden met uitingen over politieke, sociale of economische ontevredenheid, spelen in de 21e eeuw internet en sociale media een belangrijke rol. Verschillende onderzoeken (Rodriguez, 2001; Fenton, Barassi, 2011) tonen aan dat de opkomst en ontwikkeling van sociale media lijken te zorgen voor een transformatie van de relatie tussen burgers en media en stimulans lijken te zijn voor nieuwe vormen van politieke participatie. Zoals het ontstaan van amateurjournalisten. Zij maken onder andere gebruik van nieuwe technologieën die eindeloze mogelijkheden bieden op het gebied van visuele verslaggeving. Door video sharing websites als Youtube en Vimeo kunnen gebruikers online fragmenten bekijken van gebeurtenissen die zich aan de andere kant van de wereld voltrokken hebben. Of zelfs live beelden van demonstraties of andere evenementen via streamingsites als Twitcasting. De combinatie van de verschillende mogelijkheden geeft (collectieven van) alternatieve media de ruimte zich online te profileren en publiek voor zich te winnen. Als indirect gevolg geeft dit traditionele journalistiek toegang tot nieuwe bronnen voor eigen publicaties.
Dit hoofdstuk verdiept zich in de overeenkomsten en verschillen tussen alternatieve en traditionele media aan de hand van het model samengesteld door Atton (2002).
2.1 Definitie: alternatieve en traditionele media
Voordat er verder wordt ingegaan op wat deze verschillende vormen van alternatieve media, is het goed eerst te beginnen bij het begrip zelf.
Downings Radical Media: the policital experience of alternative communication (1984) wordt gezien als de basis voor het onderzoeksveld van ‘alternatieve media’ (Atton, 2007: 19). Daarin bespreekt hij zijn perspectief op het begrip en zijn voorkeur voor de term ‘radicale, alternatieve media’. Dat zou een preciezere omschrijving zijn van het soort medium, aangezien “everything is, at some point, alternative to something else” (Downing, 2001: ix). Nick Couldry en James Curran zijn er daarentegen van overtuigd dat naast ‘alternatieve media’ ook ‘alternatieve journalistiek’ de heersende term moet zijn: “ ‘alternative media’ functions as a comparative term to indicate that, ‘whether indirectly or directly, media power is what is at stake’ ”(2003: 7). Rodriguez (2001) bekijkt het van een andere kant. Zij ziet alternatieve media als de sleutel tot actief burgerschap en prefereert daarom de term ‘burgermedia’ vanwege een drieledige argumentatie: “1. het bewijst dat een groep mensen het
burgerschap belichaamt door actief het gevestigde medialandschap te veranderen; 2. de term suggereert dat deze media de sociale codes [...] en geïnstitutionaliseerde sociale relaties tarten [zoals verhouding tussen baas-‐werknemer, journalist-‐burger]; 3. de communicatiepraktijken geven de betrokken gemeenschap macht waardoor [maatschappelijke] veranderingen mogelijk zijn” (2001: 20). Hiernaast worden ook de variaties “citizen journalism, community media, democratic media, emancipatory media and social movement media” genoemd als mogelijke, gelijkwaardige termen (Atton, 2007: 18).
Ondanks dat ‘burgermedia’ en ‘burgerjournalistiek’ de meest neutrale termen zijn die op dit moment het onderzoeksveld domineren, houdt deze thesis vast aan ‘alternatieve media’ aangezien deze het meest overkoepelend is; alternatieve media is niet altijd radicaal noch wordt het altijd door burgers gemaakt (Atton, 2007).
Net zoals er verschillende perspectieven bestaan op de term ‘alternatieve media’, zijn er verschillende standpunten over hoe het begrip is te definiëren. Volgens Atton worden alternatieve media te vaak afgedaan als simpelweg “non-‐mainstream” (2002: 10), terwijl het ingewikkelder ligt. Volgens hem moeten zij gedefinieerd worden aan de hand van de publicaties die eruit ontstaan en de processen die eraan vooraf gaan en op volgen (2002: 24). Op basis hiervan stelde hij het volgende model samen:
A typology of alternative and radical media
1. Content (politically, socially/culturally radical); news values
2. Form -‐ graphics, visual language; varieties of presentation and binding, aesthetics
3. Repographic innovations/adaptations -‐ use of mimeographs, IBM typesetting, offset litho, photocopiers
4. ‘Distributive use’ (Atton, 1999) -‐ alternative sites for distribution, clandestine/invisible distribution networks, anti-‐copyright
5. Transformed social relations, roles and responsibilities -‐ reader-‐writer, collective organization, de-‐professionalization of e.g., journalism, printing, publishing
6. Transformed communication processes -‐ horizontal linkages, networks (Atton, 2002: 27)
Aan de hand van dit model wordt verder puntsgewijs dieper ingegaan op de theorie -‐ definitie, ontwikkeling, kenmerken -‐ en worden bepaalde processen aangestipt van alternatieve en traditionele media.
2.2. Content en nieuwswaarden
Het idee dat traditionele media op een inadequate manier -‐ ongenuanceerd, eenzijdig -‐ verslag doen van sociale protesten heeft zich vooral ontwikkeld in de periode van de jaren ‘60 van de vorige eeuw tot en met de vroege jaren ‘90. Dat hing samen met de theorie van ‘agenda setting’1, waarmee onderzoekers aantoonden hoe groot de invloed is van belangrijke politici en economische machthebbers op de onderwerpen die de media aankaarten, omdat zij worden gezien als autoritaire bronnen (Poell & Borra, 2011). Tegelijkertijd lieten zij ook zien hoe weinig invloed marginale politici konden uitoefenen.
Uit ander onderzoek uit dezelfde periode, van Todd Gitlin blijkt dat nog een aspect een rol speelt als het gaat om hoe traditionele media berichten over sociale ontevredenheid onder het volk. Namelijk dat traditionele journalisten demonstraties vaak beschouwen als onwettige daden. Uit Gitlins studie over berichtgeving over de Amerikaanse anti-‐oorlog beweging gedurende de jaren ‘60 resulteert dat “demonstraties worden gezien als mogelijk of daadwerkelijk een verstoring van de openbare orde, in plaats van een uitlating van een bepaalde gedachtegoed” (1980: 271). Halloran e.a. (1970) beweren dat dit komt doordat journalisten van traditionele media ervan overtuigd zijn objectief en onpartijdig te moeten verslaggeven. Hierdoor ligt de nadruk op het evenement zelf, de opmerkelijke, zichtbare gebeurtenissen daar omheen zoals overdadig geweld of arrestaties en wordt de achtergrond en aanleiding van de demonstraties vaak niet of weinig aangestipt.
Bovenstaande twee processen zijn eigen voor traditionele media en bepalen daarmee ook een deel van het soort onderwerpen dat gekozen wordt verslag van te doen en de insteek.
In de literatuur zijn er theorieën die betogen dat alternatieve media dat anders aanpakken.
Volgens Atton (2002: 13) dienen alternatieve media voor democratische communicatie en komt dat tot
1 “De theory van agenda setting werd formeel ontwikkeld door Dr. Max McCombs en Dr. Donald Shaw in hun studie over de Amerikaanse presidentiele verkiezingen van 1986. In het onderzoek ontdekken ze een sterke studie over de Amerikaanse presidentiele verkiezingen van 1986. In het onderzoek ontdekken ze een sterke correlatie (r >.9) tussen wat de inwoners van een stad in de Verenigde Staten zagen als belangrijke verkiezingsthema’s en die de lokale en nationale nieuwsmedia portretteerden als belangrijk.”
stand “zonder buitensporige kosten, toegankelijk is voor de ‘normale’ burger zonder professionele opleiding en dat het vorm krijgt buiten de setting van een media instituut of een soortgelijk systeem [dat lijkt op een redactie zoals het traditioneel bekend staat]” (Atton, 2009: 266). Of zoals Williams zou zeggen door dekapitalisatie, deprofessionalisering en deïnstitutionalisering.
Het doel is volgens Atton (2002) media te organiseren die participatie en reflexiviteit mogelijk maken. Criteria voor alternatieve media wijken volgens hem af van traditionele media zowel in hun creatie-‐, productie-‐ en distributiemethodes, als op hun inhoud. Zij produceren media waarin zij nadruk leggen op sociale participatie, meer dan de massamedia.
Volgens Atton en Williams hebben alternatieve media dus weer andere processen die invloed hebben op contentkeuze. In dit onderzoek wordt onderzocht in hoeverre de samples van de verschillende media van elkaar afwijken in onderwerpkeuze.
2.3. Vorm
Even divers als de verschillende termen voor alternatieve media, zijn de verschijningsvormen: “newspapers, magazines, radio and television stations, as well as blogs and other websites; pamphlets and posters; fanzines and zines; graffiti and street theatre; songs and music; independent book publishing; and independent record production” (Atton, 2007: 18).
Bij audiovisuele, alternatieve media zijn er opvallende verschillen in vorm op te merken in vergelijking met traditionele media. Uit het onderzoek van Becker en Machado (2014) waarin zij journaal-‐uitzendingen -‐ het Jornal Nacional op Rede Globo -‐ vergelijken met online video’s van Mídia Ninja, bleek dat de verschillen tussen de twee mediavormen op meerdere manieren verkleinden rondom de berichtgeving over de protesten in juni 2013. Volgens hen zorgde sociale drang naar populistische onderwerpen, de toegankelijkheid en concurrentie van alternatieve nieuwsbronnen ervoor dat de traditionele media anders vorm gaven aan hun berichtgeving en andere prioriteiten stelden. Zo duurden de gemonteerde nieuwsitems langer dan de gemiddelde 1 minuut en 20 seconden en werden de protesten in meerdere programma’s op de zender veelvuldig besproken. Ook brak Rede Globo met het standaard format van vier of vijf blokken nieuws op de zender.
De meeste kwesties die te maken hadden met de protesten, werden in de opening van het nieuws behandeld. Zo werden ook de items van journalisten van andere regio’s die hetzelfde onderwerp behandelden naar voren geschoven. De items werden ondersteund door constante live posten van
verslaggevers uit verschillende steden van het land (Becker, Machado, 2014). Daaruit valt te verwachten dat traditionele media in die periode in Brazilië veel gebruik maakte van journalistieke bronnen voor duiding. Het is interessant te kijken of er in deze periode bij alternatieve media ook sprake van is. En verder welke bronnen er nog meer aan bod komen.
Rede Globo gaf in hun nieuwsprogramma Jornal Nacional ruimte aan verschillende stemmen om hun mening uit te spreken, zoals leiders van de beweging, studenten, officieren, ambtenaren, leraren, journalisten, en andere professionals, en vertegenwoordigers van verschillende instellingen als de CNBB en de FIFA. Zelfs de coach van het Braziliaanse voetbalteam, Luiz Felipe Scolari, werd opgeroepen een verklaring over de demonstraties af te leggen. Op deze manier werd noch voetbalorganisatie Confederations Cup aan de zijlijn van het gebeuren gelaten. Uit deze berichtgeving concluderen Becker en Machado (2014) dat Jornal Nacional niet eenzijdig was tijdens de massale protesten in 2013).
Deze conclusie strookt niet met de gedachtes van Peschanski (2014). Volgens hem zijn traditionele media alleen bezig met het verdedigen van elitaire waardes en politieke controle (2014: 156-‐157). Peschanski vermeldt echter niet waarop hij deze bewering baseert. Deze eenzijdigheid, dan wel vanuit de alternatieve danwel de traditionele media kant kan onderzocht worden aan de hand van de sample van dit onderzoek.
Een zekere afstand tussen traditionele media en het volk zit er volgens Becker & Machado wel. Zo waren er ernstige situaties waarin burgers zich tijdens protesten tegen hun keerden of waren de protesten te gewelddadig waardoor de meeste verslaggevers dekking zochten. Voor hun eigen bescherming deden ze verslag van de manifestaties alleen nog vanuit een helikopter of hoge gebouwen. Wel in de buurt van de nieuwsredacties, maar verre van de gebeurtenissen op straat, wat eigenlijk brak met de principes van de journalistieke praktijk. Terwijl de onafhankelijke media -‐ die niet waren verbonden aan een traditioneel medium -‐ in de menigte consistentere informatie over de protesten berichtten (Becker & Machado, 2014). Een onderzoeksaspect kan zijn of er een significant verschil te vinden tussen alternatieve en traditionele media en de (fysieke) afstand tot hun bronnen of onderwerpen.
Een kleinere afstand staat echter niet perse gelijk aan een hogere kwaliteit berichtgeving is. Het gemak waarmee informatie bijvoorbeeld via mobiele telefoons wordt verspreid, betekent niets voor de eerlijkheid en objectiviteit ten opzichte van de traditionele media. Omdat de risico’s die komen kijken bij de verwerking van informatie voor zowel online als offline hetzelfde zijn (Deuze, 2013).
Volgens Brants en De Haan (2010) is uit de vorm die media gebruiken af te leiden hoe serieus zij hun publiek nemen. Hiervoor hanteren zij drie modellen van responsiviteit: 1. burgerlijk; 2. strategisch; 3. empatisch. Van deze driedeling is vooral het type onderwerp en de betrokkenheid van het publiek per model interessant voor dit onderzoek. Bij het burgerlijke responsiviteit model wordt er bericht over sociaal-‐economische onderwerpen en praat publiek mee via discussiesites en journalistieke weblogs. Zo zetten Brants en De Haan uiteen. Het strategisch model neigt meer naar emotionele, entertainende en human-‐interest berichtgeving. Het publiek draagt bij als studio-‐publiek, door in straatinterviews (vox pop) hun mening te geven en elektronische polls in te vullen. Tot slot spreken Brants en De Haan over het empathisch model waarbij journalisten hun publiek beschouwen als ‘een van hen’ en berichten gaan over slachtofferschap van macht en bureaucratie. Mediamakers willen verbroederen met hun doelgroep door zich als moraalridder op te werpen. Vanuit een partijdige/populistische hoek bespreken ze thema’s die vallen onder de categorie slachtoffer van macht/bureaucratie. Het publiek wordt betrokken op informatieve en discussie-‐sites en sociale netwerken.
Characteristic Civic Strategic Empathic
Motive Social responsibility Commercial Moral crusade Aim vis-‐a-‐vis the public Bridging Binding Bonding Kind of topics covered Socio-‐economic and
political
Emotional/entertaining human interest
Victims of
power/bureaucracy Public addressed as Citizen Consumer One of us
Public’s involvement via
Iterative information and discussion sites, journalists’ weblogs
Electronic polls, studio audience, vox pop interviews
Informative, discussion, social networking sites Presentational style Informative/cognitive Entertaining/sensational Partisan/populist
Tabel 1: Brants & De Haan, 2010: 417
Plaatsen we traditionele en alternatieve media in dit model dan zou worden verwacht dat Mídia Ninja, valt onder het empatisch model en traditionele media onder de andere twee. In een analyse kan aan de hand van de topics die behandeld worden in de sample van deze scriptie worden getest of de verschillende media voldoen aan deze verwachting.
2.4 Distributie
Dit onderzoek laat geen ruimte om de vele distributiewijzes van de verschillende vormen van alternatieve media te onderzoeken, maar biedt wel de kans kort in te gaan op een aantal dat overeenkomsten heeft met het onderzoeksobject: online media.
Een voorloper van de huidige, digitale, alternatieve media is Indymedia of Independent Media Center (IMC). De eerste IMC is ontstaan vanuit het idee van activisten om verslag te doen van de World Trade Organization protesten in november 1999. De Indymedia-‐websites zijn ‘newswires’ waarop iedereen berichten kan publiceren dan wel wereldwijd dan wel lokaal volgens het open publishing (OP) systeem (Platon, Deuze, 2003). Gebruikers en lezers kunnen zowel content maken als commentaar leveren op artikelen van derden. De content van de artikelen zijn dus volledig in handen van hen. Aan de andere kant archiveert en structureert een lokale redactie of technisch team de publicaties en bepalen daarmee waar het terug te vinden is op de website. Eigenlijk paradoxaal, beargumenteren Platon en Deuze. Niet alleen beheert een kleine groep de content, ook worden er eisen gesteld aan publicaties, zo moeten ze bijvoorbeeld maatschappelijk debat aanwakkeren. Daarentegen zijn de websites nooit in handen van-‐, noch hebben ze banden met commerciële (massa nieuwsmedia-‐) organisaties.
Het is niet zo dat producties van alternatieve media nooit worden opgemerkt, zeggen Ali en Fahmy (2013). Maar traditionele media halen ‘user generated content’ -‐ wat volgens de definitie van dit onderzoek valt onder alternatieve media -‐ eerst door eigen ‘gates’ met dezelfde criteria als wanneer de bron bijvoorbeeld van een instituut afkomstig zou zijn. Daardoor kan een productie van alternatieve media tot een ander soort productie leiden bij traditionele media. In gesprek met Indymedia activisten ontdekte Eliasoph (1988) dat de traditionele manier van journalistiek niet perse oppositionele geluiden uitsluit. Integendeel kan het ook ervoor zorgen dat ze worden gehoord. De verschillen in nieuwscriteria en het feit dat distributie via social media vooral belangrijk is voor alternatieve media, kan voor verschil zorgen tussen de verschillende media.
Een hedendaagse opvolger van de IMC gebruikers zijn bloggers. Ook zij maken gebruik van internet als distributienetwerk. Uit hun vergelijking van weblogs en journalistieke publicaties concluderen Domingo en Heinonen (2008) dat net als de IMC’s, bloggers niet pretenderen journalisten te zijn, al benadert hun werk elkaar tot op een zekere hoogte. Bloggers zijn vaak onderdeel van het verhaal waarover zij berichten, wat hen direct toegang geeft tot de actuele gebeurtenissen. Volgens Domingo en Heinonen zou dit wel eens kunnen leiden tot een paradigma verschuiving omtrent de
betekenis van journalistiek. Alternatieve media, zoals Mídia Ninja, zouden dus weleens hun doel kunnen bereiken.
2.5 Getransformeerde sociale relaties, rollen en verantwoordelijkheid
Naast expliciete uitingen, draagt alternatieve media ook non-‐verbaal hun visie uit. In zijn onderzoek naar Amerikaanse zines uit de jaren ‘80 concludeerde Duncombe (1996) dat niet zozeer de content, maar vooral de organisatiestructuur zines alternatief of radicaal maakte. Hij maakt hierin een onderscheid tussen ‘houding’ en ‘positie’: it’s not the work’s “attitude toward the oppressive relations production that mark our society, but the work’s position within these relations”. Daarnaast kenmerkt hij de leden van alternatieve media als amateurs. De redactie is opgebouwd uit een harde kern van vaste schrijvers en leden en een grotere groep van tijdelijke bijdragers.
De transformerende sociale relaties staan in verband met de deprofessionalisering die wordt toegepast in de alternatieve media. Dat wil zeggen dat traditionele journalistieke gedachtes als ‘objectiviteit’ en brongebruik’ een andere rol gaan spelen zoals Harcup (2003) aantoont. Hij heeft de berichtgeving over rellen in een bepaald Britse stad bestudeerd afkomstig van zowel de traditionele en alternatieve media op die plaats. In zijn conclusie noemt hij de volgende punten als belangrijkste verschillen tussen de twee vormen van journalistiek.
Alternatieve media Onofficiële bronnen (burgers) Voortrekken van machteloze en marginale groepen
Grenzen tussen maker-‐ bron en schrijver-‐ consument vervagen
Traditionele media Officiële bronnen
(instanties, autoritaire figuren) Voortrekken van machtige groepen Strikte scheiding maker-‐bron Tabel 2 (Harcup, 2003)
De vagen grenzen tussen bron en maker is volgens Harcup een kans voor marginale groepen om het dominante discours te doorbreken met alternatieve verhalen. Eerder kwam Duncombe vanuit onderzoek over de ‘zines’ tot dezelfde conclusie als het gaat om de grens tussen maker-‐consument. Hij
noemt “emulation” -‐ lezers die transformeren tot schrijvers (Atton, 2002: 23) -‐ zelfs essentieel voor het voortbestaan van de ‘zines’. En zo ook de verspreiding van het medium. De sample van dit onderzoek kan aan dit model worden getoetst om te bekijken of dezelfde conclusies getrokken kunnen worden hieruit als eerder door Harcup.
Atton beargumenteert echter dat het discutabel is dat alternatieve media alleen voor marginale groepen publiceren. “Alternatieve media hebben in het verleden en blijven voor grote groepen publiceren, zoals bijvoorbeeld de homoseksuele en lesbische media [die in traditionele media vaak ondervertegenwoordigd zijn of stereotyperend in beeld worden gebracht (Fouts, Inch: 2008)] (Atton, 2002: 12-‐13). Verder zegt hij dat het vooral bij massale protestacties de vraag is of de standpunten van alternatieve media niet breed gedragen worden. Een onderdeel van deze scriptie zal kort toetsen, niet zozeer of alternatieve media publiceren voor marginale groepen, maar in hoeverre zij gebruik maken van marginale bronnen.
2.6 Getransformeerde communicatieprocessen
De communicatieprocessen en de transformatie daarvan gedurende de geschiedenis, danwel het verschil tussen de twee mediavormen doen in deze scriptie minder ter zake. Daarbij moet wel gezegd worden dat communicatieprocessen een graad van professionalisme uitstralen zoals hieronder ter sprake komt.
Atton (2002) beargumenteert echter dat de verschuiving in communicatieprocessen niet bij alle alternatieve media hetzelfde verloopt. Dat legt hij uit aan de hand van twee voorbeelden: de Britse krant ‘Social Worker’ van de Socialistische Arbeiderspartij en de Rochdale Alternative Paper (RAP). De machtsverhouding op de redactie is niet altijd even democratisch en de invloed van het publiek verschilt in mate van activiteit en vorm.
In het geval van de ‘Social worker’, in het vervolg aangeduid als categorie één, oefent volgens Atton de maker invloed uit en verspreidt propaganda richting de lezer om deze in actie te brengen. De makers blijven echter boven de lezer staan. Het publiek is in die zin passief, draagt niet bij aan de publicatie, tenzij financieel dan wel via een lezersbrief. Inzendingen worden wel door de redactie geselecteerd en geredigeerd. Daarbij is de invloed op het medium zelf en haar beleid onbekend. Atton noemt deze vorm van publiekscommunicatie hiërarchisch en verticaal, wat betekent dat communicatie vanuit onderen moeizaam verloopt.
Dan stipt Atton nog een tweede categorie aan, waaronder de ‘Rochdale Alternative Paper’ valt en waarin niet de redactie centraal staat, maar het contact met de gemeenschap en de vorming van nieuwe normen. Het publiek wordt actief aangemoedigd hun verhalen te delen en daarbij het medium tot hun platform te maken. De communicatie verloopt horizontaal, wat wil zeggen dat zij elkaar als gelijken beschouwen.
Macht
redactie Macht publiek Bijdrage publiek Communicatie
Traditionele media Autoritair Passief Lezersbrief of gelijke
vormen redactie ↓⇡ publiek Alternatieve media -‐ cat. 1 Autoritair Passief-‐matig
actief Lezersbrief of gelijke vormen redactie ↓⤉ publiek Alternatieve media -‐
cat. 2 Democratisch Actief Publicatie eigen verhalen redactie ⇆ publiek Tabel 3: Communicatieproces volgens Atton, 2002
Wordt traditionele media (Baran, Davis, 2011) in de vergelijking meegenomen (zie tabel) dan is duidelijk zichtbaar dat er een glijdende schaal bestaat tussen de rol van de redactie, dat van het publiek en de communicatievorm.
Schlesinger merkte in 1987 al op dat professionalisme de “missing link” tussen (massa) mediamakers en consumenten is. Wordt die bewering in verband gebracht met de beweringen van Atton en Baran en Davis over de verschillende media, zou daaruit bepaalde conclusies kunnen worden getrokken. Ten eerste, dat het zou kunnen betekenen dat bij het medium dat op een gelijkwaardige manier en zonder veel belemmering communiceert met haar publiek, professionalisme nauwelijks of geen rol speelt. Daartegenover staat traditionele media, waarbij die professionaliteit wel in de weg zou staan van verticale communicatie.
Maar Biocca (1988: 52) wijdt de mate van participatie niet aan opstelling van de mediamakers. Hij zegt: “Like media consumption behavior, activity is said to exist prior to media use ("preactivity'), during media use("duractivity'), and following media use("postactivity')”.
Daaruit is te stellen dat het niet het medium is, dat het publiek ruimte geeft voor een bepaalde mate van activiteit, maar dat publiek een medium uitkiest met de verwachting van publieksparticipatie dat bij
diegene past. De horizontale of verticale communicatie zou dus door het publiek bepaald worden. Dat zou zeggen dat consumenten van traditionele media niet minder graag willen bijdragen, maar daar meer in worden belemmerd. En dat bijdragers aan alternatieve media niet meten alternatieve denkbeelden hebben, maar dat ze op die platforms worden toegelaten hun eigen woorden te verspreiden.
De samengestelde sample zal niet zozeer getoetst worden op communicatieprocessen, aangezien daar een andere methode voor nodig zou zijn. Wel is deze theorie belangrijk voor een beeldvorming van de invloed van communicatie op de totstandkoming van de content van zowel alternatieve als traditionele media.
Uit voorgaande literatuur is te concluderen dat er nog discussie is over in hoeverre alternatieve en traditionele media voornamelijk verschillen in: 1. Onderwerpkeuze: met welke mate worden belangrijke onderwerpen voor het volk onderbelicht door traditionele media; 2. Brongebruik: is het brongebruik bij traditionele media te eenzijdig en welke invloed heeft de inwisselbaarheid van bron en maker in de alternatieve media?; 3. Presentatie: Hoe beïnvloedt de presentatie van alternatieve en traditionele media de interpretatie van de producties. Dit biedt ruimte om in deze thesis deze thema’s dieper te onderzoeken.
3. Context
De Braziliaanse grondwet, opgesteld in 1988, garandeert burgers toegang tot diverse en meerdere informatiebronnen in een samenleving waarin persvrijheid is gewaarborgd (Unesco (a), z.d.) In de praktijk blijkt dat er een groot gebrek bestaat aan die beloofde diversiteit in de informatiebronnen van het land. De media in Brazilië is verdeeld in drie categorieën die vallen onder de noemer ‘traditionele media’. Verder in dit hoofdstuk wordt er dieper ingegaan op die verdeling. Daarnaast bestaan er alternatieve media, onder andere geleid door burgers of voormalig traditionele journalisten, die zich afzetten tegen de werkwijze van eerder genoemde traditionele media die vaak gemaakt wordt onder invloed van de overheid en door professionals. Door de afgelopen en toekomstige sportevenementen waarvoor het land gastheer is, spelen de spanningen tussen overheid en burger, traditionele en alternatieve media hoog op. In dit hoofdstuk wordt er dieper ingegaan op de stand van de traditionele en alternatieve media, de stem van de burger, en de politieke onrust omtrent de grootse
sportevenementen.
3.1 Persvrijheid en medialandschap in Brazilië
Hoewel de federale grondwet in 1988 burgers al een scala aan informatievoorziening garandeerde, werd er twee decennia daarvoor al een media code opgesteld, Lei de imprensa, waarin de mate van persvrijheid werd beschreven: vrije uiting van mening en denkwijzen; zoektocht, ontvangst en verspreiding van ideeën; zonder enige censuur (Reis, 2003). “Uitzonderingen daarbij zijn oorlogspropaganda, verstoring van de sociale en politieke orde en verspreiding van racistische uitingen. De code gaat dieper in op de werking van de media: de publicatie en uitgave van boeken, kranten en andere tijdschriften, mits ze niet onwettig of onbeschaafd zijn. Zowel deze als bovenstaande uitzonderingen gebruikte het militaire regime om de censuur tussen 1968 en midden jaren 1970 te rechtvaardigen, zonder de code te hoeven wijzigen“ (Reis, 2003).
De eerste passages van de code spreken van veel vrijheid, maar het derde artikel is al meer beperkend: “Buitenlandse mediabedrijven zijn niet toegestaan. Bovendien mogen alleen burgers van origine Braziliaans, zich bezighouden met managen, redigeren en produceren van nieuwsprogramma’s, -‐ verhalen, debatten, opiniestukken en verslaggeving. Journalisten mogen geen pseudoniemen gebruik of anonieme stukken schrijven, maar de mediacode garandeert wel het recht op bronbescherming. Op het overschrijden van deze richtlijnen staat dagvaarding, boetes
en/of straffen” (Reis, 2003).
Deze vrijheid (en beperkingen) hebben ervoor gezorgd dat de pers zich op een bepaalde manier heeft vormgegeven. Het traditionele medialandschap in Brazilië is in te delen in drie categorieën:
1. De commerciële media: in handen van grote, particuliere conglomeraten en hebben bij elkaar ongeveer 500 massamediakanalen bestaande uit geschreven, online en audiovisuele media. 2. Institutionele media: in eigendom van wetgevende en rechterlijke macht op federaal-‐ , staats-‐
en gemeentelijk niveau.
3. Publieke media: gefinancierd door de federale overheid, maar met gegarandeerde (pers)vrijheid. Hieronder vallen ook de community media.
(Unesco, (c), z.d)
Onlangs heeft de Braziliaanse overheid een publiek omroepmodel opgericht, waarin ook lokale media goed worden vertegenwoordigd. Ook overheidsmedia in handen van de wetgevende takken van federale-‐, staat-‐ en gemeentelijke regering zijn toegenomen. Hierdoor kunnen autoriteiten makkelijker hun activiteiten communiceren naar hun publiek. (Unesco (c), z.d.).
Daartegenover staat dat de studies tot mediaprofessionals nog te wensen overlaten. Dat is te merken aan de weinig doeltreffendheid en efficiëntie van de hogere journalistiek opleidingen. Ze hebben vooral moeite professionals af te leveren die bekwaam zijn te berichten over ingewikkelde onderwerpen als mensenrechten en de menselijke ontwikkeling (Unesco (c), z.d).
Als men ervanuit gaat dat deze niet-‐allround journalisten komen te werken bij traditionele media, kan dat voor die media een onvolledige verslaggeving betekenen.
3.2. Alternatieve media in Brazilië -‐ Mídia Ninja
Een van de kenmerken van alternatieve media is de vage grens tussen maker en bron, vooral online ook bekend als ‘user generated content’. Vier van de 10 meest bezochte websites in Brazilië zijn voornamelijk user generated: Facebook, Youtube, Mercado Livre -‐ de Braziliaanse Marktplaats -‐, en Wikipedia (Open Society Foundations, 2013). “Brazilianen staan er bekend om ‘early adopters’ te zijn en frequente gebruikers van social media.
In februari van 2013 was 90,6 procent van de Braziliaanse internetgebruikers actief op social media en besteedden ze per persoon gemiddeld bijna 13 uur per maand op sociale netwerken. Daarmee brengen
ze ruim dubbel zoveel minuten door op dergelijke sites als de rest van de gebruikers van sociale netwerken wereldwijd (comScore, 2014).
Met de hoge consumptie van online (visuele) ‘user generated’ content is het niet verwonderlijk dat alternatieve media in Brazilië, zoals Mídia Ninja, dankbaar gebruik maken van sociale media/netwerken.
Tijdens de protesten van juni tot en met augustus 2013 in Brazilië spelen internet en sociale media een belangrijke rol in de organisatie van de demonstranten. Spontaan georganiseerde, lokale, onafhankelijke verslaggevers berichten over de protesten, streamen die live via smartphone-‐camera’s op Twitcasting.com of uploaden filmpjes en foto’s op Youtube en Tumblr. Zowel montages als langdurende, ongemonteerd sfeerverslagen. Op social media worden aanhangers verzameld en door Facebookpagina’s weten de demonstranten zich te verenigen. Het aantal volgers, kijkcijfers en connecties op deze kanalen, toont dat Mídia Ninja honderdduizenden (Braziliaanse) aanhangers bereikt. De opkomst van deze groepering was vooral te danken aan de berichtgeving van traditionele media. Volgens een Engels onderzoek van Open Society Foundations2 (2013) bleven zij in gebreke, in vergelijking met de alternatieve media, zowel in de frequentie waarop zij berichten over de protesten en de snelheid.
Een andere tekortkoming van traditionele media is volgens Mídia Ninja een gebrek aan objectiviteit. De traditionele media in Brazilië, die op dit moment in handen zijn van een kleine, machtige elite en onder druk staan van politieke invloed, missen de diversiteit aan informatie in hun berichtgeving volgens Mídia Ninja (Krieger, R., 2013; Unesco, z.d.). Deze diversiteit en pluriformiteit in de media zou volgens de Braziliaanse grondwet moeten worden gevormd door onder andere onafhankelijke, lokale media. Die media blijken nu te veel in handen te zijn van de wetgevende macht, in plaats van de gemeenschap zelf. Dit zorgt ervoor dat hun aanvankelijke focus en doel -‐ bijdragen aan de sociale ontwikkeling van het lokale publiek, te informeren en van nieuws te voorzien -‐ is verschoven naar het stimuleren van de lokale commercie, religie en politiek-‐electorale interesses (Unesco, 2013).
Echter kampt ook Mídia Ninja met een partijdigheidskwestie, naar inzicht van Braziliaanse journalist en mediaprofessor Sylvia Debossan Moretzsohn: “ [Aan de ene kant] is het een vorm om realiteit te documenteren. [...] Ze kaarten aspecten aan die geen onderdeel vormen van berichtgeving
2 Een private stichting, dat fondsen verstrekt met als doel overheidsbeleid te
hervormen en om democratisch bestuur, mensenrechten en economische, juridische en sociale